Gezondheidscentrum Buiksloterham

We zijn voor de 20 weken echo in een noodgebouw in Noord dat ook dient als huisartsenpraktijk. Omdat we in Noord gaan wonen – ooit, als het mythische huis af is – leek het ons een goed idee om naar het echocentrum aldaar te gaan. Zodat de vrucht alvast kan wennen, ofzo. En wij ook.

Net als de vorige keer regent het wanneer we aankomen bij het tijdelijke onderkomen van Gezondheidscentrum Buiksloterham, een gele, raamloze, golfplaten container, waarvan het bij binnentreding nog steeds niet zeker is of het eigenlijk een clandestiene doorgang naar het vagevuur betreft.

Van binnen ziet het er al veel meer uit als een Gezondheidscentrum. Er is een wachtkamer met redelijk comfortabele banken en minder comfortabele stoelen, een balie en een koffie/theehoek met thermoskannen. Kers op de taart – en wellicht een hint dat gezondheidscentra en het vagevuur meer met elkaar gemeen hebben dan initieel gedacht – is een Ikea LACK tafeltje in het midden van de ruimte, met daarop een stapel gedateerde tijdschriften.

We worden verzocht nog even plaats te nemen en gaan zitten op een van de banken. Een oudere vrouw met een rollator komt de container binnen en ook zij moet nog even wachten. Ze schuifelt naar de koffiehoek, maar wat blijkt? De koffiekan is leeg. Ze drukt en ze drukt en ze schudt maar er komt niets uit, geen druppel. Ze schuifelt terug naar de balie en zegt dat de koffie op is. De vrouw achter de balie staat op van haar stoel, loopt naar de koffiehoek en drukt en schudt ook en merkt dat het waar is.

‘Ja, hij is leeg.’

‘Wat nu?’ vraagt de oudere vrouw.

‘U kunt een kopje thee nemen? Of een glas water?’

De oudere vrouw is zichtbaar teleurgesteld. Het gaat nog wel een tijdje duren voor er nieuwe koffie is, want die moet worden gezet, zo beseft ze. Dan maar thee. Maar wat blijkt? De theeglazen zijn op. Er zijn koffiekoppen, in overvloede, maar thee uit een koffiekop? Nee, dat placht men niet te doen, hier in Gezondheidscentrum Buiksloterham.

Ze schuifelt weer naar de balie en zegt dat er geen theeglazen meer zijn. De vrouw achter de balie staat weer op van haar stoel, loopt naar achteren – waar vermoedelijk een keukentje is – en komt terug met een glas, dat ze aan de vrouw geeft.

‘Het is nog helemaal warm,’ zegt de oudere vrouw.

‘Ja, het komt net uit de vaatwasser.’

De oudere vrouw is gepikeerd. Dit is niet hoe ze zich had voorgesteld dat haar bezoek aan de – voor haar – huisartsenpraktijk zou gaan. Als ze meer kracht in haar moeie armen had zou ze de rollator misschien wel de koffiehoek in smijten. Of door het tafelblad van de LACK heen. Maar die kracht heeft ze niet en dus schuifelt ze terug naar de koffiehoek, haar warme glas omklemd door haar oude hand.

Niet veel later zijn wij aan de beurt, en wat blijkt? Onze zoon krijgt een broertje.

‘De Action!’

Ik ben voor het eerst in de Action. Het schijnt een ding te zijn, deze winkel. Is al meerdere keren uitgeroepen tot winkelketen van het jaar en als mensen die iets nodig hebben aan andere mensen vragen waar ze dat wat ze nodig hebben kunnen kopen roepen die andere mensen heel vaak ‘De Action’!.

Toegegeven, ze hebben er veel en van bijna alles wat ik zie denk ik ‘dat kan ik best gebruiken’ of ‘dat gebruiken wij al, maar misschien is het binnenkort aan vervanging toe en als dat zo is, ga ik naar de Action!’. De winkelnaam schreeuwt erom schreeuwend uitgesproken te worden en dat is vermoedelijk onderdeel van het succes.

Nu ben ik op zoek naar ruitensproeiervloeistof en een batterijtester. Ik leef namelijk in een huis dat zich langzaam maar zeker vult met batterijen waarvan het niet duidelijk is of er nog energie in huist. Het is onbegrijpelijk, maar veel apparaten die op twee of meer batterijen werken gebruiken die batterijen niet evenredig. Als een apparaat dan niet meer werkt, zullen veel mensen beide batterijen vervangen, ervan uitgaande dat beide leeg zijn, maar dat is dus vaak niet zo! Daar het in mijn optiek van details gaat afhangen of de mensheid aan een door zichzelf veroorzaakte Apocalyps zal bezwijken wil ik dus weten, door middel van testen, welke batterijen nog goed zijn, zodat ik alleen de lege kan wegflikkeren en een volledig functionerend arsenaal overhoud. Daar word ik rustig en de wereld beter van.

Verder is de ruitensproeiervloeistof van de auto op.

Wat me in deze winkel opvalt is dat de schappen heel logisch zijn ingedeeld. Van de onderzetters kom je bij het glaswerk en via de pannenlappen bij de pannen. Ik sla rechtsaf en sta tussen fietstoebehoren. Van daar is het nog maar twee stappen naar autotoebehoren. Ik zie koelvloeistof en aan de andere kant van het gangpad allerlei gereedschappen, maar geen ruitersproeiervloeistof. Net als ik wil hurken om de onderste rij schappen te kunnen inspecteren wordt mijn zoektocht onderbroken door de vraag van een oudere vrouw.

‘Weet jij of ze ook ijzerzagen hebben?’ zegt ze terwijl ze de lucht likt. Haar tong lijkt met mos begroeid. Haar tanden zijn bruin. Haar huid is grauw. Haar haar vergeeld en statisch.

‘IJzerzagen. Ik weet het niet,’ antwoord ik.

‘Ooohh,’ zucht ze teleurgesteld. ‘Want ik ben m’n fietssleutel kwijt en ik was naar de fietsenmaker en die kan het open slijpen met een slijptol maar dat kost TWINTIG EURO en dan is-ie MORGEN PAS klaar.’

Ze tikt met haar gerimpelde wijsvinger tegen haar voorhoofd, dat bijna uit elkaar valt.

‘En ik heb maar 20 euro per week!’

Ik knik met een frons om aan te geven dat ik haar dilemma begrijp.

‘Ze zouden hier moeten liggen,’ wijs ik naar het gereedschapschap.

‘Ja hè? Ja. Het mag niet te duur zijn hoor.’

De vrouw en ik speuren samen de schappen af. Ik doe dat door naar de schappen te kijken, zij door naar mij te kijken, en het plafond, en de vloer, en de kosmische (on)eindigheid, en te blijven herhalen dat ze haar fietssleutel kwijt is en hoe vervelend dat is en dat ze een ijzerzaag nodig heeft.

‘Maar niet te duur!’

‘Ik denk niet dat ze het hier hebben,’ moet ik haar teleurstellen. ‘Misschien bij de Praxis? Die zit verderop in de straat.’

‘Ooohh! O ja? Zou je denken? Ja hè? Waar zit die dan precies? Aan deze kant? Het mag niet te duur hè!’

Ik probeer de vrouw gerust te stellen door te zeggen dat ze vast een goedkoop ijzerzaagje hebben. Ze bedankt me uitgebreid en ik probeer ervoor te zorgen dat ze me niet aanraakt. ‘De Action!’ blijkt niet voor iedereen het antwoord.

De vrouw loopt een kant op, niet richting de uitgang, en ik de andere. Daar vind ik, om de hoek, ruitensproeiervloeistof.