Laffe fakkels

Ik schrijf dit terwijl ik met een schuin, in afschuw samengeknepen oog naar Ajax-Feyenoord kijk. Ik zie een huilend jongetje dat getroost wordt door zijn vader. Het volgende shot toont uit de kluiten gewassen hompen testosteron met schuim op de mond en stoom uit de oren. Niet eens spreekwoordelijk.

Het zijn kerels onder invloed. Van drank, drugs en zogenaamd supporterschap. Een thuiswedstrijd tegen de aartsvijand bij een 0-3 achterstand saboteren door vuurwerk op het veld te gooien is daar het tegenovergestelde van. Support betekent steun, dit is afbraak. Muiterij. Ontmanteling.

De commentatoren vinden het in- en intriest. Schandalig. Een dieptepunt, zeker voor Ajax. Het is typerend voor de staat van de club, zegt iemand bij Langs de lijn, maar die stelling begrijp ik niet. Ajax verkeert op bestuurlijk, technisch en voetballend vlak in chaos, ja, maar daarmee worden geen morele of fysieke grenzen overschreden. Dat is gewoon slecht management.

Het intrieste en schandalige is alleen maar typerend voor mensen die hun gevoelsleven ophangen aan het wel een wee van een voetbalclub. Mensen die hun identiteit daaraan ontlenen en het succes of falen van hún club leidend laten zijn in hun handelen.

Mannen – altijd mannen – die, weer of geen weer, ontbloot, laveloos en doorgesnoven hún club vooruitschreeuwen, maar diezelfde club in tijden van tegenspoed een halt toeroepen door laf een fakkel op het veld te gooien. De wedstrijd wordt stilgelegd en ze hebben – in hun ogen – de vernedering van hún club gestopt.

Wat ze niet beseffen, is dat de vernedering door hun acties alleen maar groeit en verdiept. De vernedering neem een ontzaglijke vorm aan, vergelijkbaar met die van hun frêle ego.

Wat ze niet beseffen, is dat ze zichzelf juist boven de club plaatsen waaraan ze hun gevoelsleven hebben opgehangen, de club die ze het hoogst in het vaandel hebben. Ik zou ze graag het begrip ironie uitleggen, maar breng liever water naar de zee.

Tegelijkertijd kun je je afvragen of het deze mensen kwalijk te nemen valt dat ze zich in een stadion zo kunnen misdragen. Hun acties zullen deel uitmaken van een patroon dat zich in het dagelijks leven ook op andere manieren uit. Het lijkt me onwaarschijnlijk dat de verantwoordelijke gezinsman, biologieleraar op een scholengemeenschap en coach van het hockeyteam van zijn dochter, zich als een soort omgekeerde superman in het weekend een Mokumse tongval aanmeet en eigengemaakte polder-molotovcocktails het stadion in smokkelt om stoom af te blazen met z’n F-side matties. Idealiter krijgen deze lui een maatschappelijke heropvoeding, maar daar zitten allerlei haken en ogen aan en het is – vermoedelijk – al te laat.

Dat dit soort dingen nog steeds kan gebeuren is te wijten aan de KNVB, die steeds maar halfslachtig ingrijpt, of te laat, of niet. Het voorbeeld van Engeland is al vaker aangehaald in de discussie hoe deze uitspattingen aan banden te leggen. Toen het Engelse voetbal in de jaren 80 ten onder leek te gaan aan hooliganterreur, werden er meerdere ‘Acts’ ingevoerd die het geweld moesten uitbannen. Maatregelen als cctv-camera’s, verplichte registratie bij kaartverkoop, levenslange stadionverboden bij overtredingen, hoge boetes en zelfs gevangenisstraffen verdrongen het wangedrag uit de stadions.

In De Kuip hangen netten. Ziet er niet uit. In de Arena hangen die straks misschien ook. Kinderen zijn vandaag huilend het stadion uitgetild, volgende keer durven ze niet meer te gaan. Ik geef ze – helaas – groot gelijk. Geen haar op mijn hoofd die eraan denkt met mijn zoons naar een voetbalwedstrijd te gaan. Het is het risico niet waard. Een zondags familieuitje is gegijzeld door zelfzuchtige delinquenten.

Aan onze scheve appelboom zie je dat de herfst eraan komt. Alle goede appels hebben we inmiddels geplukt. En de rotte? Die gooien we weg.

EURO 2020

Het EK is begonnen en ik voel daar helemaal niets bij. Dat heeft meerdere oorzaken en redenen. In de eerste plaats natuurlijk corona (oorzaak). De fucking pandemie, zoals mijn intimi die liefkozend noemen, heeft oneindig veel dingen in het water doen belanden, zo ook het EK, dat vorig jaar gehouden zou worden. Om marketingtechnische redenen heet het toernooi nog steeds EURO 2020, maar we weten allemaal dat het inmiddels 2021 is, al zijn we als vaccineerberen pas kortgeleden uit onze onvrijwillige winterslaap ontwaakt.

Corona heeft in het voorbije jaar veel zaken gerelativeerd. Voor voetbal betekent het dat het spel, dat op het hoogste niveau zijn franje ontleent aan de aanwezigheid en beleving van supporters, werd gereduceerd tot een paar dudes die op een veld tegen een bal trappen. Het leek te veel op het amateurvoetbal dat velen van ons zelf spelen of hebben gespeeld, inclusief de hoorbare aanwijzingen en bijnamen van spelers. Het was, over het algemeen, gewoon best wel saai.

Maar dat geldt voor voetbal in het algemeen. Inzoomend op Oranje kunnen we stellen dat het momentum, voor zover dat er was, weg is. En dat brengt me bij oorzaak twee: het vertrek van Ronald Koeman en de daaropvolgende aanstelling van Frank de Boer als respectievelijk bondscoach en bondscoach. Er was namelijk momentum, na de magere jaren volgend op het WK van 2014. Met het missen van het EK van 2016 en WK van 2018 leek de bodem van de put der schraalheid bereikt. Wat heet, ‘wij’ – bij succes is het ‘wij’, bij falen ‘zij’ – haalden zelfs de finale van de bekokstoofde Nations League en kwalificeerden ‘ons’ zonder al te veel problemen voor het EK. Koeman was de man, en kon beschikken over een mix van ontbolsterend talent en internationaal gelauwerde spelers. Maar het EK werd verzet (zie fucking pandemie), Barcelona klopte voor de derde keer bij hem aan, Koeman ging en met hem het momentum.

Oorzaak drie (misschien zijn er wel geen redenen), is dat het toernooi vorig/dit jaar is uitgebreid naar 24 teams en dat de wedstrijden worden gespeeld in 11 Europese steden. Met 16 teams was het EK altijd een exclusiever toernooi dan het WK. Groepsfase en dan, hup, door naar de kwartfinale. Maar nu zijn er ook achtste finales, waar zelfs de beste nummers drie nog voor in aanmerking komen. De uitbreiding van het aantal deelnemende landen devalueert het toernooi. Bovendien betekent de spreiding van het toernooi door heel Europa dat het de karakteristieken en sfeer van één organiserend land (of twee buurlanden) ontbeert. Het draagt bij aan de fragmentatie van het EK en fragmentatie staat zo ongeveer haaks op cohesie, een voorwaarde voor in temperatuur oplopend supporterschap.

Een toernooi verspreid door Europa komt nu qua timing natuurlijk ook extra slecht uit. Ja, de corona golfslagen zijn (voorlopig) gaan liggen, maar enige voorzichtigheid en beperking van onnodige reisbewegingen lijken toch nog wel verstandig. Er was uitgerekend dat dit EK tot 2 miljoen extra vluchten zou leiden. Dat zullen er nu minder zijn, maar staat alsnog haaks op een tijdgeest waarin duurzaamheid een hoofdthema is, en ligt nu extra gevoelig.

En dan is er nog de vorm van het Nederlands elftal. Die is niet overtuigend. Het team straalt weinig uit, net als Frank de Boer. Ergens blijf ik, diep vanbinnen, de hoop hebben dat hij wel degelijk weet waar hij mee bezig is, en dat wat hij qua speelstijl voor ogen heeft gewoon heel ingewikkeld is en we moeten wachten tot het eruit komt. Maar dat zit dus heel diep vanbinnen, net als de vloeibare kern van de aarde, die verder vooral uit vaste materie bestaat. Al die vaste materie is de twijfel, de niet-overtuiging, met daaromheen een korst van desinteresse. Dat zou je een reden kunnen noemen, want het gevoel komt uit mij, maar wordt veroorzaakt door zaken van buitenaf.

Oorzaken, redenen… Hoe het ook zij, ik ga wel kijken.

Lees het (ingekorte) artikel op de website van Het Parool

Het exces van de blijdschap

Nog een paar minuten tot het laatste fluitsignaal. Dirks gezicht wordt een grimas, de tranen zijn nauwelijks nog tegen te houden. Gio stuitert langs de kant. Piep piep piep. De Kuip ontploft. Dirk stort ter aarde. Armen omsluiten Van Bronckhorst, zijn staf. De spelers plakken als klei aan elkaar vast, spatten als vuurwerk van elkaar los. Heel Rotterdam is een botsing van atomen, willekeurig, doch gestuurd door een onontkoombaarheid: Feyenoord is kampioen. Want dat dat uiteindelijk weer zou gebeuren, was logisch, toch?

Vrouwen van 50 huilen onbedaarlijk. Mannen zonder shirt spannen al hun spieren tijdens het zwaaien van een vlag. Elke vezel in hun lijf is Feyenoord, schreeuwt Feyenoord. Hier is het allemaal om te doen geweest, alle pijn en verdriet. Alle jaren op het tweede plan. Vernielingen. Financieel wanbeleid. Sportieve malaise. Een topclub in verval. Een tobclub.

Feyenoord is lijden. Het is een onvoorwaardelijk supporterschap. Nee, er is wel een voorwaarde: strijd. Loyaliteit. Steun door dik en dun, ook al ben je zelf verantwoordelijk voor het dunne.

Feyenoord is meer dan een voetbalclub: het is de kapstok waaraan men het hele gevoelsleven ophangt

De druk. De immense druk die op een voetbalclub ligt omdat het meer is dan een voetbalclub. Més que un club, zeggen ze in Barcelona. Het is de kapstok waaraan men het hele gevoelsleven ophangt. En daar gaat het mis, vermoedelijk. In het exces.

Huilende mannen en vrouwen. ‘Hier doe je het allemaal voor.’ Maar is dat zo? Duidt de intensiteit van het ene niet op een gebrek aan iets anders? De extreme vreugde om de winst van een voetbalclub op een lacune op andere levensgebieden? Dat geldt natuurlijk niet alleen voor Feyenoord, maar bij geen enkele andere Nederlandse club is het zo sterk.

Voetbal is sport. Sport is een platform voor fysieke en mentale krachtmeting. Botsing van techniek, stijl, talent, arbeid. Wie overblijft en bovendrijft, wint. De euforie is dan groot, de deceptie in het omgekeerde geval even diep.

In naam van een voetbalclub geweld plegen en vernielen, zoals in Rome, is ontoelaatbaar. Het is de andere kant van het exces, maar dat is wel wat het beide zijn: excessen. Zowel het beestachtige, verstandloze hooliganisme als de ongebreidelde blijdschap. De massale vreugde van een hele stad, met fragmenten opvolging door het land. Bier de lucht in gooien, naakt in fonteinen springen, lantaarnpalen beklimmen, niet slapen, schreeuwen, op de borst slaan, anderen op de borst slaan, meer schreeuwen, in slaap vallen, opstaan en weer drinken, meer drinken en schreeuwen totdat het geen gelukstranen meer regent. Dan gedijen in de warmte van de herinnering en toeleven naar meer. Naar nog een keer.

De tranen van Gio zijn mooi. Dirk is een instantlegende. Niets is groter dan dat ene woord. En daar gaat het mis. Het is een woord dat in relatie staat tot andere woorden. Een waarde met perspectief en tegelijkertijd losgerukt van precies datgene: perspectief.

Dit is geen stuk tegen Feyenoord, noch tegen voetbal of blijdschap in het algemeen. Maar tegen het exces. Want als nu de vreugde zo groot is om de winst, hoe groot is dan het verdriet en de woede om het verlies? Dat Feyenoord weer kampioen zou worden leed geen twijfel. Dat ze weer zullen verliezen ook niet. Maar misschien zijn dat dingen die je vergeet, na 18 jaar.

Lees het artikel op de website van de Volkskrant.

Danny Blind kan er niks aan doen

Danny Blind was ooit een heel behoorlijke voetballer. Libero, een positie die eigenlijk niet meer bestaat. Na de door Ajax gewonnen Champions League finale van 1995 sprak Van Gaal over ‘zijn verlengstuk in het veld’, daarmee doelend op Blind, die zijn coach begreep en de jeugdige talenten om hem heen in het veld aanstuurde. Is het gek dat zo iemand later coach wordt? Nee.

Bij Ajax werd dat geen succes. Ook toen al bleek zijn enthousiasme, sympathie en reële analyse, maar zonder de sturende hand van boven bracht hij niet genoeg. De wedstrijden van Ajax onder zijn leiding waren geen demonstraties van tactisch vernuft. Er kwam nooit stabiliteit en Blind mistte het charisma dat je als boegbeeld van de hoofdstedelijke club nodig hebt.

Vervolgens had hij allemaal andere voetbalbaantjes, in de luwte, maar leek hij met de aanstelling van Van Gaal als bondscoach eindelijk op de goeie plek beland. Als assistent mocht hij wederom dienen als verlengstuk van Het Brein. Niet als wetenschapper zelf de formule hoeven bedenken, maar hem als rechterhand uitleggen aan de leerlingen. ‘Einstein zegt het, niet ik. En Einstein heeft gelijk.’ De klas knikt.

Met een absoluut niet sprankelende, maar wel reële en bij tijd en wijle spectaculaire speelstijl (counterperfectie, solide defensie, alle ballen op Robben) bereikte het mediocre Oranje de halve finale — die het best had kunnen winnen van een gelijkwaardig Argentinië -, waarna Van Gaal wellicht nog een list had kunnen bedenken om het Duitse spel te saboteren, wat hij tijdens zijn periode bij Bayern deels had vormgegeven.

Maar goed, we wonnen het WK niet. Van Gaal ging naar Manchester United en de KNVB bedacht de idiote Hiddink/Blind-constructie. Hiddink had beter moeten weten en zijn invloed niet moeten aanwenden om boven Koeman verkozen te worden, maar Blind zag zijn kans schoon. En terecht. Na een voetballeven achter zich, met als coach geen hoogtepunten, kon hij in de schaduw van twee (in het geval van Hiddink: voormalige) grootmeesters het vak leren om de opgedane kennis vervolgens in de praktijk te brengen. En weet je? Ik dacht dat dat misschien wel zou lukken. Blind is een prima kerel. Geen visionair, maar iemand die met loyaliteit en hard werk genoeg zou kunnen opsteken om het gedachtegoed vervolgens als voetbalapostel te verspreiden. Misschien dat hij op gevorderde leeftijd en een schat aan ervaring een omvangrijk genoeg repertoire aan coachskills had opgedaan, klaar voor het grote werk.

Maar niet dus. Tenminste, niet onder deze omstandigheden. Blind zal misschien een uitstekende trainer zijn voor FC Twente of Utrecht, maar een ooit grootse voetbalnatie in teloorgang weer op de rails krijgen bleek te veel gevraagd. Hij kan er niets aan doen. Hij dacht er klaar voor te zijn. Dat denkt hij vermoedelijk nog steeds, want hij noemde Bulgarije-uit een ‘incident’. Moeten we het hem kwalijk nemen dat hij bondscoach wilde worden of moeten we de bestuurders erop afrekenen dat ze eerst Hiddink en per default hem aanstelden terwijl ons voetbal in het brandpunt van een identiteitscrisis zit? De vraag is retorisch.

‘Voor de mens Blind is dit verschrikkelijk,’ zei iemand gisteravond in een voetbalprogramma. ‘De mens Blind’. Heeft hij nog andere verschijningsvormen? Of is de scheiding tussen de mens en voetbalprof zo groot dat het daadwerkelijk losse entiteiten zijn? Andere dingen die ik hoorde: ‘Van Gaal moet terug’, ‘Koeman had het moeten doen’, ‘Stel Ron Jans aan.’ Met andere woorden: iedereen roept. Ik ook. Maar tussen alle meningen en oordelen is er voor mij één overheersend: Danny Blind kan er niks aan doen.

In matrozenpak naast Cruijff

Mijn neef en ik lopen door Den Haag en filosoferen over het leven. ‘Het leven’ als in meisjes en voetbal. We zijn een jaar of 14 en onze idolen hebben inmiddels vorm gekregen. De voetballer die we op dat moment het meest bewonderen is Dennis Bergkamp, maar we weten allebei dat hij één van de prinsen is in onze voetbalmonarchie. Er is maar één koning en dat is Johan Cruijff.

Oké, we spraken niet alleen maar over meisjes en voetbal. Het ging ook vaak over het universum en de onbevattelijke onmetelijkheid ervan. Over het enigma ‘tijd’ en hoe zelfs de grootste iconen op een dag zouden sterven.

‘Johan Cruijff gaat gewoon een keer dood.’

‘Dat is echt onvoorstelbaar.’

‘Ja, maar het zal wel gebeuren.’

En dan veranderden we mistroostig maar gauw van onderwerp.

In 1995 vierden we in Nederland 50 jaar vrijheid. Ik zat op dat moment in de tweede stem van het Haags Matrozenkoor en we waren uitgenodigd om te zingen bij een evenement in het concertgebouw. Ik was zenuwachtig, want het was mijn eerste bezoek aan Amsterdam en ik wist dat Cruijff, de koning, er ook zou zijn. Bovendien werd het uitgezonden op tv.

Na of voor ons optreden hield Cruijff een toespraak die we niet verstonden, maar waarnaar we desalniettemin aandachtig luisterden. ‘s Avonds kregen we eten in de kantine van het concertgebouw. Vermoeid zaten we met een bord spaghetti naar Studio Sport te kijken toen Cruijff plotseling binnenkwam en op ongeveer anderhalve meter schuin tegenover me ging zitten. Hij sloeg zijn jasje recht, wreef op kenmerkende wijze over zijn neus en begon zonder een woord te zeggen in opperste concentratie naar de samengevatte beelden op het scherm te kijken.

Wij zaten al die tijd verstijfd met onze vorken halverwege pauzerend tussen bord en mond. Mijn tafelgenootjes en ik keken hem en elkaar schichtig aan.

‘Het is hem echt!’

‘Het is Cruijff! De Cruijff! En hij zit hier naast ons!’

Niemand durfde hem aan te spreken en dus bleven we in gemoffelde opwinding elkaar aansporen om het te doen.

‘Jij moet het doen! Jij zit dichter bij hem!’

‘Nee jij! Ik durf het niet!’

Uiteindelijk won mijn (het eerste argument) het van de angst en dus draaide derdestemmer Axel zich naar hem toe.

‘Meneer Cruijff, mogen we misschien uw handtekening?’

Nu vraag ik me af of Johan ons overspannen gefluister niet allang had gehoord, maar hij zei ‘Natuurlijk’ alsof het natuurlijk was en zette zijn krabbel.

‘Mag ik ook?’

‘Ik ook!’

‘En ik?’

Ik zat gelukkig dichtbij, greep rap een NOS-visitekaartje van tafel en schoof het onder zijn opgewreven neus, vlak voordat het gehele koor zich als een kudde bulletjes op hem stortte. Daarna gingen we met hem op de foto, allemaal, om de beurt en met meerdere knapen tegelijk. Hoe lang we hem hebben bestookt en bevraagd weet ik niet meer, maar wel dat hij het allemaal geduldig ‘onderging’. Vriendelijk, ontspannen en begripvol. Na de groepsfoto namen we afscheid. In de bus terug naar Den Haag beseften we allemaal, dwars door de puberale roes heen, dat we een heel bijzonder, misschien wel uniek moment hadden beleefd, zo was aan ons non-stop onstuimig gekwetter tijdens de rit wel af te horen.

Inmiddels hebben we allang baarden in en op onze kelen en beseffen we dat ook zij die groter lijken dan één mensenleven zomaar kunnen verdwijnen. Maar sommigen laten iets na dat nooit vergaat, dat zijn vertakkingen heeft in zoveel lagen van cultureel en collectief geheugen dat alles wat erna komt ermee is vergroeid. Cruijff is met ons vergroeid en daarom zijn we van slag, ook al is ie dus niet echt weg.

De handtekening hangt op mijn oude slaapkamer in Den Haag in een bescheiden lijst aan de muur. Zondag neem ik hem na het Paasdiner mee terug naar Amsterdam.

Lees het artikel op de website van Het Parool.

Voetbalwet

Voetbaltuig; het woord lijkt inmiddels een pleonasme. Zelfs terwijl ik het schrijf, voel ik een soort penvermoeidheid, wat opvallend is, aangezien ik het typ. Het heeft te maken met de herhalende aard van de situatie. Weer hebben voetbalsupporters zich misdragen. Dit keer in het eigen stadion, in het door de club gesponsorde sfeervak nog wel, jegens een oud-speler van de vereniging.

Kenneth Vermeer is een jeugdproduct van Ajax, zoals dat heet. Vanaf zijn 13e speelde de geboren Amsterdammer voor de club en toen hij na het vertrek van Maarten Stekelenburg zijn kans kreeg in het eerste elftal werd hij al snel weer gepasseerd door de komst van Jasper Cillessen. Kenneth wilde nu toch echt wekelijks spelen en pakte zijn kans in Rotterdam. Daar zaten ze in het begin al helemaal niet op hem te wachten, maar door goed keeperswerk verdiende hij de steun van het legioen van de aartsrivaal.

Kenneth is een hele goede keeper. Volgens velen niet minder en misschien wel beter dan Cillessen, maar dat maakt niet eens uit. De man was een groot deel van zijn voetballeven trouw aan Ajax, koos logischerwijs voor zijn carrière, en werd daar afgelopen zondag om verguisd. Sterker, hij werd beledigd en zelfs bedreigd in de vorm van een opgehangen Vermeerpop.

Vermeer is het inmiddels ‘gewend’ en hoopt dat er niet te veel woorden aan ‘vuil gemaakt’ zullen worden, maar zolang er hersendood volk is dat uit onvrede over de prestaties van een voetbalclub huizen van spelers bezoekt, spelersbussen opwacht, ‘ludieke’ doodsbedreigingen uitvoert en discrimineert, maken we woorden vuil. Zolang deze lijpkikkers de gelegenheid krijgen om hun frustraties over een spel op dergelijke manieren te botvieren, wijden we daar regels aan.

De passie van deze voetballiefhebbers heeft weinig van doen met het spel, dat is slechts de kapstok voor het uiten van een diepgewortelde, primitieve agressie. Daniël Dekker beweert dat zijn supportersvereniging hier niets aan kan doen en dat de overheid en voetbalbond moeten ingrijpen. Daar heeft hij vermoedelijk een punt.

In de jaren ’80 en ’90 had Engeland te kampen met extreem voetbalhooliganisme. Na twee voetbalrampen (Heizel en Hillsborough) ondernam de politiek actie door de invoering van de Football Spectators Act. Dankzij die wet kunnen hooligans door de politie onmiddellijk worden opgepakt en bestraft middels reis-, gebieds- en (levenslange) stadionverboden. Wordt het verbod overtreden, dan volgt een hoge geldboete of celstraf. De stadions zijn uitgerust met CCTV camera’s zodat individuen die beledigingen uiten of aanzetten tot gewelddadig gedrag er als rotte appels kunnen worden uitgepikt. Sinds de invoering van deze voetbalwet verlopen voetbalwedstrijden vreedzaam en respectvol, zelfs tussen de grootste rivalen.

Overcrowding at Hillsborough on 15 April 1989. Photograph: Rex Features

Echt grote voetbalrampen kennen we in Nederland (nog) niet, maar in het kader van putten en verdrinkende kalveren lijkt het verstandig ook hier een voetbalwet in te voeren om de boel vast te dempen. Bovendien zou het schandelijke gedrag zoals we dat in de Eredivisie wekelijks horen en zien daar al genoeg aanleiding voor moeten zijn, al is het maar omdat er ook kinderen in de stadions zitten.

Maar ik ben bang dat we er met een voetbalwet alleen niet komen. We hebben te maken met een (voetbal)mentaliteit die fundamenteel verkeerd is. Een paar uur na de schaamtevolle vertoning in de ArenA zag ik hoe fans van Chelsea bij een 0–1 achterstand applaudiseerden toen oud-speler Juan Mata werd gewisseld bij rivaal Manchester United. In Madrid krijgt Messi een staande ovatie als hij het halve veld over slalomt en de bal met een stift in de verre hoek prikt. Dat doen ze niet uit gehoorzaamheid of angst voor repercussies, maar uit liefde voor de sport. Een liefde die rivaliteit en ambitie overtreft en die in Nederland zelden voelbaar is.

Waarden kun je niet invoeren, wetten wel. Begin daarom maar met het uitzetten van de regels, handel ernaar zonder compromis en laat deze heropvoeding dienen als basis voor een nieuwe voetbalmoraal. Wie weet is het aanstekelijk en gaan we dan ook nog eens beter voetballen.

Cruijff

Toen het Nederlands elftal vorige week het EK misliep, dacht ik dat het Nederlandse voetbal zijn dieptepunt wel had bereikt. Ik kan me in ieder geval in mijn levenstijd geen periode voor de geest halen waarin we zo slecht waren. Nederlandse clubs doen het in Europa al jaren dramatisch en zetten die trend gestaag voort, maar het nationale team bleef meestrijden in de top, ook al roept men sinds 2006 al dat we te weinig kwaliteit hebben. Met een 2e en 3e plek op de afgelopen WK’s zijn die geluiden deels gelogenstraft. Deels, omdat we qua pure spelerskwaliteit tijdens die toernooien al niet meer bij de wereldtop hoorden, maar we door een meer defensieve speelwijze en het nodige geluk tot twee keer toe bijna wereldkampioen werden. Na het WK van 2010 was het EK een grote deceptie, met drie verloren wedstrijden in de groepsfase van het toernooi. Het EK van 2016 zal een nog grotere deceptie blijken, omdat we daar niet eens aan meedoen. Dat is te gek voor woorden, en toch is het zo.

De Nederlandse clubs boden deze week in Europa geen troost. PSV verloor woensdagavond relatief kansloos met 2-0 van Wolfsburg en in de Europa League deed men het niet veel beter. Ajax verloor in de laatste minuut van de reguliere speeltijd door een natte doorkopbal van een spits die niet zou misstaan in een betonfabriek, AZ verloor van de hekkensluiter van de Bundesliga en Groningen speelde in de laatste minuut van de extra tijd gelijk tegen een Slowaaks team, dankzij de gulle toekenning van een penalty. De Nederlandse clubs hebben dit seizoen 9 punten gehaald uit 12 Europese duels, zo vertelde Wilfred Genée met de hem typerende, schertsende ondertoon aan Johan Derksen. Derksen reageerde met de gezichtsuitdrukking die hij voor elke gelegenheid bewaart en Wim Kieft probeerde glimlachend en nonchalant uit te leggen waar het mis gaat. Ajax had een gelijkspel verdiend! AZ had een overwinning verdiend! Gelukkig haalde Groningen tenminste nog een punt. Het is allemaal van een droefmakerij waar geen waargebeurdverhaalfilm op RTL4 tegenop kan.

Maar bovenop deze misère, waarmee het Nederlandse voetbal hand in hand loopt, kwam het nieuws dat onze voetbalmessias, de man die het Nederlandse voetbal op de kaart heeft gezet, longkanker heeft. Ik heb er in het verleden weleens over nagedacht hoe het zou zijn als Johan Cruijff dood zou gaan. Die gedachtes stopte ik dan snel maar weg. De man heeft de afgelopen jaren dingen geroepen en gedaan waarvan de waarde betwijfelbaar is, maar hij is Cruijff, onze voetbalgod, één van de besten ooit, zo niet de beste. Want hoe slecht we op dit moment ook voetballen, we waren ooit heel goed en dat begon allemaal met Cruijff. De enige voetballer die zijn magie benadert is Marco van Basten, en die heeft de tragiek van een te vroeg afgebroken carrière nog mee in zijn cultvorming.

Johan Cruijff is de Mozart van het voetbal. Kleine Wolfgang zag een piano en snapte het instrument op een wezenlijk niveau. Het ding had voor hem geen geheimen. Hij zag de volledige potentie en wist van nature hoe die te benutten. Het is dat natuurlijke instinct, dat essentiële begrip dat genie definieert. Messi heeft dat, hij is een product van de natuur en daarom is hij bijzonderder dan Ronaldo, die product is van training. Bewonderenswaardig om zijn discipline, maar rationeel. Het genie is onbevattelijk en niet te emuleren. Cruijff valt in die categorie en heeft nu longkanker. Cruijff is het beste wat ons voetbal heeft voortgebracht en heeft ons beste voetbal voortgebracht. Hij is het hoogtepunt van onze voetbalgeschiedenis, iets waaraan ik me in de huidige malaise vastklamp.

Cruijff heeft veel wedstrijden gespeeld en er veel gewonnen. De belangrijkste begint nu, tegen de sterkste tegenstander die hij tot nu heeft getroffen. Het is de wedstrijd van zijn leven.

Bekijk het artikel op de website van Het Parool

Football Is Fun!

Dus iedereen heeft het nu over de FIFA. Weer. Al jaren weet men wat nu door nota bene de FBI is bewezen: de grootste sportbond ter wereld is zo corrupt als een Armstrong. Misschien is dat wel de reden dat de FBI dit onderzoek heeft uitgevoerd. Eén van hun grootste sporthelden is te pletter geslagen, dan kan de rest van de wereld en haar ‘beautiful game’ natuurlijk niet achterblijven.

Maar ik dwaal af, nu al. Het is me ook wat. Enerzijds was het nieuws van de inval bij het hoofdkantoor van de FIFA in Zürich en de arrestaties schokkend, anderzijds was het aanzet tot een collectief geslaakte ‘hèhè’-zucht. Iets wat al veel eerder had kunnen en moeten gebeuren. Dit onderzoek naar steekpenningen en andersoortige omkoperij voert terug tot 1991. Het WK van 2010 in Zuid-Afrika blijkt voor vele miljoenen gekocht (terwijl de voor het toernooi gebouwde stadions nu leeg staan en het volk in de sloppenwijken gestaag doorsterft) en de leiders van meerdere nationale en continentale voetbalbonden hebben de zakken ontspannen gevuld in ruil voor steun aan Blatter en de aanleg van voetbalveldjes in hun ontwikkelingslanden.

Want dat moet toch wel? Het moet toch wel dat Sepp hiervan weet? Hij wordt toch juist gesteund door al die armzalige dreumesen, wiens stemmen bij de verkiezingen vandaag even zwaar tellen als die van grootse voetbalnaties als Duitsland, Engeland en jawel, Wij?

Hij doet alsof zijn neus bloedt. Nee, sterker, hij veroordeelt de misstanden, zegt in interviews dat er in elke bedrijfstak rotte appels zitten – dus ook in het voetbal – en dat we hem de komende jaren moeten volgen in zijn kruistochten tegen de vervuilers van de beautiful game. Want dat is het; een beautiful game. En deze mensen, dit verdorven tuig, geeft de sport en de organisatie een slechte naam en verpest het voor de rest. Laten we Sepp, onze leider, de man van 11 seconden stilte voor Mandela, de komende vier jaar volgen tijdens zijn grootse schoomaak.

Wat?

Het is, bij gebrek aan treffender woorden, belachelijk en onbegrijpelijk dat dit kan. In een tijd waar via internet revoluties zijn ontketend in Egypte en Turkije. Een tijd waarin alles op straat ligt en niemand ‘ermee wegkomt’. Een tijd van schijnbare transparantie, die kennelijk ondoorzichtiger is dan men denkt en oplichters en con-men vooral dwingt nieuwe, creatieve manieren te bedenken om ons in de maling te nemen.

Sepp is natuurlijk veel te oud om de baas te zijn, maar megalomanie en zelfreflectie gaan helaas niet goed samen. Hij heeft de steun van minder bedeelde landen, omdat hij ze bedeelt en weet zijn positie op die manier te behouden. De FIFA is veel te groot, hoorde ik Frits Barend zeggen bij Pauw. Jan Mulder en advocaat Marjan Olfers waren het knikkend met hem eens. Iedereen in de studio eigenlijk. Ik thuis ook. Maar ze voegden eraan toe dat het niet zou veranderen. Dat zo’n groot monster ontembaar en onverbeterlijk is. De machtsstructuren en handelingspatronen zijn te complex, te diep ingesleten en te verrot.

Daarom stel ik voor een nieuwe voetbalbond op te richten. Hij heet… FISF! Dat staat voor Football Is Fun! Inderdaad, met uitroepteken. Het slaat sowieso nergens op dat FIFA een afkorting is voor iets Frans – niemand spreekt dat – dus we gaan lekker Engels met als boodschap en basis dat voetbal LEUK is. Het is immers een spel. Alle landen die zich hierbij willen aansluiten hoeven alleen maar een keer uit volle borst ‘FOOTBALL IS FUN’ te roepen en dan is het geregeld. Ik word niet de baas, want dat ambieer ik niet, maar ik ken nog wel iemand (Michael van Praag zet je telefoon eens aan).

Het FIFA-congres is onderweg. Sepp wordt geflankeerd door twee vrouwen. ‘Slechts twee’, benadrukt hij. Als hij ze wil voorstellen aan het toehorend publiek weet hij de achternaam van één van hen niet meer.

Herhaal mij, Sepp: FOOTBALL IS FUN! Het is de hoogste tijd.