Natte handdoeken

In de droom, nee, nachtmerrie, was het oorlog. Daar is dus niet veel verbeeldingskracht voor nodig. Een goed deel ervan speelde zich af in de buurt van mijn ouderlijk huis. Ik was daar om te ontsnappen aan de stress en te checken hoe het met mijn ouders ging.

In het kader van het eerste wilde ik in bad gaan, maar dat lag vol met natte handdoeken. ‘O ja’, dacht ik geïrriteerd, tussen de voelbare dreiging van de gebeurtenissen in de straat door, ‘daar dumpen mijn ouders altijd hun handdoeken als ze gewassen moeten worden.’ Ik gooide de handdoeken een voor een in de douche, maar van in bad gaan kwam het niet, want het volgende moment lag ik in een vuurlinie, schuilend achter het wiel van een scheef geparkeerde SUV.

Het schieten stopte en ik stond op, ongedeerd. Een grote, kale man van een jaar of 55 naderde me. Het was duidelijk dat hij het voor het zeggen had. Hij was de commandant of generaal, hoewel hij geen militair uniform, maar een net pak droeg en eerder achter de schermen aan de touwtjes leek te trekken.

Alle omstanders keken naar onze ontmoeting. De man wilde weten ‘aan welke kant’ ik stond. Ik wist dat het de andere kant was dan die van de man, welke kant dat ook was. De kanten waren inwisselbaar, besefte ik, omdat mannen zoals hij, de mannen aan het roer, de manipulatieve machtswellustelingen achter de knoppen, inwisselbaar zijn. Zij zijn het waarom mensen lijden, aan welke kant je ook staat.

Maar nu ging het om mijn leven en dat van mijn vrienden en bondgenoten. Mijn familie. Ik wist met mijn praatjes de man te overtuigen van mijn loyaliteit aan zijn zaak. De man schudde mijn hand en dat maakte me onaantastbaar, zag ik in de ogen van de omstanders. Plotsklaps had ik macht over eenieder hier en dat maakte iets monsterlijks in me los. Ik paradeerde over het slagveld, zocht oogcontact en keek niet weg voordat de ander de blik in nederigheid had afgewend. Ik proefde de geilheid van die macht, de pure opwinding, en hoe het de ziel vergiftigt.

Ik moest mijn loyaliteit bewijzen in een luchtgevecht. In een hypermoderne, supersonische jet achtervolgde ik mijn vrienden die in een Ninjago vliegtuigje (Jay’s Bliksemstraaljager, Legoset# 71784) aan mijn aanval probeerden te ontsnappen. Ik hoopte dat ze me zouden kunnen afschudden, maar het was kansloos. Een van de onderdanen van de Commandant keek me op de vingers om te zien of ik het zou doen: of ik mijn vrienden, mijn bondgenoten – voor hen vijanden – zou omleggen. ‘Shoot!’ riep hij, en ik schoot, maar precies zo dat ik de mensen/Legopoppetjes niet raakte. De jet was nu een schip en ik schakelde het uit. Daarna vermoordde ik de onderdaan, zodat ik mijn vrienden uit het water kon redden en in veiligheid kon brengen.

Vervolgens moest ik in het bijzijn van de Commandant voortdurend op mijn tenen lopen, want ik mocht niet laten merken dat ik het was die zijn onderdaan had gedood. De Commandant vroeg me niet waar hij was, of waarom hij niet met me mee terug was gekeerd van de missie, maar de vragen stond in zijn priemende ogen, die me overal volgden. Behalve in het bad van mijn ouders dus, maar dat lag vol met natte handdoeken.

Ik schrok wakker. Mijn zoontje kwam de slaapkamer in en vroeg me wat er was. ‘Ik had een nachtmerrie,’ zei ik. De avond ervoor had ik hem nog uitgelegd dat grote mensen die ook kunnen hebben, net als hij. Deze informatie verbaasde hem. Het was enerzijds troostend, want het bleek niet aan zijn hoofd te liggen ‘dat alles eng maakt’, en anderzijds teleurstellend, want het houdt dus nooit op.

‘Waar ging het over?’ vroeg hij.

‘Over de oorlog.’

‘Vertel!’

‘Er was een enge man.’

‘Wat gebeurde er toen?’

‘Ik was bang. En daar moest ik mee omgaan.’

Scheve loop

Ik heb gesport en probeer, voordat ik mijn kinderen moet ophalen van de opvang, en nadat ik een broodje haring heb gegeten, nog even te werken in de OBA in Molenwijk. Er is plek aan de leestafel en dus ga ik daar zitten, al is dat technisch gezien niet wat ik ga doen, lezen. Ik ga schrijven, en als ik schrijf lees ik wel de tekst die ik schrijf, soort van achter de letters aan, maar het is toch iets heel anders. Dat hoef ik verder niet uit te leggen.
 
Mijn tijd is spaarzaam – drie kwartier heb ik – en wil ik goed benutten. Efficiënt. Ik open het betreffende document en probeer mijn inner Mr. Miyagi te channelen om direct in de goede concentratie te zitten, en me niet teveel af te laten leiden door het feit dat ik in deze vestiging van de OBA nog nooit heb zitten werken, dat het gek is dat ik hier 3 minuten lopen vandaan woon en dat werken hoegenaamd niet iets is wat mensen hier doen. Je bent nu eenmaal een pionier of niet.
 
Mijn hoop wordt tenietgedaan door de binnenkomst van drie oudere vrouwen, die, uiteraard, zo ongeveer naast mij aan de leestafel komen zitten. Er wordt met veel kabaal een extra stoel gehaald en vervolgens met veel kabaal geconverseerd in plaats van gelezen. De aanleiding en inhoud van het gesprek zijn begrijpelijk, want ze praten over de oorlog in Oekraïne, hoe afschuwelijk ze het vinden en hoe kwaadaardig Poetin is. Hoe kan iemand zo slecht zijn, vragen ze zich af.
 
Van de oorlog verschuift het zwaartepunt van het gesprek kortstondig naar corona. Iemand die ze kennen heeft het, zij willen het niet. Ze passen wel op. De vrouw die het verst van mij zit zegt dat ze ‘haar’ zag bij de Voedselbank. ‘Ik bleef wel uit haar buurt!’ De andere vrouwen snappen het volkomen en gaan dan weer verder over de oorlog. ‘Ik vind het zo erg voor de kinderen.’
 
Dan vraagt de vrouw die het dichtst bij mij in de buurt zit of ze me storen.
 
‘We storen u toch niet meneer?
 
‘Neu…’ zeg ik, met een liegrimpel in mijn voorhoofd. Wat hier ontbreekt, denk ik, is een buurthuis. Een café. Vooruit, een theehuis dan.
 
‘We storen u toch niet?’
 
Nee hoor, lieg ik weer, nu rimpelloos. Huid went snel. Wat moet ik dan, ze wegsturen? Zelf weggaan? Dat vind ik zo melodramatisch. Dus blijf ik zitten, verbijt me een beetje en probeer verder te tikken terwijl de vrouwen niet echt zachtjes doorpraten.
 
‘Sorry hoor, we storen u toch niet?’ vraagt de vrouw nu voor de derde keer, vermoedelijk omdat ze zich ervan bewust is dat ze me wel degelijk storen.
 
‘Nee hoor.’
‘Ik moet even mijn ei kwijt,’ zegt ze. ‘Het is zo verschrikkelijk. Ik moet echt even mijn ei kwijt.’
 
Er is geen ei te bekennen.
 
‘Ja, het is ongekend wat we zien,’ draag ik mijn ei bij, werken lukt zo toch niet. ‘Ongekend voor mij dan. Onvoorstelbaar. En ik wil het me ook niet voorstellen.’
 
De vrouw knikt en schudt haar hoofd op de juiste momenten.
 
‘Mensen zijn op de vlucht, hebben alles achtergelaten. Alles is kapot. Dat hebben we op deze schaal in Europa al 70 jaar niet gezien. Maar ik ben van na de oorlog,’ zegt ze.
 
‘Ik ook,’ antwoord ik. Ze glimlacht. Zo jong ben ik nog wel.
 
‘Mijn vader is in de oorlog verraden,’ zegt ze dan. ‘Hij moest toen in een Duitse munitiefabriek werken, geweerlopen recht maken. Maar mijn vader was handig, dus maakte hij ze allemaal scheef.’
 
Ze maakt er een gebaar bij.
 
‘Is hij teruggekomen?’ vraag ik.
‘Ja, anders was ik niet geboren,’ antwoordt ze met een glimlach.
‘O nee…’
 
De vrouw draait zich weer naar haar vriendinnen. Ik probeer me terug naar mijn werk te Miyagi’en, maar dan kijk ik naar de klok: de tijd is op.

Cancelmok

Wanneer er sprake is van een situatie die zich kenmerkt door groot onrecht fantaseer ik vaak dat ik over superkrachten beschik waarmee ik het onrecht recht kan trekken. Voorbeelden van dergelijke krachten zijn onzichtbaarheid, onsterfelijkheid en de mogelijkheid door de tijd te reizen. Vooral die laatste prikkelt mijn verbeelding, wellicht ingegeven door de grote hoeveelheid films die ik heb gezien met een tijdreiselement.
 
Eén van die films is het matige Timecop uit 1994. Jean-Claude van Damme speelt een agent in de toekomst die, inderdaad, gebruikmaakt van tijdreistechnologie om misdaden op te lossen. Er is met name één scène die me is bijgebleven, waarin een crimineel met een automatisch pistool terugreist naar een tijd zonder automatische pistolen en hij zodoende in het verleden rondloopt met een soort superkracht waarmee hij zijn doelen snel bereikt.
 
Nu, bijvoorbeeld, zou ik wel in een toekomst willen leven waarin we niet alleen de technologie van tijdreizen beheersen, maar ook die van teleportatie en ik mezelf zo op de schoot van Poetin zou kunnen teleporteren teneinde hem uit te schakelen. Een wapen zou ik daarvoor niet eens nodig hebben, want ik ben hartstikke zwaar. Ik zou hem knuffelen en ons samen terugteleporteren naar mijn tijd, waarin Rusland, onder leiding van de achterachteracherkleindochter van Alexei Navalny, net verkozen is tot ‘gezelligste democratie ter wereld,’ met Noord-Korea als runner-up.
 
Vooralsnog blijft het bij een fantasie en moeten we mee blijven doen aan deze met de dag grimmiger lijkende realiteit. Informatie delen, geld doneren, kleding verzamelen, stuckjes schrijven – die mogelijkheden heb ik nú, afgezien van bijdragen aan de grootschalige cancelling van alles Russisch.
 
De economische sancties, het weglopen van diplomaten bij een videotoespraak van de Russische premier Lavrov, het uit internationale competities weren van Russische sportteams, Apple dat in heel Rusland zijn deuren sluit; wat we zien is de grootste uiting van cancel culture tot nu toe. Het is de cancelling van een heel land.
 
Ik cancel Rusland al een jaar of acht en merk dat ik mijn gewoontes niet hoef aan te passen, maar vanochtend kwam ik tot het besef dat ik al jaren koffie drink uit een Russische beker. In 1993 was ik met het Haags Matrozenkoor in het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS), de sexy benaming voor de uiteengevallen Sovjet-Unie. Ik was destijds 10 en herinner me flarden die de afgelopen dagen steeds scherper in de poel van mijn geheugen naar boven komen drijven.
 
Zo herinner ik me dat de eerste McDonald’s van Rusland toen net was geopend in Moskou, en Moskovieten op straat massaal naar de gele M stonden te staren. Een sterker beeld van infiltrerend kapitalisme heb ik daarna niet meer gezien.
 
Ik herinner me het enorme pak roebels in mijn portemonnee, en hoe mijn neef en ik tijdens een uitje met onze gastmoeder en haar zoon alleen onszelf trakteerden op nog een rondje hotdogs en cola. De enkele, door haar voor ons gekochte hotdog hadden we moeten delen en vulde niet genoeg. Tienjarigen kun je een dergelijke verwende horkerigheid nog niet verwijten, toch?
 
En ik herinner me de winkel waarin ik souvenirtjes kocht voor mijn ouders: een boekensteun in de vorm van een beer gemaakt van prachtig houtsnijwerk en vier mokken met oranje print. De, voor zover ik weet, laatste van de vier mokken nam ik mee toen ik op mijn 18e op kamers ging. Het ding overleefde mijn studententijd, negen verhuizingen en honderden afwasbeurten. De oranje print is geheel vervaagd en het aardewerk vertoont her en der butsen, maar de mok heeft alle schermutselingen van drie decennia tijdreizen doorstaan.
 
Deze oorlog zou hem weleens fataal kunnen worden.

Laatste strohalm

De beelden uit Oekraïne zijn huiveringwekkend: een vliegende raket; een brandend flatgebouw; vluchtfiles op de snelweg; schuilende gezinnen in de metro. Het meest schokkende beeld was dat van een automobilist die doelgericht werd platgewalst door een Russische tank. Uit die actie sprak puur sadisme en duivelse agressie, ontsproten uit een geïndoctrineerd, narcistisch verlangen naar een vergane tijd.

Weten de Russische soldaten hoe het hun vroegere collega’s is vergaan? Hoe de Russische krijgsgevangenen van de Tweede Wereldoorlog door het moederland werden gezien als landverraders en na de oorlog naar de Goelag werden verbannen, soms voor wel 15 jaar? Slechts de meest ontzagwekkende propagandamachine kan een volk het leed van haar grootouders doen vergeten.

Een beeld dat voor de nabestaanden van de ramp met MH17 al jaren huivering opwekt, is het gezicht van Vladimir Poetin. Ik denk dat ik niet overdrijf als ik zeg dat hij voor ons de personificatie van het kwaad is. Ik ben geen gewelddadig mens, maar ik durf hier best toe te geven dat ik vaak heb gefantaseerd over zijn dood. Sterker nog, hoe het zou zijn hem te wurgen. Die fantasie is de verbeelding van een primitieve impuls, opgeroepen door gevoelens van verdriet, woede, frustratie en onmacht die al te lang vastgehaakt zitten in een mens.

Door de ramp met MH17, een incident dat voortvloeide uit de Russisch-Oekraïense oorlog die in 2014 rondom Donetsk woedde, krijgen de huidige beelden uit Oekraïne een extra huiveringwekkend laagje. Nee, dat dekt de lading niet. De beelden zijn letterlijk ziek- en misselijkmakend, want ze brengen alles weer naar boven. De Russische invasie van Oekraïne voelt als de aanvang van Poetins eindspel. Het is datgene waar hij in zijn decennialange politieke carrière naartoe heeft gewerkt, de giftige kers op zijn autocratische presidentschap.

Op social media bestempelen sommigen Poetin als ‘seniel’, ‘paranoïde’ of ‘megalomaan’. Wie weet speelt het wel een rol dat hij inmiddels 70 is, hoezeer hij zijn leeftijd met Botox ook probeert te verhullen. Misschien leeft bij hem de behoefte om als president van een vervallen natie nog één groots statement te maken, teneinde zijn perverse en utopiaanse droom van een hersteld machtig Sovjetrijk te verwezenlijken.

Hoe het ook zij, zolang Poetin de touwtjes in handen heeft, is het naïef om te hopen op beterschap. En dat is precies het verneukeratieve: de hoop. De families van de inzittenden van MH17 hopen al jaren op een vorm van genoegdoening. Nee, die bestaat niet, maar de rechterlijke processen zijn, ondanks alle dwarsboompogingen vanuit Rusland, al een tijdje onderweg. Onder begeleiding van volhardende advocatenteams en met de steun van de Nederlandse staat is er een uitputtend juridisch traject opgestart dat moet leiden tot de erkenning van de feiten van die noodlottige 17e juli in 2014. We eisen een vorm van verantwoording, maar die lijkt door deze nieuwste oorlogsmisdaad verder weg dan ooit.

Genoegdoening, erkenning, verantwoording; het zijn mooie woorden, maar ergens beseffen we – en dan spreek ik even voor alle nabestaanden van de ramp – dat die nooit zal komen. Niet van een land met een leider die liegt en manipuleert zoals hij ademt en eet. Een voormalige spion, die, uit zijn eigen frustratie, woede en onmacht over de bijrol van zijn moederland op het wereldtoneel, als een tank over een democratisch buurland walst, over de levens heen van mensen die slechts één wens hebben: in vrijheid kunnen leven.

En de rest van de wereld? Die huivert bij de beelden, maar kijkt toe. Oekraïne is geen NAVO-lid, het belang is niet groot genoeg om een nieuwe wereldoorlog te riskeren. Hetzelfde gold na het neerhalen van vlucht MH17. Poetin houdt de wereld in een wurggreep, zoals ik weleens fantaseer bij hem te doen. Nu weet ik dat die fantasie de laatste strohalm is van een wanhopig mens.

Lees het artikel 0p de website van de Volkskrant

Perspectief

IS heeft een Amerikaanse journalist onthoofd. Het ebolavirus woekert onverbiddelijk voort. Een konvooi Oekraïense vluchtelingen is beschoten door Russische separatisten, waarbij tientallen mensen levend in hun voertuig zijn verbrand. Ferguson wordt al dagen geteisterd door rellen na de moord op de 18-jarige Afro-Amerikaan Michael Brown en in Gaza zijn ruim 2000 dode Palestijnen geteld. Ik weet al deze dingen. Komt dat doordat ik het nieuws nauwgezetter volg of is er gewoon meer nieuws? Zit ik er, na de vliegramp, zelf meer bovenop en ben ik extra ontvankelijk voor conflicten die er altijd in dezelfde hoeveel- en heftigheid zijn, of is het een extreem onrustige tijd en hangt er voortdurend een voelbare spanning in de internationale lucht?

Laatst sprak ik er met twee vrienden over. Eén van hen had het idee dat er iets groots stond te gebeuren, met al die brandhaarden verspreid over de wereld. Tel de tanende positie van Amerika als wereldmacht daarbij op en veel landen zien kans nu ‘hun slag te slaan’. De andere vriend voelde dat niet zo. Die betoogde dat de wereld geen statische plek is. Dat ze voortdurend aan verandering onderhevig is en dat die verandering vaak gepaard gaat met bloedvergieten. Ik opperde een paradigmaverschuiving. De politieke en economische denkbeelden waarmee het Westen de wereld de afgelopen decennia dacht te besturen zijn verouderd en hebben aan overtuigingskracht ingeboet.

We waren het erover eens dat ‘ons’ beleid niet meer werkt. Het machtscentrum is steeds meer verschoven naar het Oosten, zonder dat er nu één natie echt de touwtjes in handen heeft. 9/11, de daaruit vloeiende oorlogen in Irak en Afghanistan en de economische crisis hebben de wereld gefragmenteerd. Men kijkt elkaar vragend aan, maar niemand is bij machte het voortouw te nemen. We zoeken houvast in leiderschap, maar dat is er niet.

We zijn geschokt door wat we zien op het nieuws en lezen in de krant, maar het is een uitzondering dat wij hier al 70 jaar in vrede leven, het voeren van oorlogen niet. De mens is kennelijk nog steeds heel slecht in staat om vredig naast en met elkaar te bestaan. Uit naam van een geloof of overtuiging voelen we niet alleen de behoefte om onszelf te beschermen, maar ook om de ander te vernietigen. Een extreem voorbeeld is wat er nu in Irak gebeurt. IS wil van het land weer een volledig islamitische staat maken. Wij betitelen hun acties als genocide en de uitvoerders ervan als bloeddorstige barbaren die zich verschuilen achter hun godsdienst. Zij zagen de VS echter als bezetter, net zoals wij in het verleden ons ook bezet hebben gevoeld. Het is in die zin altijd een kwestie van perspectief, iets wat makkelijk wordt vergeten.

Na het nieuws van de vliegramp was ik niet alleen heel verdrietig, maar ook ontzettend kwaad. Ik kon me ineens heel goed voorstellen hoe iemand (in dit geval: ik) blind van woede een ander (in dit geval: een Russische rebel) iets aandoet. Hoe je iemand kapot wil maken. Het gevoel was er in vlagen, maar zakte ook weer redelijk snel weg. Bij iemand die opgroeit in een omgeving waar dit soort terreur aan de orde van de dag is en die door de jaren heen familieleden en vrienden is kwijtgeraakt door geweld van ‘de ander’ zal dit gevoel niet zo snel zakken. Dat nestelt zich in je ziel. Dat geef je door aan je kinderen. Er is geen staakt het vuren of bemiddeling in staat om dat sentiment te doen wegebben. Net zoals het door vele generaties van oorlog voeren is veroorzaakt, zal het pas na meerdere generaties van vrede kunnen verdwijnen. Dat mijn generatie Berlijn nu als walhalla van cultuur en creatieve vrijzinnigheid beschouwt en er als een meute moderne hippies naartoe trekt is een concept wat ik maar moeizaam aan mijn opa had kunnen uitleggen.

De wereld is geen statische plek. Alles verandert altijd. Het perspectief daarmee ook.