Waar je was

Daar niemand me heeft gevraagd of ik nog weet waar ik was op 11 september 2001, vandaag 20 jaar geleden, zal ik het mezelf maar vragen:

‘Hé Remco, weet jij nog waar je was op 11 september 2001?’

Natuurlijk weet ik dat nog, wat een domme vraag. Ik was toen al 18, immers, en prima in staat om gebeurtenissen bewust mee te maken en te registreren, zodat ik ze me later (bijvoorbeeld nu) zou kunnen herinneren.

Ik was 18 en zat in mijn eerste jaar van de studie Film & Televisiewetenschappen – nu Media & Cultuur. Het was de tweede week van september, dus het studiejaar was pas net gestart. Ik volgde een college filmgeschiedenis, of iets dergelijks (dat herinner ik me minder goed), samen met mijn vriend René, die zijn propedeusejaar met mij nog wel een herkansing wilde geven.

Het was pauze en we verlieten de collegezaal, naar de hal van de Oudemanhuispoort. In die hal hing kennelijk een tv, want eromheen stond een grote groep studenten, sommigen met een blik van verwondering, anderen met een frons en open mond, en weer anderen uitdrukkingloos, omdat ze vermoedelijk nog niet wisten hoe ze zich moesten verhouden tot de gebeurtenissen op het scherm.

René en ik stopten en keken mee. We herkenden de Twin Towers, waarvan er één rookte. Niemand zei iets. Iedereen stond daar gewoon en keek. Pas toen er vanaf links een vliegtuigje het beeld in kwam vliegen, dat zich pardoes in de tweede toren boorde, was er een collectieve, doch ingehouden kreet van verbazing en schrik te horen.

Langzaam begon er iets te dagen van wat er aan de hand zou kunnen zijn, al was het te buitensporig om te beseffen. René liep weg van de tv om buiten een sigaret te roken en zijn ouders te bellen. ‘Zit je te kijken?’ Ja, ze zaten te kijken. Twee maanden eerder had hij nog op het dak van een van de torens gestaan, om de locatie te scouten voor zijn afstudeerfilm voor de New York Film Academy, waar ik zes jaar later een cursus screenwriting zou volgen.

De pauze was voorbij, maar we konden niet terug naar de collegezaal, daarvoor waren we te veel van slag (later zouden we colleges om minder skippen). Wat we toen wel zijn gaan doen kan me niet precies meer herinneren. Wel weet ik dat de rest van de week bijna non-stop naar de tv keek, thuis in Den Haag, waar ik toen nog woonde met mijn neef Dirk.

Keer op keer zag ik de vliegtuigen de torens in vliegen en keer op keer zag ik ze instorten. Ik verzamelde de kranten van die week en las alles wat ik erover kon lezen, alles om er maar iets van te kunnen snappen.

Door het naderende jubileum van de aanslagen speelde de obsessie een week of twee geleden weer op. Gevoed door de eindeloze, vaak opgepoetste beelden van die dag op YouTube en een nieuwe docureeks op Netflix kon ik mezelf verliezen in een combinatie van nostalgie om de vervlogen tijd en het herbeleven van de impact van een historische gebeurtenis.

We zijn dus 20 jaar verder en ja: ik weet nog waar ik was, net als mensen een generatie eerder nog weten waar ze waren toen Kennedy werd vermoord. Bijna alles in mijn leven is nu anders, de wereld eromheen ook, en het zijn dit soort trauma’s die als vishaken in het collectieve geheugen van de mensheid blijven hangen. Misschien zijn het wel de funderingspalen waarop dat hele geheugen rust.

Enfin, wellicht een domme vraag, maar weet jij nog waar je was?

Pen 1 – 0 Zwaard

We zijn boos. Geschokt, verdrietig, maar vooral heel boos. Ik ook. Ben er echt een beetje ziek van. De kalashnikov als misselijkmakende cocktail van geweld. Ondertussen is het nacht geweest en opnieuw ochtend en zijn de cartoonisten en journalisten en de agent en de omstander al ruim een etmaal dood. Vier anderen vechten in een ziekenhuis voor hun leven. Maar net zoals tot nu elke dag gebeurde, is het weer ochtend.

Terwijl ik dit schrijf, kijk ik soms naar buiten. Het is eigenlijk een prachtig uitzicht over de gracht, dat ik hier zo voor me heb. Zelfs op een donkere dag als vandaag, wanneer de kraaien symbolisch boven de kale boomtakken cirkelen, is het mooi. Ik besef dat te weinig. Ik zou daar meer van doordrongen moeten zijn, want ja, het is weer ochtend, zoals het tot nu toe elke dag is geweest, maar dat kan dus ook zomaar ineens niet meer zo zijn. De slachtoffers van Charlie Hebdo beleefden gisteren ongewis hun laatste. Hun laatste rit in de overvolle metro naar de redactie. Hun laatste muffe stationscroissant. Hun laatste kantoorkoffie. Wisten ze niet. Ik ook niet. Niemand eigenlijk, behalve de in zwart gehulde mannen met hun tweedehands Russische schietwaar.

Toen het vorige week oud en nieuw was, had ik geen voornemens. Die heb ik me een paar jaar geleden voorgenomen niet meer te hebben, in een poging de teleurstelling over het verbreken ervan te voorkomen. Je zou dus kunnen zeggen dat het niet hebben van goede voornemens mijn enige goede voornemen is, jaar in jaar uit. Wel had ik een beetje hoop. Ik hoopte dat we een jaar tegemoet zouden gaan met iets minder tragiek en terreur. Aan het koesteren van die hoop zat weinig moedigs, vond ik. Veel kutter dan 2014 kon het immers allemaal niet worden. Maar we zijn een week onderweg en de eerste aflevering van reality-horror is al uitgezonden.

Marcel van Roosmalen schreef dat een voorval als dit roept om een mening en dat iedereen die mening roept, inclusief hijzelf. Arnon Grunberg sloeg de spijker op de kop door in zijn Voetnoot te waken voor verrechtsing. Wanneer wij door dit soort acties onze eigen vrijheden laten inperken zoals de Amerikanen dat na 9/11 deden, krijgen ‘ze’ hun zin. Een vriend van mij die nergens voor schrijft, vertelde me net dat de geëxecuteerde agent moslim was. Hij bestempelde het als ironie. Een andere vriend ging daar tegenin door te stellen dat moslims zelf het grootste slachtoffer zijn van dit soort acties, daar is niets ironisch aan.

Een voorval als dit roept inderdaad om een mening. Die heb ik ook, want ik ben heel erg kwaad. In die zin zijn ratio en gevoel onlosmakelijk met elkaar verbonden. De slagers van gisteren kunnen onze vrijheid niet verdragen, dus proberen ze haar te vernietigen. Wat ze niet beseffen, is dat wat ze doen averechts werkt. Frankrijk ging gisteren onbevreesd de straat op. Tekenaars van over de hele wereld slijpen de potloden, schrijvers dopen hun pen in gitzwarte inkt. Op internet vindt een aanval op het extremisme plaats middels een explosie van creatief verbaal en illustratief (als in: getekend) geweld. Het is protest aan de hand van kunst die mijn woede (deels) plaats doet maken voor bewondering en trots. Het is beschaafd, intelligent en getuigt van liefde voor een vrijheid die we, bezien in de context van gisteren en alle tragiek van vorig jaar, niet voor lief mogen nemen.

Ik kijk uit het raam. Het is grauw, koud en zwarte kraaien cirkelen boven kale bomen. Het is prachtig.