Medeplichtig

Albert Heijn. 20:23u. 5 bier in de mik, nog minstens 5 te gaan. Thuis wacht een halve kip-broccolitaart op me. Die taart weet, net als ik, dat hij niet genoeg is om mijn honger te stillen. Dus denk ik na over dingen die ik nog meer kan eten. Met een stuk oude Goudse kaas, een pak Goudse kaaskoekjes, een pakje extra dunne tandenstokers en een krat Hertog Jan in de bonus sta ik in de rij voor de kassa.

De mondhygiëniste heeft me woensdag uitgelegd hoe ik mijn tanden het beste kan stoken. Dit deed ze na mijn gebit ruim drie kwartier met een bijtel bewerkt te hebben. ‘Je glijdt de tandenstoker zo van boven naar beneden, en dan als hij erin gaat, gaat hij erin en dan ga je heen en weer. Zo, heen en weer.’ Ze deed het voor met haar veel te kleine handjes en ze sprak met haar veel te kleine mondje en keek me aan met haar bij al die veel te kleine onderdelen van haar lichaam passende veel te kleine oogjes. Ze was sowieso klein en wat dat betreft consequent.

Terwijl ik zelf een spiegeltje omhoog hield zodat ik kon zien wat ze deed, stookte ze mijn tanden. Heen en weer, op een neer, in het gat waarin de stoker paste. Later legde ze me ook nog uit hoe ik mijn tanden moest poetsen (‘doe je mond eens helemaal open? Wat voel je? Inderdaad een strakke wang, en dus kun je de tandenborstel niet ver in je mond steken. Als je je mond iets meer sluit, kom je verder en poets je dus beter. Dat scheelt tandsteen. Je hebt op die achterste tanden best veel tandsteen’) en gaf ze me een extra softe tandenborstel + mini tube Elmex professional clean om mee te oefenen. ‘Ik gebruik zelf ook Elmex,’ solliciteerde ik naar een wit voetje. ‘Dat is goed,’ zei ze onbewogen.

Nu sta ik bij de kassa, met mijn boodschappen op de band en mijn krat op de grond. Met mijn rechtervoet schuif ik het krat steeds voor me uit wanneer daar ruimte voor is. Als ik aan de beurt ben, zeg ik ‘ik heb ook nog een kratje Hertog Jan,’ en knik ik naar het krat, ter bevestiging van mijn woorden. De caissière vraagt om mijn bonuskaart, scant mijn artikelen en laat me pinnen. €8.17. ‘Dat is te weinig,’ denk ik. ‘Maar ik heb het gezegd. En geknikt. Ze weet wat ik weet. Het moet goed zijn,’ en ik pin. Als ik klaar ben, pak ik mijn tasje, schuif ik het krat met mijn rechterbeen vooruit zoals ik dat al deed en kijk ik de caissière aan. Zij kijkt mij aan, met een blik die verraadt dat ze me betrapt. ‘Ze heeft me niet gehoord,’ denk ik, ‘mijn knikje niet gezien,’ concludeer ik. ‘Ben ik nu de pineut?’ Ze blijft me aankijken terwijl ze medeplichtig begint te glimlachen. Ze heeft me niet gehoord, heeft me niet zien knikken, maar is zich nu, op dit heterdadige moment, volledig bewust van de situatie. Ze denkt dat ik een kratje bier wil stelen, wat ik in de verte ook wel doe, maar laat het gebeuren. Ze laat me, na ons misverstand, een kratje bier stelen. Ze begint al met het scannen van de boodschappen van de vrouw achter me. Correctie: boodschap. De vrouw heeft slechts een magnetron-lasagne op de band gezet. De caissière blijft me aankijken. Ten einde raad glimlach ik maar complotterig terug. Ik stop de kaas en de –koekjes en stokers in mijn tas, pak het krat en draai me om. Naar huis wil ik, voor ze zich bedenkt en me alsnog in een hokje met videobewakingsbeelden en corpulente supermarktbeveiligers en storemanagers naar beelden laat kijken waarop ik OVERDUIDELIJK naar mijn kratje knik. ‘Er is dus eigenlijk niks aan de hand,’ probeer ik mezelf te overtuigen.

Maar wat een raar moment. Wat heb ik een raar moment met haar gedeeld, de jonge caissière van ongetwijfeld Marokkaanse afkomst. Ongeïnteresseerd, onscherp, maar wel scherp genoeg om mijn been een krat te zien/horen verschuiven. Waarom liet ze me het stelen? Vond ze me leuk? Was het voor haar een manier om macht uit te oefenen over een monsterlijk concern waarvoor zij niet meer is dan een mens-machine? Wat is in godsnaam haar loyaliteit naar de Albert Heijn? Nul dus. Voor €6,32 bruto per uur koop je geen loyaliteit. Voor €6,32 per uur koop je medeplichtigheid.

Het krat en ik zijn thuis. Ik zit inmiddels op 10.

De sigaret smaakt goed. Het is de eerste in een week. Ik rook uit het raam en tik af. Onder het raam loopt nietsvermoedend een stel. ‘Sorry,’ wil ik zeggen, maar ze hebben niks gemerkt. Dit lijkt geen avond om slapende honden wakker te maken.

Even later vaart er een rondvaartboot voorbij. Het is een boot waarop je ook romantisch kunt dineren. De boot is leeg. Ik neem aan dat hij onderweg is naar de rondvaartbootremise, maar misschien is hij ook wel leeg omdat er niemand is opgestapt, omdat vanavond niemand romantisch wil dineren, glijdend over Amsterdams water. De boot is leeg en ik denk aan eenzaamheid. Ik sta hier nu alleen te roken in het raam en er is niemand in die boot die me ziet en naar me zwaait of me alleen ziet en denkt ‘hij staat daar, alleen, en wij zitten hier, samen,’ en dat diegene dat samenzijn daar op dat moment meer waardeert door het aanschouwen van mijn alleen-zijn. Dit gebeurt allemaal niet, want de boot is leeg. Ik ben alleen en zo zijn er velen alleen en voor een moment denk ik dat al die allene mensen verbonden zijn in hun alleenheid en dat als we daar allemaal van op de hoogte zouden zijn, als we medeplichtig zouden zijn aan elkaars eenzaamheid, we ons niet meer alleen zouden voelen. Allemaal alleen betekent allemaal hetzelfde en hetzelfde is eenheid. Eenheid is geen alleenheid en dus zijn we verbonden in eenzaamheid, hoewel alleenheid en eenzaamheid niet hetzelfde zijn. ‘I am alone, I’m not lonely,’ zegt Robert DeNiro tegen Amy Brenneman in Heat.

De taart is op. De kaaskoekjes voor de helft. Het krat Hertog Jan mist nu 8 flesjes. Tel daar de 5 bij op van de borrel op werk en de conclusie is honger. Hoewel, het is meer zin om mijn gebijtelde tanden ergens in te zetten, als tegenwicht voor de blijvende dorst. Bij wijze van compromis zet ik de muziek harder. Geluiden van Animal Collective vullen de kamer waarin ik typ. Nog even en het is 23:00u. Nog even en het is nog niks.

Yes we cans

Ik realiseer me dat het slechts dinsdag is, maar ik heb gewoon zin in bier, laat me. Niet geheel ontoevallig fiets ik langs een Albert Heijn en besluit ik daar in te slaan. Lekker bier drinken ga ik, dat is het plan. En wat ik eigenlijk wil, zijn gekoelde blikjes. Blikjes bier die al koel zijn, zodat ik ze zelf niet hoef te koelen. Ik kan dan meteen koele biertjes drinken. Dat is wat ik wil.

Ze hebben bij de Albert Heijn zogenaamde cool cans. Als we cool vertalen naar koel en cans naar blikjes dan can je al snel zien dat dit precies is wat ik wil. De blikjes staan over het algemeen niet tussen de niet koele blikjes, daar zijn ze te cool voor. Bovendien zouden die arbeidersblikken dan ook koel moeten zijn en koeling is bij mijn weten niet tot op de vierkante centimeter nauwkeurig te richten. Bovendien moet de koeling plaatsvinden in een afgesloten omgeving, zoals een kast of box. De koelte vliegt anders zomaar weg en verliest het uiteindelijk van de in veel groter volume aanwezige minder koele warmte.

Niet in het gewone schap kijken dus, kereltje! Maar toch hè, loop ik in eerste instantie naar dat ‘gewone’ schap. Is je basis, je starting point. Je moet immers ergens beginnen en ik zie de koelkast(en) zo snel niet staan. Maar later, nadat ik heb gezocht, wel. Er is een koelkast, bestemd voor cool cans van allerlei merken. Ik hoef de getrainde bierdrinker niet te vertellen welke merken dat dan wel al dan niet zijn, maar ik kan me voorstellen dat termen als “Heineken” en “Grolsch” de biermaagd of beginnende bierslet houvast weten te bieden voor het bevatten van de categorie producten waar ik mijn vizier op heb gericht. De blikjes en/of letters zijn trouwens overwegend groen, dus dat heb je sowieso.

Maar de koelkast is leeg. Leeg ja. De koelkast staat overigens wel aan; groen is hier in zijn geheel niet van toepassing. Naast de koelkast, gewoon in een ordinair schap, staat een sixpack Heineken cool cans. Ik ben daar nu eenmaal en wil bier dus neem ik ze in mijn mandje mee naar de kassa. Dan zijn ze maar niet koel. Cool can’t.

Afrekenen.

Cassière: Goedenavond meneer.
Ik aka de meneer: Goedenavond.

Het gescan van cans. €6,80 voor een sixpack. ‘Skabadiwat?’ zegt mijn financiële barometer.

Ik: Huh?
Cassière: Sorry meneer?
Ik: Waarom zijn die biertjes zo duur?
Cassière: Het zijn cool cans meneer, die zijn duurder.
Ik: Maar ze zijn niet cool.
Cassière: Ja maar ze zijn duurder.
Ik: Ja oké, dat snap ik, maar ik ben het er niet mee eens. Cool cans zijn duurder omdat ze door jullie gekoeld worden, maar deze zijn niet koel. Ze stonden naast de koelkast. Die overigens wel gewoon aan stond.
Cassière: Ja, het zijn cool cans.
Ik: Dat hadden het kunnen zijn, in een utopische wereld waarin Albert Heijn de voor de koeling bedoelde en naast de koeling bivakkerende cans ook daadwerkelijk koelt.
Cassière: …
Ik: Anders had ik net zo goed gewone cans kunnen kopen.
Cassière: Ik weet niet of die er nog…
Ik: Ja, laat nu maar zitten.

We nemen elkaar op, ik bespeur geen scheurtjes in haar bolwerk van volharding, geen zwakte. Hier worden die lui dus op geselecteerd. Nogmaals.

Ik: Het is dus eigenlijk gewoon zielig voor dat blikje.
Cassière: Ik weet niet…

Stilte. De cassière wendt haar blik naar beneden. Ik bespeur emotie. De mensen achter me in de rij kijken me ongeduldig, doch verwachtingsvol aan. Ik ben Zorro.

Ik: Misschien wil je even sorry zeggen tegen het blikje?
Cassière: Sorry?
Ik: Dank je wel.

Naja goed, toen ben ik maar weggegaan.