Danny Blind kan er niks aan doen

Danny Blind was ooit een heel behoorlijke voetballer. Libero, een positie die eigenlijk niet meer bestaat. Na de door Ajax gewonnen Champions League finale van 1995 sprak Van Gaal over ‘zijn verlengstuk in het veld’, daarmee doelend op Blind, die zijn coach begreep en de jeugdige talenten om hem heen in het veld aanstuurde. Is het gek dat zo iemand later coach wordt? Nee.

Bij Ajax werd dat geen succes. Ook toen al bleek zijn enthousiasme, sympathie en reële analyse, maar zonder de sturende hand van boven bracht hij niet genoeg. De wedstrijden van Ajax onder zijn leiding waren geen demonstraties van tactisch vernuft. Er kwam nooit stabiliteit en Blind mistte het charisma dat je als boegbeeld van de hoofdstedelijke club nodig hebt.

Vervolgens had hij allemaal andere voetbalbaantjes, in de luwte, maar leek hij met de aanstelling van Van Gaal als bondscoach eindelijk op de goeie plek beland. Als assistent mocht hij wederom dienen als verlengstuk van Het Brein. Niet als wetenschapper zelf de formule hoeven bedenken, maar hem als rechterhand uitleggen aan de leerlingen. ‘Einstein zegt het, niet ik. En Einstein heeft gelijk.’ De klas knikt.

Met een absoluut niet sprankelende, maar wel reële en bij tijd en wijle spectaculaire speelstijl (counterperfectie, solide defensie, alle ballen op Robben) bereikte het mediocre Oranje de halve finale — die het best had kunnen winnen van een gelijkwaardig Argentinië -, waarna Van Gaal wellicht nog een list had kunnen bedenken om het Duitse spel te saboteren, wat hij tijdens zijn periode bij Bayern deels had vormgegeven.

Maar goed, we wonnen het WK niet. Van Gaal ging naar Manchester United en de KNVB bedacht de idiote Hiddink/Blind-constructie. Hiddink had beter moeten weten en zijn invloed niet moeten aanwenden om boven Koeman verkozen te worden, maar Blind zag zijn kans schoon. En terecht. Na een voetballeven achter zich, met als coach geen hoogtepunten, kon hij in de schaduw van twee (in het geval van Hiddink: voormalige) grootmeesters het vak leren om de opgedane kennis vervolgens in de praktijk te brengen. En weet je? Ik dacht dat dat misschien wel zou lukken. Blind is een prima kerel. Geen visionair, maar iemand die met loyaliteit en hard werk genoeg zou kunnen opsteken om het gedachtegoed vervolgens als voetbalapostel te verspreiden. Misschien dat hij op gevorderde leeftijd en een schat aan ervaring een omvangrijk genoeg repertoire aan coachskills had opgedaan, klaar voor het grote werk.

Maar niet dus. Tenminste, niet onder deze omstandigheden. Blind zal misschien een uitstekende trainer zijn voor FC Twente of Utrecht, maar een ooit grootse voetbalnatie in teloorgang weer op de rails krijgen bleek te veel gevraagd. Hij kan er niets aan doen. Hij dacht er klaar voor te zijn. Dat denkt hij vermoedelijk nog steeds, want hij noemde Bulgarije-uit een ‘incident’. Moeten we het hem kwalijk nemen dat hij bondscoach wilde worden of moeten we de bestuurders erop afrekenen dat ze eerst Hiddink en per default hem aanstelden terwijl ons voetbal in het brandpunt van een identiteitscrisis zit? De vraag is retorisch.

‘Voor de mens Blind is dit verschrikkelijk,’ zei iemand gisteravond in een voetbalprogramma. ‘De mens Blind’. Heeft hij nog andere verschijningsvormen? Of is de scheiding tussen de mens en voetbalprof zo groot dat het daadwerkelijk losse entiteiten zijn? Andere dingen die ik hoorde: ‘Van Gaal moet terug’, ‘Koeman had het moeten doen’, ‘Stel Ron Jans aan.’ Met andere woorden: iedereen roept. Ik ook. Maar tussen alle meningen en oordelen is er voor mij één overheersend: Danny Blind kan er niks aan doen.

Zorg dat het rijmt

Wat is nieuws? Datgene wat er gebeurt en waarvan vervolgens verslag wordt gedaan, of datgene wat wordt geselecteerd uit alle dingen die gebeuren en waarvan dan dus wordt besloten dat het nieuws is? De vraag is niet nieuw(s) en het antwoord weten we eigenlijk al; de media geven geen volledig en nauwkeurig verslag van ‘de dingen die gebeuren’, maar vertellen slechts over die zaken waarbij we eventueel belang hebben. En vaak niet eens dat. Het belang hoeft namelijk helemaal niet vooraf al te bestaan. Dat wordt niet zelden gewoon gecreëerd.

Als een diëtiste met glimmende witte tanden en een lijf als een drumstelvel ons vertelt dat je van brood een skippybal wordt, nemen andere (ook kwalitatieve) media dat gretig over. Alle vrouwen willen de diëtiste zijn en alle mannen willen haar hebben. In een wereld waarin elke click een euro is, zie je dus regelmatig exact hetzelfde artikel in de newsfeed van je social media, afkomstig van verschillende bronnen. Of brood echt slecht voor je is maakt dan al niet eens meer uit. Volgende week roept een andere glimmerd iets anders (‘Fruit is suiker!’, ‘Van ademen ga je dood!’) en is de ene trend vervangen door de andere.

Het ding is nu dat veel mensen in januari geen alcohol drinken. Niet omdat ‘mensen’ dat dit jaar voor het eerst doen, maar omdat er besloten is dat dit nu een hot topic is. Mensen die in januari wel alcohol drinken, zoals ik, zien de berichten voorbijkomen en denken heel even ‘Hmm, ben ik te laat? Misschien zou ik ook eens geen alcohol moeten drinken. Ik heb er weleens over nagedacht, maar doe het vervolgens nooit. Dit was een goed moment geweest, de eerste maand van het nieuwe jaar. Gemiste kans.’ Om niet lang daarna te denken ‘Wat een bullshit!’.

Van alle mensen die ik tot nu toe in 2017 heb gesproken is er één man die deze maand ter uitzondering geen alcohol drinkt. Hij is in de 60, corpulent en eet als je niet oplet binnen 45 seconden een zak Twix mini’s leeg. Ik snap ergens wel dat hij een maand niet drinkt, maar denk niet dat het veel uitmaakt. Punt is dat hij de enige is. Het is geen trend, geen hype en al helemaal geen primeur.

Maar mensen moeten wat te lezen en doen hebben. Volgens de kranten is niet alleen alcohol deze maand de sjaak, maar ook suiker. De mensen die dat tijdens het eten willen mijden kunnen driekwart van het supermarktaanbod niet meer in hun mandje gooien. Alles is, films ten spijt, niet liefde, maar suiker en daar moet je je verdomme van bewust zijn.

Enfin, als ik al een maand zou ontsuikeren, -nuchteren of –lolhebben, dan zeker niet in januari, de donkerste en koudste maand, waarin het geld en de weerstand op zijn en de lente als fata morgana aan de horizon kleeft. Mijn vriendin leeft weleens een maand pretloos. Ze noemt dat dan ‘Sober October’ of ‘Mei Alcoholvrij’. Het lukt haar dan nog ook, in tegenstelling tot alle goede voornemens die al sneuvelen als de kruitdampen van oudjaar nog niet eens verneveld zijn.

Haar succes heeft enerzijds te maken met de maand, anderzijds met karakter en derderzijds met rijm. Zij doet dit voor zichzelf. Er zijn geen media die het oppikken en ermee aan de haal gaan. Er wordt geen nieuws van gemaakt (ondanks de rijm). Mijn advies is dan ook: stop met goede voornemens. Lees trending nieuwsberichten niet. Drink alcohol, eet zakken Twix en doe dat niet als je het niet wil doen. En als je het dan niet doet: zorg dat het rijmt.

2017 nog beter

Dat was me er weer eentje, 2016. ‘Enerverend’ is een understatement. Veel was eerder ‘schokkend’ en ‘verontrustend’. Maar er gebeurden ook positieve dingen die op naïeve wijze kunnen worden aangezien voor de fundamenten van iets goeds, mits we er volgend jaar met zijn allen de schouders onder zetten. Laten we de balans eens opmaken.

‘Let’s make the Netherlands great again!’ is een slogan die in 2017 hopelijk zijn weg vindt naar onze eigen, boze, verdwijnende middenklasse. Geef ze eens ongelijk! Ik zou ook boos zijn als ik verdween.

In Amerika heeft men vast het goede voorbeeld gegeven door het liberale, e-mailende establishment massaal af te serveren. Het enige jammere is dat Geert Wilders niet rijker claimt te zijn, dan waren de verkiezingen slechts nog een formaliteit geweest. Een paar torens met zijn naam erop en je bent klaar.

Nu zal de rode aanval onder leiding van Usher afgeweerd moeten worden, maar als zijn campagne verloopt zoals zijn zangcarrière hoeven ‘we’ nergens van wakker te liggen. Tot die tijd is het zaak de misinformatie van links te negeren en de krachten te bundelen. Dit kunnen we bijvoorbeeld doen in een Facebookgroep, hoewel de kans bestaat dat we dan worden afgeluisterd door China.

Laten we analoog beginnen op het dorpsplein en in de school. Laten we teruggaan naar vroeger, naar beter, maar vooral: naar onszelf. ‘Make Holland Holland again!’ Weg met de periferieprovincies. Stof de stadhouders af, haal de regenten uit het vet. Maak van al die advocatenkantoren en uitgevers op de grachten weer pakhuizen, laat de handel bloeien. Weg met Tony’s Chocolonelyexperiment, terug naar pure cacao!

Roepen we deze agressie niet over onszelf af? Het ís toch ook lullig om met een kop smaakarme soep en een afgedankte sweater in een hangar van een voormalig Duits vliegveld te zitten, terwijl je gastheer of gastvrouw volgevreten paradeert over decadente kerstmarkten en azuurblauwe côtes? Óf we kiezen voor vluchtelingen, kledingcontainers, roestvrije schaftpannen en doen geen kerstmarkten en boulevards meer, óf we gooien de grenzen dicht en houden wat rijk is rijk en droppen bommen op alles wat ons schuin aankijkt. Het is tijd om keuzes te maken, ook al hebben die tot gevolg dat we vanaf nu voornamelijk binnen moeten blijven.

Opwarming van de aarde, broeikaseffect, CO₂-uitstoot; het zijn slechts een paar versies van het sprookje dat ik aan mijn drie weken oude zoon vertel als we weer eens in december in korte broek door een groen park vol parkieten en exotische vleesetende planten wandelen. Dat al deze soorten hier nu wél kunnen leven duidt op een sterke verbetering van de natuurlijke condities. De deodorantbus is vervangen door een roller, de Mercedes door een Tesla en de Nokia door een iPhone; wat kunnen we nog meer doen?

In tegenstelling tot wat de natuurlobby ons wil laten geloven, gaat het prima met ons klimaat. Sterker nog, als het zo doorgaat, wordt het hier zo lekker dat niemand meer op vakantie hoeft. Dat scheelt kerosine-uitstoot en levert de economie geld op, dat we vervolgens kunnen gebruiken voor het bouwen van een enorme dijk rondom ons land. ‘Let’s make Holland surrounded by dikes again!’

Al met al denk ik dat de toekomst er rooskleuriger uitziet dan de media ons willen wijsmaken. Er zijn in 2016 fouten en slechte liedjes gemaakt, maar daarvan kunnen we leren. Het is tijd om de rangen te sluiten en gezamenlijk, over elkaars rug en aan elkaars haren, terug te krabbelen naar de top van de voedselketen. Hiërarchie en fatsoen zijn de kernwoorden. En zonnebrand. Samen zetten we koers naar een florissante toekomst. En tot die tijd: veel geluk, liefde en muggenspray voor 2017 gewenst.

Lees het stuk via Blendle. (Kost wel geld, terwijl het hier gratis is en je het nu vermoedelijk al hebt gelezen.)

Lijdseplein

Tussen de kieren van het raamwerk van ons huis doorklinken de fluitjes als vermaningen van een onvrijwillige scheidsrechter. Gekleed in een fel oranje pak zou hij niet misstaan in een voetbalwedstrijd, maar dan eerder als keeper in uittenue of voetballer van een ooit grootse voetbalnatie. De regen die nu vaker wel dan niet met containers uit de hemel komt, completeert de mistroostigheid van zijn aanblik.

Met voorgestudeerde hand- en armgebaren poogt hij de vele vormen van verkeer – fietsers, auto’s, scooters, trams, vrachtwagens, kiepwagens, betonwagens, kinderwagens – in goede banen te leiden. Omdat er eigenlijk maar één baan is en die verre van goed te noemen is, voel ik nu vooral medelijden met de man, die niet steeds dezelfde is en mij maant te stoppen of door te fietsen wanneer dat redelijkerwijs zou moeten lukken, de ontstane modderpoelen, scheuren en gaten in het verder opgebroken wegdek daargelaten.

Dat het vanochtend 7 minuten duurde voordat ik van de Leidsekade het Leidseplein op kon fietsen om de route naar mijn werk te vervolgen had en heeft mij eerdere ochtenden, middagen of avonden vooral gevoelens van ongeduld en frustratie opgeleverd. Zeker was ik al die keren niet onderweg naar werk, maar was het voor mij simpelweg de enige mogelijkheid oostwaarts te fietsen, zonder een stuk om te hoeven rijden.

Een aantal dagen heb ik geprobeerd het bestaan van de oostkant van de stad te ontkennen. Amsterdam begon ter geruststelling van mijn gemoed ter hoogte van theater Bellevue. Ik was een inwoner aan de periferie en moest immer de kant van de zee op om vrienden of wie of wat dan ook te kunnen zien.

Deze illusie was nog geen dag vol te houden, want werk. De gedrilboorde realiteit is dat het Lijdseplein op de schop ligt. Volgens de gemeente een ‘ingrijpend’, maar ‘hoognodig’ project dat maar liefst 5 jaar gaat duren. 5 jaar. Het deel waar oranje mannetjes nu de dienst uitmaken (Leidsebrug, Leidsebosje, Marnixstraat) zou eind 2018 klaar moeten zijn – zou, want we weten allemaal hoe het in deze stad gaat met grote bouwprojecten en deadlines – de rest in fases daarna, om deze ‘populaire plek in de stad’ wel ‘bereikbaar’ te houden.

Daar de Marnixtraat afgesloten is, wordt al het verkeer nu al weken via de Leidsekade naar de trechter die ooit de Leidsebrug was geleid. Bestuurders van gemotoriseerde en ongemotoriseerde voertuigen of benen proberen in een spel van waaghalzerij waarvoor ze zich nooit willens en wetens hebben opgegeven aan de overkant te komen. Ik heb toeristen uit exotische landen verbouwereerd met tassen van Shoebaloo en Abercrombie &Fitch tot hun enkels in voormalige tramrails zien staat, terwijl een oranje mannetje ze met de armen ten hemel geheven naar de dichtstbijzijnde tramhalte wees. Ik heb ’s nachts ogenschijnlijk onbemande machines zien dansen onder het blind makende licht van 500watt LED bouwlampen. Mensen die na het uitgaan met hink-stap-sprong over de spaarzaam overgebleven tegels op verkenningstocht waren naar een nachtbus, naar wat voor bus dan ook, schuilend voor de regen in elkaars doordronken oksels.

De renovatie verloopt gefaseerd en toch lijkt het plein nu al een grote krater. Dat en hoe dit vijf jaar gaat duren kan ik niet begrijpen, maar dat geeft niet. Wat ik wil begrijpen en kunnen is binnen 10 minuten en zonder kleerscheuren een afstand van 15 meter afleggen. Ik wil dat de oranje mannetjes dat begrijpen en dat degenen die de oranje mannetjes aansturen, zien dat een trechter geen goed gereedschap is wanneer je een filewaardige stroomverkeer een alternatieve route opstuurt. Ik denk dan eerder aan een afvoerpijp of -kanaal. Het hoeft niet mooi, als het maar werkt en relatief gevaarloos is.En ooit af.

Lees het artikel op de website van Het Parool.

Gemiddelde machteloosheid

Eerst wilde ik wat grapjes maken bij wijze van coping mechanisme, zoals: ‘Dus nu is het vier jaar lang Groundhog Day?’ en ‘Life imitates fart’. Maar dat ga ik niet doen, want daarvoor is wat er gebeurt te ernstig.

Trump heeft aanstootgevende dingen gezegd die waarschijnlijk en hopelijk grotendeels niet zullen gebeuren. Ja, de Republikeinen hebben (nog steeds) een meerderheid in het Huis van Afgevaardigden en de Senaat, maar veel Republikeinen daar steunen hem niet. Hij zal echt niet morgen met kernbommen gaan strooien of van Detroit weer een bloeiende auto-industriestad maken. Die muur komt er ook niet en zodra hij de daad bij de pussy voegt, volgt impeachment. Sterker nog, de kans dat deze man voor het verstrijken van zijn ambtstermijn een onherstelbare misstap begaat, is aanzienlijk. Daar verandert geen ovaalvormig kantoor iets aan.

De reden dat ik wat angstig en misselijk wakker werd (drie keer: om 2:00u, 4:00u en 6:00u) is enerzijds omdat ik over twee weken vader word en er steeds verder van overtuigd raak dat we in een wereldwijde neerwaartse spiraal zitten. De weg naar eenheid en globalisatie die na de oorlogen van de 20e eeuw is ingezet heeft veel mensen veel goeds gebracht, maar nog veel meer mensen onmachtig gemaakt en gefrustreerd.

De kloof tussen arm en rijk is vergroot. Die tussen hoog- en laagopgeleiden ook. Het feit dat wij in zulke termen denken — hoog en laag — en die termen bepalen aan de hand van voor iedereen geldende normen werkt polarisatie in de hand. Men beweert nu dat de democratie faalt, maar is dit niet letterlijk wat democratie is? De stem van het volk, de massa, die zich uit door het kiezen van een volksvertegenwoordig(ing)(er)? Het falen ligt hier in het jarenlange negeren van de onvrede van de ‘disenfranchised’, mensen die om wat voor reden dan ook het gevoel hebben niet erkend te worden en aan de zijlijn van de samenleving te staan.

De gemiddelde mens bestaat niet, ontdekte Adolphe Quételet eind 19e eeuw al tijdens het opmeten van de lichaamsafmetingen van dienstplichtigen, en toch worden we allemaal aan de hand van gemiddelden beoordeeld. Dit gebeurt al vanaf de geboorte, maar kent de grootste, verder onuitwisbare toepassing op school. Als het al tijd is voor een revolutie, zoals in uiteenlopende sectoren door ‘thought leaders’ wordt geroepen, dan is het wel in het onderwijs. Daar ligt de basis van de rest. Geef mensen de kans om hun talenten te ontwikkelen, dwing ze niet om te voldoen aan uniformiteit. ‘Empowerment’ is de sleutel, niet via demagogen, maar via het benutten van menselijk potentieel. Inderdaad, makkelijk gezegd en geschreven.

Ik begon drie alinea’s terug met ‘enerzijds’ en wie dat zegt moet ook ‘anderzijds’ zeggen. Naast de angst voel ik misselijkheid en die heeft niets met politiek, onderwijs of economie te maken. Het is misselijkmakend dat een man die verachtelijke dingen zegt en zegt te doen het hoogste politieke ambt van een nog immer toonaangevend land heeft weten te bemachtigen. Zijn verkiezing is vooral een symptoom van een dieper liggend, structureel probleem, maar de mens Donald Trump heeft zich vooralsnog op geen enkel moment — niet tijdens deze campagne, noch tijdens zijn carrière als ondernemer — gepresenteerd als een rolmodel. Een integer mens voor wie je ontzag hebt om zijn deugdelijkheid en leiderschap, niet om het volume van zijn incoherente geschreeuw en vermeende vermogen.

De gevoelens drijven rond in mijn onderbuik, op een vijver van teleurstelling en slapeloosheid. Mijn zoon wordt over twee weken geboren en dan is Donald Trump president. Het is een geruststelling dat hij zich van de eerste vier jaar van zijn leven vermoedelijk weinig zal herinneren.

Lees het artikel op de website van Het Parool

The corps: de ontgroening als een slechte horrorfilm

‘Jij zou het best goed doen bij het corps,’ is me meermaals verteld, door verschillende leden. In eerste instantie voelde ik dan een vlaag van trots. Ondanks mijn (voor)oordelen over studentenverenigingen vond ik ze namelijk best intimiderend. De banden die werden gesmeed leken me onbreekbaar en de groentijd niet vol te houden. Om in een corporale omgeving stand te kunnen houden dien je bepaalde eigenschappen te hebben die ik mezelf nooit toedichtte: stevig in de schoenen staan, altijd een weerwoord hebben, vasthouden aan rituelen en tradities, heel veel kunnen zuipen en vermogend zijn.

Hoewel later op verschillende momenten is gebleken dat ik die eigenschappen in meer of mindere mate wel degelijk bezit, heb ik verder nooit spijt gehad geen lid te zijn geworden. Ja, het zou voor mij lastiger zijn om eenmaal afgestudeerd een baan te vinden of om buiten de vereniging om een sociaal leven op te bouwen, maar de toen nog niet goed te benoemen innerlijke weerstand tegen de vereniging won het uiteindelijk van de verlokkingen van een kant-en-klaar netwerk aan vrienden, vrouwen en maatschappelijk potentieel.

Jiskefet

Belangrijk argument om geen lid te worden was voor mij de ontbering van de ontgroening. Ik wilde best bij een grote vriendenclub, maar waarom moest ik eerst letterlijk door het slijk gehaald worden? Het antwoord is, wellicht iets kort door de bocht, verbinding.

‘Nu heb ik wel in één klap een groep vriendinnen voor het leven,’ hijgde een oud-huisgenootje van me ooit rond deze tijd van het jaar met schorre stem, lijkbleek en stinkend naar een paar Middeleeuwse sokken. Ze lag ondertussen uit te rusten op haar kamer, wat overigens ten strengste verboden was en haar weleens op een berisping zou kunnen komen te staan. Ze trok zichzelf omhoog, terwijl iedereen haar bezorgd adviseerde te blijven liggen. ‘Nee, ik moet terug. Ik moet, anders is het voorbij.’ Dus ging ze terug naar de kelder of sloot waarin ze al drie dagen tot 1000 aan het tellen was en bleven wij hoofdschuddend achter.

De enige plekken waar mensen op vergelijkbare irrationele, voor zichzelf schadelijke wijze handelen zijn het leger en sektes, beide gekenmerkt door fascistische machtsstructuren. Afgelopen week hebben we weer voorbeelden gezien van de excessen die voorkomen tijdens de ontgroening in het kader van ‘traditie’, ‘ritueel’ en ‘respect’. De ongevallen inclusief Groningse bangalijst maken die begrippen binnen de corporale context inmiddels ridicuul, terwijl het van oudsher de fundamenten zijn waarop de studentenvereniging is gebouwd. Tussen vuilnis of in een strontkelder slapen omdat je na 48 uur zonder slaap, eten of douche de namen van je bestuur niet meer weet, hebben daar weinig mee te maken.

Studenten tijdens hun ontgroening op het Museumplein in Amsterdam in 1965 ANP

Er is een grens tussen cohesie smeding en sadisme en die is al lang en breed overschreden. We hebben het hier over excessen, maar veel van wat er gebeurt krijgen we ook niet te lezen of horen. De feuten slikken het om niet afgewezen te worden. Om toegelaten te worden tot een club die je ‘voor altijd bij je draagt’, zoals de studentenvereniging bij de toetreding tot de lijst van Immaterieel Erfgoed werd omschreven. Dat ‘bij zich dragen’ krijgt een nare, dubbele betekenis; het goede van de sociale basis waarop je je leven kunt bouwen, het slechte van ervaringen die makkelijk als traumatisch kunnen worden bestempeld.

De verhalen die deze week voorbijkwamen, deden me denken aan de Saw-films, waarin mensen op steeds gruwelijker en ‘origineler’ manier aan hun einde komen. De eerste film was oké, de rest vooral een geforceerde poging van scenaristen om elkaar te overtreffen. De ziekenhuisopnames en neuklijstjes van afgelopen week doen steeds meer denken aan de smakeloosheid van een matige B-horrorfilm. Tijd voor een nieuw genre, me dunkt.

http://www.moviemistakes.com/film8660/pageall

BUK-bed

Onder de noemer ‘Buitenlands nieuws’ publiceerde VK zondag via de digitale kanalen een artikel over een kinderbed in de vorm van een BUK-raket, vervaardigd door een Russische meubelmaker. Het was een bericht dat in eerste instantie kwaad maakt om de inhoud, maar vervolgens vooral om het bestaan van het bericht zelf. Waarom is dit nieuws? Waarom moet dit op de voorwebpagina van een landelijke krant? De vragen zijn retorisch, want het antwoord is ‘klikken’. Mensen moeten klikken op het artikel, want een klik is een bezoeker, en een bezoeker is geld, ook al blijkt de nieuwswaarde van het bericht vervolgens onder het vriespunt te liggen.

Deze devaluatie van nieuws zien we op social media al langer terug. Daar moeten de berichten kort, korter, kortst, want dat is de aandachtspanne van een Facebookscroller ook. Serieus nieuws wordt in overpopulair taalgebruik aan de man gebracht en de lat voor wat een nieuwsmedium überhaupt zou moeten plaatsen ligt steeds lager. Filmpjes van huilende Syrische reddingswerkers zijn nog tot daaraan toe (ja, het is daar een tragische, onophoudelijke bende, maar wat voegt het persoonlijk verdriet van deze man toe aan die kennis?), maar het BUK-bed is voor mij een dieptepunt. Dat heeft niet alleen te maken met het feit dat ik nabestaande ben van een zus die met haar gezin omkwam bij de vliegramp.

Natuurlijk is het razendmakend dat een Rus dit bed maakt, laat staan koopt, maar die razernij zou zich moeten richten op de Russische politiek die na overtuigend, zowat sluitend bewijs van schuld aan de ramp glashard blijft ontkennen. Dat in dat land propaganda wordt aangewend om de bevolking te manipuleren betekent dat wij dat vooral níet moeten doen. Trots was ik als Nederlander op de manier waarop het bewijs vorige week werd gepresenteerd: geduldig, gedegen, helder en respectvol. Deze trots blijkt een krachtige tegenhanger van de nog altijd aanwezige woede en het verdriet. Een bericht over beledigende, Russische meubelwaar doet niets anders dan die emoties versterken, zeker als het inhoudelijk niets toevoegt aan een groter begrip van de situatie.

Kijk omhoog, als een toerist, en bewonder

Het is makkelijk om dingen voor lief te nemen. Gewenning ligt bij elke herhaalde handeling op de loer als een constant stromend beekje dat gesteente uitslijt, de bedding daarbij steeds verleggend, totdat je ongemerkt tot aan je middel in het water staat en de oever uit zicht is geraakt.

“Dit moeten we gedaan hebben!” gilt een kort, pittig, middelbaar vrouwke met een Oost-Nederlandse tongval. “Ik ben hier nog nooit geweest!” zegt een van haar drie net iets donkerder gecoupesoleilde metgezellen. De fietsen waarop ze rijden zien er precies hetzelfde uit.

Al drie jaar fiets ik dagelijks door het Vondelpark naar en van mijn werk, me regelmatig ergerend aan de hardholmensen die er een amateurparcours van hebben gemaakt en de toeristen die zigzaggend op zoek zijn naar de perfecte selfie. Maar vaak ook verveel ik me tijdens de rit, omdat ik die elke dag fiets, me niet realiserend dat ‘Het Vondelpark’ een (inter)nationaal icoon is. Het Central Park van Nederland. Een ‘dit-moet-je-gedaan-hebben’-etje.

Als er vrienden overkomen uit het buitenland doen we dingen die veel andere toeristen ook doen. Ze huren fietsen en ik leid ze rond. Ik laat ze de landmarks zien, maar breng ze ook naar hidden gems die je niet in de Lonely Planet of op petten en T-shirts leest. Wat ik dan doe, samen met de buitenstaanders, is naar boven kijken.Esthetisch geheel

Ik bekijk de stad door hun ogen en zie veel meer dan normaal. Ik zie gevelversieringen die niet zouden misstaan in een museum voor bouwkunst. Ik zie hoe er over de vorm, kleur en positionering van brugleuningen is nagedacht. Die kleur groen zie ik terug op de ouderwetse straatlantaarns en ronde plasbakken. Zelfs die plasbakken zijn niet lui ontworpen. Ze vormen een esthetisch geheel, zijn weloverwogen en bovendien nuttig. Net als de bankjes en vuilnisbakken, veelal in dezelfde rustgevende bosgroene uitvoering.

Het centrum is één groot openluchtmuseum. “It just goes on and on,” zei een Franse vriend toen om elke hoek meer van dezelfde architectonische pracht te zien was. Ik knikte oui: het gaat inderdaad maar door. Dat zie je niet in Londen, niet in Parijs, zelfs niet in Rome, waar de klassieke oudheid je soms naar adem doet happen. De consistentie in stijl en schoonheid, terwijl geen enkel gebouw hetzelfde is, vind je nergens anders. Een urbaan kunstwerk.

‘This used to be a swamp.’

‘The city is built on poles.’

‘We’re below sea level.’

‘Yes, those are prostitutes.’

‘Yes, you can smoke that.’

Dat ik de Franse vriend ‘s nachts van het Spui af moest rollen omdat hij iets te grote slokken en diepe trekjes had genomen, hoort ook bij deze stad. De blik is dan gericht op straatklinkers en kinderkopjes, in plaats van omhoog. Maar de volgende dag, zittend op een bankje, uitkijkend over de grachten, als halvegaren terugzwaaiend naar bootjes, ging het wel weer. Later op de pont naar Noord vergaapte hij zich aan de grensverleggende nieuwbouw aan de oevers van het IJ: het Muziekgebouw, IJdock, de NDSM-werf, die langzaam maar zeker door de kunstzinnige bovenklasse wordt weggekaapt van de semilegale onderstroom.

Negen van de tien balkons in de straat in Bos en Lommer waar ik dertien jaar geleden kwam wonen hadden een schotelantenne, nu zijn ze allemaal weg. De stad is in beweging en onderhevig aan gentrificatie, maar de schoonheid van details blijft intact.

Doe het eens: loop door de Jordaan, langs de grachten, door Berlages Zuid of via de Mauritskade naar de Linnaeusstraat en kijk omhoog, als een toerist. Doe het alleen niet zigzaggend over de weg.

Lees het artikel op de website van Het Parool.