Cancelmok

Wanneer er sprake is van een situatie die zich kenmerkt door groot onrecht fantaseer ik vaak dat ik over superkrachten beschik waarmee ik het onrecht recht kan trekken. Voorbeelden van dergelijke krachten zijn onzichtbaarheid, onsterfelijkheid en de mogelijkheid door de tijd te reizen. Vooral die laatste prikkelt mijn verbeelding, wellicht ingegeven door de grote hoeveelheid films die ik heb gezien met een tijdreiselement.
 
Eén van die films is het matige Timecop uit 1994. Jean-Claude van Damme speelt een agent in de toekomst die, inderdaad, gebruikmaakt van tijdreistechnologie om misdaden op te lossen. Er is met name één scène die me is bijgebleven, waarin een crimineel met een automatisch pistool terugreist naar een tijd zonder automatische pistolen en hij zodoende in het verleden rondloopt met een soort superkracht waarmee hij zijn doelen snel bereikt.
 
Nu, bijvoorbeeld, zou ik wel in een toekomst willen leven waarin we niet alleen de technologie van tijdreizen beheersen, maar ook die van teleportatie en ik mezelf zo op de schoot van Poetin zou kunnen teleporteren teneinde hem uit te schakelen. Een wapen zou ik daarvoor niet eens nodig hebben, want ik ben hartstikke zwaar. Ik zou hem knuffelen en ons samen terugteleporteren naar mijn tijd, waarin Rusland, onder leiding van de achterachteracherkleindochter van Alexei Navalny, net verkozen is tot ‘gezelligste democratie ter wereld,’ met Noord-Korea als runner-up.
 
Vooralsnog blijft het bij een fantasie en moeten we mee blijven doen aan deze met de dag grimmiger lijkende realiteit. Informatie delen, geld doneren, kleding verzamelen, stuckjes schrijven – die mogelijkheden heb ik nú, afgezien van bijdragen aan de grootschalige cancelling van alles Russisch.
 
De economische sancties, het weglopen van diplomaten bij een videotoespraak van de Russische premier Lavrov, het uit internationale competities weren van Russische sportteams, Apple dat in heel Rusland zijn deuren sluit; wat we zien is de grootste uiting van cancel culture tot nu toe. Het is de cancelling van een heel land.
 
Ik cancel Rusland al een jaar of acht en merk dat ik mijn gewoontes niet hoef aan te passen, maar vanochtend kwam ik tot het besef dat ik al jaren koffie drink uit een Russische beker. In 1993 was ik met het Haags Matrozenkoor in het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS), de sexy benaming voor de uiteengevallen Sovjet-Unie. Ik was destijds 10 en herinner me flarden die de afgelopen dagen steeds scherper in de poel van mijn geheugen naar boven komen drijven.
 
Zo herinner ik me dat de eerste McDonald’s van Rusland toen net was geopend in Moskou, en Moskovieten op straat massaal naar de gele M stonden te staren. Een sterker beeld van infiltrerend kapitalisme heb ik daarna niet meer gezien.
 
Ik herinner me het enorme pak roebels in mijn portemonnee, en hoe mijn neef en ik tijdens een uitje met onze gastmoeder en haar zoon alleen onszelf trakteerden op nog een rondje hotdogs en cola. De enkele, door haar voor ons gekochte hotdog hadden we moeten delen en vulde niet genoeg. Tienjarigen kun je een dergelijke verwende horkerigheid nog niet verwijten, toch?
 
En ik herinner me de winkel waarin ik souvenirtjes kocht voor mijn ouders: een boekensteun in de vorm van een beer gemaakt van prachtig houtsnijwerk en vier mokken met oranje print. De, voor zover ik weet, laatste van de vier mokken nam ik mee toen ik op mijn 18e op kamers ging. Het ding overleefde mijn studententijd, negen verhuizingen en honderden afwasbeurten. De oranje print is geheel vervaagd en het aardewerk vertoont her en der butsen, maar de mok heeft alle schermutselingen van drie decennia tijdreizen doorstaan.
 
Deze oorlog zou hem weleens fataal kunnen worden.

Laatste strohalm

De beelden uit Oekraïne zijn huiveringwekkend: een vliegende raket; een brandend flatgebouw; vluchtfiles op de snelweg; schuilende gezinnen in de metro. Het meest schokkende beeld was dat van een automobilist die doelgericht werd platgewalst door een Russische tank. Uit die actie sprak puur sadisme en duivelse agressie, ontsproten uit een geïndoctrineerd, narcistisch verlangen naar een vergane tijd.

Weten de Russische soldaten hoe het hun vroegere collega’s is vergaan? Hoe de Russische krijgsgevangenen van de Tweede Wereldoorlog door het moederland werden gezien als landverraders en na de oorlog naar de Goelag werden verbannen, soms voor wel 15 jaar? Slechts de meest ontzagwekkende propagandamachine kan een volk het leed van haar grootouders doen vergeten.

Een beeld dat voor de nabestaanden van de ramp met MH17 al jaren huivering opwekt, is het gezicht van Vladimir Poetin. Ik denk dat ik niet overdrijf als ik zeg dat hij voor ons de personificatie van het kwaad is. Ik ben geen gewelddadig mens, maar ik durf hier best toe te geven dat ik vaak heb gefantaseerd over zijn dood. Sterker nog, hoe het zou zijn hem te wurgen. Die fantasie is de verbeelding van een primitieve impuls, opgeroepen door gevoelens van verdriet, woede, frustratie en onmacht die al te lang vastgehaakt zitten in een mens.

Door de ramp met MH17, een incident dat voortvloeide uit de Russisch-Oekraïense oorlog die in 2014 rondom Donetsk woedde, krijgen de huidige beelden uit Oekraïne een extra huiveringwekkend laagje. Nee, dat dekt de lading niet. De beelden zijn letterlijk ziek- en misselijkmakend, want ze brengen alles weer naar boven. De Russische invasie van Oekraïne voelt als de aanvang van Poetins eindspel. Het is datgene waar hij in zijn decennialange politieke carrière naartoe heeft gewerkt, de giftige kers op zijn autocratische presidentschap.

Op social media bestempelen sommigen Poetin als ‘seniel’, ‘paranoïde’ of ‘megalomaan’. Wie weet speelt het wel een rol dat hij inmiddels 70 is, hoezeer hij zijn leeftijd met Botox ook probeert te verhullen. Misschien leeft bij hem de behoefte om als president van een vervallen natie nog één groots statement te maken, teneinde zijn perverse en utopiaanse droom van een hersteld machtig Sovjetrijk te verwezenlijken.

Hoe het ook zij, zolang Poetin de touwtjes in handen heeft, is het naïef om te hopen op beterschap. En dat is precies het verneukeratieve: de hoop. De families van de inzittenden van MH17 hopen al jaren op een vorm van genoegdoening. Nee, die bestaat niet, maar de rechterlijke processen zijn, ondanks alle dwarsboompogingen vanuit Rusland, al een tijdje onderweg. Onder begeleiding van volhardende advocatenteams en met de steun van de Nederlandse staat is er een uitputtend juridisch traject opgestart dat moet leiden tot de erkenning van de feiten van die noodlottige 17e juli in 2014. We eisen een vorm van verantwoording, maar die lijkt door deze nieuwste oorlogsmisdaad verder weg dan ooit.

Genoegdoening, erkenning, verantwoording; het zijn mooie woorden, maar ergens beseffen we – en dan spreek ik even voor alle nabestaanden van de ramp – dat die nooit zal komen. Niet van een land met een leider die liegt en manipuleert zoals hij ademt en eet. Een voormalige spion, die, uit zijn eigen frustratie, woede en onmacht over de bijrol van zijn moederland op het wereldtoneel, als een tank over een democratisch buurland walst, over de levens heen van mensen die slechts één wens hebben: in vrijheid kunnen leven.

En de rest van de wereld? Die huivert bij de beelden, maar kijkt toe. Oekraïne is geen NAVO-lid, het belang is niet groot genoeg om een nieuwe wereldoorlog te riskeren. Hetzelfde gold na het neerhalen van vlucht MH17. Poetin houdt de wereld in een wurggreep, zoals ik weleens fantaseer bij hem te doen. Nu weet ik dat die fantasie de laatste strohalm is van een wanhopig mens.

Lees het artikel 0p de website van de Volkskrant

Maart

De geur van de lente bereikte mijn neusgaten door het half openstaande raam. Januari en februari zijn donker, koud en kut. Nog even en ze zijn voorbij. Maart is de maand van vooruitkijken. De maand van ontluikende bloemen en de aanvang van vogelgetjilp. Het is de maand waarin je op een avond denkt: ‘Hé het is nog steeds licht’. Maart geeft de aanzet tot het seizoen van de wederopstanding van de natuur en daarmee de mens. Want hoezeer we onszelf ook wijs maken dat we losstaan van de natuur en haar beheersen maken we er wel degelijk deel van uit. Sterker nog, we zijn onderworpen aan haar grillen en kansloos wanneer de Moeder Alles zich op een dag tegen ons keert, een proces dat vermoedelijk al lang en breed in gang is.
 
De eerste geur van lente in de lucht doet me altijd denken aan mijn schooltijd, en die ochtend van het jaar dat ik over de lange Laan van Meerdervoort naar het Haganum fietste en voor de schoolpoort tegen mijn vrienden zei: ‘De lente hangt in de lucht’, en dat ze dan opgewekt knikten omdat ze het ook hadden geroken, of er op dat moment achter kwamen dat het zo was. Trouwens, is die geur wat mensen bedoelen met pollen? In dat geval is dit ook de dag dat mijn hart uitgaat naar de astmatigen en hooikoortsigen.
 
Door mijn neusvleugels te openen voor de aankondiging van de lente wil ik echter niet mijn ogen sluiten voor de misère in de wereld, hoewel het soms misschien beter is dat wel te doen. Hoeveel invloed heeft het individu nu helemaal? Heeft het echt zin om elkaars analyses en beschouwingen over de grillen van Poetin te lezen? Zeker daar zijn naam en aanblik me altijd doen denken aan die noodlottige dag in 2014 en de nog immer voortslepende nasleep ervan.
 
Wil ik echt de motieven van de gijzelnemer van de Apple Store weten? Is het zaak om de gijzelaar de komende week voor elke talkshow uit te nodigen en uit de eerste hand te horen welke doodsangst hij heeft doorstaan en hoe hij zijn kans schoon zag te ontsnappen toen de gijzelnemer een flesje water van een robot aannam? Hoe vaak heb ik het filmpje waarin de gijzelnemer wordt aangereden en uitgeschakeld nu gezien? Is mijn leven met die beelden verrijkt? Brengt de opiniepagina van de Volkskrant mij verder? Of vergroten de meningen van ‘kenners’ slechts mijn zorgen en dragen ze bij aan het latente stressgevoel dat wij moderne burgers altijd hebben door de overvloed aan informatie die dagelijks tot ons komt. De vragen stellen is ze beantwoorden.
 
Waarvoor ik geen opinie of analyse of social media nodig heb is om te weten dat het weer lente wordt. Dat ruik ik nu alleen niet alleen, maar hoor en zie ik ook. Eigenlijk vertellen je zintuigen je alles wat je moet weten.

Opa

Terwijl ik wachtte op mijn take-out broodje kwam een oude man het café binnen en bestelde koffie. Ik was me er bewuster van dan normaal dat ik hem oud vond. Misschien omdat ik mezelf ook steeds ouder begin te vinden, iets wat volledig in overeenstemming is met de realiteit, waarin ik steeds ouder word. Dat de tijd de afgelopen twee jaar niet heeft stilgestaan lees ik af aan mijn verder grijzende bakkebaarden, de diepere groeven in mijn voorhoofd en pigmentvlekken die her en der onaangekondigd opduiken. Mijn ouder worden is ook een cijfermatig gegeven, daar ik inmiddels over minder dan een jaar 40 word. Vroeger duurde dat langer.

De oude man was alsnog een stuk ouder dan ik – vermoedelijk een jaar of 80, twee keer zo oud als ik dus – en in mijn hogere mate van bewustzijn over zijn leeftijd vielen ook zijn bewegingen me meer op. De bewegingen van een ouder mens. Stram. Moei- en langzaam. Misschien deed bewegen hem pijn.

Ik heb het er met anderen weleens over gehad hoe gek het is dat we hele jonge en hele oude mensen als losstaand van de rest van de mensheid zien. Alsof iedereen tussen de 10 en 70 (ofzo) bij de ‘Normalen’ hoort en iedereen jonger of ouder respectievelijk on- of overrijp is. Niet meer maatschappelijk relevant. Meer zorg ontvangend dan dienstverlenend.

Maar nu ik zelf bijna de helft van 80 ben, kan ik me beter voorstellen hoe het is om die leeftijd te bereiken. Dat lijkt misschien melodramatisch, maar mensen van die leeftijd doen me nu minder alienesk voor dan toen ik 20 was. Toen was ik pas op een kwart van hun leeftijd, immers, en had ik bij het aanschouwen van een oud mannetje dat in een optrekkende tram zijn strippenkaart probeerde te stempelen het gevoel dat ik naar een Galapagos-schildpad keek die in een optrekkende tram zijn strippenkaart probeerde te stempelen (deze vergelijking werkt andersom ook prima).

De man in het café had een tasje bij zich zoals mijn opa dat ook altijd had. Zwart leer, zonder hengsel, maar met een rits. Een manbag? Eerder een manclutch. Voor geld, sleutels, pasjes, een zakdoek misschien. Jongere mannen zie ik dergelijke tasjes nooit dragen, behalve zij die getooid met bontkragen op Vespa’s Oud-Zuid ‘onveilig’ maken. Maar ik kom niet meer in Oud-Zuid.

Kort verhaal nog iets korter: de oude man deed me met zijn tasje aan mijn opa denken, de man die ik me herinner als overblijfsel uit een ander tijdperk, niet toebehorend aan een andere soort, maar wel een andere categorie. Een man zoals ze niet meer worden gemaakt: voorkomend, gedistingeerd, plichtsgetrouw, altijd in pak, ook toen het lichaam in het pak niet meer wilde. Een man bovendien, in wie ik me steeds iets beter kan inleven.

100

Gisteren zag ik een filmpje op YouTube getiteld ‘If the world population were only 100 people’. Het maakte de manier waarop de wereld verdeeld is een stuk over- en inzichtelijker.

Als er met de huidige stand van zaken maar 100 mensen op aarde zouden wonen, zouden, bijvoorbeeld, 31 van hen Christen zijn, 23 Moslim en 15 niet-religieus of atheïst. Dat laatste vond ik weinig.

Er zouden 19 Chinezen zijn, 18 Indiërs, 4 Amerikanen, 3 Brazilianen, 2 Russen en 1 Duitser. De overgebleven 53 mensen zouden in de 187 andere landen wonen. Een wereldoorlog tussen Rusland en Amerika zou je dus op een half basketbalveld kunnen uitvechten.

14 mensen zijn analfabeet, 8 mensen hebben geen schoon drinkwater en 1 persoon sterft van honger. Er is er ook 1 dakloos, vermoedelijk dezelfde.

Nog een schokkende: 40 mensen hebben geen eigen wc, en 15 van hen poepen plassen gewoon buiten op straat, als die er is.

9 mensen hebben geen werk. 1 iemand heeft aids. 15 mensen roken tabaksproducten en evenveel mensen hebben een auto (verband?).

10 mensen zijn linkshandig, 80 mensen hebben een smartphone – dat zijn er dus meer dan mensen met een wc, wat betekent dat een aanzienlijk deel van die 80 mensen niet op de telefoon kan kijken tijdens het naar de wc gaan -, maar slechts 42 mensen hebben internet.

De meest schrijnende scheefte zien we natuurlijk in de verdeling van geld. 12 mensen leven van minder dan 2 dollar per dag, terwijl 1 mens 50% van al het geld in de wereld bezit.

Er is 1 vluchteling en alle 100 mensen wonen op de planeet aarde. ‘Within a few years, however, who knows all of this data may be different,’ aldus sluit de verteller het filmpje af.

Vervolgens zag ik op Instagram iemand die in Servië is een ontbijt opgediend krijgen in de vorm van grof afgesneden stukken worst en spek van vermoedelijk slecht gehouden varkens. En hier blijven we de schadelijke gevolgen van onze vleesconsumptie maar benadrukken. Hoe gaan we de wereld ooit sustainable maken? Er wonen hier, in het ‘rijke, ontwikkelde’ Westen maar 10 mensen ofzo! En het merendeel van de rest kunnen we niet eens mailen.

Weer later zag ik bij de persconferentie over het verder versoepelen van de coronamaatregelen een infographic met 100 poppetjes, met kleurtjes toegekend op basis van hun vaccinatiestatus. Daarnaast stonden weer 100 poppetjes, met dezelfde kleurtjes, en hun verdeling over de ziekenhuizen. De verdeling van de kleurtjes was in de twee plaatjes zo’n beetje tegengesteld. Het was een heel duidelijk plaatje, dat ze best eerder hadden mogen delen.

Enfin, het reduceren van de wereld tot 100 mensen is dus heel effectief en maakt dingen begrijpelijk. Toen dacht ik, misschien kun je het ook temporeel toepassen, dus: als je leven uit 100 dagen bestond, hoe zou je die dan vullen? Met welke activiteiten, welke mensen, op welke plekken? En als het 100 uur was? En 100 minuten? In het laatste geval zou ik waarschijnlijk gewoon een film kijken.

Of financieel: je krijgt eenmalig 100 euro, wat zou je ermee doen?

Of 100 klappen: wie zou ze aan je mogen geven?

Of 100 zoenen: Aan wie?

Nog 1 keer seks: met wie?

Die laatste vraag kan een enerverend gesprek opleveren met je partner.

Geschetste verbazing

Ik ging mijn boosterprik halen en toen dacht ik: weet je wat? Ik maak er een tripje van. Mijn afspraak was namelijk in Zaandam (soms voelt het alsof ik daar dichterbij woon dan bij Amsterdam, waar ik daadwerkelijk woon) en op de weg daarnaartoe ligt een tankstation dat als enige in de wijde omtrek tevens als Mondial Relay pakketpunt dient. En laat dat nou net de pakketdienst zijn die veel mijn van mijn Franse Vinted-klanten – met name vanwege de lage verzendkosten – kiezen voor de afhandeling van hun pakketten.
 
Verderop in Zaandam, aan de Pieter Ghijsenlaan, de laan waar een prik op me lag te wachten, ligt ook Boer Geert. Geen letterlijk liggende boer, maar een broodjeszaak met de beste broodjes die ik ooit heb geproefd. Omdat ik in mijn leven veel verschillende broodjes heb geproefd op veel verschillende plekken ben ik van de aan onomwonden zekerheid grenzende overtuiging dat Boer Geert de lekkerste broodjes van de hele wereld maakt. Je hoeft dus geen genie te zijn om te kunnen bedenken dat ik onderweg naar de vaccinlocatie, na het afleveren van het pakket, een broodje zou gaan halen.
 
So far so motherfucking good, zou je zeggen, maar wat schetste mijn verbazing toen ik bij Boer Geert aankwam? Ik was mijn portemonnee vergeten. Dat was nogal bijzonder, want gebeurt me nooit. Toen ik buiten stond om een zielige selfie te maken met op de achtergrond het logo van Boer Geert bedacht ik, terwijl ik naar mijn telefoon keek, dat je ook met je telefoon kunt betalen. En ja hoor, ik had Apple Pay ook daadwerkelijk geactiveerd, maar nog nooit gebruikt. Met een beetje hulp van het jeugdig twinkelende broodjesmeisje, wellicht de dochter of nicht van Geert, lukte het me om te telefoonpinnen en werd het een vrolijke selfie, etend en bevriezend aan het Zaanse deel van het IJ.
 
Gevoed en gevuld fietste ik na de lunch door naar de vaccinlocatie (vind ik een heerlijk woord, overigens) die niet ver verwijderd was van al de plekken waar ik tot nu toe was geweest. Maar wat schetste ten tweeden male mijn verbazing toen ik daar aankwam? Ik was mijn portemonnee vergeten, met daarin mijn rijbewijs. Zonder ID geen prik, luidt het eeuwenoude gezegde, dus moest ik, inmiddels tamelijk onderkoeld, terugfietsen naar huis om legitimatie te halen.
 
Tijdens de terugrit bleek maar weer eens dat ik gestoord ben, want ik werd ik zo kwaad om het zelf vergeten hebben van mijn portemonnee met daarin mijn rijbewijs dat ik de hele vaccinatiecampagne begon te vervloeken en daarmee het coronabeleid, Hugo de Jonge, Ernst Kuipers, Jaap van fucking Dissel, het maatschappelijk toondove OMT en elke vleermuis tussen hier en Shanghai. Ik werd ter plekke, al fietsend, een antivaxxer, met terugwerkende prikspijt. ‘Word wakker, mensen!’ dacht ik, maar schreeuwde ik niet naar voorbijgangers. Fuck de autoriteiten en deze bullshit! Waarom is dit zo slecht geregeld? Waarom kan ik me, als goedwillende, doch vergeetachtige burger zonder identiteitsbewijs niet gewoon laten prikken? Ik heb DigiD (anders zou ik hier niet geregistreerd zijn), tientallen andere pasjes (vooruit, nu niet bij me), een fotokopie van mijn paspoort in mijn mail en een hoofd op een lichaam met een onmisbare en onuitwisbare identiteit. ‘Jullie’ willen deze onzin toch stoppen, dacht ik? Nou, graag of niet!
 
Gelukkig vond ik me na het oversteken van de brug die ons van Zaandam bevrijdt al een flink dwaasje en besloot ik mijn vanuit de Zen-leer geadopteerde skill om het mooie in de mislukking te ontwaren toe te passen. Ik scande mijn omgeving, zag een waterige zon doorklieft door elektriciteitslijnen en bedacht toen dat ik daar een foto van wilde maken. Dan zou mijn vergeefse (deels, want pakket en ziek broodje) trip goedmaken. Maar ik bedacht het te laat, moest keren, en toen was de zon verdwenen achter een vadsige mistwolk.
 
Later zag ik twee paarden, overschaduwd door een enorm reclamebord en de geluidswerende wand van de A8. Dít is de foto die alles de moeite waard maakt, dacht ik toen, wederom te laat, want weer moest ik keren en op het moment dat ik klaarstond voor het Pulitzer-winnende moment draaiden de paarden zich lui, nonchalant en supergemeen om en liepen uit het zicht.
 
Zen.
 
Thuis heb ik de fiets geparkeerd en de auto ongeparkeerd en ben ik weer naar de vaccinlocatie gereden. Daar stond buiten inmiddels een rij tot om de hoek van het zielloze gebouw en bleek dat ik mijn gele boekje was vergeten.

Gevoelsarchief

Vannacht droomde ik dat ik een geschiedenisproefwerk had waarvoor ik niet had geleerd. Dat is ook weleens in het echt gebeurd. In de droom had ik hetzelfde gevoel dat ik toentertijd in de klas had. Bang zijn betrapt te worden omdat je weet wat je niet weet.

Er waren ook kinderen die opschepten over het niet leren van toetsen, zo’n kind was ik niet. Ik maakte mezelf klein achter mijn tafel en hoopte dat het zou meevallen. De blik van de leraar ontweek ik als hij de verse antwoordblaadjes uitdeelde. Die blaadjes kwamen altijd eerst. Dan de toets. Hopen dat het meevalt en dat het dan niet meevalt. De per vraag afbrokkelende hoop. Soms kon ik met mijn schrijfskills om de vraag heen schrijven. Of om het antwoord heen, want dat wist ik niet. Maar vaak lukte dat niet en devolueerde de hoop al gauw tot wanhoop.

De paniek die ik in de droom voelde bij het initiële scannen van de vragen was precies de paniek van vroeger. Dat sla je dus allemaal ergens op. Zou elk gevoel dat je ooit hebt gehad in een mentaal laatje zitten? Is ons lichaam niet alleen dat, een lichaam, maar ook een gevoelsbibliotheek? Een emoseum.

Tijdens therapie kwam dit vaak ter sprake. Gevoelens als angst en verdriet, waar je in je leven ‘tegenaan loopt’, zijn oud. Je reageert dus eigenlijk niet op wat je op dat moment ziet, meemaakt of overkomt, maar op iets van vroeger. Het gevoel is associatief en geeft dus niet per se een waardeoordeel over je leven op dat moment.

Dit is ingewikkeld, want hoe verhoudt je gevoel zich dan tot de actualiteit? Ontstaat de paniekaanval in de lift daar op dat moment door de kleine, afgesloten ruimte waarin je je bevindt, de kwijlende, roodogige poedel en zijn naar rotte kiwi stinkende baasje naast je, of heb je als kind een keer vastgezeten op een wc met daarin een kiwi? (Misschien blafte er ergens een hond.)

Therapie helpt je hier een antwoord op te vinden. Niet op de vraag waarom die kiwi in de wc ligt of waarom de poedel bezeten is door de duivel, maar of je angst oud of nieuw is (spoiler: hij is altijd oud).

Ik maakte het proefwerk, zoals ik dat vroeger in het echt ook altijd deed, naar beste kunnen. Er waren ook leerlingen, weer anderen dan de opscheppers, die ook niet hadden geleerd of het niet snapten en dan gewoon maar niks invulden. Die hun pen neerlegden, het blaadje naar voren schoven en achterover gingen zitten met hun armen pontificaal over elkaar, alsof ze de leraar iets verweten. Die deed ook maar z’n werk.

Ik schreef het blaadje vol, júíst als ik de antwoorden niet wist. Ik schreef tegen de paniek in, in een poging het gevoel te onderdrukken. Misschien doe ik dat nog steeds.

Werkeloze werkelijkheid

Ik zei net tegen mijn vriendin dat ik LinkedIn het domste sociale medium vind en toen keek ze me aan alsof ik dat zelf ben. Dom, (a)sociaal en medium. Maar toen ik mijn uitspraak wat verder onderbouwde kon er toch wel een knikje af.
 
Ik snap best dat het handig kan zijn hoor, wanneer je werk zoekt of de wereld wil laten weten hoe trots, wanhopig of emo je bent over het respectievelijk krijgen, verlangen of verlaten van werk. LinkedIn heeft, in tegenstelling tot andere sociale media, in die zin daadwerkelijk een functie, los van het voeden van het superego, wat alle sociale media doen.
 
Maar toch is het ook het domste – of meest beperkte – sociale medium, omdat het mensen eenzijdig belicht. De mensen die ik ken die ook op LinkedIn zitten, zijn daar het minst zoals ze in het echt zijn. De professionele werkhouding modus staat het verst af van de ontspannen voeten op de bank modus. De biertjes met vrienden of wandelen in het bos modus. De laten we een scheetwedstrijd houden onder het dekbed modus.
 
De versie van mensen op LinkedIn lijkt op de foto’s die standaard in fotolijstjes zitten. Zo’n stockfoto gezin, met een breed lachende, bruinharige, vierkant gekaakte supervader. Altijd vrolijk, slim, scherp en geduldig, met een goede, veeleisende baan, edoch altijd oog en tijd hebbend voor de kinderen.
 
Naast hem de blonde moeder met windmachine wind in haar halflange haar, een glimlach net zo breed als die van haar man, een huid zo soepel en zacht als een perzik, pruim of nectarine; een steenvrucht in ieder geval. Ze lacht omdat ze zelf blij en succesvol is, met haar parttimebaan en haar aan de nanny uitbestede nulurencontract kinderen, maar ook omdat ze zo blij wordt van haar blije man, dat kastanjebruine, bestoppelbaarde specimen van testosteronale perfectie. Goddomme wat een geluk!
 
En dan de kinderen. Moet ik het daar nog over hebben? Een dochter en een zoon, beiden zo blond als de moeder. De een (dochter) lachend als een ontluikende puberale bloem, de ander (zoon) schuchter grijnzend, zijn aanstaande adolescente, masculiene depressie al vermoedend, maar nog verbergend achter dezelfde diepteloze ogen als die van zijn vader.
 
Ze vliegen.
 
Die foto zie ik als ik door LinkedIn scroll. Een continue stroom van opgeblazen neplucht en gepolijste werkblikken. De paradoxale, bescheiden trots: ‘Wauw, ik ben er stil van. Dit had ik echt niet verwacht, na al die banen, opleidingen, stages en professionele foto’s. Na al het netwerken en corporale ladderklimmen. Maar moet je eens kijken wat ik gemaakt heb. Wat mensen over mij zeggen. Wat ik bereikt heb. De lof die mij ten deel valt. Kijk dan. KIJK DAN, VERDOMME!’
 
Nee, dan kijk ik liever werkeloos naar Instagram.