Het einde der helden

Op Instagram volg ik een aantal beroemdheden, onder wie Arnold Schwarzenegger, wat betekent dat ik mijn jeugdheld elke dag random shit kan zien doen. Maar echt shit. Boodschappen; trainen; voor het haardvuur zitten en denken dat hij iets zinnigs zegt; in een winkelcentrum cadeautjes uitdelen aan geestelijk gehandicapte kinderen. Ik wil graag de Arnold Schwarzenegger zien die ik vroeger zag. De man die films droeg met minder dan 50 woorden dialoog. De man die zich insmeerde met modder om The Predator te kunnen verslaan. The Terminator (2), The Running Man en zelfs – fuck it – de onwaarschijnlijkste tweelingbroer van Danny DeVito.

Wat ik zie, is een Arnold Schwarzenegger die met de moed der wanhoop probeer vast te houden aan de Arnold Schwarzenegger die hij ooit was. De actieheld, de filantroop, de gouverneur.

Ik volg ook Halle Berry. Op haar was ik vroeger verliefd. Ze was de mooiste vrouw ter wereld. Dat is ze – op Daniel na – nog steeds trouwens, maar nu volg ik haar en zie ik haar elke dag shit posten en is, net als bij mijn actieheld, de magie weg.

De afstand tussen fans en hun idool was vroeger veel groter. De levens die ze leidden leken een verre droom. Nu is iedereen online, is alles transparant en dichtbij, en ontdaan van mythe.

Maar dit is wat ik vroeger wilde, in de buurt zijn van Arnold en Halle. Ik (dag)droomde weleens dat ik het jongetje in Last Action Hero was en vriendschappelijk optrok met Arnold. ‘Arnie’ noemde ik hem dan, en dan luisterde hij.

Over Halle, Pamela en Jennifer droomde ik ook, maar dat ging anders.

Is dit beter, dichtbij, zonder het verhullende waas van onbereikbaarheid? Het was toen een fantasiebeeld, waarin ik mezelf kon verliezen, terwijl ik nu iets zie wat zogenaamd normaal of haalbaar is. Arnold is aan het skiën. Arnold rookt een sigaar. Halle zit in de woestijn voor de opnames van John Wick 3. Ze laat als een menselijke zandloper het goud van de Sahara tussen haar vingers lopen. Halle is nu 52, Arnold 71. Ik bijna 36.

Ik kan hun posts liken, erop reageren en ze zelfs een berichtje sturen. Niet met een handgeschreven brief, die er weken over doet om bij ze aan te komen en vermoedelijk nooit wordt gelezen, terwijl ik smachtend op antwoord wacht, maar met een tik op een scherm. De afstand tussen fans en hun helden is nog nooit zo klein geweest. Droom en realiteit zijn één geworden.

Maar eigenlijk zie ik helemaal geen realistische helden. Slechts krampachtige pogingen om het ordinaire exceptioneel te doen lijken. Of andersom. Ik ben ontwaakt uit de droom.

50

Mijn zoon is 2 geworden. Baby-achtig vind ik hem alleen nog als hij op de commode ligt en z’n beentjes optrekt. Verder is het een jongetje, in alles wat hij doet. Heus, we leven hier zo genderneutraal dat ik zelf onzijdig ben geworden, maar hij wil auto’s. Vliegtuigen. Vracht- en brandweerwagens, trekkers en dino’s. Hij draagt turquoise t-shirts met lila kragen en poetst z’n tanden met een brodeaux-roze Woezel en Pip borstel, maar hij wil ‘HARD’ rennen, voetballen, springen, gooien en schoppen.

Begrijp me niet verkeerd; ik zeg niet dat meisjes die dingen niet willen, maar er zijn nu eenmaal stereotyperingen en hij voldoet aan die van de man, zonder dat ik hem heb ingefluisterd wat man-zijn inhoudt, als ik daar al een notie van zou hebben.

Maar ik dwaal af en breng mezelf onnodig in de problemen. Het gaat over mijn kind en over tijd en over mijn verbazing, die ik elke dag steeds sterker voel, omdat hij elke dag steeds meer kan en zegt. In het relatieve vroeger – hij is 2 – gebeurde er natuurlijk ook hartstikke veel, maar leken er langere periodes van gelijkmatigheid te zijn. Dan bleef hij fysiek en mentaal een poosje ‘hangen’, om niet veel later weer een sprong te maken in zijn ontwikkeling.

Tijdens zijn gestage groei lijkt het alsof ik zelf stilsta, maar ik groei en ontwikkel ook en merk dat ik met oefening nieuwe vaardigheden kan aanleren. Ik heb laatst zelfs zonder enige oefening de vaatwasser gerepareerd en een nieuwe afvoer voor de wasmachine gemonteerd (ik geloof het bijna niet terwijl ik het typ).

Maar ik merk ook dat mijn huid minder strak om mijn spieren zit, tel steeds meer grijze haren en sta ’s ochtends regelmatig als een plank op uit bed. Wat is er met mijn onderrug? Waarom doet die het niet? Heeft iedereen dat, of moet ik naar een dokter? Sport ik wel genoeg? Eet ik wel genoeg dingen die goed zijn voor onderruggen?

En ondertussen stuitert mijn zoontje over het bed. Hij is nog bijna helemaal nieuw en veerkrachtig. De aandacht ligt op hem en straks op hem en zijn broertje of zusje. En dan zijn er dus twee die leren en groeien. De focus verbreedt, maar het vizier blijft even groot. Door kinderen krijg je meer dan ooit het gevoel dat je leeft, maar daarmee komt ook het besef van de vergankelijkheid van het leven. De tijd zal straks nog sneller lijken te gaan, steeds sneller, en soms heb ik de angst dat ik op een dag in de spiegel kijk, als de storm van de tropenjaren is gaan liggen, en ik ineens 50 ben. Het scheelt dat we tegen die tijd 120 kunnen worden.

Spotify bevestigt: ik ben bijzonder

Het grote nadeel maar ook zeker voordeel van deze tijd is dat alles in kaart wordt gebracht. Alles, van het aantal stappen dat je zet, tot het aantal centiliter dat je pist en het aantal minuten dat je per dag naar plaatjes van (bijvoorbeeld) Ariana Grande of dode bevers kijkt. Spotify doet mee aan het grote Monitoren door elke week een afspeellijst (Discover Weekly) voor je te maken met muziek die je op basis van je luistergedrag zou kunnen bekoren.

Ik luister ‘m elke maand, die lijst, en hij bestaat voor 90% uit crap waarvan ik ga twijfelen aan mijn muzieksmaak. Immers, als het suggesties zijn gebaseerd op wat ik luister, en de suggesties zijn kut, dan zal de basis dat ook wel zijn, nietwaar? Maar er is dus ook 10% – laten we zeggen 3 nummers op een lijst van 30 – die ik wél goed vind. Daar het ontdekken van nieuwe muziek een van de grootste geneugten des levens is, wordt die 90% herrie al snel overvleugeld. Liefde overwint het kwaad.

De grote Monitor-Maatschappij gedijt uitermate goed bij het naderen van het einde van het jaar. Het is de tijd van het opstellen van lijstjes en daar kan een lijstjesfetisjist als Spotify niet bij achterblijven.

Volgens het Algoritme heb ik in 2018, wat nog niet voorbij is, 5.539 verschillende nummers afgespeeld. Dat zijn 15 nummers per dag. Prima, is niet onverwacht.

Wel onverwacht: de eerste artiest die ik dit jaar heb ‘ontdekt’ is Shania Twain. En zo werpt Spotify licht op een deel van mezelf dat ik nog niet kende. In de donkerte van de eerste januaridagen had ik kennelijk behoefte aan dé country-pop MILF van de jaren 90.

Mijn favoriete artiest is ‘Kinderliedjes’, wat geen artiest is, maar een verzameling van 60, voornamelijk vals gezongen, gedateerde, regelmatig sekistische en racistische en soms ronduit absurde – inderdaad – kinderliedjes, die ik voor mijn zoontje draai als hij in opstand komt tegen papa’s experimentele elektronica. Volgens Spotify heb ik 14 uur ‘doorgebracht’ met mijn favoriete artiest en was ‘het genoegen geheel wederzijds’. That don’t impress me much.

Tenslotte weet Spotify me te vertellen dat ik in totaal 40.728 minuten muziek heb geluisterd. Dat is 28 dagen, oftewel februari. En daar zit al mijn analoge ‘luistergedrag’ nog niet eens bij; de lp’s, cd’s en alle muziek die ik wel online, maar niet via Spotify luister.

Spotify heeft verder een lijst gemaakt met de 100 nummers die ik dit jaar het vaakst heb geluisterd. Wat blijkt? De top-7 bestaat geheel uit vrouwen of bands met vrouwelijke frontmannen. Ehh, frontvrouwen. Dat terwijl ik gisteren nog las dat het aantal vrouwen in de Top 2000 van Radio 2 in de afgelopen 20 jaar bijna is gehalveerd. Ik wil mijn feministische horn niet honken, maar: TOET-TOET!

Verder luister ik ‘70% vaker naar niet-mainstream muziek dan de gemiddelde Spotify-gebruiker’. Heeft mijn moeder toch gelijk: ik ben bijzonder.

Concluderend, deducerend, distillerend: lang leve het ZZP-bestaan. En ik vraag me af hoe dat zou zijn, één maand non-stop muziek luisteren, zonder te slapen, en dan de rest van het jaar niks.

Dit is geen moeilijke vraag. Het lijkt me verschrikkelijk.

Droogste ooit

Man, wat was juli droog. Het was de droogste maand OOIT, aldus verschillende media. Met andere woorden: nog NOOIT viel er in juli zo weinig regen. De maand bevatte bovendien een paar van de (bijna) warmste dagen OOIT en nog NOOIT was het zo warm in Amsterdam.

Iemand op Twitter begreep niet hoe al die weerberichters nou konden weten dat het nog NOOIT zo warm was geweest. Ze ergerde zich aan het overdreven, onnauwkeurige taalgebruik. ‘ZO IRRITANT!’ schreef ze. ‘Hoe kunnen ze nou weten hoe warm het op de aarde is geweest in de miljoenen jaren die de planeet al bestaat?’

‘Nou, mevrouw op Twitter,’ antwoordde ik toen in mezelf, ‘de aarde bestaat zelfs al 4,5 miljard jaar en dus lijkt het me inderdaad sterk dat we met zekerheid kunnen stellen dat het nog NOOIT zo warm was als in juli. En dan gaat het ook nog eens om Nederland hè, wat in al die miljarden jaren op hele andere plekken op de aarde heeft gelegen, in deze vorm zelfs helemaal niet bestond en waarvan het dus welhaast onmogelijk is om te beweren waar wat ooit is gebeurd, laat staan hoe warm het was, wat iemand dan had moeten meten op die daar op dat moment niet bestaande landmassa. Dus afgezien van een feitelijke onjuistheid deel ik uw verontwaardiging!’

Ter geruststelling van de vrouw en mezelf probeerde ik een en ander te factchecken bij de dino’s, maar die waren allemaal dood. Met andere woorden: we hebben nu de minste dino’s OOIT. Met andere woorden: nog NOOIT waren er zo weinig dino’s als nu.

Ik maak me regelmatig schuldig aan de hyperbool van ‘Het Ultieme’. Dit was ‘het beste concert ooit’ of ‘de slechtste pizza van mijn leven.’ Die tweede uitspraak is al minder ‘onjuist’, omdat het daar puur over mijn eigen leven gaat en niemand zo goed weet hoeveel vieze pizza’s ik heb gegeten als ikzelf. Maar de vraag is of ik echt nog van alle pizza’s die ik (ooit) heb gegeten weet hoe goed ze waren, en of dit dan van al die pizza’s de allerslechtste was.

Allerslechtste, nog zoiets: iets is gewoon het slechtst, of het best, of de eerste. Er is niet een eerste en dan daarvoor of -na nog de eerste van allen.

Ik weet al deze dingen, en toch zet ik taal vaak op deze manier in om een punt te maken. Moeten we elk woord dan op een goudschaaltje wegen? Het was vorige maand warm, daar zijn we het allemaal over eens. En dat gebeurt echt nooit.

Festival zonder eind

Het is vaak een zwaktebod om te praten over het weer. Het is een last resort, het onderwerp dat je aansnijdt als er verder geen gemeenschappelijke interesses zijn met degene met wie je, al dan niet gedwongen, bent aangewezen op een gesprek. Met het weer hebben we immers allemaal te maken. Het is overal en dat zijn wij, mensen, ook. We delen dus in de invloed die het weer op onze levens heeft.

Zwaktebod of niet, ik wil het toch even over het weer hebben. Iedereen die de afgelopen tijd buiten is geweest zal gemerkt hebben dat de zon scheen. Elke dag. Hard en lang. Zonliefhebbers houden kunnen hun lol niet op. ‘Heerlijk weertje’, en ‘Ik hoef deze zomer helemaal niet weg!’ zijn veelgehoorde kreten. Op social media vliegen de zonovergoten plaatjes met daarin gepinde temperaturen van het moment (bedankt daarvoor) je om de oren. Men vaart over grachten en meren, laaft zich aan liters witbier en rosé en de landen rond het Middellandse Zeegebied worden met de dag overbodiger. Naast echte Italiaanse buffelmozzarella en authentiek gedroogde fuet hebben we nu immers ook de zon, dus waarom zouden we die noodlijdende economieën nog langer subsidiëren?

Het voordeel van dit weer is dat ik minder op mijn telefoon zit. Vroeger checkte ik elke dag wel een paar keer meerdere weerapps, zodat ik kledingtechnisch goed uitgerust op pad kon gaan. Nadeel is dat ik allemaal truien en lange broeken heb waarvan ik niet weet of ik ze ooit nog zal dragen. Het concept van ‘de jas’ doet inmiddels ridicuul aan en ‘shawl’ en ‘paraplu’ zijn leenwoorden die ik met plezier retourneer aan de respectievelijke Engelse en Franse eigenaren.

De felgroene parkieten die tegenwoordig de scepter zwaaien in de Amsterdamse parken twitteren alsof ze de hoofdact zijn op het hipste festival van het jaar. En daar doet deze uitbundige, niet-aflatende zomer wel een beetje aan denken, een festival. Een heel leuk festival, waarvan je niet wilt dat het stopt. De zon die dag in dag uit schijnt is als de dj die nog één plaatje draait. Het uitzinnige publiek juicht, neemt nog een slok, hijs of snuif en gaat nog een keer naar de wc. Na de laatste plaat komt er nóg één. De verlenging van het feestgedruis wordt gevierd met nog meer drank, nog meer eten en nog meer drugs. De dj is niet te stoppen, hij blijft draaien, het feest druisen. Maar op een gegeven moment is het water en eten op en zijn de Dixies vol. Mensen raken uitgeput en uitgedroogd. Ze zijn verbrand en hun oren suizen als een permanente kiestoon. Één voor één gaan ze naar het weggedanste gras, de dj als laatst, vlak voordat hij zijn allerallerlaatste plaatje opzet. Het boeit verder niet, want de stroom is op dat punt allang uitgevallen.

Elke dag zon was vroeger een bonus. Nu merk ik dat ik te weinig korte broeken heb. Het is superchill dat ik minder op mijn telefoon kijk en dat ik niet meer hoef na te denken over korte of lange mouwen, maar ik lees tegelijkertijd over het ‘neerslagtekort’ en vraag me af of het wel verantwoord is langer dan vier minuten/elke dag te douchen. 

We praten over het weer omdat het invloed heeft op onze levens, maar misschien is het tijd om te praten over de invloed die onze levens hebben op het weer.

Lees het artikel op de website van Het Parool.

Psychologische inversie

Er is dus een soort psychologisch ding met mij aan de hand waarbij ik alles waartegen ik stelling neem niet veel later doe of koop of gebruik of eet.

Voorbeeld: gisteren zei ik tegen mijn vriendin dat ik nooit meer wit brood eet. Dat ik het ‘gewoon echt niet lekker’ vind en liever bruin brood eet. Een witte boterham met kaas? Doe normaal. Ze was het met me eens, maar nuanceerde me (zoals altijd) door te zeggen dat sommige dingen juist heel lekker zijn op wit brood, bijvoorbeeld haring of een kroket (op een wit bolletje) of een witte boterham met pindakaas.

Mijn vriendin had helemaal gelijk, maar ik vond toch dat ik wel even lekker stelling had genomen tegen wit brood. En het was ook heel volwassen dat ik haar nuancering accepteerde.

Vandaag was ik in de supermarkt en zag ik een heel lekker uitziend brood liggen. ‘Dat ziet er lekker uit,’ dacht ik, en ik kocht het. Wat bleek toen ik thuiskwam en de boodschappen uit de tas haalde? Het brood is wit.

Dit gebeurt dus de hele tijd, in tal van situaties. Als ik zeg dat ik een week niet ga drinken zit ik de volgende dag nog voor het avondeten aan het pils. Als ik zeg dat ik gezonder moet eten, doop ik mijn kin terstond in een schaal kebab en als ik paginagroot in Het Parool verkondig dat ik het WK in Rusland om moreel-politieke redenen aan me voorbij laat gaan stopt mijn zapgedrag de volgende avond bij Portugal – Spanje. Door de eerder door mij genomen stelling is genieten van het bier of de kebab of het voetbal uitgesloten, dus naai ik mezelf dubbel. Lekker aangeschoten voetbal kijken met een schuldgevoel. Ik noem het psychologische inversie, want dat klinkt beter dan ruggegraatloosheid.

Het komt erop neer dat ik wat ik mezelf ontzeg/opleg juist ga verlangen/vermijden. Op zich niet vreemd – verboden vruchten smaken het lekkerst -, maar toch vind ik (en mijn vriendin ook) mezelf in deze situaties vaak een dwaas eikeltje.

Verder zag ik op Twitter een video van een persconferentie van het Witte Huis, waar een journalist aan press secretary Sanders, zelf een moeder, vroeg of ze geen empathie voelt voor de gezinnen immigranten die aan de Amerikaanse grens uit elkaar worden gerukt wanneer de ouders gescheiden van de kinderen in kampen worden ondergebracht. Mevrouw Sanders gaf geen antwoord op de vraag en vond dat de journalist niet zo veel zendtijd voor zichzelf moest opeisen.

Toen dacht ik: er komt een hoop banale idioterie uit dat land, enerzijds een overschot aan dom/onwetendheid, maar anderzijds en vooral een gebrek aan empathie. En wat ik nu merk, is dat ik mijn empathie voor de VS ook kwijtraak. Laat de San Andreasbreuk zich maar horizontaal openen en de hele bedorven pleurisbende opslokken, denk ik nu.

Wat ik verder denk, is dat ik zo een witte boterham met pindakaas ga smeren.

WK had nooit in Rusland gehouden mogen worden

Donderdag begint het WK voetbal in Rusland. Normaal gesproken zou dat heel leuk zijn, omdat Nederland normaal ­gesproken aan dat soort toernooien meedoet en nog wel­eens (verrassend) ver wil komen. 

Maar Nederland heeft zich niet gekwalificeerd. Normaal gesproken zou dat erg zijn, want we zijn een voetbalnatie en op geen moment zo verenigd als wanneer Nederland om de knikkers speelt, maar nu is het toernooi in Rusland, waar het nooit gehouden had mogen worden. 

Dankzij minutieus onderzoek van het Joint Investigation Team, belast met de taak om te achterhalen wie en wat de MH17 tot neerstorten heeft gebracht, weten we nu wat we al vermoedden: dat een Russische brigade, geleid door een Russische kolonel-generaal, verantwoordelijk is voor het transporteren en afvuren van de Buk-raket waarmee vlucht MH17 uit de lucht is geknald. Rusland ontkent, want het onderzoek is uitgevoerd zonder Russische deelname. 

Het verweer: hoe kan Rusland de bevindingen zomaar vertrouwen? De beelden die als ‘bewijs’ dienen zijn vast bewerkt om Rusland erin te luizen. Het onderzoek van het JIT is onderdeel van een uitgebreide, westerse campagne om Rusland tot boeman van de wereld te maken, aldus de Russische propagandamachine.

Poetin werd vorige week geïnterviewd op de Oostenrijkse tv. Op herhaalde vragen van de journalist Armin Wolf of het niet eens tijd wordt om de betrokkenheid bij de MH17-crash toe te geven en excuses te maken aan de nabestaanden, bleef Poetin glashard ontkennen. 

Voor nabestaanden is dát wat nu vooral wringt. Het gemis van familie en geliefden is permanent – een scheur in de ziel die met geen cement te dichten is – maar dat de schuldige zijn kont blijft ­keren in ontkenningen en manipulaties, frustreert tot op het bot.

Om het gevoel te verduidelijken wilde ik hier een vergelijking maken met een slachtoffer van een brute moord, en hoe de nabestaanden, om de zaak af te kunnen sluiten en verder te gaan met hun leven, closure nodig hebben in de vorm van een schuldige. Iemand die wordt aangewezen als verantwoordelijke voor het leed, of beter, iemand die de verantwoordelijkheid zelf neemt. Maar die vergelijking hoef ik niet te maken, want dat is exact wat er aan de hand is.

En straks is de verantwoordelijke voor deze misdaad gastheer van het grootste voetbal­evenement ter wereld. Sport dient idealiter te verbroederen, maar broederschap kan niet gebaseerd zijn op een leugen.

Ja, de Nederlandse overheid neemt nu stelling, maar had dat al eerder moeten doen door het Nederlands elftal terug te trekken uit (de kwalificatie voor) het toernooi. Of de Fifa had het voortouw moeten nemen en het toernooi moeten verplaatsen, misschien wel gewoon naar Nederland, dat samen met België ooit in de running was om het WK te organiseren.

En anders hadden de regeringen van de deelnemende landen gezamenlijk de beslissing moeten nemen het WK in Rusland te boycotten, want van een corrupte organisatie als de ­Fifa kunnen we geen voortrekkersrol verwachten. Er bestaan immers sterke vermoedens dat zowel Rusland als Qatar – waar arbeiders net als de piramide­bouwende slaven in het oude Egypte omkomen tijdens het bouwen van stadions in de woestijn – die toernooien heeft gekocht.

Nu ben ik ‘blij’ dat Nederland zich niet heeft gekwalificeerd, want dat maakt het makkelijker om niet te kijken. Maar ook zonder te kijken weet ik dat Poetin straks glimlachend in zijn presidentiële loge in het stadion zit, met een wuivende hand als groetgebaar naar het juichende publiek. 

Achter die glimlach gaat de kennis schuil over wat er precies is gebeurd op 17 juli 2014, op dat slagveld in Oekraïne. Die kennis hebben wij nu ook, en toch wordt er vrolijk gevoetbald. Het is moeilijk om daar kalm onder te blijven, zelfs als de tv uit staat.

Lees het stuk op de website van Het Parool.

Huis kopen

Ik ga gewoon nog even verder want dat doen atleten, verder gaan. Atleten en helden op sushisokken.

Gisteren was een nog gekkere dag, ondanks dat ik hele normale zwarte sokken zonder afbeeldingen van vis- of andere gerechten aanhad.

Daniel en ik zouden gaan bieden op een huis. Iedereen die de afgelopen of huidige tijd een huis wil kopen in Amsterdam weet dat dat een helse onderneming is omdat de rest van de wereld ook een huis in Amsterdam wil kopen. In de rest van de wereld zijn nog wel mensen, maar zodra ze allemaal in Amsterdam passen niet meer.

De stad staat dus onder druk, want al die mensen zijn samen zwaar. We moesten voor 12:00u bieden, eenmalig en definitief – een situatie die mij al meermaals een zweetnek heeft opgeleverd – en ik was zo nerveus dat ik in een loop was beland van tabbladen openen en sluiten. Openen en sluiten. Daniel zat op haar werk een kleurplaat te maken en dus besloot ik naar haar toe te gaan, zodat we samen konden knarsen.

Bij The School Of Life, waar Daniel werkt, zag ik iemand die ik al ruim 10 jaar niet had gezien. Omdat ik ooit gloeiend verliefd op haar was bracht ze me van mijn à propos en probeerde ik een soort symboliek te ontdekken in waarom ik haar nu, hier, in spanning wachtend op een eventuele mijlpaal, tegenkwam.

‘Zij heeft nu ook een kind en een huis en haar nu weer zien doet je beseffen dat je er klaar voor bent,’ zei mijn vriendin.

‘Ja,’ dacht ik, ‘dit wil ik geloven.’ En dus geloofde ik het.

In het café van TSOL, zoals iedereen die daar vaak komt/werkt The School Of Life noemt, probeerden we limo te drinken en een kimchi tosti te eten terwijl die fucking telefoon maar niet overging.

‘Je hebt je whatsapp op stil staan, JE WHATSAPP STAAT OP STIL!’

Toen alles aan stond en onze makelaar nog steeds niet belde, besloten we een stukje te gaan wandelen, vooral vanwege mijn behoefte aan koude cola. Er zijn in het leven weinig situaties die niet met koude cola te verzachten zijn.

Terwijl ik de cola dronk op een bankje in de zon ging de telefoon. Daan nam op en toen hadden we een huis. Een echt huis, met kamers en een dak en een tuin.

Daar we drieënhalf uur op deze informatie hadden gewacht voelden we bij het omhelzen meer ontspanning dan euforie. Maar ontspanning is een beter bed voor indalend besef en dus besloten we naar huis te gaan om samen champagne te drinken; van werken of kleuren zou weinig meer terecht komen.

Toen belde mijn uitgever om te vragen of ik ‘s avonds bij M wilde aanschuiven om over de nieuwe bevindingen van het JIT over de toedracht van de ramp met MH17 te praten. Omdat mijn hoofd eerder bijna was ontploft wilde ik dat eigenlijk niet, maar zei ik ja, ‘want dat is goed voor je boek.’

Iemand van de redactie zou me bellen. Toen ik na weer een uur van nerveus wachten en geen champagne drinken nog niet was gebeld, belde mijn uitgever de redactie en bleek het niet door te gaan, omdat ze hadden gekozen voor een journalistieke insteek, zonder nabestaanden/schrijvers van boeken over de ramp.

Prima.

De ontspanning keerde terug en bleek ook een uitstekend bed voor indalende champagne.