Gefeliciteerd in spiegelbeeld

Het belangrijkste dat ik heb geleerd sinds ik 37 ben is dat de selfie camera van de iPhone foto’s spiegelt. Het kan zijn dat dit algemene kennis is en ik weer eens rijkelijk laat op het feestje arriveer, maar voor mij was het een shock. Apple doet dit zodat eventuele teksten op t-shirts niet in spiegelbeeld komen te staan, maar wie, behalve kinderen, draagt er nou nog t-shirts met teksten erop?
 
Het meest frustrerende was dat ik de nieuw vergaarde kennis met mijn vriendin deelde, en zij het, zoals wel vaker, allang wist. ‘Ja, natuurlijk is dat zo,’ zei ze met een vanzelfsprekendheid waarvan mijn eigendunk kromp tot een rozijn. ‘Daarom vind ik foto’s genomen met de selfie camera ook zo lelijk.’
 
Natuurlijk vind jij dat daarom, schatje.
 
Er schijnen apps te zijn waarmee je het omgekeerde proces schijnt te kunnen omkeren, maar dat is te omslachtig, daar heb ik geen zin in. Bovendien is ‘nog een app op mijn telefoon’ zo ongeveer het laatste wat ik ambieer. Wat ik ambieer is dat de foto die ik maak correspondeert met het beeld dat ik zie als ik de foto maak. Dat klinkt tamelijk eenvoudig (en logisch!), maar is het blijkbaar niet.
 
Hoho, wacht even, het is niet zo dat ik de ganse dag selfies makend doorbreng, maar ik was jarig en dronk een biertje met mijn neef en we wilden het moment vastleggen en toen kwam dus het spiegelbewustzijn. Het was, nogmaals, een shock, want door de jaren heen heb ik flink wat selfies gemaakt, maar die zijn dus allemaal gespiegeld. Al die lieve koppies van mijn kinderen, gespiegeld. Al die foto’s met mijn liefje, gespiegeld. Gespiegeld knuffelen, gespiegeld tongen, gespiegeld naar de einder turen die nog steeds wel aan het einde ligt, maar andersom. Andersom!
 
Het voelt niet per se alsof mijn selfie-leven een leugen is, maar wel als een gespiegelde versie van de waarheid, en dan vraag ik me af wat die nog betekent. Veel van wat mensen leren is een gevolg van spiegeling; je eigen gedrag in relatie tot een ander, af te meten aan de reactie van de ander op je gedrag. ‘Is dit normaal? Ik dacht altijd dat dit normaal was?’ En dat je vervolgens niet langer het restje boter + broodkruimels op je mes aan de rand van het kuipje afveegt en voortaan wel de losse haren, nagels en tandpasta uit de wasbak verwijdert na het wassen. Een leerproces dus.
 
Al die foto’s maakte ik door de jaren heen om momenten vast te leggen, ter aanmaak van toekomstige herinneringen. Maar het zijn gespiegelde herinneringen, geflipte beelden, omgedraaid aan hoe het werkelijk was. Ik wil niet zeggen dat alles op z’n kop staat, want dat staat het nou precies niet, maar zo voelt het wel.

Hamburgertime

Ik vier mijn verjaardag in de Burgermeester. De sfeer is goed. De mensen die er zijn, zijn mensen die ik mag; het is immers mijn verjaardag. Ook met het personeel heb ik leuk contact. Het zijn mensen die ik ken, die mij mogen en die weten dat ik niet zomaar ergens hamburgers eet. Ze weten dat ik smaak heb en dat ik in principe hamburgers maak die net zo lekker zijn als die van hen. Maar zij hebben wel betere apparatuur. Een betere grill en ze gebruiken, vooruit, beter vlees.

We genieten van hamburgers en ik ben jarig, dat is de situatie. Niet veel later ben ik thuis. Het huis heeft wat weg van een vakantieverblijf. In de buurt is een zee, hoewel je die niet ziet of hoort. Het voelt alsof die er is. Aan de deur verschijnt een bezorger van de Burgermeester, die mij de rest van de bestelling komt brengen. Waarom we die niet in het restaurant zelf hebben genuttigd is onduidelijk. Ik ben nu thuis, overigens alleen, en die dingen worden gebracht. Er is weinig tegenin te brengen en gelukkig hoeft dat ook niet.

Wat me wel tegenvalt, is dat ik de burgers zelf uit de rugzak van de bezorger moet halen. Hij lijkt absoluut onwillig om zijn rugzak af te doen en de hamburgers aan mij te geven. In plaats daarvan draait hij zich vermoeid om ten teken dat ik ze kan pakken. Omdat ik tegenwoordig steeds minder in conventies en gebruiken probeer te denken en ieder mens wil beschouwen als een uniek wezen met unieke neigingen en gedachtes maak ik er geen punt van. Ik haal de hamburgers dus uit de rugzak en vind het al helemaal geen probleem als ik merk dat de prijs voor de bezorging slechts €1,50 is. Dat bedrag had ik gereserveerd voor fooi dus gevoelsmatig is het eten gratis. ‘Prima,’ denk ik en ik draai me om om het geld te pakken. Ik ben volledig ontspannen, dus neem er de tijd voor. Als ik me tot de bezorger – laten we hem Patrick noemen – wend om te betalen heeft hij alle burgers opgegeten. Hoe weet ik niet, maar ze zijn op. Zijn lippen glimmen van het vet en ik ben boos. Superboos zelfs, en besluit te klagen bij de manager.

Terug in de Burgermeester. De manager is een kleine, wat oudere vrouw die wel naar me luistert, maar ondertussen met een theedoek in haar handen wrijft. Ze grijnst voortdurend, wat ik behoorlijk irritant vind. Ze hoort me aan, maar maakt geen enkele aanstalten om me te helpen of op wat voor manier dan ook van dienst te zijn. Ze neemt me niet serieus. Ze doet alsof ze luistert, net als de rest van de zaak. Die mensen, van wie ik dacht dat ik leuk contact met ze had, lijken me nu te negeren. De sfeer is in de korte tijd dat ik weg was dus behoorlijk omgeslagen.

Dan staat ineens Paul Verhaegh voor me, de rechtsback van FC Augsburg, die door Louis van Gaal uit wanhoop over onze verdedigende capaciteiten werd meegenomen naar Brazilië. Hij verschijnt hier in de gedaante van een ontdekkingsreiziger en staat pal voor me. Wat hij van me wil of hoe hij me kan helpen is volstrekt onduidelijk, maar hij lijkt me tenminste wel te horen.

We voeren geen gesprek, maar het is al snel duidelijk dat ik de broodjes moet terugleggen. Er liggen nu eenmaal overal broodjes en die moeten terug op de plank in de kast waar ze horen te liggen. Het is verdomme zo’n bende. Ja, oké, de bezorger heeft mijn burgers opgegeten en niemand lijkt zich daar verder om te bekommeren, maar als het hier zo’n chaos is, komt het nooit goed. Dan kan ik bestellen en klagen wat ik wil, maar wordt het nooit beter. Het probleem moet bij de wortel aangepakt en dus help ik orde te scheppen. Opruimen, schoonmaken; invloed uitoefenen door het goede voorbeeld te geven.

Terwijl ik de broodjes in de kast leg, is de situatie opeens zo dat iedereen naakt is en een baby vasthoudt. Het is heel belangrijk dat we op dit moment, zowat volledig ontkleed, een baby vasthouden. Doet men dat niet, dan gaat de mogelijkheid om door de tijd te reizen voorbij. Het duurt immers niet lang meer voordat de lichtflitsen van start gaan. Het licht gaat zo flitsen, en iedereen die op dat moment niet naakt een baby vasthoudt, reist niet mee, zo simpel is het. Het is simpel en spannend. In de spanning kijk ik om me heen om te zien of iedereen het begrijpt en er klaar voor is en wat zie ik? Paul Verhaegh, met kleren aan. Hij kijkt onnozel om zich heen. Hij voelt dat hij iets mist, dat hij iets niet goed doet en dat het al te laat is om er nog iets aan te doen. Paul gaat niet mee. Paul blijft in de Burgermeester.

‘Loser,’ denk ik. Wij gaan reizen door de tijd, hij blijft waar hij is en straks is er niets meer van over. Ik geniet, omdat hij faalt. En dat terwijl hij de enige was die echt naar me luisterde. Ik ga nu met al deze eikels de toekomst in, maar ik ga in ieder geval, blijf niet achter. Achterblijven is het ergst. Ik ga reizen door de tijd en hoef me nergens meer druk om te maken, al helemaal niet over hamburgers.