Kutinstagram. Kutmensen die je gewoon kent, die je dan volgt en die je niet terugvolgen. Je kent me toch? Je weet wie ik ben! Wat is dit voor passief-agressieve manier om te laten merken dat je me eigenlijk niet boeiend vindt? Wél mij toestemming geven om je te volgen; wél mij toelaten tot de wondere wereld van jouw fotograferende en gefotografeerde zijn; wél bevestigen dat wij elkaar kennen, maar tegelijkertijd duidelijk maken dat het voor jou niet zo nodig hoeft, toegang tot míjn wondere fotowereld.
Je weet niet wat je mist. Ik zie supervaak hele grappige of mooie dingen en dan maak ik daar supermooie foto’s van. Goed gekadreerd enzo. Heel vaak gebruik ik niet eens een filter, omdat de hoek en de lichtval en de compositie van zichzelf al zo goed zijn, dat elke filtering afbreuk doet aan de esthetiek van het beeld.
Weet jij eigenlijk wel wat kadrering is? Nee, het zijn niet die stomme lijstjes die je eromheen kunt plakken in je fotoapp. Het is ook niet de hypnotiserende werking van de muziek van een onlangs opgeheven Vlaamse meidengroep voor kinderen. En ook niet iets met boten.
Maar het is al goed. Wees maar zo. Kennelijk is dat ding dat je in het echte leven doet, dat vriendelijk lachen en handjes schudden en vragen hoe het gaat, niets meer dan hypocriete bullshit. Kennelijk interesseert het je geen reet en ben je supernep. Kennelijk is jouw digitale sociale leven een soort egotrippend, psychologisch schaakspel waarin het je geen zak uitmaakt of de bevestiging die jij zo hard nodig hebt ten koste gaat van andermans gevoelens. Kennelijk durf je dat soort wraakzuchtige spelletjes wel online en niet in het echt. Wraak… Waarvoor dan in godsnaam? Wat heb ik je ooit aangedaan? Niks toch? Mooie fotootjes maken, dat is alles.
(…)
Waarom volg je me nou niet gewoon? Zo’n moeite is dat toch niet? Je ziet dat deridderremco volgt je nu en het enige wat je hoeft te doen is op dat vakje met dat plusje en dat poppetje klikken en dan hupsakee is het klaar. Dan volgen we elkaar. Dat is toch fijn? Dat is toch gezellig? Laat me niet die hond zijn die achter zijn eigen staart aanrent. Ik wil de hond zijn die achter jou aan rent en die door jouw metaforische hond achterna gerend wordt gezeten. Ik wil dat we achter elkaar aanrennen, blaffend, kwispelend. Snap je dat? Ik wil met je door een veld stuiven, de lentebloesem onder onze pootjes aan flarden trappen, terwijl de laaghangende zon onze kwijlende muilen beschildert met een roodroze gloed van gelukzaligheid.
Ik wil dat we elkaar volgen, in rondjes, tot in de eeuwigheid. Totdat alle bloemen zijn verwelkt en alle rotsen tot zand zijn vermalen. Totdat de taal en het licht zijn opgegaan in nevelen van abstractie. Ik wil dat mijn vakje groen kleurt, tot lang na onze dood, zodat we voor altijd volgen. Eindeloos volgen, zonder bestemming. Ik wil volgen tot voorbij de limiet van het bestaan.
Maar kennelijk sta ik alleen in dat verlangen.