Tinder Surprise

Ik bevind me tussen vier mannen van begin 30. Hetzelfde geldt dus voor ieder van hen. Het enige verschil tussen ons is dat ik geen telefoon in mijn handen heb waarop ik als een bezetene vrouwen heen en weer aan het swipen ben. Het maakt niet zoveel uit wat ik zeg of doe, er wordt toch niet op me gelet. De momenten waarop er een dialoog lijkt te ontkiemen tussen hen, de vrienden met wie ik net een Mexicaanse bonenschotel naar binnen heb gewerkt alvorens we mojito-induced op kroegentocht gaan, en mij zijn spaarzaam en staan volledig in het teken van de vermeende (het is immers internet) geilheid van een zojuist gegenereerd, meestal blond borstwezen.

Drie van de vier vrienden hebben een vriendin. In mijn onmetelijke naïviteit vraag ik aan de vriend links van me, laten we hem voor het gemak Vjøllmar noemen, waarom hij op een dating-app zit als hij een relatie heeft. In eerste instantie hoort hij niet wat ik zeg, omdat er een streak tinder wrecks (oftewel ‘monsterlijke’ chicks) voorbij komt die met zo’n hoog tempo wordt weggeswipet dat er minuscule rookpluimpjes van het touchscreen lijken te komen. Pas als de duisternis wordt opgelicht door een selfie van een mokkel met een denkbeeldige lolly in haar mond richt hij zich tot mij. In plaats van een antwoord krijg ik van Vjøllmar de vraag naar de bevestiging van zijn vermoeden dat dit ‘gewoon een fucking lekker wijf’ is. Voordat ik iets kan zeggen of bewegen swipet hij de foto naar rechts, als teken dat het inderdaad zo is of hij het in ieder geval inderdaad zo vindt en het verder eigenlijk allemaal niks meer uitmaakt.

Het concept van Tinder, wat aan de hand van een gemeenschappelijk Facebook-bestaan met matches tussen mannen en vrouwen op de proppen komt, is even geniaal als afstotend, zo ervaar ik als enige aan tafel. Een vleeskeuring zonder consequenties. Van de afwijzingen hoor je niks, alleen de likes worden aan jouw en je immer uitzettende ego doorgespeeld. Een ego wat uitzet als een tumor, zo verbeeld ik me in mijn Tinderloze isolement.

‘Hé jongens,’ zeg ik tegen beter weten in. De vriend schuin tegenover me, laten we hem Bardor noemen, doet ‘huhmgrr’, wat ook vanwege een voorbijkomend wreck kan zijn. ‘Het is best fascinerend om jullie allemaal zo te zien zitten, maar eigenlijk staat zoiets als Tinder wel symbool voor alles wat er mis is met onze samenleving.’ Geen reactie. Vjøllmar haalt zijn schouders en neus op, blik nog immer strak op zijn inmiddels smeltende scherm gericht. ‘Onze westerse samenleving dan hè, weet niet hoeveel Tibetanen ook op deze manier aan een liefje proberen te komen.’

Cherstond, de vriend rechts van me, probeert iets over Tibet te zeggen, want hij weet daar veel van, maar zijn spraakvermogen wordt in de kiem gesmoord door een nieuwe match die kennelijk ook van Breaking Bad houdt. Het is een kleine wereld.

‘Eigenlijk hè, jongens, is het een beetje een tumor.’ Nu heb ik iets in ze losgemaakt. Vjøllmar grinnikt wat, terwijl Stormbrat, de vierde vriend recht tegenover me, ineens ernstig naar me opkijkt. Zijn ogen zijn net lasers. ‘Dude, daar moet je geen grapjes over maken.’ De rest tindert door. ‘Noem het tumorhumor,’ probeer ik hem te onternsten. Nu lacht iedereen, ook Stormbrat. ‘Het is gewoon fantastisch!’ roept Vjøllmar. ‘Waarom doe je het zelf niet?’ voegt hij eraan toe. ‘Tinder, done that,’ ben ik ad rem. De hele tafel buldert. Het is me gelukt iedereen te ontkoppelen van zijn scherm. Humor bewijst zich wederom als het universele, sociale bindmiddel bij uitstek. Humor en muziek, maar ik ben mijn blokfluit vergeten. ‘Het is ook steeds een verrassing wat je krijgt, dus in die zin net Tinder Surprise.’ Men hapt naar lucht.

Om de aandacht vast te houden blijf ik nog even bij het onderwerp. Ik zeg hoe Tinder op de een of andere manier wel oprechter is dan Facebook, waar je 90% van je ‘vrienden’ nooit zal uitnodigen voor je verjaardag, laat staan begrafenis. Hier kun je tenminste mensen wegklikken alsof het niets is, alsof ze niets zijn. Niets meer dan een misleidend plaatje ter illustratie bij een match die gebaseerd is op een overeenkomende selectie van likes en vrienden die niets zeggen over wie je bent, wat je doet of wilt doen. Een campagne voor jezelf aan de hand van je eigen greatest hits. Een bijeengeraapte verzameling lichtpuntjes van een oeuvre waarin ook de nodige flops zitten, die verder niet ten gehore zullen worden gebracht. Dat zijn de valse tonen die je pas hoort als je een relatie aangaat met de muziek en je je verdiept in de artiest. Er wordt wat geknikt en gemompeld. Zo ver hadden ze er nog niet over nagedacht.

Ik mix voor iedereen nog wat mojito’s, daarbij niet aarzelend met de rum. Vjøllmar, Bardor, Cherstond en Stormbrat hebben de telefoon op tafel gelegd, de digitale vleeskeuring is even gestaakt. Er ontstaat her en der zelfs een gesprek, maar niet van lange duur. Drie kwartier later staan we namelijk in de kroeg, alwaar de live vleeskeuring kan beginnen.

Humor is liefde

De vraag ‘Wat is humor?’ is onmogelijk te beantwoorden. Toch hebben verschillende mensen, onder wie velen veel slimmer dan ik, een poging gedaan om tot een soort definitie te komen, zo blijkt als ik op citaten.net ‘humor’ invul als zoekterm. Het één na bovenste citaat op de lijst zoekresultaten is van Aristoteles en waarschijnlijk meteen de kort en krachtigste: ‘Humor is gecultiveerde onbeschaamdheid.’ Francis Bacon claimt dat ‘Verbeelding is ons gegeven voor wat we niet zijn. Zin voor humor om ons te troosten voor wat we wel zijn.’ Ook mooi, maar wel een beetje deprimerend. Winston Churchill zegt hetzelfde, dus er zal wel een kern van waarheid in zitten: ‘De verbeeldingskracht troost ons over hetgeen we niet zijn, het gevoel voor humor over hetgeen we zijn.’

Halverwege humorpagina twee van deze fantastische site slaat de Duitse schrijver R. G. Binding voor mij de spijker op zijn kop. Om het citaat niet aan kracht in te laten boeten, geef ik het hier in de oorspronkelijke taal weer: ‘Der Humor ist ein Eigenschaft des Herzens, wie die Liebe. Es gibt Menschen die nicht lieben können; wahrscheinlich sind es dieselben die keinen Humor haben.’ Verderop geeft regisseur Mel Brooks humor een andere functie die mijns inziens rustig kan bestaan naast die van Binding: ‘Humor is een bescherming tegen het universum.’

Ik kan niet voor anderen spreken, maar deze twee citaten geven zo ongeveer wel mijn eigen ideeën over humor weer. Ik blijf overigens bij mijn eerdere bewering dat het onmogelijk is om te bepalen wat humor is en dat de begripsomschrijvingen van deze wijze mannen in principe dus compleet futiel zijn geweest. Maar er een beetje op los filosoferen kan natuurlijk geen kwaad, iets wat zij in hun tijd ook beseften.

Humor kun je niet uitleggen. Iemand vind iets grappig of doet dat niet. Ik ben echter wel van mening dat sommige dingen intrinsiek grappig zijn, als een soort universele, humor-esthetische waarheid (denk hierbij aan Louis CK, dronken dieren, de film Airplane), en dat het door iemand niet als grappig ervaren van die waarheid vooral iets zegt over de persoon in kwestie. Kan iemand Van Goghs Sterrennacht niet mooi vinden omdat het niet mooi IS, of omdat diegene de onomstotelijke schoonheid ervan niet voelt door een gebrekkig functionerend limbisch systeem? Om het citaat van mijn sinds zonet favoriete Duitser er nog eens bij te halen (dit keer in het Nederlands, je weet immers maar nooit): ‘Humor is een eigenschap van het hart, zoals liefde. Er zijn mensen die niet lief kunnen hebben; waarschijnlijk zijn het dezelfde die geen humor hebben.’

Toen ik van de week op de bank naar het plafond lag te staren omdat ik vakantie heb en luiheid één van mijn voornaamste eigenschappen is, deed ik zelf een poging te bedenken wat humor is, of beter gezegd: wat humor voor míj is. Ik moest toen al snel aan liefde denken. Zelfs de meest doorgezomerde optimist moet toegeven dat het leven niet zelden de neiging heeft om je uit te wringen als een spons waar zojuist de plee mee is schoongemaakt. Soms ben je net een baal hooi: eerst gemaaid, daarna geperst, vervolgens gespietst door een hooivork, op een hooikar geflikkerd waar je in de hooischuur weer af wordt geschopt om tenslotte, als de hoop dor gras die je bent, te wachten op je laatste bestemming: de koe. Eerst haar slijmerige, grazende muil, dan een reeks pensen en als je een beetje extra pech hebt haar anus, waaruit je als onverteerde feces wordt verbannen naar dezelfde weide als waar je vandaan kwam.

Maar ik dwaal af. Het punt is dat het leven deze neigingen heeft en dat niemand daaraan ontkomt. Wat zijn dan de jofele dingen die een mens de kracht geven om al deze verschrikkingen te weer/doorstaan? Het populairste antwoord op deze vraag zal ongetwijfeld ‘liefde’ zijn. Het tweede (en hier komt Mel Brooks om de hoek kijken) is humor, als wapen tegen de onvoorspelbare grillen van het universum. Als je niet in staat bent dagelijks(e) ergernissen (‘Deze rij schiet niet op!’ of: ‘Waarom is m’n telefoon zo traag!’), pijn (‘Au, m’n knie! Verdomme, m’n knie!’), leed (‘Mijn vader heeft me nooit geaaid’, of: ‘Mijn vader heeft me teveel geaaid.’) en verdriet (‘Arjen Robben… Arjen Robben!’) zo nu en dan met een lach te begroeten, wordt het leven een lange, vermoeiende kamelenrit door een droge woestijn.

Nu we het toch over de woestijn en kamelen hebben, hier een citaat van de Belgische pater en schrijver Phil Bosmans: ‘Humor en geduld zijn de kamelen waarmee je door alle woestijnen kunt gaan.’ Hij heeft het dus ook over geduld. Ik vermoed dat niet velen die in hun ‘Zin-des-Levens’-top drie hebben staan, maar als de mensheid zich met dit tempo blijft voortplanten, is het er wel één om in de toekomst rekening mee te houden.

Concluderend, de valkuil van het beantwoorden van de vraag des Humors ontwijkend, hier ter afsluiting een eigen, naar poëzie neigende uiting:

‘Met de mantel der liefde om mijn schouders en de paraplu van humor boven mijn hoofd wandel ik door de stormen des levens. Verwarmd, beschut, vrezend voor de liefde- en humorlozen, die vreugdeloos verkleumen in de wind.’