Onwachtzaam

‘Ik hoef niet te wachten! Ik wil niet wachten! Ik wacht niet! Als ik kom aanfietsen bij een stoplicht en het stoplicht is rood dan fiets ik gewoon DOOR. Ik wil namelijk niet wachten! Ik fiets gewoon door. Het maakt me niet uit. En ook soms, dan sta ik bijvoorbeeld in de rij, maar dan sta ik niet in de rij en dan loop ik gewoon DOOR. Ik hoef namelijk niet te wachten, nooit niet. IK WIL HET NIET. Ik wil het verdomme niet! Ik vind gewoon dat dat niet voor mij geldt, stoplichten enzo. En rijen. Als zij willen wachten moeten ze lekker wachten maar ik wacht NIET. Ik hoef dat niet. Ik wil gewoon lekker door en kan dat en doe dat dus gewoon. Ik ben namelijk bijzonder. Meer bijzonder dan anderen. Mensen die wachten zijn een soort saaie massa die geen talenten en specialiteiten of coole sneakers hebben. Ze schikken zich naar de tijd en het welbevinden van anderen. En hebben lelijke schoenen. Of saai. NOU IK DUS NIET. Ik wil gewoon altijd supersnel thuis zijn of ergens anders (ligt eraan waar ik moet zijn) en dan heb ik dus geen tijd slash ruimte voor wachten. Ik vertik het. Dus ja, ik rij door rood, dring voor, want ik ben wel speciaal en getalenteerd en dat zij dat allemaal niet doorhebben is HUN probleem. Ik heb daar niets mee te maken. Ik ga gewoon door ze zoeken het verder allemaal maar uit. Ik merk nu ook dat ik er enorm emotioneel van word en ik heb hier dus ook helemaal geen tijd voor dus ik ga nu weer door en je bekijkt het maar.’

Een onbekende man mengt zich in de monoloog. De monoloog zodoende omvormend tot een dialoog.

‘Maar het is toch niet erg om af en toe, zo nu en dan, een momentje te nemen?’

‘JA HALLO WAT HEB IK NOU NET GEZEGD.’

‘Dat je niet wacht. Nooit niet.’

‘Precies.’

‘Het ding is gewoon dat je zo ontzettend hard zit te huilen dat ik me afvraag of er niet iets anders aan de hand is.’

‘Ik huil niet.’

‘Schat, je hele shirt is doorweekt van de tranen en het zweet. Bovendien hangt er een ontzaglijke klodder snot onder je neus. Hij probeert zich een weg langs je bovenlip te banen.’

‘Gatver.’

‘Ja hé, het is je eigen lip.’

*Veegt snot met mouw weg*

‘Je beseft dat mensen je helemaal niet speciaal en knap vinden als jij nooit wacht hè? Dat stoplicht staat er voor JOUW veiligheid, juist omdat men om je welzijn geeft.’

‘Niet alleen om MIJN welzijn.’

‘Nee, maar wel OOK om jouw welzijn.’

‘Dat vind ik niet speciaal genoeg.’

‘Nee en daar ligt de kern van je ongenoegen. Volgens mij vind jij JEZELF niet speciaal genoeg.’

‘BULLSHIT!’

‘En probeer je het daarom op deze manier te compenseren.’

*Haalt schouders op*

‘Maar het werkt averechts. Als jij dood wordt gereden omdat je niet wacht voor het stoplicht, dan is dat jouw eigen schuld. Je eigen dikke kutschuld. Als jij voortdurend voordringt, dan vinden mensen je niet speciaal en knap, maar asociaal en egoïstisch.

‘Stop…’

‘Zonder dat ze je kennen, hebben ze dan een mening over je.’

‘Stop nou…’

‘En weet je wat? Die mening klopt dan nog ook.’

(Krijsend) ‘NOUHOU!’

‘Ben je een asociaal en egoïstisch mens?’

(Hoofdschuddend) ‘Nee.’

‘Wil je dat mensen je zo zien?’

(Hoofdschuddend, slierten snot afwerpend) ‘Nee.’

‘Nou, wacht dan verdomme op het stoplicht.’

*Knikt*

‘Sluit lekker achter aan in de rij.’

*Knikt*

‘Gaat het weer?’

(Knikkend en neus ophalend) ‘Ja.’

‘Enfin. Kun je dan nu een doekje halen en die walgelijke klodders snot en slijm van je shirt en mijn broekspijp vegen? Het ziet er bijzonder onfris uit.’

*Knikt*

‘Weet je, het komt wel goed met jou.’

*Glimlacht*

(…)

‘Waar blijft dat doekje?’

(Staat gehaast op) ‘O ja.’

‘Ik heb niet de hele dag de tijd.’

The future is now

‘The future is now’ is een vaak gebezigde uitspraak. Ook komt de zin niet zelden voor als titel van popculturele uitingen. Zo is het een nummer van de Amerikaanse punkband The Offspring, het debuutalbum van de New Yorkse underground hiphop-groep Non Phixion en een korte documentaire uit 1955 waarin men een kijkje neemt in de keuken van onderzoekslaboratoria om producten (batterijen op zonne-energie, videobanden, ‘bestraald’ eten) te tonen die in de toenmalige nabije toekomst gebruikt zouden gaan worden.

Op de website answers.yahoo.com vraagt iemand genaamd ‘idontknow’ volledig terecht waarom mensen deze zin zo vaak gebruiken, aangezien hij technisch niet klopt. Ene ‘San Diego Guy’ geeft volgens de moderator van de website het beste antwoord: ‘They’re referring to a future that was imagined in the past that is happening today. The dreams of the present taking place today. The future is now.’ En hij voegt daar later, om aan alle verwarring een einde te maken, het volgende aan toe: ‘Technically, there is only a present. The past did exist and the future will exist, but only the present exists.’

De website van technologiemagazine Wired publiceerde onder dezelfde titel begin dit jaar een overzicht van concepten waarvan men zich tien jaar geleden voorstelde dat ze nu deel uit zouden maken van onze dagelijkse routine. Hoewel Apple bezig is met een iWatch en televisieschermen inderdaad steeds platter en groter worden, blijkt dat we niet zelden iets te enthousiast zijn in onze voorspellingen. Zo is de bewustwording over wat we eten de laatste jaren wel gegroeid, maar zie ik zelden iemand een muisvormige handcomputer genaamd ‘Fido’ in zijn of haar eten steken om te bepalen uit welke ingrediënten (en eventuele bacteriën en allergenen) de maaltijd is opgebouwd. Bij de drogisterij hangen geen programmeerbare oordopjes voor een naar uw eigen geluidssmaak ingestelde nachtrust en de overkill aan hardloopdata van mijn Facebookvrienden wordt vooralsnog geleverd door een app op de smartphone en niet door een zwembrilachtig apparaat waar X-Man Cyclops jaloers op zou zijn.

Dat dit technologische toekomstenthousiasme de meest begaafde hoofden op hol kan brengen blijkt wel uit de film 2001: A Space Odyssey. Filmmaker Stanley Kubrick en sciencefictionschrijver Arthur C. Clarke dachten na overleg met NASA écht dat de wereld (of liever: de ruimte) er in 2001 zo uit zou zien. Dat de mens de verre uithoeken van ons zonnestelsel verkend en bewandeld zou hebben, rondzwevend en –rennend in magnifieke, smetteloze ruimteschepen. Enkele details in de film, zoals een videofoon, hebben wel degelijk de realiteit gehaald, maar de drie te kiezen talen op het touchscreen bij de douanepoortjes voor de maan, English, Dutch en Russian, zijn niet allemaal tot de door Kubrick en Clarke voorziene status als wereldtaal uitgegroeid.

Een hedendaags visionair is PayPal oprichter Elon Musk, Zuid-Afrikaan van geboorte, wonend in Californië. Met zijn ruimtevaarttechnologiebedrijf SpaceX probeert hij innovatieve concepten om te zetten naar praktische toepassingen. Zo schreef SpaceX vorig jaar geschiedenis door als eerste particuliere bedrijf een succesvolle ruimtevlucht uit te voeren. Het is de bedoeling dat het Dragon Spacecraft met behulp van herbruikbare raketten uiteindelijk ook mensen de ruimte instuurt. Zijn andere bedrijf, Tesla Motors, houdt zich bezig met de ontwikkeling van de elektrische auto en werkt inmiddels samen met fabrikanten als Daimler, Mercedes en Toyota.

Musk laat zich naar eigen zeggen inspireren door Bill Gates, Steve Jobs, Walt Disney en, wellicht ten overvloede, Nikola Tesla en richt zich op de drie gebieden die volgens hem de toekomst van de mensheid het meest zullen beïnvloeden: internet, schone energie en de ruimte. De nieuwste uitvinding van Musk is de maandag gepresenteerde Hyperloop; een buis waardoor mensen met een snelheid van zo’n 1300 kilometer per uur van stad naar stad kunnen worden geschoten (‘It’s like getting a ride on Space Mountain at Disneyland’). Dat wil zeggen: Amsterdam > Berlijn in een half uur. Oftewel: dat is rap. Maar: misschien wel te rap, want in een half uur kan ik niet eens een aflevering van Breaking Bad kijken.

De hyperloop komt voort uit Musks onvrede over de plannen voor een hogesnelheidslijn tussen Los Angeles en San Francisco, die naar schatting 70 miljard dollar gaat kosten en in 2029 klaar moet zijn. Een project waarbij onze HSL schriller afsteekt dan Jan-Peter Balkenende bij George W. In de Oval Office. Musks Hyperloop kost nog geen tiende van dat bedrag, is vier keer zo snel en omzeilt ‘land issues’, omdat de buizen zich boven de snelweg bevinden. Maar Musk lijkt in dit geval een roepende in de woestijn. De hogesnelheidslijn zal er komen, niet in de laatste plaats omdat er politieke (ALTIJD WEER DIE POLITIEK) belangen aan kleven.

Mensen in het heden lijken niet altijd behoefte te hebben aan technologische ontwikkelingen van de in de geschiedenis geschetste toekomst. Of: De snelheid van technologische ontwikkelingen en de hang naar ‘oud’ lijken evenredig aan elkaar toe te nemen. Platenzaken kunnen de LP’s niet aanslepen, in tweedehands kledingzaken is het drukker dan in de H&M en Marktplaats loopt vast als je op de term ‘vintage’ of ‘retro’ zoekt. Kunnen wij het tempo van de technologische vooruitgang wel bijbenen? Willen we dat wel?

Misschien hebben we in de toekomst helemaal geen keus. Van een genie als Elon Musk moet je altijd maar hopen dat hij het beste voorheeft met de mensheid. Als hij zijn uitvindingen ten kwade aanwendt, duurt het niet lang voor we door zelfbewuste, wraakzuchtige robots en computers worden gemaand in een rechte lijn naar ons noodlot te marcheren (ik noem The Matrix, Skynet, Hal 9000). Vooralsnog vermoed ik dat zijn intenties van nobele aard zijn en denk ik dat we, wanneer de poolkappen gesmolten zijn gelijk perenijsjes op een motorkap in Delhi, met vertrouwen in zijn drijvende aquapods moeten stappen, zonder angst te verdrinken.

Puppy

De rossige haren hangen als lamellen voor een raam van een huis in een Amerikaanse buitenstad in de jaren ’70. Nieuwgsierige ogen kijken door de spleten naar binnen. Misschien zijn ze trouwens niet nieuwsgierig, maar eerder vragend. Wij bekijken niet, maar wórden bekeken.

Ryan McGinley presenteert Christopher Owens, ex-frontman van de vorig jaar opgeheven band ‘Girls’, voor het eerst als solo-artiest aan de wereld. Zijn solodebuut is vernoemd naar een vrouw die hij in 2008 ontmoette tijdens een tournee met zijn voormalige band. Het is een conceptalbum dat niet alleen over liefde gaat, maar ook over de plekken waar Owens is geweest en waar hij zich op zijn gemak voelt.

McGinley zit Owens dicht op de huid en geeft hem een timide, frêle look. Als een jonge hond die toekijkt van achter de bank, nog wennend aan zijn nieuwe omgeving. Of als een verlegen kind, dat voor het eerst alleen met de trein gaat, iets wat correspondeert met de thematiek in het werk van McGinley.

In een interview met de San Francisco Guardian vertelde Owens dat gevoelens van opwinding en angst, ondanks zijn succes als muzikant, nog altijd in hem broeden:

‘Of course I’ve gained a little more confidence… But with each new thing I release I try to give a little more of myself, so I continue to put myself in an open place and that keeps it fresh and interesting for both me and the listener. I like the fact that I’m talking about things in my songs that make me feel a little exposed. I think it just means I’m giving something of value.’

De foto lijkt deze uitspraken te ondersteunen. Owens spiekt, nu alleen, voor het eerst naar buiten. Hij durft de wereld nog niet helemaal open en bloot te betreden, bang als hij is om gekwetst te worden, maar die kwetsbaarheid wordt vergezeld door enthousiasme en uitingsdrang. Het verlangen naar een nieuw avontuur, het opzoeken van de grenzen van zijn comfortzone en de poging om die grenzen op te rekken.

De foto heeft een paradoxale werking. Door Owens deels verdekt af te beelden creëert McGinley geen enigmatisch persona, maar legt hij Owens’ aard juist bloot. Dat hij hiertoe in staat is kan teruggevoerd worden op hun vriendschap. De foto is niet slechts genomen door een vakman/kunstenaar, maar door iemand die hem kent. Sterker nog: Owens is gewend geraakt aan de camera van McGinley en is dus niet bang om zichzelf aan hem te laten zien. Het onderlinge vertrouwen stelt hem in staat om zijn kwetsbaarheid te tonen. Deze man bestijgt niet met onfeilbare zelfovertuiging het domein van de flamboyante popmuzikant, maar schuifelt voorzichtig en met ingehouden twijfel naar de voorgrond. Observerend met de ogen van een puppy: angstig, maar met de onbedwingbare drang om te spelen.

Bekijk het artikel op I Shot The Band

Humor is liefde

De vraag ‘Wat is humor?’ is onmogelijk te beantwoorden. Toch hebben verschillende mensen, onder wie velen veel slimmer dan ik, een poging gedaan om tot een soort definitie te komen, zo blijkt als ik op citaten.net ‘humor’ invul als zoekterm. Het één na bovenste citaat op de lijst zoekresultaten is van Aristoteles en waarschijnlijk meteen de kort en krachtigste: ‘Humor is gecultiveerde onbeschaamdheid.’ Francis Bacon claimt dat ‘Verbeelding is ons gegeven voor wat we niet zijn. Zin voor humor om ons te troosten voor wat we wel zijn.’ Ook mooi, maar wel een beetje deprimerend. Winston Churchill zegt hetzelfde, dus er zal wel een kern van waarheid in zitten: ‘De verbeeldingskracht troost ons over hetgeen we niet zijn, het gevoel voor humor over hetgeen we zijn.’

Halverwege humorpagina twee van deze fantastische site slaat de Duitse schrijver R. G. Binding voor mij de spijker op zijn kop. Om het citaat niet aan kracht in te laten boeten, geef ik het hier in de oorspronkelijke taal weer: ‘Der Humor ist ein Eigenschaft des Herzens, wie die Liebe. Es gibt Menschen die nicht lieben können; wahrscheinlich sind es dieselben die keinen Humor haben.’ Verderop geeft regisseur Mel Brooks humor een andere functie die mijns inziens rustig kan bestaan naast die van Binding: ‘Humor is een bescherming tegen het universum.’

Ik kan niet voor anderen spreken, maar deze twee citaten geven zo ongeveer wel mijn eigen ideeën over humor weer. Ik blijf overigens bij mijn eerdere bewering dat het onmogelijk is om te bepalen wat humor is en dat de begripsomschrijvingen van deze wijze mannen in principe dus compleet futiel zijn geweest. Maar er een beetje op los filosoferen kan natuurlijk geen kwaad, iets wat zij in hun tijd ook beseften.

Humor kun je niet uitleggen. Iemand vind iets grappig of doet dat niet. Ik ben echter wel van mening dat sommige dingen intrinsiek grappig zijn, als een soort universele, humor-esthetische waarheid (denk hierbij aan Louis CK, dronken dieren, de film Airplane), en dat het door iemand niet als grappig ervaren van die waarheid vooral iets zegt over de persoon in kwestie. Kan iemand Van Goghs Sterrennacht niet mooi vinden omdat het niet mooi IS, of omdat diegene de onomstotelijke schoonheid ervan niet voelt door een gebrekkig functionerend limbisch systeem? Om het citaat van mijn sinds zonet favoriete Duitser er nog eens bij te halen (dit keer in het Nederlands, je weet immers maar nooit): ‘Humor is een eigenschap van het hart, zoals liefde. Er zijn mensen die niet lief kunnen hebben; waarschijnlijk zijn het dezelfde die geen humor hebben.’

Toen ik van de week op de bank naar het plafond lag te staren omdat ik vakantie heb en luiheid één van mijn voornaamste eigenschappen is, deed ik zelf een poging te bedenken wat humor is, of beter gezegd: wat humor voor míj is. Ik moest toen al snel aan liefde denken. Zelfs de meest doorgezomerde optimist moet toegeven dat het leven niet zelden de neiging heeft om je uit te wringen als een spons waar zojuist de plee mee is schoongemaakt. Soms ben je net een baal hooi: eerst gemaaid, daarna geperst, vervolgens gespietst door een hooivork, op een hooikar geflikkerd waar je in de hooischuur weer af wordt geschopt om tenslotte, als de hoop dor gras die je bent, te wachten op je laatste bestemming: de koe. Eerst haar slijmerige, grazende muil, dan een reeks pensen en als je een beetje extra pech hebt haar anus, waaruit je als onverteerde feces wordt verbannen naar dezelfde weide als waar je vandaan kwam.

Maar ik dwaal af. Het punt is dat het leven deze neigingen heeft en dat niemand daaraan ontkomt. Wat zijn dan de jofele dingen die een mens de kracht geven om al deze verschrikkingen te weer/doorstaan? Het populairste antwoord op deze vraag zal ongetwijfeld ‘liefde’ zijn. Het tweede (en hier komt Mel Brooks om de hoek kijken) is humor, als wapen tegen de onvoorspelbare grillen van het universum. Als je niet in staat bent dagelijks(e) ergernissen (‘Deze rij schiet niet op!’ of: ‘Waarom is m’n telefoon zo traag!’), pijn (‘Au, m’n knie! Verdomme, m’n knie!’), leed (‘Mijn vader heeft me nooit geaaid’, of: ‘Mijn vader heeft me teveel geaaid.’) en verdriet (‘Arjen Robben… Arjen Robben!’) zo nu en dan met een lach te begroeten, wordt het leven een lange, vermoeiende kamelenrit door een droge woestijn.

Nu we het toch over de woestijn en kamelen hebben, hier een citaat van de Belgische pater en schrijver Phil Bosmans: ‘Humor en geduld zijn de kamelen waarmee je door alle woestijnen kunt gaan.’ Hij heeft het dus ook over geduld. Ik vermoed dat niet velen die in hun ‘Zin-des-Levens’-top drie hebben staan, maar als de mensheid zich met dit tempo blijft voortplanten, is het er wel één om in de toekomst rekening mee te houden.

Concluderend, de valkuil van het beantwoorden van de vraag des Humors ontwijkend, hier ter afsluiting een eigen, naar poëzie neigende uiting:

‘Met de mantel der liefde om mijn schouders en de paraplu van humor boven mijn hoofd wandel ik door de stormen des levens. Verwarmd, beschut, vrezend voor de liefde- en humorlozen, die vreugdeloos verkleumen in de wind.’

Verwend

En het begint al bij aankomst op het vliegveld. Eerst denkt u nog ‘o leuk en exotisch en hier snappen en doen ze dingen die wij niet snappen en doen’, maar al snel bespeurt u bij 95% van de inheemse bevolking dezelfde schaapachtige, onnozele blik die op een gemiddeld Nederlands dorpsplein ook waarneembaar is.

In het vliegtuig kreeg u alleen een koekje en wat prikloze cola ik bedoel Pepsi dus heeft u honger. Dat de terminal ramen heeft en de vloeren glimmen is al heel wat, maar het voor de werknemers geldende zero intelligence beleid van het cafetaria zet u al snel weer met beide benen op buitenlandse grond.

Hier kunt u bekijken wat u wilt, ook al staan er bij sommige sandwiches geen naamplaatjes en spreekt u geen Italiaans, en dan kunt u een poging wagen het door u gewenste broodje aan de geen Engelssprekende caissière uit te leggen, betalen, en opnieuw in de rij te gaan staan voor de broodjesvitrine waar u net al stond en nu dus weer staat. Daar staat nu een man of jongen zonder naam of capaciteiten met een schort en bakkersachtig mutsje klaar om u totaal niet van dienst te zijn. In plaats van de bestelling van uw bonnetje af te lezen, kijkt hij u wezenloos aan, alsof de bewustwording over zijn eigen bestaan nog vervolledigd moet worden. U roept ‘Bufalino!’ en krijgt een koud broodje dat warm hoort te zijn. Hij vergeet de rest van uw bestelling – niet dat hij die ooit wist – en richt zijn wezenloze blik op een ander. Dat is niet eerlijk en dus zegt u er iets van. Nu is hij in de war en de man naast u verongelijkt. Het lijkt namelijk alsof u voordringt.

Het door u betaalde broodje en de pizza gaan in de grill en de salade gelukkig niet. Het broodje is na twee seconden op de mediumwarme bakplaat nog kouder dan daarvoor en bij de salade zit geen bestek. Ricardo Retardo, zoals u de motherbakker heeft gedoopt, weet en snapt niets. Hij lijkt bovendien niet over stembanden te beschikken. U stelt zich zijn hersenpan voor als een soort ground zero voor gedachtes. Een vacuüm van besef. Woestijn van wetenschap. Karikatuur van kennis.

‘Seating area’, belooft een bord met pijl. Drie tafels met stoelen, bezaaid met lege flesjes Heineken (HEINEKEN! NEDERLAND! OLÉ!) en wat etensresten maken de belofte op schrale wijze waar.

Na het nuttigen van de smaak- en voedingstofloze maaltijd besluit u ergens te gaan zitten/lezen/muziek luisteren. Omringd door uitpuilende vuilnisbakken en wijds gebarende locals beseft u eens te meer hoe verwend u bent met uw gereguleerde verzorgingsstaat.

Maar het is hier wel lekker warm.

Bekijk het artikel op volkskrant.nl

Chili out

Het is verleidelijk om in stereotyperingen te denken. Zo zien veel Amerikanen ons als drugsverslaafde, hoerenlopende baby- en seniorenmoordenaars, terwijl genoeg Nederlanders zich de Amerikanen voorstellen als volgevreten, bankzittende, oogkleppendragende, overdreven patriottistische hypocrieten. Britten hebben slechte tanden, drinken alleen maar thee en schijnen schoner dan ze zijn, Fransen zijn hooghartige, ‘ik-weiger-een-andere-taal-dan-Frans-te-leren’-chauvinisten en de Grieken laten al Sirtaki dansend en Ouzo slurpend hun land naar een economische tragedie afglijden. Achter deze culturele clichés schuilt een rijkdom aan smaken en tinten waar je als buitenstaander via de media en verhalen van door ontluisterende vakanties verbitterde familieleden maar weinig van meekrijgt.

Een land waarvan ik bijna niets wist, behalve dat er prima wijn wordt verbouwd en dat het de op vier na langste kustlijn ter wereld heeft, is Chili. Sinds een tijdje weet ik echter ook dat door de zwangerschap van een elfjarig meisje het debat rond abortus in het land is opgelaaid. Enkele uitspraken van president Sebastián Piñera hebben olie op het vuur gegooid. Na een tv-optreden van het meisje, waarin ze aangaf dat ze ondanks de pijn die de verkrachter (haar inmiddels opgepakte en bekend hebbende stiefvader) bij haar heeft veroorzaakt het kind gewoon wil krijgen en verzorgen, prees de president haar om haar ‘diepgang’ en ‘volwassenheid’. Het meisje stelde zich voor dat het zal zijn ‘alsof ze een pop vasthoudt’. Hoe deze opmerking van diepgang en volwassenheid getuigt is me niet helemaal duidelijk, maar dat rond dergelijke presidentiële lofuitingen een zweem van politieke motieven hangt wel.

Abortus is in het streng katholieke Chili al sinds 1973 illegaal. Tot die tijd werd het om medische redenen wel toegestaan, maar dictator Pinochet maakte daar een einde aan. Vrouwenrechtenorganisaties en enkele vooraanstaande politici vinden dat er in het geval van verkrachting of gezondheidsrisico’s voor de moeder wel de mogelijkheid tot abortus moet zijn, maar de grote invloed van de kerk verhindert dat. Het meisje is nu drie maanden zwanger en loopt volgens artsen gezien haar jonge leeftijd gevaar. Datzelfde geldt overigens voor de foetus. Maar hoe jong ze ook is en wat de gruwelijke oorzaak van haar zwangerschap ook mag zijn, de president zal de wetgeving niet versoepelen.

Het gaat misschien wat ver om aan de hand van een selectie nieuwsberichten te beweren dat het beeld van het meisje door de conservatieve machthebbers zo wordt gemanipuleerd dat men de hernieuwde discussie naar zich toe kan trekken, maar de situatie roept toch wat vragen bij me op. Zo weet ik bijvoorbeeld niet of (1) een kind van elf de verstandelijke vermogens heeft om te weten en beseffen wat het is om moeder te worden en of ze daar dus weloverwogen uitspraken over kan doen, laat staan (2) wat voor effect een traumatiserende gebeurtenis, zoals de verkrachting door je stiefvader, op de psyche van datzelfde kind heeft. Daarnaast zet ik vraagtekens (3) bij de verlangens van alweer dat elfjarige kind om op tv haar verhaal te doen én vraag ik me af (4) in hoeverre zij de dingen die ze zegt zelf heeft bedacht of toegefluisterd heeft gekregen van iemand die bijvoorbeeld werkt voor iemand die werkt voor iemand die werkt voor de president die eigenlijk werkt voor de kerk die hem in het zadel heeft geholpen en hem slechts in het zadel houdt als hij zijn lasso strak om de katholieke idealen aangetrokken houdt. Na deze vergelijking vraag ik me ook af (5) of de president van Chili eigenlijk een cowboy is en of ik nu in metaforisch drijfzand ben beland waaruit ik nimmer zal opklauteren (de met de nummers corresponderende antwoorden vindt u onderaan dit artikel*).

Terwijl het beeld dat ik van Chili heb tijdens dit schrijven niet bepaald rooskleuriger wordt, besef ik plotseling dat we helemaal niet naar de andere kant van de wereld hoeven te reizen om geconfronteerd te worden met moreel dubieus, christelijk conservatisme (een dubbel pleonasme). Niet zo heel lang geleden riep SGP-lijsttrekker Kees van der Staaij namelijk in het programma ‘Wat kiest Nederland’ dat de kans op zwangerschap na een verkrachting ‘heel klein’ is. Deze uitspraak moest in een latere, kansloze poging tot nuancering niet opgevat worden als ‘pro verkrachting’, maar als een bevestiging van iets wat een Republikeinse politicus had gezegd, alsmede de bevindingen in een wetenschappelijk rapport uit de jaren ’80 waaruit zou blijken dat vrouwen inderdaad weinig kans maken om zwanger te worden omdat ze tijdens een verkrachting ‘het hele apparaat uitschakelen’. Dat de betreffende Amerikaanse politicus Todd Akin eind 2012 met een ruime marge zijn plek in de Senaat verloor en de jaren ’80 slechts nog als inspiratie voor hipster outfits dienen, maken het bronmateriaal van Van der Staaij niet bijster betrouwbaar. Een vergelijking met de Chileense president en diens uitspraken over het volwassen, zwangere meisje zijn dan ook snel getrokken.

In een poging het geschonden Chileense blazoen wat op te poetsen en dit artikel op een hoopgevende manier te beëindigen, zoek ik op internet nog even door naar een leuk, positief, ‘hé, wij zijn Chilenen, bekend van de pittige pepertjes, en in onze vrije tijd redden we walvissen uit handen van IJslandse walvisvaarders’-artikel. In plaats daarvan stuit ik op een vier maanden oud filmpje waarop te zien en horen is hoe Chileense soldaten zingend langs een strand marcheren. De tekst van het lied luidt ‘Argentijnen zullen we doden; Bolivianen schieten we dood; Peruanen onthoofden we.’ Buurlanden Bolivia en Peru, die 130 jaar geleden in een oorlog stukken land (kust, verrassend genoeg) zijn kwijtgeraakt aan Chili, waren na het opduiken van de beelden ziedend. Met het aanhalen van dit filmpje heb ik mijn nobele doel totaal niet bereikt, maar wel weer wat bijgeleerd. Los van de dingen die ik al over Chili wist (vier landen hebben een langere kustlijn, lekkere wijn), weet ik nu ook dat het een land is wat geografisch en karakterologisch geïsoleerd is van de rest van de wereld. Chilenen beschouwen zichzelf volgens Wikipedia door de hen omringende woestijn, Andes en oceaan de facto dan ook als eilandbewoners.

Verder weet ik nu ook dat je in Chili, net als op alle andere plekken in de wereld, allerlei verschillende soorten mensen hebt. Sommigen laten zich leiden door overwegingen, anderen door overtuigingen. Enkelen zijn gezegend met inlevingsvermogen, velen belast met kortzichtigheid. De één wast zich onder de waterval van empathie, de ander bijt zich stuk op de rots van rigide armhartigheid. Het is wachten op de meelevende machtswellusteling, de invoelende idioot of de onbaatzuchtige politicus. Tot die er is, houden we ons bezig met morele discussies. Onder het genot van een goed glas Chileense wijn, dat wel.

*Antwoorden:
1) Waarschijnlijk niet.
2) Dat dient onderzocht te worden door een gediplomeerde, gespecialiseerde therapeut.
3) Heeft ze niet.
4) 0% Zelf bedacht, de rest is toegefluisterd.
5) Viel uiteindelijk mee.

Bekijk het artikel op Volkskrant.nl

Het Snowdenbaleffect

In een poging de verveling op een vrije, verplichtingsloze dag te doorbreken, schuift mijn duim gemiddeld eens in de dertien minuten naar het blauwe icoontje met de ‘f’ op mijn telefoon. De gedeelde statussen en links vertellen me zelden iets wat ik nog niet wist (het is bijna weekend; op Ibiza schijnt de zon), maar toch heb ik dan vaak alsnog het onnozele idee dat er op de desktopversie van Facebook méér te zien is. Ik klik dan, vlak nadat ik mijn mobieltje ontgoocheld naast me heb neergelegd, tegen beter weten in op de snelkoppeling in mijn bladwijzerbalk. Zo ook zonet. In plaats van het vertrouwde scherm (wit, blauwe balk, misleidende profielfoto’s) verscheen de volgende melding:

Account Temporarily Unavailable.
Your account is currently unavailable due to a site issue. We expect this to be resolved shortly. Please try again in a few minutes.

Iedereen die mij een beetje kent weet dat ik enorm gesteld ben op mijn privacy. Afgezien van de circa 500 foto’s die ik heb geüpload en de constante stroom updates over mijn wel en wee ben ik niet scheutig met kijkjes in mijn privékeuken. Mijn Facebookpersona is sowieso een zeer selectieve afspiegeling van mezelf, eentje die laat zien welke studies ik heb afgerond, maar niet hoe lang ik erover heb gedaan. Eentje die een keurig overzicht van al mijn baantjes en stages geeft, maar verzwijgt dat ik werd ontslagen als pizzakoerier omdat ik Denzel de shiftmanager een fastfoodfascist noemde. Eentje die dweept met zijn film- (Fight Club) en muziek- (Radiohead) smaak, maar die de Titanic soundtrack verborgen houdt in een kartonnen doos gemarkeerd als ‘computerspullen enzo’. Een doos waar overigens ook Mariah Careys ‘#1’s’, Eternals ‘Greatest Hits’ en Brandy’s ‘Never Say Never’ in zitten.

Mensen die mij niet kennen, maar mijn artikel op deze site van twee weken terug gelezen hebben, weten dat ik op een Zorro-esque manier de nationale en internationale veiligheidsdiensten heb getart met een ongenuanceerd (maar daarom des te vermakelijker) stuk over het privacyschandaal dat de wereld nu al weken in zijn greep houdt. Toen schreef ik dat Edward Snowden, de klokkenluider van Notre Obame, op de vlucht was geslagen. Hij was een tijdje in Moskou, probeerde van daaruit op allerlei plekken asiel aan te vragen, maar wordt, net als het lelijkste meisje op het Kerstgala, door iedereen afgewezen. Volgens een artikel van twee dagen geleden bestaat de weigerlijst nu uit Brazilië, Ecuador, Finland, India, Ierland, Noorwegen, Polen, Rusland en Spanje, landen die om wat voor reden dan ook de VS niet tegen de grijzende haren in willen wrijven. Ook wij hebben hem geweigerd. De primaire reden daarvoor is dat hij in ons land moet zijn om asiel aan te kunnen vragen, maar daarnaast zouden we – als de Amerikaanse schoothondjes die we zijn – hem vergezeld van een pak Haagse Hopjes linea recta in een doos met een strik eromheen naar de VS sturen.

Oostenrijk heeft geen uitleveringsverdrag met de VS en is volgens Johanna Mikl-Leitner, minister van Binnenlandse Zaken, niet bang voor de VS. Gemiste kans dus voor de paria, die in Wenen voor altijd ‘Buutvrij!’ had kunnen roepen naar de Amerikaanse ambassade.
Landen die wel overwegen hem te adopteren zijn Duitsland, Italië en Venezuela. Bij President Morales van Bolivia leek Snowden al in de privéjet te zitten, maar dat was een leugen die uitmondde in een veertien uur durend verblijf op het vliegveld van, jawel, Wenen. Een situatie die door de Bolivianen zelf ook wel omschreven wordt als de ‘ontvoering’ van hun president door Europa. Alle landen van de unie van Zuid-Amerikaanse landen (Unasur) hebben een uitnodiging gekregen om deze schande te bespreken, behalve Colombia. Iedereen BEHALVE Colombia! Wat is dáár nou weer aan de hand?

Weet je, het maakt eigenlijk helemaal niets uit. Het loslopende wild heeft een heus Snowdenbaleffect veroorzaakt. Loyaliteiten worden getest. Het is één groot potje Risk geworden, waarbij iedereen de kosten van een onberekenbare IT’er afweegt tegen de baten van zijn vermeende afgeluisterde kennis. Ik weet niet veel van Risk (ik heb het slechts één keer gespeeld, zo’n vijftien jaar geleden, en het mondde na de eerste verovering direct uit in ruzie), maar ik weet wel dat het te maken heeft met strategische belangen en niet met nobele voornemens, net zoals de eventuele asielverlening aan Snowden.

Het lijkt erop dat de machthebbers in landen die om wat voor reden (geld!) dan ook de VS niet dwars willen zitten hun monden en luchtruimen gesloten houden. Leiders van landen die zich al jaren onheus (te weinig geld!) bejegend voelen door het ‘Noord-Amerikaanse imperialisme’, zoals bijvoorbeeld Bolivia, lijken nieuwe dieptes van empathie en humaniteit bij zichzelf te ontdekken en zijn meer dan bereid om de moedige, datalekkende systeemanalist onderdak te bieden.

Zijn verhaal is inmiddels van een meeslepende Ludlum-thriller afgegleden tot een politieke soap waarin de verhoudingen tussen de onderlinge personages op bijna lachwekkende wijze zichtbaar worden. De in economisch zwaar weer verkerende Europese landen hebben een affaire met de VS, terwijl de wulpse, sterke, Duitstalige vrouwen onverstoorbaar hun eigen koers varen. De jaloerse, Latijns-Amerikaanse bediende pikt het niet langer neerbuigend behandeld te worden en steelt in een poging tot revanche alle zilverwaar uit de bestekla van de onderdrukkende landheer. Ondertussen kijken de voyeuristische, West-Europese overburen laf toe door de luxaflex.

Maar terwijl ik dit schrijf, besef ik dat het niet waar is. Het is wél een thriller. Een paranoia opwekkende thriller waarin IK de hoofdrol speel.

Your account is currently unavailable due to a site issue.

Het begint bij Facebook. Altijd Facebook, want dat is inmiddels overal. Eén miljard mensen in een virtuele kijkdoos. Ik ga met mijn duim naar het blauwe icoontje met de ‘f’. Iedere dertien minuten log ik in. Iedere dertien minuten word ik bekeken. Men leest mee. Met ieder. Woord. Dat. Ik. Schrijf.

Prima, check alles maar. Mijn gelukschreeuwende foto’s, mijn gemanipuleerde timeline. Licht me helemaal door! Die Titanic soundtrack zullen jullie nooit vinden…

Bekijk het artikel op Volkskrant.nl

Let’s cronuts!

Dat de meeste mensen compleet gestoord zijn is niets nieuws; het is door technologische ontwikkelingen slechts zichtbaarder geworden. Maar soms lijkt het alsof die en andere ontwikkelingen de gestoordheid niet alleen voor het voetlicht brengen, maar ook verder in de hand werken. Misschien moet ik het hier overigens niet hebben over ‘mensen’, maar over ‘de mens’ als soort.

Eens in de zoveel tijd verschijnen er berichten in het nieuws die deze gestaag voortschrijdende idioterie illustreren. Een recent voorbeeld is de hype rond de ‘cronut’, een door een New Yorkse bakker bedachte symbiose tussen de croissant en de donut. Nu is New York sowieso een plek waar een hoge concentratie van ‘de gestoorde mens’ in al haar verschijningen woekert, maar de door de Britse Daily Mail tot ‘nieuwe cupcake’ gebombardeerde cronut lijkt de trendgevoelige New Yorkers tot nieuwe hoogtes van krankzinnigheid te stuwen.

In een filmpje van Zagat, samensteller van een toonaangevende restaurantgids, wordt de bedenker van het Amerikaans-Franse fusion gebakje gevraagd wat de cronut nu precies is. Dominique Ansel, de betreffende bakker, antwoordt met een dik Frans accent dat ‘The cronut is a hybrid between a croissant and a donut.’ Buiten in de rij geeft een jonge vrouw met een bleek gezicht en kleine oogjes als onweerlegbare reden voor haar bereidwilligheid om uren op een cronut te wachten dat ‘It’s a croissant, that’s made into a donut. I don’t know if you need to say anything else.’ Misschien niet nee, los van ‘YOU’RE CRAZY, GO HOME’.

Het is niet de eerste keer dat New Yorkers in schuimbekkende hordes de straat op gaan om zich te laven aan ‘revolutionaire’ eetbedenksels. In 2007 waren het de al eerder genoemde cupcakes van de Magnolia Bakery, in 2006 de ‘cheese-injected’ pizza (kaas in de korst) van de Pizza Hut en in 2010 de New York Pizza Burger (Een enorme, pizzavormige hamburger) van Burger King. Ook Nederlandse concepten zijn hypegevoelig. Zo was er de opkomst (2006) en ondergang (2009) van de automatiek in de East Village en is Soho’s hotspot ‘The Dutch’ volgens culinair journalisten ‘more hype than delivery.’ De recente geschiedenis lijkt ons te willen vertellen dat voedsel een verenigende werking heeft op de individualistische bewoners van The Big Apple (!).

Maar nu snel terug naar de cronut (voordat ze op zijn)!

Boulanger Dominique heeft inmiddels een quotum van zes cronuts per persoon ingesteld. Zonder zijn hoge kwaliteitsstandaard in het geding te brengen, kan hij per dag maximaal 200 cronuts maken; het is namelijk een nogal arbeidsintensief werkje. De cronuts worden gerold van een speciaal, zelf samengesteld, croissant-achtig deeg alvorens ze in de frituurpan belanden. Na het bakken worden ze op hun zij door roze suiker gerold. Vervolgens worden de apparaten geïnjecteerd met Tahitiaanse vanilleroom wat zich als een virus tussen alle lagen van het gebakje nestelt. Tenslotte worden de caloriebommen geglazuurd en belegd met roze (Dominiques lievelingskleur), gesuikerde rozenbladeren.

Om er geen enkele verwarring over te laten bestaan, vraagt de verslaggever na het hele proces gade te hebben geslagen ter affirmatie van zijn vermoedens aan Dominique of dat wat hij zojuist tot stand heeft zien komen daadwerkelijk een cronut is. ‘That’s a cronut,’ bevestigt de bakker. Doormidden gesneden ziet de cronut er licht en ‘fluffy’ uit. Ook ligt het gebakje erg lekker in de hand. De verslaggever kan zich niet meer inhouden en neemt ‘excited’ een hap. Hij kreunt, mompelt al knikkend ‘wow’ en antwoordt op Dominiques verwachtingsvolle, doch retorische vraag of hij het lekker vindt met ‘I love it. I LOVE IT. It’s wonderful. It’s delicious. It’s not a heavy donut.’ Hoe blij kan een mens (de mens, de gestoorde mens) zijn?

Aan het eind van het filmpje vraagt de volmaakt gelukkige Zagat-reporter of Dominique ’s nachts wakker schrikt door dromen over cronuts. ‘Yes, I do,’ lacht hij. De verliefdheid is compleet.

Maar zoals iedere hype lijkt de cronut geen lang leven beschoren. In Washington hebben twee mannen besloten zowel donuts als gefrituurde kip te verkopen, omdat ze de combinatie van de twee zo lekker vinden. De rij voor Astro Doughnuts and Fried Chicken groeit met de dag en het zal volgens Amerikaanse foodtrendwatchbloggers niet lang duren voor de twee producten vermengd worden tot een nieuwe, ‘wow’-opwekkende, geknik, gemompel en gekreun oproepende, voedingsdeskundigen tot hoofdschudden aanzettende New York foodhype: de kipdonut.