Stemming

– Heb je gestemd?
– *zucht*
– Heb ik iets verkeerds gezegd?
– Beloof je dat we geen discussie over politiek krijgen als ik je antwoord?
– Ja. Hoezo? Voer je zoveel discussies dan?
– Ja, maar dat staat hier los van. Vorige keer had ik namelijk niet gestemd en toen moest ik mezelf tegenover collega’s een half uur verdedigen. Daar heb ik geen zin meer in.
– Oké, nou ik beloof dat ik niet met je in discussie zal gaan hoor.
– Oké.
– Dus wat heb je gestemd?
– Partij voor de Dieren.
– WAT? NEE! ECHT? HOEZO IN GODSNAAM?
– Daar gaan we…
– Ja nee maar sorry hoor, wie stemt er nou op de Partij voor de Dieren?
– Mijn moeder.
– Precies, moeders. Jij toch niet? Welke standpunten spreken je dan aan?
– Dit is dus precies waarvan je me net beloofde dat het niet zou gebeuren.
– Wat dan?
– Een discussie.
– JA MAAR HALLO!
– Oké oké… Ik wilde eerst helemaal niet stemmen. Voelde toen mijn democratische geweten knagen, deed een stemwijzer en voilá, PvdD.
– Knagen, grappig. Net als een knaagDIER zeker.
– Precies zo.
– Maar effe serieus. Waarom dieren? Wat heb je nou aan dieren? Wat gaan dieren in godsnaam doen om de wereld te redden?
– Niets. Dat is juist het punt. Wij moeten hen redden. En de bomen waarin ze leven. En de zeeën.
– Maar je weet dat je net zo goed niet had kunnen stemmen hè? Ze komen toch nooit aan de macht.
– Dat zegt mijn vader ook altijd. ‘Stem op een partij waarvan je weet dat die gaat regeren, anders gooi je je stem weg.’ Gaat dat niet tegen het hele idee van democratie in?
– Democratie, democratie. Stemmen op dieren heeft ook niets met democratie te maken. Demos is volk in het Grieks, wist je dat? En daar bedoelen ze geen otterpopulaties mee.
– Vóór dieren.
– Op dieren, voor dieren, labrador, labradeur.

– Ik hoef me naar jou niet te verantwoorden, maar ga het toch doen, ook al krijg ik er straks spijt van. Naarmate ik ouder word, merk ik dat ik steeds minder met mensen heb. Sterker nog: ik heb steeds meer tégen ze. Daartegenover staat dat ik ook niet echt veel met dieren heb, maar nog minder tegen ze. Hetzelfde geldt voor kinderen. Zij kunnen er allemaal niks aan doen. Als er een Partij voor de Kinderen was, zou ik daar op stemmen, hoewel dat pedotechnisch weer niet zo handig is.
– Wow. Oké, een partij voor kinderen. Naja, dat zijn in ieder geval nog mensen. Ben benieuwd waar die kinderen dan weer op zouden stemmen.
– De Partij voor de Dieren.
– Haha grappig.
– Nee echt, was laatst op het Jeugdjournaal. Op 21 basisscholen konden kinderen stemmen. De Partij voor de Dieren kreeg de meeste stemmen, gevolgd door de PvdA en D66. Niet geheel ontoevallig de andere twee partijen waar ik weleens op stem.
– Kijk jij naar het Jeugdjournaal?
– Nee, maar dit heb ik vanmiddag opgezocht voor het geval ik deze discussie toch zou moeten voeren.

– Maar het komt er dus op neer dat je het staatkundig bewustzijn hebt van een tienjarige?
– Kennelijk. En jij voert met die tienjarige een politieke discussie. Laten we het houden op een hang naar onschuld.
– De wereld is niet onschuldig.
– De wereld wel. Wij niet.
– Wat. Ever.

(…)

– Wat heb jij eigenlijk gestemd?
– Niet.
– Dan heb je niet echt recht van spreken hè?
– Je kunt beter niet stemmen dan op dieren.
– En waarom heb je dan niet gestemd?
– Toen jij vorige keer zei dat je niet had gestemd, omdat het toch allemaal geen fuck uitmaakt en je simpelweg op niemand wílde stemmen, vond ik dat wel cool klinken.
– Dus je hebt door mij niet gestemd?
– Ja, eigenlijk wel. Daarom is dit ook zo’n teleurstelling.
– Of baal je er stiekem van dat je niet ook voor de Partij voor de Dieren hebt gestemd?
– Nee, ik vind dieren stom.
– Oké.

(…)

– Gisteren nog voetbal gekeken?
– Ja man, teee-riiiing hé, die Messi hé!
– Ongelooflijk goed hè?
– Ja man…

Medeplichtig

Albert Heijn. 20:23u. 5 bier in de mik, nog minstens 5 te gaan. Thuis wacht een halve kip-broccolitaart op me. Die taart weet, net als ik, dat hij niet genoeg is om mijn honger te stillen. Dus denk ik na over dingen die ik nog meer kan eten. Met een stuk oude Goudse kaas, een pak Goudse kaaskoekjes, een pakje extra dunne tandenstokers en een krat Hertog Jan in de bonus sta ik in de rij voor de kassa.

De mondhygiëniste heeft me woensdag uitgelegd hoe ik mijn tanden het beste kan stoken. Dit deed ze na mijn gebit ruim drie kwartier met een bijtel bewerkt te hebben. ‘Je glijdt de tandenstoker zo van boven naar beneden, en dan als hij erin gaat, gaat hij erin en dan ga je heen en weer. Zo, heen en weer.’ Ze deed het voor met haar veel te kleine handjes en ze sprak met haar veel te kleine mondje en keek me aan met haar bij al die veel te kleine onderdelen van haar lichaam passende veel te kleine oogjes. Ze was sowieso klein en wat dat betreft consequent.

Terwijl ik zelf een spiegeltje omhoog hield zodat ik kon zien wat ze deed, stookte ze mijn tanden. Heen en weer, op een neer, in het gat waarin de stoker paste. Later legde ze me ook nog uit hoe ik mijn tanden moest poetsen (‘doe je mond eens helemaal open? Wat voel je? Inderdaad een strakke wang, en dus kun je de tandenborstel niet ver in je mond steken. Als je je mond iets meer sluit, kom je verder en poets je dus beter. Dat scheelt tandsteen. Je hebt op die achterste tanden best veel tandsteen’) en gaf ze me een extra softe tandenborstel + mini tube Elmex professional clean om mee te oefenen. ‘Ik gebruik zelf ook Elmex,’ solliciteerde ik naar een wit voetje. ‘Dat is goed,’ zei ze onbewogen.

Nu sta ik bij de kassa, met mijn boodschappen op de band en mijn krat op de grond. Met mijn rechtervoet schuif ik het krat steeds voor me uit wanneer daar ruimte voor is. Als ik aan de beurt ben, zeg ik ‘ik heb ook nog een kratje Hertog Jan,’ en knik ik naar het krat, ter bevestiging van mijn woorden. De caissière vraagt om mijn bonuskaart, scant mijn artikelen en laat me pinnen. €8.17. ‘Dat is te weinig,’ denk ik. ‘Maar ik heb het gezegd. En geknikt. Ze weet wat ik weet. Het moet goed zijn,’ en ik pin. Als ik klaar ben, pak ik mijn tasje, schuif ik het krat met mijn rechterbeen vooruit zoals ik dat al deed en kijk ik de caissière aan. Zij kijkt mij aan, met een blik die verraadt dat ze me betrapt. ‘Ze heeft me niet gehoord,’ denk ik, ‘mijn knikje niet gezien,’ concludeer ik. ‘Ben ik nu de pineut?’ Ze blijft me aankijken terwijl ze medeplichtig begint te glimlachen. Ze heeft me niet gehoord, heeft me niet zien knikken, maar is zich nu, op dit heterdadige moment, volledig bewust van de situatie. Ze denkt dat ik een kratje bier wil stelen, wat ik in de verte ook wel doe, maar laat het gebeuren. Ze laat me, na ons misverstand, een kratje bier stelen. Ze begint al met het scannen van de boodschappen van de vrouw achter me. Correctie: boodschap. De vrouw heeft slechts een magnetron-lasagne op de band gezet. De caissière blijft me aankijken. Ten einde raad glimlach ik maar complotterig terug. Ik stop de kaas en de –koekjes en stokers in mijn tas, pak het krat en draai me om. Naar huis wil ik, voor ze zich bedenkt en me alsnog in een hokje met videobewakingsbeelden en corpulente supermarktbeveiligers en storemanagers naar beelden laat kijken waarop ik OVERDUIDELIJK naar mijn kratje knik. ‘Er is dus eigenlijk niks aan de hand,’ probeer ik mezelf te overtuigen.

Maar wat een raar moment. Wat heb ik een raar moment met haar gedeeld, de jonge caissière van ongetwijfeld Marokkaanse afkomst. Ongeïnteresseerd, onscherp, maar wel scherp genoeg om mijn been een krat te zien/horen verschuiven. Waarom liet ze me het stelen? Vond ze me leuk? Was het voor haar een manier om macht uit te oefenen over een monsterlijk concern waarvoor zij niet meer is dan een mens-machine? Wat is in godsnaam haar loyaliteit naar de Albert Heijn? Nul dus. Voor €6,32 bruto per uur koop je geen loyaliteit. Voor €6,32 per uur koop je medeplichtigheid.

Het krat en ik zijn thuis. Ik zit inmiddels op 10.

De sigaret smaakt goed. Het is de eerste in een week. Ik rook uit het raam en tik af. Onder het raam loopt nietsvermoedend een stel. ‘Sorry,’ wil ik zeggen, maar ze hebben niks gemerkt. Dit lijkt geen avond om slapende honden wakker te maken.

Even later vaart er een rondvaartboot voorbij. Het is een boot waarop je ook romantisch kunt dineren. De boot is leeg. Ik neem aan dat hij onderweg is naar de rondvaartbootremise, maar misschien is hij ook wel leeg omdat er niemand is opgestapt, omdat vanavond niemand romantisch wil dineren, glijdend over Amsterdams water. De boot is leeg en ik denk aan eenzaamheid. Ik sta hier nu alleen te roken in het raam en er is niemand in die boot die me ziet en naar me zwaait of me alleen ziet en denkt ‘hij staat daar, alleen, en wij zitten hier, samen,’ en dat diegene dat samenzijn daar op dat moment meer waardeert door het aanschouwen van mijn alleen-zijn. Dit gebeurt allemaal niet, want de boot is leeg. Ik ben alleen en zo zijn er velen alleen en voor een moment denk ik dat al die allene mensen verbonden zijn in hun alleenheid en dat als we daar allemaal van op de hoogte zouden zijn, als we medeplichtig zouden zijn aan elkaars eenzaamheid, we ons niet meer alleen zouden voelen. Allemaal alleen betekent allemaal hetzelfde en hetzelfde is eenheid. Eenheid is geen alleenheid en dus zijn we verbonden in eenzaamheid, hoewel alleenheid en eenzaamheid niet hetzelfde zijn. ‘I am alone, I’m not lonely,’ zegt Robert DeNiro tegen Amy Brenneman in Heat.

De taart is op. De kaaskoekjes voor de helft. Het krat Hertog Jan mist nu 8 flesjes. Tel daar de 5 bij op van de borrel op werk en de conclusie is honger. Hoewel, het is meer zin om mijn gebijtelde tanden ergens in te zetten, als tegenwicht voor de blijvende dorst. Bij wijze van compromis zet ik de muziek harder. Geluiden van Animal Collective vullen de kamer waarin ik typ. Nog even en het is 23:00u. Nog even en het is nog niks.

Griepmes

Zo, even zitten hoor, terwijl het slijm uit al mijn gaten druipt (‘gatver!!!’ denkt u nu). Het is ook wel wat overdreven, maar veel is verstopt. Hoewel verstopping juist betekent dat er niet wordt gedropen. Dat het vast zit.

Soms is het moeilijk om de juiste woorden te vinden. Soms denk je de juiste woorden gevonden te hebben, maar dan blijken ze toch iets anders te betekenen. Dat zie je dan pas als je goed kijkt, als je goed hebt nagedacht over wat er nu precies staat.

Zeg en schrijf ik vaak dingen die eigenlijk niet kloppen? Het woord ‘eigenlijk’ bijvoorbeeld, dat gebruik ik best wel vaak. Wat betekent het eigenlijk? Als ik praat, zeg ik ‘eielijk’, iets wat mijn vriend Harry dan gniffelend imiteert. Ironisch genoeg is die uitspraak Haags en Harry niet.

Wat ik ook vaak doe, is een zin toelichten met de woordcombinatie ‘iets wat’, net als hierboven. Voorbeeld: ‘De draagtijd van de neushoorn is 16 maanden, waarna er één jong wordt geboren, iets wat niet bepaald bijdraagt aan de overlevingskansen van de diersoort.’ Ik doe dit soort dingen best vaak, ben me er bewust van, probeer er alternatieven voor te verzinnen, maar die weten me nooit te bevredigen. Misschien is het mijn beperking als schrijver, maar het kan ook zijn dat ik dingen gewoon liever op deze manier zeg. Dat ik me daar beter bij voel. En dat is iets waar je niet zomaar aan voorbij moet gaan, heb ik de afgelopen jaren gemerkt.

Maar ik ben dus ziek. Wanneer ik hoest, klink ik als de loszittende uitlaat van een Volkswagen kever uit 1967. Mijn neef had er zo een, dus daarom weet ik hoe dat klinkt. Ik had hier natuurlijk zelf een vergelijking kunnen verzinnen, met mijn fantasie, maar dat vind ik momenteel te moeilijk. Misschien zit er wel slijm in mijn fantasiewegen. Ligt mijn droomsnelweg bedekt onder een dik pak snot. Vult mijn vallei van imaginatie zich langzaam maar zeker met kuchdruppels uit een hoestbui zonder weerga. Mijn oceaan van originaliteit wordt opengespleten als een grapefruit, niet door Mozes, maar door mijn griepmes.

‘Dat is niks, een griepmes.’
Jij bent niks, kritisch stemmetje in mijn hoofd. Jij bent niks en ik ben alles. Als jij al iets bent, is dat te danken aan mij. Zonder mij, geen jij, dus doe gezellig mee, of maak dat je wegkomt. Neem je zeurfboard en pak die golf van bitterheid.

Oké, misschien moet ik nog een paracetamolletje nemen. Of juist niet. Ook vraag ik me af of ik dit moet posten. Post ik dan alles? Neen. Maar ik vraag het me wel altijd af.

Heb het net teruggelezen en ik kan niet echt benoemen waar het nou over gaat. Het gaat alle kanten op eigenlijk. Eielijk. Ettelijk. Etterlijk. Etterig. Erwtensoep.

Die tijd is nu bijna voorbij. Gisteren liep ik even in de zon, toen ik dacht het griepje nog te kunnen onderdrukken met grapefruits en een kwartiertje sauna, en had ik het warm. Dat kwam deels door de griep, maar de zon wint aan kracht, iedere dag, en de winter verliest haar gri(e)p (de zon is kennelijk een man en de winter een vrouw).

Straks is er weer dat briesje met die zomerse lucht, door mensen met hooikoorts ook wel ‘pollen’ genoemd. Dan merk je ineens dat je geen jas meer nodig hebt. Dan loop je in trui of blouse door de buitenlucht en denk je ‘kan dit eigenlijk wel?’. ‘Ja, dat kan,’ want je kunt alles. Dat heet dus lente.

In gesprek met Billie, de virtuele assistent van Bol.com

Billie zegt: Welkom bij de virtuele assistent van bol.com. Waarmee kan ik u van dienst zijn?

U zegt: verkeerd artikel ontvangen

Billie zegt: Vervelend om te horen dat u een verkeerd artikel heeft ontvangen. Graag vraag ik nog even het volgende voor de zekerheid. Had u iets besteld bij een externe verkoper?

U zegt: ja

Billie zegt: Hmm, dan kunt u het beste even contact opnemen met de betreffende verkoper want deze moet dat voor u oplossen. De contactgegevens van de verkoper staan bij de betreffende bestelling in uw account en in de bestelbevestiging die u per e-mail heeft ontvangen. Neem voor een vraag over een verkeerd ontvangen artikel uiterlijk binnen 14 dagen na ontvangst van de verzendbevestiging via e-mail contact op met de betreffende verkoper. Kan ik u nog ergens anders mee van dienst zijn?

U zegt: neen

Billie zegt: Zullen we ons gesprek dan gaan afronden?

U zegt: neen

Billie zegt: Kan ik u nog ergens anders mee helpen?

U zegt: ja

Billie zegt: Wat wilt u nog meer vragen?

U zegt: Ik heb honger

Billie zegt: Ik kan u even niet volgen. Kunt u uw vraag anders verwoorden?

U zegt: Mag ik iets eten?

Billie zegt: Het spijt me. Wilt u me nog een keer vertellen wat u bedoelt?

U zegt: Hou je van me, kleine dikkerd?

Billie zegt: Ik heb u niet helemaal begrepen. Wilt u contact opnemen met mijn collega’s?

U zegt: Je kunt de vraag wel blijven ontwijken, maar we weten allebei dat er al heel lang een enorme spanning tussen ons hangt.

Billie zegt: Sorry, ik snap niet helemaal wat u bedoelt. Ik raad u aan om contact op te nemen met mijn collega’s van bol.com Klantenservice. Zal ik kijken hoe u hen kunt bereiken?

U zegt: Nee Billie, ik wil jou.

Billie zegt: Oké, u wilt geen contact opnemen. Kan ik u nog ergens anders mee helpen?

U zegt: EEN BROODJE

Billie zegt: Ik begrijp u niet helemaal. Mag ik u opnieuw vragen waar het over gaat?

U zegt: Wat ben je tock fucking correct.

Billie zegt: Sorry. Wilt u me nog een keer vertellen wat u bedoelt?

U zegt: Sukkel

Billie zegt: Euhm, zou u het iets vriendelijker willen vragen? Waarmee kan ik u van dienst zijn?

U zegt: O, nu krijgen we praatjes? Met je dikke ballenlijf?

Billie zegt: Ik kan u even niet volgen. Kunt u uw vraag anders verwoorden?

U zegt: Ben ik nou zo slim of ben jij nou zo rond?

Billie zegt: Sorry. Kunt u uw vraag anders verwoorden?

U zegt: Nee

Billie zegt: Ok. Het spijt me, ik heb u niet helemaal begrepen. Wilt u misschien contact opnemen met mijn collega’s van bol.com?

U zegt: Nee

Billie zegt: Oké, u wilt geen contact opnemen. Kan ik u verder nog ergens mee van dienst zijn?

U zegt: Misschien

Billie zegt: Ik snap niet helemaal wat u bedoelt. Kunt u uw vraag anders verwoorden?

U zegt: Het is geen vraag

Billie zegt: Mijn excuses. Mag ik u nog een keer vragen waar het over gaat?

U zegt: Jij stelt hier de vragen, vriend

Billie zegt: Ik probeer u te begrijpen. Wilt u contact opnemen met mijn collega’s?

U zegt: Ik antwoord alleen maar

Billie zegt: Mijn excuses, ik snap niet helemaal wat u bedoelt. Ik raad u aan om contact op te nemen met mijn collega’s van bol.com Klantenservice. Zal ik kijken hoe u hen kunt bereiken?

U zegt: ‘MIjn excuses mijn excuses’. Zeg je dat ook als je weer een pot mayonaise hebt leeggelepeld?

Billie zegt: Ik heb u niet helemaal begrepen. Ik raad u aan om contact op te nemen met mijn collega’s van bol.com Klantenservice. Zal ik kijken hoe u hen kunt bereiken?

U zegt: Ja graag Billie, fijn.

Billie zegt: Om te zorgen dat mijn collega’s u goed van dienst kunnen zijn wil ik graag horen welk onderwerp ik kan noteren, kunt u daarom een korte omschrijving geven?

U zegt: Met je domme kutkop.

Billie zegt: Wilt u een e-mail sturen?

U zegt: Wil jij een e-mail sturen?

Billie zegt: Wilt u antwoord ontvangen op remcoderidder@gmail.com?

U zegt: Laat me met rust.

Billie zegt: Ik begrijp het niet helemaal. Wilt u antwoord ontvangen op remcoderidder@gmail.com?

U zegt: Stop.

Billie zegt: Wilt u stoppen?

U zegt: Nee, jij moet stoppen.

Billie zegt: Ok. Wilt u antwoord ontvangen op remcoderidder@gmail.com?

U zegt: Ga weg.

Billie zegt: Ik heb u niet helemaal begrepen. Wilt u antwoord ontvangen op remcoderidder@gmail.com?

U zegt: Je bent echt het domste dikke poppetje dat ik ooit heb gezien.

Billie zegt: Ik ben Billie, de digitale hulp en een robot. Ik help u met het beantwoorden van vragen.

Billie zegt: Wilt u antwoord ontvangen op remcoderidder@gmail.com?

U zegt: Dit heeft geen enkele zin…

Billie zegt: Het spijt me dat ik geen goed antwoord heb kunnen geven. Wilt u misschien contact opnemen met mijn collega’s?

U zegt: Alsof je een aap de tiende dimensie probeert uit te leggen.

Billie zegt: Ik probeer u te begrijpen. Sorry dat ik geen goed antwoord heb kunnen geven. Wilt u misschien contact opnemen met mijn collega’s?

U zegt: Losers always say they try.

Billie zegt: Het spijt me dat ik geen goed antwoord heb kunnen geven. Wilt u misschien contact opnemen met mijn collega’s?

U zegt: Winners go home and fuck the prom queen.

Billie zegt: Mijn excuses dat ik geen goed antwoord heb kunnen geven. Wilt u misschien contact opnemen met mijn collega’s?

U zegt: Nee

Billie zegt: Ok, u wilt geen contact opnemen met mijn collega’s.

Billie zegt: Sorry, ik begrijp het niet helemaal. Wilt u misschien contact opnemen met mijn collega’s van bol.com?

U zegt: Kaas?

Billie zegt: Ik begrijp het niet helemaal. Sorry, ik begrijp u nog niet helemaal. Wilt u misschien contact opnemen met mijn collega’s van bol.com?

U zegt: Dag Billie.

Billie zegt: Ja dat ben ik! Sorry, ik heb u niet helemaal begrepen. Wilt u misschien contact opnemen met mijn collega’s van bol.com?

U zegt: Sterf.

Billie zegt: Mijn excuses, ik probeer u te begrijpen. Wilt u misschien contact opnemen met mijn collega’s van bol.com?

Brood nodig

Vanuit verschillende hoeken heb ik inmiddels vernomen dat brood slecht voor je is. Granen worden omgezet in glucose en dat is eigenlijk gewoon suiker en dat resulteert in ophopend vet en stervende hersencellen. Ik vind het zo jammer, terwijl ik niet eens zeker weet of het waar is. Veel mensen zeggen het en schrijven erover, maar dat deden heel veel andere mensen eerst ook over allerlei ander eten waarvan je haaruitval en hartaanvallen zou krijgen. Bleek later toch niet zo te zijn. Vet is gewoon goed voor je. We hebben vet nodig. Vooral koolhydraten zijn de boosdoeners. Zolang we niet meer met speren door de jungle achter wilde zwijnen aan rennen, kunnen we met minder toe. Kan ik dan echt functioneren zonder die dingen? Kan ik dan lopen en staan en springen? Sporten? Ik geloof er geen reet van, hoewel het misschien wel zo is.

Wat ik jammer vind, is dat ik nu niet echt meer kan genieten van brood. Ik vind het namelijk heerlijk. Tijdens mijn studietijd had ik veel tijd over en heb ik de bakkers van Amsterdam in kaart gebracht. Weinig zaken zijn zo belangrijk als een goede bakker. Toen ik in 2004 naar Amsterdam verhuisde, kwam ik te wonen in Bos en Lommer. Daar zat op 200 meter lopen van ons huis, aan de Bos en Lommerweg, een bakker in een vrijstaand huisje. Een soort bakkerschalet met de naam Warme Bakker v.d. Heijden. Het brood daar was goed, maar vooral de saucijzenbroodjes waren niet te versmaden. De bakker zit daar nog steeds en de saucijzenbroodjes staan nog steeds op 1 in mijn all time saucijzenbroodjes top [enter willekeurig getal].

Enkele jaren later, toen ik daar niet langer woonde, maar was geüpgrade naar de/het Singel, werkte ik regelmatig in Slotermeer. Ook daar struinde ik in mijn pauzes de winkelstraten af op zoek naar een plek waar ik mijn broodbehoefte kon bevredigen. Er was in die contreien niet zoveel keus, dus belandde ik al snel bij Banketbakkerij van Bueren aan de Burgemeester de Vlugtlaan. Ik weet nog goed dat ik daar voor het eerst binnenliep en de saucijzenbroodjes zag liggen. De gelijkenis met de broodjes van v.d. Heijden bezorgde me tintelingen. En verdomd, ze smaakten hetzelfde ook. Sterker, het wáren dezelfde broodjes. Ik heb er verder nooit naar gevraagd, maar heb altijd het vermoeden gehouden dat deze twee op het oog niets met elkaar van doen hebbende bakkers onder één hoedje bakten. Dat ze dezelfde eigenaar hadden, ofwel v.d. Heijden, dan wel van Bueren, maar misschien wel heel iemand anders. Het was toen voor mij in ieder geval een hele troost dat ik in Amsterdam Nieuw-West, ver weg van huis, dezelfde saucijzenbroodjes kon eten als in mijn voormalige buurt, waar ik ook ver weg van huis was geweest, maar wel die heerlijke saucijzenbroodjes had.

In de buurt van de/het Singel zaten geen bakkers waar ik erg enthousiast van werd. Ik bevond me daar te midden van hoeren en tourist traps en stinkende snackbars met antiek frituurvet. Voor echt lekker brood moest ik dan de Jordaan in lopen. Op de hoek van de Prinsenstraat en de Keizersgracht zat en zit Bakkerij Lekker Brood en Zo…, met inderdaad een kleine –e van ‘en’ en een grote –Z van ‘Zo’ en drie puntjes. Op zich een prima bakker, beetje duur, want centrum (en zeker in vergelijking met de hiervoor besproken bakkerijen), maar voor mij en wat vrienden ook wel legendarisch omdat we daar na een excursie langs de lokale nachtcafé’s (’t Kalfje, P96) na een klop op het raam van het souterrain om 4 uur ’s nachts verse croissantjes en (jawel) saucijzenbroodjes konden kopen. Dat was echt fantastisch en ik denk er met enige weemoed aan terug.

Na de/het Singel verhuisde ik naar de Ferdinand Bolstraat. Ook daar in de buurt vond ik nooit een bakker die me kon bekoren. Op weg naar mijn werk haalde ik weleens wat bij Simon Meijssen, maar hoe lekker zijn brood en deegwaar ook is, de absurd hoge prijs (twee euro vijfentachtig voor een hamkaascroissantje say what?) belette me er echt van te genieten.

Na de Pijp ging ik naar hartje Jordaan. Daar zat schuin tegenover ons huis Bakker Bertram. Net als Simon Meijssen een keten met prima vreten, maar ook veel te duur. Na de Jordaan sjouwde ik alles weer terug naar de Pijp, waarbinnen ik toen nóg een keer verhuisde, maar nooit meer echt aan mijn gebakken gerief kwam. Misschien maakte het me ook minder uit en had ik minder tijd omdat ik niet meer studeerde (het laatste is niet waar).

Er zijn nog wel meer prima bakkers in Amsterdam, zoals Bakkerij Hans Egstorf op de hoek Spuistraat – Raamsteeg (bijzonder pand vooral) en Bakker Van Vessem in de Maasstraat, maar geen van hen heeft me doen tintelen.

Misschien is het dan wel nostalgie? Maar ik was in die tijd niet bijzonder gelukkig of met jaloersmakende dingen bezig. Misschien gaat nostalgie dan ook wel helemaal niet terug naar een beter of mooier vroeger, maar gewoon naar vroeger, toen er nog minder tijd voorbij was gegaan dan nu. Het is slechts het besef dat die tijd weg is en niet meer terugkomt en dat dat voortdurend zo doorgaat, hoewel de relatieve onbezorgdheid van toen wellicht wel als jaloersmakend kan worden beschouwd.

Maar daar ging het niet over. Het ging erover dat brood zogenaamd slecht voor je is. Melk ook trouwens. Ik heb allemaal vrienden die het niet meer eten respectievelijk drinken. Ze zeggen dat ze zich goed voelen. Dat ze overtollig vet kwijt zijn, terwijl ze verder alles doen wat God verboden heeft. Als ik hen zo hoor, denk ik dat ik het misschien ook maar moet opgeven, ook al kan ik me werkelijk niet voorstellen hoe. Ik vind het zo lekker. Een vers gebakken brood, van een goede bakker… Het knapperige korstje, de zachte, vezelrijke binnenkant… Het kapje, verdomme man, het kapje. Ik ben zo gek op kapjes. Van goed brood hè, dat wel.

‘Remco is gek op saucijzenbroodjes. Wil Remco wat eten? Geef hem een saucijzenbroodje. Remco is saucijzenbroodjesverslaafd.’

Klopt. Altijd geweest. En nu verlang ik terug naar die tijd, waarin Bakkerij v.d. Heijden bij me om de hoek zat en ik het brandende verlangen direct kon stillen met zijn gebakken lekkernij.

Hamburgertime

Ik vier mijn verjaardag in de Burgermeester. De sfeer is goed. De mensen die er zijn, zijn mensen die ik mag; het is immers mijn verjaardag. Ook met het personeel heb ik leuk contact. Het zijn mensen die ik ken, die mij mogen en die weten dat ik niet zomaar ergens hamburgers eet. Ze weten dat ik smaak heb en dat ik in principe hamburgers maak die net zo lekker zijn als die van hen. Maar zij hebben wel betere apparatuur. Een betere grill en ze gebruiken, vooruit, beter vlees.

We genieten van hamburgers en ik ben jarig, dat is de situatie. Niet veel later ben ik thuis. Het huis heeft wat weg van een vakantieverblijf. In de buurt is een zee, hoewel je die niet ziet of hoort. Het voelt alsof die er is. Aan de deur verschijnt een bezorger van de Burgermeester, die mij de rest van de bestelling komt brengen. Waarom we die niet in het restaurant zelf hebben genuttigd is onduidelijk. Ik ben nu thuis, overigens alleen, en die dingen worden gebracht. Er is weinig tegenin te brengen en gelukkig hoeft dat ook niet.

Wat me wel tegenvalt, is dat ik de burgers zelf uit de rugzak van de bezorger moet halen. Hij lijkt absoluut onwillig om zijn rugzak af te doen en de hamburgers aan mij te geven. In plaats daarvan draait hij zich vermoeid om ten teken dat ik ze kan pakken. Omdat ik tegenwoordig steeds minder in conventies en gebruiken probeer te denken en ieder mens wil beschouwen als een uniek wezen met unieke neigingen en gedachtes maak ik er geen punt van. Ik haal de hamburgers dus uit de rugzak en vind het al helemaal geen probleem als ik merk dat de prijs voor de bezorging slechts €1,50 is. Dat bedrag had ik gereserveerd voor fooi dus gevoelsmatig is het eten gratis. ‘Prima,’ denk ik en ik draai me om om het geld te pakken. Ik ben volledig ontspannen, dus neem er de tijd voor. Als ik me tot de bezorger – laten we hem Patrick noemen – wend om te betalen heeft hij alle burgers opgegeten. Hoe weet ik niet, maar ze zijn op. Zijn lippen glimmen van het vet en ik ben boos. Superboos zelfs, en besluit te klagen bij de manager.

Terug in de Burgermeester. De manager is een kleine, wat oudere vrouw die wel naar me luistert, maar ondertussen met een theedoek in haar handen wrijft. Ze grijnst voortdurend, wat ik behoorlijk irritant vind. Ze hoort me aan, maar maakt geen enkele aanstalten om me te helpen of op wat voor manier dan ook van dienst te zijn. Ze neemt me niet serieus. Ze doet alsof ze luistert, net als de rest van de zaak. Die mensen, van wie ik dacht dat ik leuk contact met ze had, lijken me nu te negeren. De sfeer is in de korte tijd dat ik weg was dus behoorlijk omgeslagen.

Dan staat ineens Paul Verhaegh voor me, de rechtsback van FC Augsburg, die door Louis van Gaal uit wanhoop over onze verdedigende capaciteiten werd meegenomen naar Brazilië. Hij verschijnt hier in de gedaante van een ontdekkingsreiziger en staat pal voor me. Wat hij van me wil of hoe hij me kan helpen is volstrekt onduidelijk, maar hij lijkt me tenminste wel te horen.

We voeren geen gesprek, maar het is al snel duidelijk dat ik de broodjes moet terugleggen. Er liggen nu eenmaal overal broodjes en die moeten terug op de plank in de kast waar ze horen te liggen. Het is verdomme zo’n bende. Ja, oké, de bezorger heeft mijn burgers opgegeten en niemand lijkt zich daar verder om te bekommeren, maar als het hier zo’n chaos is, komt het nooit goed. Dan kan ik bestellen en klagen wat ik wil, maar wordt het nooit beter. Het probleem moet bij de wortel aangepakt en dus help ik orde te scheppen. Opruimen, schoonmaken; invloed uitoefenen door het goede voorbeeld te geven.

Terwijl ik de broodjes in de kast leg, is de situatie opeens zo dat iedereen naakt is en een baby vasthoudt. Het is heel belangrijk dat we op dit moment, zowat volledig ontkleed, een baby vasthouden. Doet men dat niet, dan gaat de mogelijkheid om door de tijd te reizen voorbij. Het duurt immers niet lang meer voordat de lichtflitsen van start gaan. Het licht gaat zo flitsen, en iedereen die op dat moment niet naakt een baby vasthoudt, reist niet mee, zo simpel is het. Het is simpel en spannend. In de spanning kijk ik om me heen om te zien of iedereen het begrijpt en er klaar voor is en wat zie ik? Paul Verhaegh, met kleren aan. Hij kijkt onnozel om zich heen. Hij voelt dat hij iets mist, dat hij iets niet goed doet en dat het al te laat is om er nog iets aan te doen. Paul gaat niet mee. Paul blijft in de Burgermeester.

‘Loser,’ denk ik. Wij gaan reizen door de tijd, hij blijft waar hij is en straks is er niets meer van over. Ik geniet, omdat hij faalt. En dat terwijl hij de enige was die echt naar me luisterde. Ik ga nu met al deze eikels de toekomst in, maar ik ga in ieder geval, blijf niet achter. Achterblijven is het ergst. Ik ga reizen door de tijd en hoef me nergens meer druk om te maken, al helemaal niet over hamburgers.

Lekker delen

Het is toch heerlijk hè? Dat we tegenwoordig allemaal zo met elkaar in contact staan? Als ik nu iets vind van iets of iemand of iets anders dan kan ik gewoon online gaan (hoewel dat al niet eens meer echt een handeling is, want ik ben het gewoon ALTIJD) en die mening de wereld in slingeren. Ik kan eigenlijk te pas en te onpas en te allen tijde aan iedereen laten weten wat ik vind. Gewoon, van dingen. Ja behalve in Afrika en afgelegen gebieden zoals de poolkappen. Daar is geen internet en daar(door) ken ik (daar) toch niemand, dus dat maakt niet uit. Zolang het er maar niet te koud of te heet is kan ik alles wat ik maar zeggen wil, zeggen.

Het is fantastisch. Het heeft mij gesterkt in het idee dat ik belangrijk ben. Dat ik het verdien om gehoord te worden en dat ik het verdien dat andere mensen stoppen met wat ze doen en naar me luisteren. Want dat zijn twee verschillende dingen. Het gehoord worden is meer van mij uit, dat wat ik zeg boeiend is. Maar dat men dan ook even stopt en de tijd neemt om er goed naar te luisteren, erover na te denken en er van te leren, dat is iets wat bij hen (jullie) ligt. Dat is júllie verantwoordelijkheid. Het is belangrijk dat je die neemt. Dát is mijns inziens (opletten) de hoeksteen en basis van de samenleving. Als we dat doen (luisteren), komt alles goed. Dat lijkt me niet iets waarover we hoeven te discussiëren.

Natuurlijk geldt het niet voor iedereen. Niet iedereen kan voortdurend boeiende dingen te melden hebben. Helaas denkt een grote groep online mensen onterecht van wel. Het kan ontzettend vermoeiend zijn om het relaas van een gefrustreerde huisvrouw over vandalisme te moeten lezen, of de ongenuanceerde mening van een twijfelstudent over onze verantwoordelijkheid naar minder bedeelde landen, zoals België of Cuba; ‘Schoenmaker hou je bij wat je leest’, denk ik dan. Het zijn niet voor niets eilanden.

Misschien moet ik dus een kanttekening plaatsen bij wat ik eerst zei, over de schoonheid van het delen. Ja, het is fijn dat het kan. Gedachtegoed waar eerst alleen mijn naaste familie en vriendenkring van kon genieten is nu voor een groter publiek toegankelijk. Maar tegelijkertijd geven dergelijke sociale platformen ook een stem aan lieden die het kaf niet van het graan kunnen scheiden. Mensen die zich niet goed hebben ingelezen, die vanuit hun onderbuik redeneren (paradox) en die pure emotionele tweespalt willen zaaien. Hoewel, of dat echt hun intentie is, betwijfel ik. Ze weten simpelweg niet beter. Het zou daarom goed zijn – en dit is waar ik eigenlijk al de hele tijd op aanstuur – als er een soort van opiniechecker zou komen op internet. Iemand die checkt wat iedereen wil zeggen en dan besluit of het slim genoeg is, of we er ECHT wat aan hebben.

De eerste vraag die daarbij rijst en ik bij deze ondervang, is natuurlijk ‘Hoe dan? Er zijn toch veel te veel mensen online?’ Klopt. Maar als er zoveel mensen online zijn, betekent het dus ook dat er heel veel mensen zijn an sich. Als al deze mensen, die online zijn, nou ook opinies zouden checken, dan lijkt het me behoorlijk te overzien allemaal. Zoals J.K. Rowling schreef: ‘We are only as strong as we are united, as weak as we are divided.’ Dit stond in The Goblet Of Fire. Dus laten we de krachten bundelen en zorgen dat er zinnige dingen worden gezegd in het digitale openbaar. Ik neem graag het voortouw en verwijs iedereen dan ook naar mijn mening. Deze zal zeer inspirerend en voorbeeldig blijken te zijn voor eenieder die besluit ergens iets van te vinden. Toegegeven, het zijn verwarrende tijden, maar laten we daarom met stijve schouders opstaan en verstandig zijn, asjeblieft. Juist nu!

‘If your actions inspire others to dream more, learn more, do more and become more, you are a leader.’

– John Quincy Adams

Pen 1 – 0 Zwaard

We zijn boos. Geschokt, verdrietig, maar vooral heel boos. Ik ook. Ben er echt een beetje ziek van. De kalashnikov als misselijkmakende cocktail van geweld. Ondertussen is het nacht geweest en opnieuw ochtend en zijn de cartoonisten en journalisten en de agent en de omstander al ruim een etmaal dood. Vier anderen vechten in een ziekenhuis voor hun leven. Maar net zoals tot nu elke dag gebeurde, is het weer ochtend.

Terwijl ik dit schrijf, kijk ik soms naar buiten. Het is eigenlijk een prachtig uitzicht over de gracht, dat ik hier zo voor me heb. Zelfs op een donkere dag als vandaag, wanneer de kraaien symbolisch boven de kale boomtakken cirkelen, is het mooi. Ik besef dat te weinig. Ik zou daar meer van doordrongen moeten zijn, want ja, het is weer ochtend, zoals het tot nu toe elke dag is geweest, maar dat kan dus ook zomaar ineens niet meer zo zijn. De slachtoffers van Charlie Hebdo beleefden gisteren ongewis hun laatste. Hun laatste rit in de overvolle metro naar de redactie. Hun laatste muffe stationscroissant. Hun laatste kantoorkoffie. Wisten ze niet. Ik ook niet. Niemand eigenlijk, behalve de in zwart gehulde mannen met hun tweedehands Russische schietwaar.

Toen het vorige week oud en nieuw was, had ik geen voornemens. Die heb ik me een paar jaar geleden voorgenomen niet meer te hebben, in een poging de teleurstelling over het verbreken ervan te voorkomen. Je zou dus kunnen zeggen dat het niet hebben van goede voornemens mijn enige goede voornemen is, jaar in jaar uit. Wel had ik een beetje hoop. Ik hoopte dat we een jaar tegemoet zouden gaan met iets minder tragiek en terreur. Aan het koesteren van die hoop zat weinig moedigs, vond ik. Veel kutter dan 2014 kon het immers allemaal niet worden. Maar we zijn een week onderweg en de eerste aflevering van reality-horror is al uitgezonden.

Marcel van Roosmalen schreef dat een voorval als dit roept om een mening en dat iedereen die mening roept, inclusief hijzelf. Arnon Grunberg sloeg de spijker op de kop door in zijn Voetnoot te waken voor verrechtsing. Wanneer wij door dit soort acties onze eigen vrijheden laten inperken zoals de Amerikanen dat na 9/11 deden, krijgen ‘ze’ hun zin. Een vriend van mij die nergens voor schrijft, vertelde me net dat de geëxecuteerde agent moslim was. Hij bestempelde het als ironie. Een andere vriend ging daar tegenin door te stellen dat moslims zelf het grootste slachtoffer zijn van dit soort acties, daar is niets ironisch aan.

Een voorval als dit roept inderdaad om een mening. Die heb ik ook, want ik ben heel erg kwaad. In die zin zijn ratio en gevoel onlosmakelijk met elkaar verbonden. De slagers van gisteren kunnen onze vrijheid niet verdragen, dus proberen ze haar te vernietigen. Wat ze niet beseffen, is dat wat ze doen averechts werkt. Frankrijk ging gisteren onbevreesd de straat op. Tekenaars van over de hele wereld slijpen de potloden, schrijvers dopen hun pen in gitzwarte inkt. Op internet vindt een aanval op het extremisme plaats middels een explosie van creatief verbaal en illustratief (als in: getekend) geweld. Het is protest aan de hand van kunst die mijn woede (deels) plaats doet maken voor bewondering en trots. Het is beschaafd, intelligent en getuigt van liefde voor een vrijheid die we, bezien in de context van gisteren en alle tragiek van vorig jaar, niet voor lief mogen nemen.

Ik kijk uit het raam. Het is grauw, koud en zwarte kraaien cirkelen boven kale bomen. Het is prachtig.