In de sportschool staat altijd SLAM! op. Altijd. Dat je de naam van het radiostation met uitsluitend hoofdletters en een uitroepteken erachteraan schrijft vertelt je genoeg over het soort muziek dat de dj’s draaien. Als er al dj’s zijn, want je hoort nooit iemand praten. Dat spreekt dan weer voor de zender.
SLAM! heeft een themakanaal genaamd SLAM! 00’s, ‘met alleen maar de beste hits uit de zeroes!’
Voor de duidelijkheid: hiermee worden de eerste tien jaar van deze eeuw bedoeld.
Een man van een jaar of 20, die hier niet alleen sport, maar ook werkt, stelt tussen zijn oefeningen door hardop een vraag aan niemand in het bijzonder: ‘Wat is dit voor ouwe muziek? Was iedereen toen de hele tijd vrolijk ofzo?’
In zijn stem klinkt lichte irritatie. Alsof hij de vorige generatie – de millennials, ons, mij – iets verwijt, zoals wij de generaties voor ons van alles verwijten.
Terrorisme, oorlogen in Irak en Afghanistan, George W., de kredietcrisis: nee, ook de jaren ’00 waren voor de toenmalige adolescenten geen ontspannen rit, maar wat kan een twintiger van nu daarmee? Wegen de coronapandemie, oorlogen in Oekraïne en Gaza, woningcrisis en klimaatcrisis zwaarder op het gemoed dan wat hiervoor kwam? Of zaaien de woekerende social media niet alleen angst en verdeeldheid, maar versterken ze ook het onheilspellende gevoel dat de mensheid zich aan de rand van de afgrond bevindt?
‘Was iedereen toen de hele tijd vrolijk ofzo?’
‘Nee, jochie,’ wil ik antwoorden, ‘dat waren we niet, maar ik kan me voorstellen dat het door die lege liedjes voor jouw generatie zo lijkt.’
De muziek van zijn generatie is overigens niet veel beter, maar dat zullen mijn kinderen hem over 20 jaar wel vertellen.
Tag: muziek
Massive Attack
Gisteravond was ik last minute met een ‘goedkoop’ kaartje via Ticketswap naar Massive Attack in de AFAS live, het meest sfeerloze bouwwerk van Nederland, en ik vond het wel vet maar had het nog veel vetter gevonden als ik niet voortdurend omringd was geweest door kakelende middle aged mannen en vrouwen. De gesprekken gingen over kapsels en over de kapper, over ruggen en over rugpijn, maar niet over de muziek (de ‘Jaaaa daar is-ie!’ van een kort pittige trut achter me bij de inzet van de heartbeat van ‘Teardrop’ telt niet).
Zes keer ben ik op een andere plek in de zaal gaan staan en zes keer was het dezelfde situatie: ik, met mijn jas in mijn handen geklemd (ik betaal geen 6 euro voor een kluisje, nergens, nooit) omring door kwebbelende klojo’s. Ik overdrijf niet als ik zeg dat ik de mensen om me heen dood wilde maken. Eén massive attack en klaar d’rmee.
‘Serieus, wat doe je hier,’ vroeg ik toen ik het niet meer trok aan een lange klootzak met krullen, grijzende bakkebaarden en een bierbuik-onbestendig t-shirt. ‘Hoe bedoel je,’ vroeg hij, waarmee hij het gesprek onderbrak dat hij met zijn evenzo lange en klootzakkerige buurman over PSV aan het voeren was.
‘We staan hier op een concert en je bent non-stop aan het lullen. En jij niet alleen, iedereen. Wat is jullie probleem?’
‘Mijn probleem?’ vroeg hij. ‘Volgens mij heb jij hier een probleem.’
‘Precies. Met jou en het gekwetter van je generatiegenoten. Bijpraten doe je in de kroeg.’
‘Dat bepaal ik zelf wel.’
‘Nee, ik bepaal dat, nu, bij dezen. Ik bepaal dat jij hier met je buurman niet over PSV mag praten. We staan hier goddomme naast de Johan Cruijff Arena. Massive Attack speelt hier goddomme hun meesterwerk Mezzanine, integraal, mét Horace Andy, mét fucking Liz Fraser van Cocteau Twins. Jij bent hier, net als al die anderen, omdat je – naar ik aanneem – dit album fantastisch vindt en je bij de aankondiging van het concert tot de schokkende conclusie kwam dat het al 20 jaar oud is en dat je zelf 20 jaar ouder bent en dat dat een wrede grap lijkt van de tijd en van God maar dat je hier, verdomme nu, die weergaloze luisterervaring van toen kunt herbeleven. Dus houd goddomme je bek. Asjeblieft. As-je-blieft.’
De man haalde zijn schouders op en draaide zich om. Hij was een paar minuten stil en vervolgde toen zijn gesprek. Niet meer over PSV, maar over die lul achter hem.
Op de laatste toon van het laatste liedje – het, zeker live, FAN-TAS-TISCHE Group Four, mét een fabelachtige Liz Fraser – liep ik linea recta naar de uitgang en naar mijn auto, die ik per ongeluk op een plek voor vergunninghouders had gezet. Ik dankte God en de tijd en Liz voor het niet hebben van een wielklem en nam toen een slok water uit mijn Dopper, die ik in de auto had laten liggen. Het water was lekker koud geworden. En daar houd ik van, koud water.
———-
Voor iedereen die het betreffende album nog niet kent is hier huiswerk:
Best van 2018
Ja, het is het einde van het jaar en het moment om terug te blikken, maar dat ga ik niet doen. Ronduit sentimenteel word ik ervan, stilstaan bij het verstrijken van de tijd, van weer een jaar en alles wat dat jaar te bieden had. Of naja, wat ik en de andere mensen het jaar te bieden hadden. Het jaar zelf doet verder niet zoveel. Het is maar tijd, het afsterven van cellen, zoals mijn vriend Kris me ooit opbeurend vertelde.
Ik moet nu niet in herhaling vallen. Twee jaar geleden schreef ik al iets vergelijkbaars, toen mensen 2016 massaal vervloekten om alle catastrofes die erin hadden plaatsgevonden (Trump president, David Bowie dood, Prince dood, Batman v Superman: Dawn of Justice). Alsof het kalenderjaar, dat we hebben verzonnen, verantwoordelijkheid draagt voor die gebeurtenissen.
‘Stom jaar! Stom 2016! Voor straf gaan we nu naar 2017, gepaard met heel veel herrie.’
En dat 2017 dan net zo stom is, om andere redenen, omdat er elk jaar mensen doodgaan en ziektes uitbreken en zich politieke drama’s voltrekken. Gelukkig gebeuren er elk jaar ook mooie dingen die niet sarcastisch opbeurend maar echt opbeurend zijn. Zoals muziek. Er gebeurt elk jaar allemaal opbeurende muziek, of muziek die niet per se opbeurend is, maar wel heel mooi, en waarvan het dan alsnog opbeurend is dat die muziek is gebeurd.
De zin hiervoor is een van de lelijkste (die) (ik) ooit (heb) geschreven, maar hij dekt wel de lading. Want ook al wil ik helemaal niet terugkijken op het jaar, bevreesd als ik ben om in nostalgisch drijfzand te belanden, toch doe ik mee aan de lijstjesmakerij, de evaluatie, de grote jaarlijkse conclusie.
Al tien jaar nu (10!) maak ik een muzieklijst met de door mij als mooiste, beste en leukste liedjes beschouwde liedjes van het jaar. Uiteraard is mijn smaak leidend, maar ik probeer toch ook enige objectiviteit en diversiteit in de selectie aan te brengen, om zoveel mogelijk zielen te kunnen bekoren.
Dus ook nu doe ik eraan mee, het terug turen over het hobbelige landschap van het jaar, dat we zelf hebben verzonnen. Om tegelijk ordelijk en willekeurig te zijn staan de liedjes deze keer in alfabetische volgorde van artiest. Luister ze hoe je wilt, wanneer je wilt, maar besef: het jaar treft geen blaam, net zo min het enige lof toekomt.
O ja, en omdat het het tiende (10!) jaar is dat ik dit doe, heb ik nóg een lijst gemaakt met de in mijn ogen vijf beste liedjes van elk van die tien jaar. Een soort greatest hits van de greatest hits. Een driedubbel geconcentreerd blik aan hitsaus, waaraan je geen water hoeft toe te voegen. Open het blik, neem een lik en glijd neuriënd het nieuwe, onverantwoordelijke jaar in.
Deze tracks staan op alfabetische willekeurige volgorde van tracks in plaats van artiest. Ik noem deze neiging tot het inconsequent aanbrengen van structuur voortaan willekorde, of ordekeur, afhankelijk van hoe de hazen lopen.
Kortom, een goed 2019! Correctie: handel in 2019 op een manier die goed is, of die goede dingen teweegbrengt. Dat getal zegt of doet verder niks.
Remco
Spotify bevestigt: ik ben bijzonder
Het grote nadeel maar ook zeker voordeel van deze tijd is dat alles in kaart wordt gebracht. Alles, van het aantal stappen dat je zet, tot het aantal centiliter dat je pist en het aantal minuten dat je per dag naar plaatjes van (bijvoorbeeld) Ariana Grande of dode bevers kijkt. Spotify doet mee aan het grote Monitoren door elke week een afspeellijst (Discover Weekly) voor je te maken met muziek die je op basis van je luistergedrag zou kunnen bekoren.
Ik luister ‘m elke maand, die lijst, en hij bestaat voor 90% uit crap waarvan ik ga twijfelen aan mijn muzieksmaak. Immers, als het suggesties zijn gebaseerd op wat ik luister, en de suggesties zijn kut, dan zal de basis dat ook wel zijn, nietwaar? Maar er is dus ook 10% – laten we zeggen 3 nummers op een lijst van 30 – die ik wél goed vind. Daar het ontdekken van nieuwe muziek een van de grootste geneugten des levens is, wordt die 90% herrie al snel overvleugeld. Liefde overwint het kwaad.
De grote Monitor-Maatschappij gedijt uitermate goed bij het naderen van het einde van het jaar. Het is de tijd van het opstellen van lijstjes en daar kan een lijstjesfetisjist als Spotify niet bij achterblijven.
Volgens het Algoritme heb ik in 2018, wat nog niet voorbij is, 5.539 verschillende nummers afgespeeld. Dat zijn 15 nummers per dag. Prima, is niet onverwacht.
Wel onverwacht: de eerste artiest die ik dit jaar heb ‘ontdekt’ is Shania Twain. En zo werpt Spotify licht op een deel van mezelf dat ik nog niet kende. In de donkerte van de eerste januaridagen had ik kennelijk behoefte aan dé country-pop MILF van de jaren 90.
Mijn favoriete artiest is ‘Kinderliedjes’, wat geen artiest is, maar een verzameling van 60, voornamelijk vals gezongen, gedateerde, regelmatig sekistische en racistische en soms ronduit absurde – inderdaad – kinderliedjes, die ik voor mijn zoontje draai als hij in opstand komt tegen papa’s experimentele elektronica. Volgens Spotify heb ik 14 uur ‘doorgebracht’ met mijn favoriete artiest en was ‘het genoegen geheel wederzijds’. That don’t impress me much.
Tenslotte weet Spotify me te vertellen dat ik in totaal 40.728 minuten muziek heb geluisterd. Dat is 28 dagen, oftewel februari. En daar zit al mijn analoge ‘luistergedrag’ nog niet eens bij; de lp’s, cd’s en alle muziek die ik wel online, maar niet via Spotify luister.
Spotify heeft verder een lijst gemaakt met de 100 nummers die ik dit jaar het vaakst heb geluisterd. Wat blijkt? De top-7 bestaat geheel uit vrouwen of bands met vrouwelijke frontmannen. Ehh, frontvrouwen. Dat terwijl ik gisteren nog las dat het aantal vrouwen in de Top 2000 van Radio 2 in de afgelopen 20 jaar bijna is gehalveerd. Ik wil mijn feministische horn niet honken, maar: TOET-TOET!
Verder luister ik ‘70% vaker naar niet-mainstream muziek dan de gemiddelde Spotify-gebruiker’. Heeft mijn moeder toch gelijk: ik ben bijzonder.
Concluderend, deducerend, distillerend: lang leve het ZZP-bestaan. En ik vraag me af hoe dat zou zijn, één maand non-stop muziek luisteren, zonder te slapen, en dan de rest van het jaar niks.
Dit is geen moeilijke vraag. Het lijkt me verschrikkelijk.
Best van 2016
Daar is ie weer hoor, ik. Daar ben ik weer, met m’n lijssie. Gewoon een lekker lijssie, niet met boodschappen of babyartikelen, maar lekkere muziek.
Ik weet, ik weet; ben ongeveer een week te laat. Maar wat wil je, met een verse baby. Het is zijn schuld en dat zal hij weten ook, als hij eenmaal begrijpt wat schuld is.
2016 was zogenaamd een kutjaar. Heel veel mensen, waaronder ikzelf, hebben het vervloekt en hopen dat 2017 beter wordt. Wat een onzin. Alsof dat jaar, wat wij zelf ooit hebben bedacht, er iets aan kan doen. Zijn het niet gewoon de mensen, levend in dat jaar, die er een puinzooi van maken?
‘Kom, laten we met terugwerkende kracht een jaartelling bedenken en het de jaren vervolgens massaal verwijten als er per ongeluk of expres allemaal emmers stront in worden geleegd.’ Typisch menselijk redeneren.
Voor mij gaat het sowieso niet op, want ik heb een topjaar gehad. Ben vader geworden van een nogal gruwelijk zoontje, heb me volledig en vooralsnog met succes op het schrijverschap gestort en ben als gevolg daarvan inmiddels bezig met de nodige zinnenprikkelende projectjes. Laat dat -jes maar gerust weg! Ondernemingen van epische proporties zijn het.
Maar genoeg over mezelf, terug naar de muziek. Er gingen mensen dood. Niet per se meer dan anders, maar wel een paar van naam. Over hen hoef ik het niet te hebben. Wel over de gestorven zoon van Nick Cave, wiens album ‘Skeleton Tree’ door die gebeurtenis werd beïnvloed, waardoor het in mijn ogen de beste plaat van het jaar is geworden. Johan had met een dergelijk lotgeval verbaal wel raad geweten.
Er is hierboven dus een lijst, samengesteld door deze vader. In plaats van de gebruikelijke mail of lullige Facebookpost wijd ik er een heel blog aan, zoals je merkt. In de eerste plaats omdat deze ingetogen selectie in mijn oren de beste tot nu toe is — wat betreft muziek was ‘het jaar’ dus allerminst qut — , maar vooral omdat het me is gelukt om in dit digitale platform een Spotify-playlist te embedden, wat ik als een persoonlijke triomf beschouw. Daarnaast kun je door hier te klikken de lijst ook gewoon openen in Spotify zelf.
Laat je dus niet langer ophouden en luister, ontdek, skip & repeat. Dat 2017 maar net zo weinig verantwoording mag dragen voor ons handelen als een kalender toekomst. Toekomt.
Bots
In de loods is het niet per se warm, desalniettemin wordt er volop gezweet. Woorden als ‘broeierig’ en ‘bedrukt’ zijn meer op hun plaats, zonder dat het ooit benauwd wordt. De aanwezigen hebben zich, zoals de mens van nature geneigd is, in groepjes verzameld. In die groepjes voert men het gesprek, met vrienden, over dat wat hen bezighoudt.
De muziek is anders. Deze probeert niet op een goedkope, doch doeltreffende wijze lineair op te bouwen naar een voorspelbare climax. De dj zaait nu gefragmenteerde beats en schommelende melodieën om later, wanneer de broeierigheid zich heeft ontwikkeld tot smorende hitte, onomwonden euforie te kunnen oogsten. Deze benadering vergt een investering van zowel de artiest als het toehorend publiek. Een dergelijke investering ligt ten grondslag aan alle grote kunst, waarbij er sprake is van een confrontatie. Van deze confrontatie kan men onverrijkt weglopen of kiezen voor de frontale botsing. Half werkt niet. Half wordt in dit geval naar beneden afgerond naar niks.
Kiest men voor de botsing, dan wordt er, net als in de mechanica en natuurkunde, impuls en energie uitgewisseld tussen de botsende voorwerpen. ‘Voorwerp’ mag hier (van mij) op abstracte wijze worden geïnterpreteerd en betrekt zich dus op de muziek enerzijds en Jij, het toehorend mens, anderzijds.
Jij dus, begint te dansen: impuls. De muziek verzorgt de verdere opwekking van energie (hoewel bepaalde supplementen daar niet zelden ook een bijdrage aan leveren) en dat is het. Dat is het hele eieren eten. Al botsend dans je door de nacht, zorg en twijfel verjagend.
4:57 AM – Het shirt is nat, de ogen rood, van enige coherentie en coördinatie nauwelijks nog sprake. High fives, BOTS! Half blote basten, blote benen, BOTS! Her en der een verdwaalde bil. De inductie is volledig. Weer die natuurkunde (en dan te bedenken dat ik er geen reet van snapte op school. Nu? Nu is alles aan een avondje uit ineens natuurkunde. Maar goed, ze zeggen weleens dat je iets beter onthoudt als je het toepast op iets wat je leuk vindt. Wellicht is het tijd voor disco-school. De slogan heb ik al: ‘’T is cool, ’t is Dischool!’ Duitse naamvallen leren met een stroboscoop op je harses. Franse rijtjes herhalen op het ritme van de beat). Ik snap nu dus natuurkunde. Ik, de geleider, beweeg in een magnetisch mensenveld. De elektrische spanning die wordt opgewekt activeert niet alleen mijn lichaam, maar ook mijn brein, resulterend in de volgende openbaring:
‘Als er nu aliens komen, en die komen dan, en die denken dan van ‘O wij zijn aliens, en wij snappen en doen dingen die jullie niet snappen en/of doen, dan moeten ze misschien maar even… (ogen dicht, diep inademen, nogmaals) En als ze dan naar deze muziek luisteren, dan denken ze van ‘O shit! Wij weten helemaal niets!’.’
Wat is dit dan? Dit is iets anders. Dit is de toekomst, het verleden en het nu ineen. Neen, dit is tijdloos.
Puppy
De rossige haren hangen als lamellen voor een raam van een huis in een Amerikaanse buitenstad in de jaren ’70. Nieuwgsierige ogen kijken door de spleten naar binnen. Misschien zijn ze trouwens niet nieuwsgierig, maar eerder vragend. Wij bekijken niet, maar wórden bekeken.
Ryan McGinley presenteert Christopher Owens, ex-frontman van de vorig jaar opgeheven band ‘Girls’, voor het eerst als solo-artiest aan de wereld. Zijn solodebuut is vernoemd naar een vrouw die hij in 2008 ontmoette tijdens een tournee met zijn voormalige band. Het is een conceptalbum dat niet alleen over liefde gaat, maar ook over de plekken waar Owens is geweest en waar hij zich op zijn gemak voelt.
McGinley zit Owens dicht op de huid en geeft hem een timide, frêle look. Als een jonge hond die toekijkt van achter de bank, nog wennend aan zijn nieuwe omgeving. Of als een verlegen kind, dat voor het eerst alleen met de trein gaat, iets wat correspondeert met de thematiek in het werk van McGinley.
In een interview met de San Francisco Guardian vertelde Owens dat gevoelens van opwinding en angst, ondanks zijn succes als muzikant, nog altijd in hem broeden:
‘Of course I’ve gained a little more confidence… But with each new thing I release I try to give a little more of myself, so I continue to put myself in an open place and that keeps it fresh and interesting for both me and the listener. I like the fact that I’m talking about things in my songs that make me feel a little exposed. I think it just means I’m giving something of value.’
De foto lijkt deze uitspraken te ondersteunen. Owens spiekt, nu alleen, voor het eerst naar buiten. Hij durft de wereld nog niet helemaal open en bloot te betreden, bang als hij is om gekwetst te worden, maar die kwetsbaarheid wordt vergezeld door enthousiasme en uitingsdrang. Het verlangen naar een nieuw avontuur, het opzoeken van de grenzen van zijn comfortzone en de poging om die grenzen op te rekken.
De foto heeft een paradoxale werking. Door Owens deels verdekt af te beelden creëert McGinley geen enigmatisch persona, maar legt hij Owens’ aard juist bloot. Dat hij hiertoe in staat is kan teruggevoerd worden op hun vriendschap. De foto is niet slechts genomen door een vakman/kunstenaar, maar door iemand die hem kent. Sterker nog: Owens is gewend geraakt aan de camera van McGinley en is dus niet bang om zichzelf aan hem te laten zien. Het onderlinge vertrouwen stelt hem in staat om zijn kwetsbaarheid te tonen. Deze man bestijgt niet met onfeilbare zelfovertuiging het domein van de flamboyante popmuzikant, maar schuifelt voorzichtig en met ingehouden twijfel naar de voorgrond. Observerend met de ogen van een puppy: angstig, maar met de onbedwingbare drang om te spelen.