17 juli

Eergisteren was ik in Cannon Beach. Het gelijkgenaamde strand aldaar wordt gekenmerkt door enorme en minder enorme rotsen die vlak voor de kust in zee liggen. Alsof ze uit de zak van een bergreus zijn gevallen. In de realiteit is het waarschijnlijk het werk van een gletsjer, die het land tot bergen heeft opgestuwd, her en der kruimels achterlatend. Ik weet het niet precies en zoek het niet op, want ik wil de magie van de plek niet doorbreken met wikipediaanse feitjes.

‘s Ochtends hangt er mist boven de kustlijn van Oregon. Deze trekt in de loop van de dag langzaam weg, maar blijft rond de rotsen boven het water hangen. Deze unieke samenloop van geologische en meteorologische omstandigheden heeft ervoor gezorgd dat dit strand zo mooi is dat kippenvel en euforie om voorrang dringen bij het aanschouwen ervan.

Lopend over het strand, langs de rotsen en de mist, dacht ik aan mijn halfzus, haar man en kinderen. Vandaag zijn ze een jaar dood. Precies 365 dagen geleden zaten ze in een vliegtuig dat uit de hemel werd gehaald. Ze stortten ter aarde op een Oekraïens veld en zouden daar moeten wachten om geborgen te worden.

Ze zullen nooit meer iets doen, afgezien van het aanzetten tot herinneren, doorspekt van verdriet en voortdurend onbegrip.

Net als het ontstaan van de in nevelen gehulde rotsen van Cannon Beach kwam hun dood tot stand door een unieke samenloop van omstandigheden. Die vlucht, op dat moment, boven dat gebied… Fundamenteel verschil is uiteraard dat de gletsjer nooit moedwillig heeft gehandeld. De roep om een VN-tribunaal om de verantwoordelijken voor de vliegramp te straffen groeit en ik juich dat toe. Een misdaad van deze omvang, in feite massamoord, mag niet onbestraft blijven.

Aan de andere kant maakt het niets uit. Ze zijn een jaar dood en liggen als gezin in een graf in Den Haag. Ze waren nu allemaal een jaar ouder geweest. Esther, mijn halfzus, 53. Elsemiek, mijn nichtje, 18. Klaar met school en na een lange vakantie klaar voor de TU in Delft. Ze waren inmiddels opnieuw op vakantie geweest en hadden een jaar aan nieuwe verhalen en ervaringen gehad. Dat geldt voor hen en 294 anderen. De enige verhalen die er nog zijn, worden verteld door de nabestaanden. Daar komen geen nieuwe meer bij.

Vorig jaar was ik net een week weg toen mijn zusje me belde. Nu ben ik dat ook en zal ik zelf bellen om vooral mijn vader sterkte te wensen. 17 juli was voorheen een gewichtloze zomerdag. Nu niet meer.

Bittere ernst

VVD wil bitter lemon terug in Tweede Kamer. VVD wil bitter lemon terug in Tweede Kamer. VVD wil bitter lemon terug in Tweede Kamer.

Oké, nog één keertje dan: VVD wil bitter lemon terug in Tweede Kamer. Dit was gisteren een trending nieuwstonic. Topic. Tijdens het ramingdebat wordt geluld over huishoudelijke zaken die het werk voor Tweede Kamerleden kunnen vergemakkelijken. Omdat een bepaald percentage van de producten in de Tweede Kantine biologisch moet zijn, is het frisdrankassortiment geschrapt. VVD-kamerlid Helma Neppérus voelde zich laatst nogal opgelaten toen ze haar dorstige bezoekende zus, die enorm van bitter lemon houdt, het drankje niet kon aanbieden. Helma drinkt zelf altijd kraanwater, dus voor haar hoeft het niet, maar toch is ze van mening dat ‘we’ ook kunnen doorschieten in de verduurzaming. Als een zus Neppérus, of wie dan ook, trek heeft in een suiker- en koolzuurhoudende dorstlesser dan moet dat verdomme toch kunnen? Dan hoef je zo iemand toch geen vlokkige aloë verapap voor te schotelen? Het leven van een Tweede Kamerlid is al hectisch genoeg, moet daar dan ook nog de stress om het missen van frisdrank bovenop komen?

Wat natuurlijk heel leuk is aan dit bericht, of aan dat hele ramingdebat – waar ik hiervoor overigens nog nooit van had gehoord – is dat het politici menselijk maakt. Want dat is wat er vaak mist op het politieke toneel: menselijkheid. Oprechte emotie, kwetsbaarheid, ziel. Veel gehoorde kritiek op politici is dat ze geen voeling hebben met het volk. Dat we ons niet herkennen in onze vertegenwoordigers en dat dat best kwalijk is als je mensen vertegenwoordigt. Men spreekt en handelt uit onze naam, maar heeft geen idee wat er in ons omgaat. Ze spelen in het openbaar (de media) een toneelstuk en nemen de beslissingen over de richting en toekomst van ons land in donkere stegen en tochtige achterkamers. Dan zijn ze wie ze zijn. Wat wij zien is een masker, een schijnvertoning. We verwachten meer van ze, dat ze ons op het niveau van het individu aanspreken, maar misschien is dat wel helemaal niet eerlijk. Wij zijn met zoveel, en zij maar met 150. Niemand krijgt wat ie echt wil en dat frustreert.

Maar dat geldt dus niet alleen voor ons. Wij, die voortdurend frisdrank tot onze beschikking hebben. Op mijn werk liggen op dit moment een fles Coca-Cola en Orangina gebroederlijk naast elkaar in de koelkast, geflankeerd door een fles Spa citron. Als ik wil, schenk ik voor mezelf, of mijn zus, of een ander familielid, zonder moeite of gewetenswroeging een glaasje prik in. Maar Helma kan dat niet. Mark en Diederik ook niet. Alexander smokkelt al maanden op zijn fiets miniblikjes Dr. Pepper mee naar het Binnenhof. Iedere dag weer leeft hij met de angst gesnapt te worden. Want als dat gebeurt, als zijn Kamergenoten ontdekken dat hij en Mark elke dag een sodapopfeestje in het torentje houden, zijn de rapen gaar. Dan valt hun sluier van onaantastbaarheid weg. Dan worden het gewone mensen, met gewone verlangens, gevoelig voor de onduurzame verleidingen van de sugarrush. Als Diederik daar achterkomt is het meteen klaar met je kabinet.

Bitter lemon dus. Misschien biedt een referendum uitkomst. Mijn stem heb je, Helma. Duurzaamheid is goed, maar ontzeg een mens nooit haar recht op prik.

DJ Ten Walls aan diggelen

Status is een vluchtig begrip. Zeker tegenwoordig, nu een daad of uitspraak binnen luttele minuten een wereldwijd publiek vindt, is de opbouw of afbraak van een reputatie geschied voor je kunt zeggen ‘ja maar hé wacht eens even!’ Zelfs als je de kans krijg dat te zeggen, bijvoorbeeld na een onhandige uitspraak over homo’s, is het vaak al te laat. Het web heeft zijn klauwen erin gezet en je onachtzaam uitgesproken woorden als spinneneitjes over de surfpopulatie uitgeworpen.

Laatste slachtoffer van dit virtuele domino-effect is Litouwse dj Ten Walls, die op zijn Faceboopagina vergelijkingen trok tussen homoseksualiteit en het kindermisbruik in de katholieke kerk. Ook citeerde hij zichzelf uit een gesprek met een collega waarin hij diegene een voorstelling maakte van de onaangenaamheid van de uitgerekte brownie van zijn zoon. Met brownie bedoelde hij niet het chocoladecakeje, maar de anus. Verder kwalificeerde hij homo’s als toebehorend aan een ander ras, iets wat in de jaren ’90 nog gewoon gerepareerd kon worden. Ik heb geen idee wat hij met dat laatste bedoelt, maar heb het vermoeden dat de subtext niet per se vleiend is voor diegenen met liefde voor hetzelfde geslacht.

Later, toen het al te laat was, bood Ten Walls – echte naam Marijus Adomaitis – zijn excuses aan voor het bericht, en sprak hij zonder zijn woorden terug te nemen van een misverstand. Nog later, toen al zijn boekingen voor deze zomer waren gecanceld en hij massaal werd gehaat, schreef hij het volgende:

‘Last week I wrote a Facebook post that was wrong and completely out of character and the result was a badly written post that was unacceptable. It was never my intention to offend anyone. I’m really saddened by everything that has happened and I would like to apologise to everyone I’ve let down, especially to my friends in the gay community, and my fans.
I now need to take a break and have cancelled my upcoming shows.’

Hij zegt dus zelf zijn shows geannuleerd te hebben, maar dat maakt verder niet zoveel uit. Dat deze man een probleem heeft, is duidelijk. Dat deze man dingen denkt die vast door nog veel meer mensen worden gedacht, maar hij ze op Facebook zet, is gewoon heel dom. Dat de wereldwijdewebwereld hem vervolgens verketterd is te verwachten, want zo gaat dat de hele tijd, maar ook behoorlijk irritant en overtrokken.

Elke malloot heeft vandaag de dag een platform om zijn doen, laten en denken voor het voetlicht te brengen en dat blijkt vaak (terugkijkend) helemaal niet zo’n goed idee, vraag maar aan Marijus. Het bood hem de mogelijkheid zijn foute ideeën over homoseksualiteit de wereld in te slingeren, ontegenzeggelijk een kwalijke zaak. Maar net zo kwalijk is de collectieve veroordeling van de man in de media en social community. Pitch was het eerste festival dat hem van de artiestenlijst schrapte, de rest kon toen niet achterblijven. Het is begrijpelijk dat ze dat doen, maar de ‘holier than thou’-toon van de persberichten doet het lijken alsof Ten Walls de eerste man in de geschiedenis is die dit soort dingen heeft gezegd. Alsof discriminatie niet ook op die festivals zelf voorkomt. Alsof Ten Walls de verpersoonlijking is van de anti-homo, op het moreel kuise volk losgelaten om zelf het platform te betreden en haar eigen waarden als gesmolten kaas over guitig knikkende medestanders heen te gieten.

Want dat is wat er gebeurt. Een zogenaamd prominent figuur zegt iets doms en/of beledigends en de dappere moraalridders slijpen hun zwaarden in hysterie. De kranten duiken er massaal op, collega-muzikanten bestormen Twitter om hun afkeer uit te spreken en de Nederlandse dj Job Jobse plaatst een foto op Facebook van een kapotgeslagen LP van zijn voormalige buddy. Verbolgen fans deleten Litouwse MP3’tjes en laten geen kans onbenut om hun afschuw uit te spreken over dit verschrikkelijke mens, deze wanstaltige samenballing van verrotte humaniteit. Alle frustratie en woede over de verschrikkingen van millennia aan discriminatie worden op deze tien muren botgevierd en zijn carrière wordt met een sloopbal van hashtags aan diggelen geslagen.

Marijus heeft domme dingen gezegd. En het was nog dommer dat hij ze op Facebook zette. Maar dat is wat hij is: een domme dj. Geen Imam of Minister-President, ook al doet de media-aandacht anders vermoeden. Zoals ene Jeffrey op Facebook tegen Job Jobse zegt als reactie op de kapotte plaat: ‘Leuk een plaat stuk gooien, maar bel hem op, vraag om zijn verhaal. Lukt jou vast wel. Ga in gesprek, misschien komt er iets positiefs uit. Dit is te gemakkelijk.’

Football Is Fun!

Dus iedereen heeft het nu over de FIFA. Weer. Al jaren weet men wat nu door nota bene de FBI is bewezen: de grootste sportbond ter wereld is zo corrupt als een Armstrong. Misschien is dat wel de reden dat de FBI dit onderzoek heeft uitgevoerd. Eén van hun grootste sporthelden is te pletter geslagen, dan kan de rest van de wereld en haar ‘beautiful game’ natuurlijk niet achterblijven.

Maar ik dwaal af, nu al. Het is me ook wat. Enerzijds was het nieuws van de inval bij het hoofdkantoor van de FIFA in Zürich en de arrestaties schokkend, anderzijds was het aanzet tot een collectief geslaakte ‘hèhè’-zucht. Iets wat al veel eerder had kunnen en moeten gebeuren. Dit onderzoek naar steekpenningen en andersoortige omkoperij voert terug tot 1991. Het WK van 2010 in Zuid-Afrika blijkt voor vele miljoenen gekocht (terwijl de voor het toernooi gebouwde stadions nu leeg staan en het volk in de sloppenwijken gestaag doorsterft) en de leiders van meerdere nationale en continentale voetbalbonden hebben de zakken ontspannen gevuld in ruil voor steun aan Blatter en de aanleg van voetbalveldjes in hun ontwikkelingslanden.

Want dat moet toch wel? Het moet toch wel dat Sepp hiervan weet? Hij wordt toch juist gesteund door al die armzalige dreumesen, wiens stemmen bij de verkiezingen vandaag even zwaar tellen als die van grootse voetbalnaties als Duitsland, Engeland en jawel, Wij?

Hij doet alsof zijn neus bloedt. Nee, sterker, hij veroordeelt de misstanden, zegt in interviews dat er in elke bedrijfstak rotte appels zitten – dus ook in het voetbal – en dat we hem de komende jaren moeten volgen in zijn kruistochten tegen de vervuilers van de beautiful game. Want dat is het; een beautiful game. En deze mensen, dit verdorven tuig, geeft de sport en de organisatie een slechte naam en verpest het voor de rest. Laten we Sepp, onze leider, de man van 11 seconden stilte voor Mandela, de komende vier jaar volgen tijdens zijn grootse schoomaak.

Wat?

Het is, bij gebrek aan treffender woorden, belachelijk en onbegrijpelijk dat dit kan. In een tijd waar via internet revoluties zijn ontketend in Egypte en Turkije. Een tijd waarin alles op straat ligt en niemand ‘ermee wegkomt’. Een tijd van schijnbare transparantie, die kennelijk ondoorzichtiger is dan men denkt en oplichters en con-men vooral dwingt nieuwe, creatieve manieren te bedenken om ons in de maling te nemen.

Sepp is natuurlijk veel te oud om de baas te zijn, maar megalomanie en zelfreflectie gaan helaas niet goed samen. Hij heeft de steun van minder bedeelde landen, omdat hij ze bedeelt en weet zijn positie op die manier te behouden. De FIFA is veel te groot, hoorde ik Frits Barend zeggen bij Pauw. Jan Mulder en advocaat Marjan Olfers waren het knikkend met hem eens. Iedereen in de studio eigenlijk. Ik thuis ook. Maar ze voegden eraan toe dat het niet zou veranderen. Dat zo’n groot monster ontembaar en onverbeterlijk is. De machtsstructuren en handelingspatronen zijn te complex, te diep ingesleten en te verrot.

Daarom stel ik voor een nieuwe voetbalbond op te richten. Hij heet… FISF! Dat staat voor Football Is Fun! Inderdaad, met uitroepteken. Het slaat sowieso nergens op dat FIFA een afkorting is voor iets Frans – niemand spreekt dat – dus we gaan lekker Engels met als boodschap en basis dat voetbal LEUK is. Het is immers een spel. Alle landen die zich hierbij willen aansluiten hoeven alleen maar een keer uit volle borst ‘FOOTBALL IS FUN’ te roepen en dan is het geregeld. Ik word niet de baas, want dat ambieer ik niet, maar ik ken nog wel iemand (Michael van Praag zet je telefoon eens aan).

Het FIFA-congres is onderweg. Sepp wordt geflankeerd door twee vrouwen. ‘Slechts twee’, benadrukt hij. Als hij ze wil voorstellen aan het toehorend publiek weet hij de achternaam van één van hen niet meer.

Herhaal mij, Sepp: FOOTBALL IS FUN! Het is de hoogste tijd.

20 jaar geleden

In films en ook in het echt zag ik vroeger weleens mensen die elkaar tegenkwamen en dan zeiden ‘Ik heb je al 10 jaar niet gezien!’ of: ‘Hoe lang is het geleden? 15, 20 jaar?’ Ik dacht dan altijd ‘Wow, dat is lang, hoe kun je iemand nou zo lang niet gezien hebben?’ Het was toen voor mij moeilijk voorstelbaar, omdat ik zelf pas begon te puberen en ik mensen dan vanaf mijn baby-zijn of daarvoor voor het laatst gezien zou moeten hebben, iets waarvan ik me vermoedelijk niet bewust was geweest.

Tegenwoordig gebeurt het weleens dat ik iemand tegenkom die ik echt al járen niet heb gezien, maar dat besef van het verstrijken van de tijd heb ik vooral met de herinnering aan gebeurtenissen of periodes uit het verleden. Laatst met die eclips bijvoorbeeld, bedacht ik me dat de laatste (voor ons zichtbare) zonsverduistering in 1999 was. Toen was ik 16. Ook met films en platen heb ik het nu vaak. Terminator 2 is 24 jaar oud. Judgment Day, wat ze in die film proberen te voorkomen, zou bijna 18 jaar geleden plaats moeten hebben gevonden (phew). Radioheads Kid A veranderde mijn hele kijk op en begrip van de mogelijkheden van muziek en die plaat is inmiddels 15 jaar oud (en daarmee niet minder tijdloos). Fight Club deed dat voor mijn visie op film en is 16 jaar oud. De eerste jaren van mijn leven was mijn zusje er nog niet en die is nu 29 jaar oud, dus wat ik probeer te zeggen is dat ik zelf steeds ouder wordt en dingen dus steeds langer geleden zijn gebeurd en dat dat eigenlijk heel normaal is en dat ik nostalgisch ben aangelegd.

Die nostalgie viert momenteel hoogtij, want morgen is het 20 jaar geleden dat Ajax de Champions League won. Ik was toen 12 en heb het allemaal heel bewust meegemaakt. De matige eerste helft van de finale waarin Milan sterker was, de ommekeer in de tweede helft, het op het puntje van de bank zitten, het nagelbijten, de zinderende spanning en toen het puntertje van Kluivert. Ook de deconstructie van Bayern München in de return van de halve finale en die van bekerhouder Milan in de groepsfase staan me nog helder bij. Ajax was toen de sterkste en best voetballende club van de wereld – met afstand – en het succes verstevigde de fundamenten van mijn supporterschap zodanig dat ik er nog steeds geen afstand van kan nemen, hoe tergend het voetbal sindsdien ook vaak is geweest.

Die jaargang van de Champions League is niet mijn eerste heldere voetbalherinnering. Van ’88 weet ik niets, maar de tranen van Maradonna na de finale van het WK 1990 zie ik nog helder voor de geest. Ook de gemiste penalty van Van Basten op het EK van ’92 herinner ik me (helaas) nog goed, alsmede de vrije trap van Branco die ons in ’94 uit Amerika knalde. Ook toen waren we beter, zoals wel vaker, maar ook toen wonnen we het toernooi niet. Ajax deed dat wel en dat was misschien nog wel knapper dan eventueel succes met de nationale ploeg was geweest. Het voetbal in de Champions League is van het hoogste niveau. WK’s en EK’s zijn leuker, maar de kwaliteit van het voetbal wordt bij landenteams nogal eens verbloemd door de nationaal gevoelde spanning.

Ajax was dus de beste. Ik hoef mijn ogen niet eens te sluiten om me voor te stellen hoe dat ging. Overmars speelt de bal vanaf links naar Davids. Deze tikt breed naar de opkomende Rijkaard. Rijkaard ziet Kluivert op de rand zestien en speelt hem in. Kluivert neemt de bal mee met links en gooit zijn lichaam ertussen. De inslidende Baresi krijgt er nog een teen tegenaan, maar het is niet genoeg om Kluivert ervan te weerhouden de bal met zijn linkerpunt in de rechterhoek te prikken, langs de uitgestrekte armen van kansloze keeper Rossi. 1-0.

In ongeloof sprong ik op van de bank en rende ik door de huiskamer. Ik maakte een sliding over de tegels van de keukenvloer, knielde voor de tv neer voor de herhaling want was dit wel echt gebeurd? Ja, dat was het, in de 86ste minuut nog wel. Extase. Maar ook nog zoveel meer spanning in die slotminuten. Nog een halve kans voor Milan, nog een hele voor Blind en toen het fluitsignaal. Feest. Onvoorstelbare vreugde. Juichend sprong ik in de armen van mijn vader. Ik gaf hem een high-five en zag mijn moeder met een grote lach uit de keuken komen. ‘En de beker is voor Remcoooooo!’ riep ze terwijl ze me een Ajax-mok in de handen drukte. Beter dan dit werd het niet en beter zou het ook niet meer worden. Het jaar erop verloor Ajax de finale van een gedrogeerd Juventus. Het jaar daarna gebeurde dat een ronde daarvoor. De talenten en sterren van Ajax werden verkocht, de machtsverhoudingen in het Europese voetbal veranderden en de succesvolle periode kwam ten eind. Voor iemand die in die gloriejaren fan werd van de club heeft alles daarna aangevoeld als een neerwaartse spiraal. In 2004 was er nog de kwartfinale, weer tegen Milan (was Ajax ook beter) en de afgelopen vier jaar werden ‘we’ kampioen, maar niets kan tippen aan de triomftocht van toen.

Gisteren zat ik in het kantoor van mijn werk en liep Frank Rijkaard voorbij. De grijze haren hebben zijn zwarte haardos inmiddels massaal geïnfiltreerd, maar aan charisma heeft hij niets ingeboet. Hij was in dat jonge team de man van internationale successen en ervaring, het cement tussen de verse bakstenen. Tegen hem keek het ongepolijste talent op. Ik zag hem lopen, met zijn jonge zoontje staand in de buggy. Ik zwaaide naar Frank, maar hij zag me niet, zijn zoontje wel. Ik twijfelde een moment of ik naar buiten zou rennen, hem in zou halen en zou zeggen ‘Bedankt Frank. Bedankt dat jullie dat toen hebben geflikt, tegen alle wetten van het topvoetbal in, en dat je mij en zoveel anderen die herinnering hebt bezorgd. Bedankt dat je het cement was.’ Maar ik bleef zitten. ‘Hij zit daar helemaal niet op te wachten,’ dacht ik. Onterecht. Hij zit er misschien niet op te wachten, maar zou het wel leuk vinden om te horen. Ook hij zal er vast wel mee bezig zijn nu, 20 jaar na dato. Zelfs Frank Rijkaard is weleens nostalgisch, toch?

Gelukkig loopt hij wel vaker door of in de buurt van het Vondelpark. Volgende keer dat ik hem zie, zeg ik het alsnog.

Een prachtige lentedag

Gisteren zat ik met wat vriendjes in het Vondelpark. Het was een prachtige lentedag en het park zat vol mensen die zich wellustig lieten onderdompelen in de weldadig schijnende zon. Het was zo’n dag waarop je voelt dat men ernaar heeft gesmacht. De herfst en winter waren zeker niet streng, maar wel lang en vaak heel donker, zoals het die seizoenen betaamt. De eerste, echt warme dag doet na die langgerekte duisternis de Hollandsche mens massaal naar buiten trekken. In de stad parkeert men de kont dan dikwijls in een park, waar het gras groen is en de bomen in bloei staan. Het gekwaak van een vrolijke meerkoet of enthousiaste eend vervult het ontspruitende lentehart van een gevoel dat zo typerend is voor deze tijd van het jaar: blijdschap. Blijdschap omdat je leefwereld op dat moment wordt veroneindigvoudigd. In de winter is het aantal dingen dat je kunt doen beperkt tot ‘binnen’ en ‘buiten met veel kleren’. In de warme dagen van de lente en zomer kun je overal heen, kun je overal gaan zitten en liggen en eten en vrijen en verkeer je dus regelmatig in een habitat die natuurlijker aanvoelt dan je ’s winters in je verwarmde blokkendoos beseft.

Volledig in strijd met deze bijna poëtische herontdekking van de pracht van buiten is de onachtzaamheid waarmee de bevrijde mens haar behandelt. Het lijkt wel alsof men niet begrijpt dat deze ‘buitenkant’ in principe de plek is waar we ooit vandaan kwamen. Alsof we al zo lang binnen zitten, dat deze ‘natuurlijke’ omgeving ‘onnatuurlijk’ aanvoelt en we haar dus natuurlijker proberen te maken door onze fabricages er op willekeurige plekken neer te gooien en achter te laten, ons territorium afbakenend met hoopjes plastic en glas.

Dit onbegrip moet in dit geval misschien niet geduid worden als een ‘niet begrijpen of beseffen van de aard van de situatie’, maar als een gebrek aan waardering en respect voor de omgeving. Als een minachting voor de natuur en de medemens. Als een compleet ontberen van fatsoen en verstand.

In een filmpje van AT5, waarin de vuilnisravage van een lentedag in beeld werd gebracht, was te zien en horen hoe een groepje jongeren klaagde over de ‘te volle vuilnisbakken’. Hoe ze het dus niet weg ‘konden’ gooien. Hoe het de schuld van de gemeente is, die nalaat preventieve maatregelen te nemen, omdat van de mens kennelijk niet verwacht kan worden dat deze verantwoordelijkheid neemt voor eigen handelen.

Toen mijn vriendjes en ik het koud kregen, stopte ik alle lege flesjes en dopjes en verpakkingen in een tas en gooide ik die in een halflege container. Schuimbekkend fietste ik vervolgens door het park, scheldend en vloekend op het gewetenloze tuig dat in een halve middag het park had omgevormd tot een vuilnisbelt. Het was een fietsrit die schrijnend zichtbaar maakte hoe de mensheid het collectief laat afweten. Dit was juist niet alleen ‘tuig’ of ‘provincialen’, zoals iemand de vervuilers in een reactie onder het AT5-filmpje omschreef, maar ‘iedereen’. Zelfs ik, die mijn troep netjes had opgeruimd, voelde me schuldig. Medeplichtig aan de verwoesting van een plek die ons de gelegenheid had geboden zo te genieten van het ontluikende leven waar de lente patent op heeft.

Eerst wilde ik eigenhandig alle vervuilers in elkaar beuken, maar het waren er zoveel dat ik vuisten tekortkwam. Toen wilde ik al het vuilnis eigenhandig gaan opruimen, maar het was zoveel dat ik handen tekortkwam. Doorfietsend maakte de agressie plaats voor een soort droefheid. Het gevoel van eerder die dag, opgewekt door de zonneschijn, dat gevoel van nieuwe dingen en nieuwe mogelijkheden dat de lente met zich meebrengt, was vervangen door cynisme en wanhoop over de staat van onze soort. Wat de schemeravond van woensdag 15 april 2015 in het Vondelpark liet zien was niet een afgezonderd incident of een eenmalige uitspatting van nalatigheid, maar illustratief voor een geërodeerd moreel besef, een destructief proces dat in alle lagen van de bevolking plaatsvindt en onomkeerbaar lijkt.

Misschien vinden sommigen dat ik overdrijf, maar die waren er dan niet bij gisteren, op die prachtige lentedag in het Vondelpark.

Brood nodig

Vanuit verschillende hoeken heb ik inmiddels vernomen dat brood slecht voor je is. Granen worden omgezet in glucose en dat is eigenlijk gewoon suiker en dat resulteert in ophopend vet en stervende hersencellen. Ik vind het zo jammer, terwijl ik niet eens zeker weet of het waar is. Veel mensen zeggen het en schrijven erover, maar dat deden heel veel andere mensen eerst ook over allerlei ander eten waarvan je haaruitval en hartaanvallen zou krijgen. Bleek later toch niet zo te zijn. Vet is gewoon goed voor je. We hebben vet nodig. Vooral koolhydraten zijn de boosdoeners. Zolang we niet meer met speren door de jungle achter wilde zwijnen aan rennen, kunnen we met minder toe. Kan ik dan echt functioneren zonder die dingen? Kan ik dan lopen en staan en springen? Sporten? Ik geloof er geen reet van, hoewel het misschien wel zo is.

Wat ik jammer vind, is dat ik nu niet echt meer kan genieten van brood. Ik vind het namelijk heerlijk. Tijdens mijn studietijd had ik veel tijd over en heb ik de bakkers van Amsterdam in kaart gebracht. Weinig zaken zijn zo belangrijk als een goede bakker. Toen ik in 2004 naar Amsterdam verhuisde, kwam ik te wonen in Bos en Lommer. Daar zat op 200 meter lopen van ons huis, aan de Bos en Lommerweg, een bakker in een vrijstaand huisje. Een soort bakkerschalet met de naam Warme Bakker v.d. Heijden. Het brood daar was goed, maar vooral de saucijzenbroodjes waren niet te versmaden. De bakker zit daar nog steeds en de saucijzenbroodjes staan nog steeds op 1 in mijn all time saucijzenbroodjes top [enter willekeurig getal].

Enkele jaren later, toen ik daar niet langer woonde, maar was geüpgrade naar de/het Singel, werkte ik regelmatig in Slotermeer. Ook daar struinde ik in mijn pauzes de winkelstraten af op zoek naar een plek waar ik mijn broodbehoefte kon bevredigen. Er was in die contreien niet zoveel keus, dus belandde ik al snel bij Banketbakkerij van Bueren aan de Burgemeester de Vlugtlaan. Ik weet nog goed dat ik daar voor het eerst binnenliep en de saucijzenbroodjes zag liggen. De gelijkenis met de broodjes van v.d. Heijden bezorgde me tintelingen. En verdomd, ze smaakten hetzelfde ook. Sterker, het wáren dezelfde broodjes. Ik heb er verder nooit naar gevraagd, maar heb altijd het vermoeden gehouden dat deze twee op het oog niets met elkaar van doen hebbende bakkers onder één hoedje bakten. Dat ze dezelfde eigenaar hadden, ofwel v.d. Heijden, dan wel van Bueren, maar misschien wel heel iemand anders. Het was toen voor mij in ieder geval een hele troost dat ik in Amsterdam Nieuw-West, ver weg van huis, dezelfde saucijzenbroodjes kon eten als in mijn voormalige buurt, waar ik ook ver weg van huis was geweest, maar wel die heerlijke saucijzenbroodjes had.

In de buurt van de/het Singel zaten geen bakkers waar ik erg enthousiast van werd. Ik bevond me daar te midden van hoeren en tourist traps en stinkende snackbars met antiek frituurvet. Voor echt lekker brood moest ik dan de Jordaan in lopen. Op de hoek van de Prinsenstraat en de Keizersgracht zat en zit Bakkerij Lekker Brood en Zo…, met inderdaad een kleine –e van ‘en’ en een grote –Z van ‘Zo’ en drie puntjes. Op zich een prima bakker, beetje duur, want centrum (en zeker in vergelijking met de hiervoor besproken bakkerijen), maar voor mij en wat vrienden ook wel legendarisch omdat we daar na een excursie langs de lokale nachtcafé’s (’t Kalfje, P96) na een klop op het raam van het souterrain om 4 uur ’s nachts verse croissantjes en (jawel) saucijzenbroodjes konden kopen. Dat was echt fantastisch en ik denk er met enige weemoed aan terug.

Na de/het Singel verhuisde ik naar de Ferdinand Bolstraat. Ook daar in de buurt vond ik nooit een bakker die me kon bekoren. Op weg naar mijn werk haalde ik weleens wat bij Simon Meijssen, maar hoe lekker zijn brood en deegwaar ook is, de absurd hoge prijs (twee euro vijfentachtig voor een hamkaascroissantje say what?) belette me er echt van te genieten.

Na de Pijp ging ik naar hartje Jordaan. Daar zat schuin tegenover ons huis Bakker Bertram. Net als Simon Meijssen een keten met prima vreten, maar ook veel te duur. Na de Jordaan sjouwde ik alles weer terug naar de Pijp, waarbinnen ik toen nóg een keer verhuisde, maar nooit meer echt aan mijn gebakken gerief kwam. Misschien maakte het me ook minder uit en had ik minder tijd omdat ik niet meer studeerde (het laatste is niet waar).

Er zijn nog wel meer prima bakkers in Amsterdam, zoals Bakkerij Hans Egstorf op de hoek Spuistraat – Raamsteeg (bijzonder pand vooral) en Bakker Van Vessem in de Maasstraat, maar geen van hen heeft me doen tintelen.

Misschien is het dan wel nostalgie? Maar ik was in die tijd niet bijzonder gelukkig of met jaloersmakende dingen bezig. Misschien gaat nostalgie dan ook wel helemaal niet terug naar een beter of mooier vroeger, maar gewoon naar vroeger, toen er nog minder tijd voorbij was gegaan dan nu. Het is slechts het besef dat die tijd weg is en niet meer terugkomt en dat dat voortdurend zo doorgaat, hoewel de relatieve onbezorgdheid van toen wellicht wel als jaloersmakend kan worden beschouwd.

Maar daar ging het niet over. Het ging erover dat brood zogenaamd slecht voor je is. Melk ook trouwens. Ik heb allemaal vrienden die het niet meer eten respectievelijk drinken. Ze zeggen dat ze zich goed voelen. Dat ze overtollig vet kwijt zijn, terwijl ze verder alles doen wat God verboden heeft. Als ik hen zo hoor, denk ik dat ik het misschien ook maar moet opgeven, ook al kan ik me werkelijk niet voorstellen hoe. Ik vind het zo lekker. Een vers gebakken brood, van een goede bakker… Het knapperige korstje, de zachte, vezelrijke binnenkant… Het kapje, verdomme man, het kapje. Ik ben zo gek op kapjes. Van goed brood hè, dat wel.

‘Remco is gek op saucijzenbroodjes. Wil Remco wat eten? Geef hem een saucijzenbroodje. Remco is saucijzenbroodjesverslaafd.’

Klopt. Altijd geweest. En nu verlang ik terug naar die tijd, waarin Bakkerij v.d. Heijden bij me om de hoek zat en ik het brandende verlangen direct kon stillen met zijn gebakken lekkernij.

Pen 1 – 0 Zwaard

We zijn boos. Geschokt, verdrietig, maar vooral heel boos. Ik ook. Ben er echt een beetje ziek van. De kalashnikov als misselijkmakende cocktail van geweld. Ondertussen is het nacht geweest en opnieuw ochtend en zijn de cartoonisten en journalisten en de agent en de omstander al ruim een etmaal dood. Vier anderen vechten in een ziekenhuis voor hun leven. Maar net zoals tot nu elke dag gebeurde, is het weer ochtend.

Terwijl ik dit schrijf, kijk ik soms naar buiten. Het is eigenlijk een prachtig uitzicht over de gracht, dat ik hier zo voor me heb. Zelfs op een donkere dag als vandaag, wanneer de kraaien symbolisch boven de kale boomtakken cirkelen, is het mooi. Ik besef dat te weinig. Ik zou daar meer van doordrongen moeten zijn, want ja, het is weer ochtend, zoals het tot nu toe elke dag is geweest, maar dat kan dus ook zomaar ineens niet meer zo zijn. De slachtoffers van Charlie Hebdo beleefden gisteren ongewis hun laatste. Hun laatste rit in de overvolle metro naar de redactie. Hun laatste muffe stationscroissant. Hun laatste kantoorkoffie. Wisten ze niet. Ik ook niet. Niemand eigenlijk, behalve de in zwart gehulde mannen met hun tweedehands Russische schietwaar.

Toen het vorige week oud en nieuw was, had ik geen voornemens. Die heb ik me een paar jaar geleden voorgenomen niet meer te hebben, in een poging de teleurstelling over het verbreken ervan te voorkomen. Je zou dus kunnen zeggen dat het niet hebben van goede voornemens mijn enige goede voornemen is, jaar in jaar uit. Wel had ik een beetje hoop. Ik hoopte dat we een jaar tegemoet zouden gaan met iets minder tragiek en terreur. Aan het koesteren van die hoop zat weinig moedigs, vond ik. Veel kutter dan 2014 kon het immers allemaal niet worden. Maar we zijn een week onderweg en de eerste aflevering van reality-horror is al uitgezonden.

Marcel van Roosmalen schreef dat een voorval als dit roept om een mening en dat iedereen die mening roept, inclusief hijzelf. Arnon Grunberg sloeg de spijker op de kop door in zijn Voetnoot te waken voor verrechtsing. Wanneer wij door dit soort acties onze eigen vrijheden laten inperken zoals de Amerikanen dat na 9/11 deden, krijgen ‘ze’ hun zin. Een vriend van mij die nergens voor schrijft, vertelde me net dat de geëxecuteerde agent moslim was. Hij bestempelde het als ironie. Een andere vriend ging daar tegenin door te stellen dat moslims zelf het grootste slachtoffer zijn van dit soort acties, daar is niets ironisch aan.

Een voorval als dit roept inderdaad om een mening. Die heb ik ook, want ik ben heel erg kwaad. In die zin zijn ratio en gevoel onlosmakelijk met elkaar verbonden. De slagers van gisteren kunnen onze vrijheid niet verdragen, dus proberen ze haar te vernietigen. Wat ze niet beseffen, is dat wat ze doen averechts werkt. Frankrijk ging gisteren onbevreesd de straat op. Tekenaars van over de hele wereld slijpen de potloden, schrijvers dopen hun pen in gitzwarte inkt. Op internet vindt een aanval op het extremisme plaats middels een explosie van creatief verbaal en illustratief (als in: getekend) geweld. Het is protest aan de hand van kunst die mijn woede (deels) plaats doet maken voor bewondering en trots. Het is beschaafd, intelligent en getuigt van liefde voor een vrijheid die we, bezien in de context van gisteren en alle tragiek van vorig jaar, niet voor lief mogen nemen.

Ik kijk uit het raam. Het is grauw, koud en zwarte kraaien cirkelen boven kale bomen. Het is prachtig.