Humor is liefde

De vraag ‘Wat is humor?’ is onmogelijk te beantwoorden. Toch hebben verschillende mensen, onder wie velen veel slimmer dan ik, een poging gedaan om tot een soort definitie te komen, zo blijkt als ik op citaten.net ‘humor’ invul als zoekterm. Het één na bovenste citaat op de lijst zoekresultaten is van Aristoteles en waarschijnlijk meteen de kort en krachtigste: ‘Humor is gecultiveerde onbeschaamdheid.’ Francis Bacon claimt dat ‘Verbeelding is ons gegeven voor wat we niet zijn. Zin voor humor om ons te troosten voor wat we wel zijn.’ Ook mooi, maar wel een beetje deprimerend. Winston Churchill zegt hetzelfde, dus er zal wel een kern van waarheid in zitten: ‘De verbeeldingskracht troost ons over hetgeen we niet zijn, het gevoel voor humor over hetgeen we zijn.’

Halverwege humorpagina twee van deze fantastische site slaat de Duitse schrijver R. G. Binding voor mij de spijker op zijn kop. Om het citaat niet aan kracht in te laten boeten, geef ik het hier in de oorspronkelijke taal weer: ‘Der Humor ist ein Eigenschaft des Herzens, wie die Liebe. Es gibt Menschen die nicht lieben können; wahrscheinlich sind es dieselben die keinen Humor haben.’ Verderop geeft regisseur Mel Brooks humor een andere functie die mijns inziens rustig kan bestaan naast die van Binding: ‘Humor is een bescherming tegen het universum.’

Ik kan niet voor anderen spreken, maar deze twee citaten geven zo ongeveer wel mijn eigen ideeën over humor weer. Ik blijf overigens bij mijn eerdere bewering dat het onmogelijk is om te bepalen wat humor is en dat de begripsomschrijvingen van deze wijze mannen in principe dus compleet futiel zijn geweest. Maar er een beetje op los filosoferen kan natuurlijk geen kwaad, iets wat zij in hun tijd ook beseften.

Humor kun je niet uitleggen. Iemand vind iets grappig of doet dat niet. Ik ben echter wel van mening dat sommige dingen intrinsiek grappig zijn, als een soort universele, humor-esthetische waarheid (denk hierbij aan Louis CK, dronken dieren, de film Airplane), en dat het door iemand niet als grappig ervaren van die waarheid vooral iets zegt over de persoon in kwestie. Kan iemand Van Goghs Sterrennacht niet mooi vinden omdat het niet mooi IS, of omdat diegene de onomstotelijke schoonheid ervan niet voelt door een gebrekkig functionerend limbisch systeem? Om het citaat van mijn sinds zonet favoriete Duitser er nog eens bij te halen (dit keer in het Nederlands, je weet immers maar nooit): ‘Humor is een eigenschap van het hart, zoals liefde. Er zijn mensen die niet lief kunnen hebben; waarschijnlijk zijn het dezelfde die geen humor hebben.’

Toen ik van de week op de bank naar het plafond lag te staren omdat ik vakantie heb en luiheid één van mijn voornaamste eigenschappen is, deed ik zelf een poging te bedenken wat humor is, of beter gezegd: wat humor voor míj is. Ik moest toen al snel aan liefde denken. Zelfs de meest doorgezomerde optimist moet toegeven dat het leven niet zelden de neiging heeft om je uit te wringen als een spons waar zojuist de plee mee is schoongemaakt. Soms ben je net een baal hooi: eerst gemaaid, daarna geperst, vervolgens gespietst door een hooivork, op een hooikar geflikkerd waar je in de hooischuur weer af wordt geschopt om tenslotte, als de hoop dor gras die je bent, te wachten op je laatste bestemming: de koe. Eerst haar slijmerige, grazende muil, dan een reeks pensen en als je een beetje extra pech hebt haar anus, waaruit je als onverteerde feces wordt verbannen naar dezelfde weide als waar je vandaan kwam.

Maar ik dwaal af. Het punt is dat het leven deze neigingen heeft en dat niemand daaraan ontkomt. Wat zijn dan de jofele dingen die een mens de kracht geven om al deze verschrikkingen te weer/doorstaan? Het populairste antwoord op deze vraag zal ongetwijfeld ‘liefde’ zijn. Het tweede (en hier komt Mel Brooks om de hoek kijken) is humor, als wapen tegen de onvoorspelbare grillen van het universum. Als je niet in staat bent dagelijks(e) ergernissen (‘Deze rij schiet niet op!’ of: ‘Waarom is m’n telefoon zo traag!’), pijn (‘Au, m’n knie! Verdomme, m’n knie!’), leed (‘Mijn vader heeft me nooit geaaid’, of: ‘Mijn vader heeft me teveel geaaid.’) en verdriet (‘Arjen Robben… Arjen Robben!’) zo nu en dan met een lach te begroeten, wordt het leven een lange, vermoeiende kamelenrit door een droge woestijn.

Nu we het toch over de woestijn en kamelen hebben, hier een citaat van de Belgische pater en schrijver Phil Bosmans: ‘Humor en geduld zijn de kamelen waarmee je door alle woestijnen kunt gaan.’ Hij heeft het dus ook over geduld. Ik vermoed dat niet velen die in hun ‘Zin-des-Levens’-top drie hebben staan, maar als de mensheid zich met dit tempo blijft voortplanten, is het er wel één om in de toekomst rekening mee te houden.

Concluderend, de valkuil van het beantwoorden van de vraag des Humors ontwijkend, hier ter afsluiting een eigen, naar poëzie neigende uiting:

‘Met de mantel der liefde om mijn schouders en de paraplu van humor boven mijn hoofd wandel ik door de stormen des levens. Verwarmd, beschut, vrezend voor de liefde- en humorlozen, die vreugdeloos verkleumen in de wind.’

Verwend

En het begint al bij aankomst op het vliegveld. Eerst denkt u nog ‘o leuk en exotisch en hier snappen en doen ze dingen die wij niet snappen en doen’, maar al snel bespeurt u bij 95% van de inheemse bevolking dezelfde schaapachtige, onnozele blik die op een gemiddeld Nederlands dorpsplein ook waarneembaar is.

In het vliegtuig kreeg u alleen een koekje en wat prikloze cola ik bedoel Pepsi dus heeft u honger. Dat de terminal ramen heeft en de vloeren glimmen is al heel wat, maar het voor de werknemers geldende zero intelligence beleid van het cafetaria zet u al snel weer met beide benen op buitenlandse grond.

Hier kunt u bekijken wat u wilt, ook al staan er bij sommige sandwiches geen naamplaatjes en spreekt u geen Italiaans, en dan kunt u een poging wagen het door u gewenste broodje aan de geen Engelssprekende caissière uit te leggen, betalen, en opnieuw in de rij te gaan staan voor de broodjesvitrine waar u net al stond en nu dus weer staat. Daar staat nu een man of jongen zonder naam of capaciteiten met een schort en bakkersachtig mutsje klaar om u totaal niet van dienst te zijn. In plaats van de bestelling van uw bonnetje af te lezen, kijkt hij u wezenloos aan, alsof de bewustwording over zijn eigen bestaan nog vervolledigd moet worden. U roept ‘Bufalino!’ en krijgt een koud broodje dat warm hoort te zijn. Hij vergeet de rest van uw bestelling – niet dat hij die ooit wist – en richt zijn wezenloze blik op een ander. Dat is niet eerlijk en dus zegt u er iets van. Nu is hij in de war en de man naast u verongelijkt. Het lijkt namelijk alsof u voordringt.

Het door u betaalde broodje en de pizza gaan in de grill en de salade gelukkig niet. Het broodje is na twee seconden op de mediumwarme bakplaat nog kouder dan daarvoor en bij de salade zit geen bestek. Ricardo Retardo, zoals u de motherbakker heeft gedoopt, weet en snapt niets. Hij lijkt bovendien niet over stembanden te beschikken. U stelt zich zijn hersenpan voor als een soort ground zero voor gedachtes. Een vacuüm van besef. Woestijn van wetenschap. Karikatuur van kennis.

‘Seating area’, belooft een bord met pijl. Drie tafels met stoelen, bezaaid met lege flesjes Heineken (HEINEKEN! NEDERLAND! OLÉ!) en wat etensresten maken de belofte op schrale wijze waar.

Na het nuttigen van de smaak- en voedingstofloze maaltijd besluit u ergens te gaan zitten/lezen/muziek luisteren. Omringd door uitpuilende vuilnisbakken en wijds gebarende locals beseft u eens te meer hoe verwend u bent met uw gereguleerde verzorgingsstaat.

Maar het is hier wel lekker warm.

Bekijk het artikel op volkskrant.nl

Chili out

Het is verleidelijk om in stereotyperingen te denken. Zo zien veel Amerikanen ons als drugsverslaafde, hoerenlopende baby- en seniorenmoordenaars, terwijl genoeg Nederlanders zich de Amerikanen voorstellen als volgevreten, bankzittende, oogkleppendragende, overdreven patriottistische hypocrieten. Britten hebben slechte tanden, drinken alleen maar thee en schijnen schoner dan ze zijn, Fransen zijn hooghartige, ‘ik-weiger-een-andere-taal-dan-Frans-te-leren’-chauvinisten en de Grieken laten al Sirtaki dansend en Ouzo slurpend hun land naar een economische tragedie afglijden. Achter deze culturele clichés schuilt een rijkdom aan smaken en tinten waar je als buitenstaander via de media en verhalen van door ontluisterende vakanties verbitterde familieleden maar weinig van meekrijgt.

Een land waarvan ik bijna niets wist, behalve dat er prima wijn wordt verbouwd en dat het de op vier na langste kustlijn ter wereld heeft, is Chili. Sinds een tijdje weet ik echter ook dat door de zwangerschap van een elfjarig meisje het debat rond abortus in het land is opgelaaid. Enkele uitspraken van president Sebastián Piñera hebben olie op het vuur gegooid. Na een tv-optreden van het meisje, waarin ze aangaf dat ze ondanks de pijn die de verkrachter (haar inmiddels opgepakte en bekend hebbende stiefvader) bij haar heeft veroorzaakt het kind gewoon wil krijgen en verzorgen, prees de president haar om haar ‘diepgang’ en ‘volwassenheid’. Het meisje stelde zich voor dat het zal zijn ‘alsof ze een pop vasthoudt’. Hoe deze opmerking van diepgang en volwassenheid getuigt is me niet helemaal duidelijk, maar dat rond dergelijke presidentiële lofuitingen een zweem van politieke motieven hangt wel.

Abortus is in het streng katholieke Chili al sinds 1973 illegaal. Tot die tijd werd het om medische redenen wel toegestaan, maar dictator Pinochet maakte daar een einde aan. Vrouwenrechtenorganisaties en enkele vooraanstaande politici vinden dat er in het geval van verkrachting of gezondheidsrisico’s voor de moeder wel de mogelijkheid tot abortus moet zijn, maar de grote invloed van de kerk verhindert dat. Het meisje is nu drie maanden zwanger en loopt volgens artsen gezien haar jonge leeftijd gevaar. Datzelfde geldt overigens voor de foetus. Maar hoe jong ze ook is en wat de gruwelijke oorzaak van haar zwangerschap ook mag zijn, de president zal de wetgeving niet versoepelen.

Het gaat misschien wat ver om aan de hand van een selectie nieuwsberichten te beweren dat het beeld van het meisje door de conservatieve machthebbers zo wordt gemanipuleerd dat men de hernieuwde discussie naar zich toe kan trekken, maar de situatie roept toch wat vragen bij me op. Zo weet ik bijvoorbeeld niet of (1) een kind van elf de verstandelijke vermogens heeft om te weten en beseffen wat het is om moeder te worden en of ze daar dus weloverwogen uitspraken over kan doen, laat staan (2) wat voor effect een traumatiserende gebeurtenis, zoals de verkrachting door je stiefvader, op de psyche van datzelfde kind heeft. Daarnaast zet ik vraagtekens (3) bij de verlangens van alweer dat elfjarige kind om op tv haar verhaal te doen én vraag ik me af (4) in hoeverre zij de dingen die ze zegt zelf heeft bedacht of toegefluisterd heeft gekregen van iemand die bijvoorbeeld werkt voor iemand die werkt voor iemand die werkt voor de president die eigenlijk werkt voor de kerk die hem in het zadel heeft geholpen en hem slechts in het zadel houdt als hij zijn lasso strak om de katholieke idealen aangetrokken houdt. Na deze vergelijking vraag ik me ook af (5) of de president van Chili eigenlijk een cowboy is en of ik nu in metaforisch drijfzand ben beland waaruit ik nimmer zal opklauteren (de met de nummers corresponderende antwoorden vindt u onderaan dit artikel*).

Terwijl het beeld dat ik van Chili heb tijdens dit schrijven niet bepaald rooskleuriger wordt, besef ik plotseling dat we helemaal niet naar de andere kant van de wereld hoeven te reizen om geconfronteerd te worden met moreel dubieus, christelijk conservatisme (een dubbel pleonasme). Niet zo heel lang geleden riep SGP-lijsttrekker Kees van der Staaij namelijk in het programma ‘Wat kiest Nederland’ dat de kans op zwangerschap na een verkrachting ‘heel klein’ is. Deze uitspraak moest in een latere, kansloze poging tot nuancering niet opgevat worden als ‘pro verkrachting’, maar als een bevestiging van iets wat een Republikeinse politicus had gezegd, alsmede de bevindingen in een wetenschappelijk rapport uit de jaren ’80 waaruit zou blijken dat vrouwen inderdaad weinig kans maken om zwanger te worden omdat ze tijdens een verkrachting ‘het hele apparaat uitschakelen’. Dat de betreffende Amerikaanse politicus Todd Akin eind 2012 met een ruime marge zijn plek in de Senaat verloor en de jaren ’80 slechts nog als inspiratie voor hipster outfits dienen, maken het bronmateriaal van Van der Staaij niet bijster betrouwbaar. Een vergelijking met de Chileense president en diens uitspraken over het volwassen, zwangere meisje zijn dan ook snel getrokken.

In een poging het geschonden Chileense blazoen wat op te poetsen en dit artikel op een hoopgevende manier te beëindigen, zoek ik op internet nog even door naar een leuk, positief, ‘hé, wij zijn Chilenen, bekend van de pittige pepertjes, en in onze vrije tijd redden we walvissen uit handen van IJslandse walvisvaarders’-artikel. In plaats daarvan stuit ik op een vier maanden oud filmpje waarop te zien en horen is hoe Chileense soldaten zingend langs een strand marcheren. De tekst van het lied luidt ‘Argentijnen zullen we doden; Bolivianen schieten we dood; Peruanen onthoofden we.’ Buurlanden Bolivia en Peru, die 130 jaar geleden in een oorlog stukken land (kust, verrassend genoeg) zijn kwijtgeraakt aan Chili, waren na het opduiken van de beelden ziedend. Met het aanhalen van dit filmpje heb ik mijn nobele doel totaal niet bereikt, maar wel weer wat bijgeleerd. Los van de dingen die ik al over Chili wist (vier landen hebben een langere kustlijn, lekkere wijn), weet ik nu ook dat het een land is wat geografisch en karakterologisch geïsoleerd is van de rest van de wereld. Chilenen beschouwen zichzelf volgens Wikipedia door de hen omringende woestijn, Andes en oceaan de facto dan ook als eilandbewoners.

Verder weet ik nu ook dat je in Chili, net als op alle andere plekken in de wereld, allerlei verschillende soorten mensen hebt. Sommigen laten zich leiden door overwegingen, anderen door overtuigingen. Enkelen zijn gezegend met inlevingsvermogen, velen belast met kortzichtigheid. De één wast zich onder de waterval van empathie, de ander bijt zich stuk op de rots van rigide armhartigheid. Het is wachten op de meelevende machtswellusteling, de invoelende idioot of de onbaatzuchtige politicus. Tot die er is, houden we ons bezig met morele discussies. Onder het genot van een goed glas Chileense wijn, dat wel.

*Antwoorden:
1) Waarschijnlijk niet.
2) Dat dient onderzocht te worden door een gediplomeerde, gespecialiseerde therapeut.
3) Heeft ze niet.
4) 0% Zelf bedacht, de rest is toegefluisterd.
5) Viel uiteindelijk mee.

Bekijk het artikel op Volkskrant.nl

Het Snowdenbaleffect

In een poging de verveling op een vrije, verplichtingsloze dag te doorbreken, schuift mijn duim gemiddeld eens in de dertien minuten naar het blauwe icoontje met de ‘f’ op mijn telefoon. De gedeelde statussen en links vertellen me zelden iets wat ik nog niet wist (het is bijna weekend; op Ibiza schijnt de zon), maar toch heb ik dan vaak alsnog het onnozele idee dat er op de desktopversie van Facebook méér te zien is. Ik klik dan, vlak nadat ik mijn mobieltje ontgoocheld naast me heb neergelegd, tegen beter weten in op de snelkoppeling in mijn bladwijzerbalk. Zo ook zonet. In plaats van het vertrouwde scherm (wit, blauwe balk, misleidende profielfoto’s) verscheen de volgende melding:

Account Temporarily Unavailable.
Your account is currently unavailable due to a site issue. We expect this to be resolved shortly. Please try again in a few minutes.

Iedereen die mij een beetje kent weet dat ik enorm gesteld ben op mijn privacy. Afgezien van de circa 500 foto’s die ik heb geüpload en de constante stroom updates over mijn wel en wee ben ik niet scheutig met kijkjes in mijn privékeuken. Mijn Facebookpersona is sowieso een zeer selectieve afspiegeling van mezelf, eentje die laat zien welke studies ik heb afgerond, maar niet hoe lang ik erover heb gedaan. Eentje die een keurig overzicht van al mijn baantjes en stages geeft, maar verzwijgt dat ik werd ontslagen als pizzakoerier omdat ik Denzel de shiftmanager een fastfoodfascist noemde. Eentje die dweept met zijn film- (Fight Club) en muziek- (Radiohead) smaak, maar die de Titanic soundtrack verborgen houdt in een kartonnen doos gemarkeerd als ‘computerspullen enzo’. Een doos waar overigens ook Mariah Careys ‘#1’s’, Eternals ‘Greatest Hits’ en Brandy’s ‘Never Say Never’ in zitten.

Mensen die mij niet kennen, maar mijn artikel op deze site van twee weken terug gelezen hebben, weten dat ik op een Zorro-esque manier de nationale en internationale veiligheidsdiensten heb getart met een ongenuanceerd (maar daarom des te vermakelijker) stuk over het privacyschandaal dat de wereld nu al weken in zijn greep houdt. Toen schreef ik dat Edward Snowden, de klokkenluider van Notre Obame, op de vlucht was geslagen. Hij was een tijdje in Moskou, probeerde van daaruit op allerlei plekken asiel aan te vragen, maar wordt, net als het lelijkste meisje op het Kerstgala, door iedereen afgewezen. Volgens een artikel van twee dagen geleden bestaat de weigerlijst nu uit Brazilië, Ecuador, Finland, India, Ierland, Noorwegen, Polen, Rusland en Spanje, landen die om wat voor reden dan ook de VS niet tegen de grijzende haren in willen wrijven. Ook wij hebben hem geweigerd. De primaire reden daarvoor is dat hij in ons land moet zijn om asiel aan te kunnen vragen, maar daarnaast zouden we – als de Amerikaanse schoothondjes die we zijn – hem vergezeld van een pak Haagse Hopjes linea recta in een doos met een strik eromheen naar de VS sturen.

Oostenrijk heeft geen uitleveringsverdrag met de VS en is volgens Johanna Mikl-Leitner, minister van Binnenlandse Zaken, niet bang voor de VS. Gemiste kans dus voor de paria, die in Wenen voor altijd ‘Buutvrij!’ had kunnen roepen naar de Amerikaanse ambassade.
Landen die wel overwegen hem te adopteren zijn Duitsland, Italië en Venezuela. Bij President Morales van Bolivia leek Snowden al in de privéjet te zitten, maar dat was een leugen die uitmondde in een veertien uur durend verblijf op het vliegveld van, jawel, Wenen. Een situatie die door de Bolivianen zelf ook wel omschreven wordt als de ‘ontvoering’ van hun president door Europa. Alle landen van de unie van Zuid-Amerikaanse landen (Unasur) hebben een uitnodiging gekregen om deze schande te bespreken, behalve Colombia. Iedereen BEHALVE Colombia! Wat is dáár nou weer aan de hand?

Weet je, het maakt eigenlijk helemaal niets uit. Het loslopende wild heeft een heus Snowdenbaleffect veroorzaakt. Loyaliteiten worden getest. Het is één groot potje Risk geworden, waarbij iedereen de kosten van een onberekenbare IT’er afweegt tegen de baten van zijn vermeende afgeluisterde kennis. Ik weet niet veel van Risk (ik heb het slechts één keer gespeeld, zo’n vijftien jaar geleden, en het mondde na de eerste verovering direct uit in ruzie), maar ik weet wel dat het te maken heeft met strategische belangen en niet met nobele voornemens, net zoals de eventuele asielverlening aan Snowden.

Het lijkt erop dat de machthebbers in landen die om wat voor reden (geld!) dan ook de VS niet dwars willen zitten hun monden en luchtruimen gesloten houden. Leiders van landen die zich al jaren onheus (te weinig geld!) bejegend voelen door het ‘Noord-Amerikaanse imperialisme’, zoals bijvoorbeeld Bolivia, lijken nieuwe dieptes van empathie en humaniteit bij zichzelf te ontdekken en zijn meer dan bereid om de moedige, datalekkende systeemanalist onderdak te bieden.

Zijn verhaal is inmiddels van een meeslepende Ludlum-thriller afgegleden tot een politieke soap waarin de verhoudingen tussen de onderlinge personages op bijna lachwekkende wijze zichtbaar worden. De in economisch zwaar weer verkerende Europese landen hebben een affaire met de VS, terwijl de wulpse, sterke, Duitstalige vrouwen onverstoorbaar hun eigen koers varen. De jaloerse, Latijns-Amerikaanse bediende pikt het niet langer neerbuigend behandeld te worden en steelt in een poging tot revanche alle zilverwaar uit de bestekla van de onderdrukkende landheer. Ondertussen kijken de voyeuristische, West-Europese overburen laf toe door de luxaflex.

Maar terwijl ik dit schrijf, besef ik dat het niet waar is. Het is wél een thriller. Een paranoia opwekkende thriller waarin IK de hoofdrol speel.

Your account is currently unavailable due to a site issue.

Het begint bij Facebook. Altijd Facebook, want dat is inmiddels overal. Eén miljard mensen in een virtuele kijkdoos. Ik ga met mijn duim naar het blauwe icoontje met de ‘f’. Iedere dertien minuten log ik in. Iedere dertien minuten word ik bekeken. Men leest mee. Met ieder. Woord. Dat. Ik. Schrijf.

Prima, check alles maar. Mijn gelukschreeuwende foto’s, mijn gemanipuleerde timeline. Licht me helemaal door! Die Titanic soundtrack zullen jullie nooit vinden…

Bekijk het artikel op Volkskrant.nl

Let’s cronuts!

Dat de meeste mensen compleet gestoord zijn is niets nieuws; het is door technologische ontwikkelingen slechts zichtbaarder geworden. Maar soms lijkt het alsof die en andere ontwikkelingen de gestoordheid niet alleen voor het voetlicht brengen, maar ook verder in de hand werken. Misschien moet ik het hier overigens niet hebben over ‘mensen’, maar over ‘de mens’ als soort.

Eens in de zoveel tijd verschijnen er berichten in het nieuws die deze gestaag voortschrijdende idioterie illustreren. Een recent voorbeeld is de hype rond de ‘cronut’, een door een New Yorkse bakker bedachte symbiose tussen de croissant en de donut. Nu is New York sowieso een plek waar een hoge concentratie van ‘de gestoorde mens’ in al haar verschijningen woekert, maar de door de Britse Daily Mail tot ‘nieuwe cupcake’ gebombardeerde cronut lijkt de trendgevoelige New Yorkers tot nieuwe hoogtes van krankzinnigheid te stuwen.

In een filmpje van Zagat, samensteller van een toonaangevende restaurantgids, wordt de bedenker van het Amerikaans-Franse fusion gebakje gevraagd wat de cronut nu precies is. Dominique Ansel, de betreffende bakker, antwoordt met een dik Frans accent dat ‘The cronut is a hybrid between a croissant and a donut.’ Buiten in de rij geeft een jonge vrouw met een bleek gezicht en kleine oogjes als onweerlegbare reden voor haar bereidwilligheid om uren op een cronut te wachten dat ‘It’s a croissant, that’s made into a donut. I don’t know if you need to say anything else.’ Misschien niet nee, los van ‘YOU’RE CRAZY, GO HOME’.

Het is niet de eerste keer dat New Yorkers in schuimbekkende hordes de straat op gaan om zich te laven aan ‘revolutionaire’ eetbedenksels. In 2007 waren het de al eerder genoemde cupcakes van de Magnolia Bakery, in 2006 de ‘cheese-injected’ pizza (kaas in de korst) van de Pizza Hut en in 2010 de New York Pizza Burger (Een enorme, pizzavormige hamburger) van Burger King. Ook Nederlandse concepten zijn hypegevoelig. Zo was er de opkomst (2006) en ondergang (2009) van de automatiek in de East Village en is Soho’s hotspot ‘The Dutch’ volgens culinair journalisten ‘more hype than delivery.’ De recente geschiedenis lijkt ons te willen vertellen dat voedsel een verenigende werking heeft op de individualistische bewoners van The Big Apple (!).

Maar nu snel terug naar de cronut (voordat ze op zijn)!

Boulanger Dominique heeft inmiddels een quotum van zes cronuts per persoon ingesteld. Zonder zijn hoge kwaliteitsstandaard in het geding te brengen, kan hij per dag maximaal 200 cronuts maken; het is namelijk een nogal arbeidsintensief werkje. De cronuts worden gerold van een speciaal, zelf samengesteld, croissant-achtig deeg alvorens ze in de frituurpan belanden. Na het bakken worden ze op hun zij door roze suiker gerold. Vervolgens worden de apparaten geïnjecteerd met Tahitiaanse vanilleroom wat zich als een virus tussen alle lagen van het gebakje nestelt. Tenslotte worden de caloriebommen geglazuurd en belegd met roze (Dominiques lievelingskleur), gesuikerde rozenbladeren.

Om er geen enkele verwarring over te laten bestaan, vraagt de verslaggever na het hele proces gade te hebben geslagen ter affirmatie van zijn vermoedens aan Dominique of dat wat hij zojuist tot stand heeft zien komen daadwerkelijk een cronut is. ‘That’s a cronut,’ bevestigt de bakker. Doormidden gesneden ziet de cronut er licht en ‘fluffy’ uit. Ook ligt het gebakje erg lekker in de hand. De verslaggever kan zich niet meer inhouden en neemt ‘excited’ een hap. Hij kreunt, mompelt al knikkend ‘wow’ en antwoordt op Dominiques verwachtingsvolle, doch retorische vraag of hij het lekker vindt met ‘I love it. I LOVE IT. It’s wonderful. It’s delicious. It’s not a heavy donut.’ Hoe blij kan een mens (de mens, de gestoorde mens) zijn?

Aan het eind van het filmpje vraagt de volmaakt gelukkige Zagat-reporter of Dominique ’s nachts wakker schrikt door dromen over cronuts. ‘Yes, I do,’ lacht hij. De verliefdheid is compleet.

Maar zoals iedere hype lijkt de cronut geen lang leven beschoren. In Washington hebben twee mannen besloten zowel donuts als gefrituurde kip te verkopen, omdat ze de combinatie van de twee zo lekker vinden. De rij voor Astro Doughnuts and Fried Chicken groeit met de dag en het zal volgens Amerikaanse foodtrendwatchbloggers niet lang duren voor de twee producten vermengd worden tot een nieuwe, ‘wow’-opwekkende, geknik, gemompel en gekreun oproepende, voedingsdeskundigen tot hoofdschudden aanzettende New York foodhype: de kipdonut.

Joâo met de pet

Volgend jaar wordt er gevoetbald in Brazilië. Er wordt altijd gevoetbald in Brazilië, door heel veel mensen, maar in 2014 hoogstwaarschijnlijk ook door Nederlanders en Belgen. Vooral dat laatste is erg leuk. De Belgen blijven immers al jaren verstoken van voetbal op een eindtoernooi (in 2002 voor het laatst) en hebben nu een als ‘gouden’ omschreven generatie rondlopen waar Nederland jaloers op mag zijn. Eigenlijk is dit helemaal niet leuk, maar meer iets wat we niet zo goed trekken. Het is ‘leuk’ als de Rode Duivels ‘meedoen’, maar ze moeten natuurlijk niet ‘winnen’. Men verwacht dat ze kloekmoedig strijden, maar vroegtijdig afhaken. Vroegtijdiger dan ‘Ons Oranje’ in ieder geval.

Maar die concurrentie tussen ons en onze zuiderburen (ja, ik ga alle bijnamen voor ze gebruiken) is eigenlijk helemaal niet zo interessant (misschien toch niet). Interessanter is dat Brazilië momenteel in vuur en vlam staat. Dat is een karakteristiek die niet per se voorbehouden is aan de huidige onrustige sociaal-politieke situatie in het land, maar ook geassocieerd kan worden met carnaval, samba en de aldaar geutig schijnende zon, stereotyperingen die doen vermoeden dat Brazilianen al hun zorgen collectief en caipirinhas verslindend wegdansen.

Maar nu dus even niet. De inwoners van de, zoals mij op school werd geleerd, economische tijger zijn boos. Het land is doordrenkt van corruptie en sociale ongelijkheid. De economische groei heeft een zichzelf bestuivende elite in de hand gewerkt die zich zonder enige schroom laat onderdompelen in de nouvelle richesses. Zo kocht de zoon van ex-president Lula een vliegtuig van 50 miljoen dollar, terwijl hij daarvoor omgerekend misschien 500 dollar per maand verdiende, aldus Hans Blankenburgh, zakenman in Rio, in een eerder artikel op deze site. Ik ben nooit een rekenwonder geweest, maar ga tegen beter weten in een poging wagen:

50 miljoen dollar per vliegtuig gedeeld door 500 dollar per maand = 100000 maanden. 100000 maanden gedeeld door 12 maanden = 8333,3333 enz. jaren = veel te lang voor wie dan ook om welk vliegtuig dan ook bij elkaar te sparen. Met andere woorden: dat zou zelfs Dagobert nooit lukken. Met andere woorden: als zoon van de president van Brazilië krijg je vliegtuigen ter waarde van 50 miljoen dollar (= ruim 38 miljoen euro, dus dat valt dan weer mee) waarvoor je niets hoeft te doen behalve dat je vader president van Brazilië wordt.

De vraag die dan rijst is: wat heeft Lula jr. nog meer gekregen? Een vliegtuig is toch vooral een extraatje, iets wat je voor Sinterklaas vraagt als het je niet meer zoveel uitmaakt wat je krijgt omdat je verder toch alles al hebt. Eerst vraag je namelijk een Nintendo, dan alle Nintendospellen, dan de Super Soaker, dan een luchtje, dan de lege videobanden en cassettebandjes, dan de Schwarzenegger film, dan de douchegel en sokken (die je niet had gevraagd maar van je oma krijgt, hoewel ze zelf niet eens de deur uit is geweest omdat je moeder het ‘in haar naam’ heeft gekocht. Met een beetje mazzel heeft ze het gedicht wel zelf geschreven) en pas daarna de thuisbioscoop, Aston Martin en/of privéjet. Dat is gewoon níet het cadeau waarmee je begint.

De woede van de Brazilianen is dus wel begrijpelijk, niet in de laatste plaats omdat hun team al jaren armzalig voetbalt. Om volgend jaar wellicht toe te moeten zien hoe aartsrivaal Argentinië onder leiding van de belasting- en tackles ontduikende Messi(as) de wereldbeker één meter zestig de lucht in tilt, wakkert de onlusten alleen maar aan.

Romário, voormalig voetbalheld, is de spreekbuis van de opstandelingen. Brazilië heeft volgens hem twee keer zoveel geld uitgegeven aan het WK als Duitsland en Zuid-Afrika, een land waar de bouw van kostbare stadions (die nu alleen nog worden gebruikt voor concerten van de Afrikaanse Toppers) onder de rook van gewelddadige sloppenwijken het nodige vuvuzelagetoeter deed losbarsten. ‘We hadden 8.000 nieuwe scholen kunnen bouwen, 39.000 schoolbussen kunnen laten produceren of 28.000 sportvelden aan kunnen leggen’, aldus mijn rekencollega Romário. Het is dat, of één vliegtuig voor de zoon van de president.

Het gegeven dat de gemiddelde ticketprijs voor een voetbalwedstrijd tijdens het WK onbetaalbaar zal zijn voor Joâo met de pet en dat de FIFA ter verdere verrijking van de eigen corrupte bobo’s de macht in Brazilië heeft overgenomen stuurt de mensen de straat op. Ze protesteren, gehuld in groen-geel-blauwe vlaggen, en snoeren de mond van het standbeeld van een andere voormalige voetbalheld die ze maant de strijdbijl te begraven en zich te richten op voetbal: ‘het bloed van Brazilianen’. Maar dat is precies waarom ze protesteren, Pelé! Als er één land is waar het voetbal van het volk is, is het Brazilië, en het wordt ze nu afgenomen.

Het zit de Brazilianen hoog. Zo hoog dat België volgend jaar weleens wereldkampioen zou kunnen worden.

Bekijk het artikel op Volkskrant.nl

Walvisgehuil

IJslanders zijn een trots, traditierijk volk. Het is ook een paardenras, maar dat terzijde. Een oud-klasgenoot, met wie ik inmiddels geen contact meer heb, wist na een vakantie te vertellen dat het land gekenmerkt wordt door indrukwekkende natuur en een belezen bevolking. ‘Iedereen zit daar de hele dag in de bibliotheek omdat er geen fuck te doen is,’ aldus de klasgenoot. Mij spreekt het land vooral tot de verbeelding door de muziek van Björk, Sigur Rós en in mindere mate múm. Tijdens het luisteren naar Svefn-g-englar doen de uithalen van Jónsi’s strijkstok op zijn elektrische gitaar me altijd verbeelden hoe het land eruit ziet. ‘Zoals de muziek,’ bedenk ik dan, zintuiglijke functies met elkaar vermengend.

Iets anders waarmee ik het typerende geluid van de band associeer, is het gezang van walvissen; een bedreigde diersoort waarop door nog slechts drie landen in de wereld wordt gejaagd. Eén van die landen is het zojuist door mij tot bakermat van vooruitstrevende popmuziek, intellectuelen en epische landschappen gebombardeerde IJsland.

Volledig in strijd met dit idyllische CV kopte een artikel op deze website eergisteren met ‘IJsland opent walvisseizoen’. Ondanks smeekbedes van de gehele internationale gemeenschap behalve Noorwegen (doen het ook) en Japan (eten het op) weigeren de trotse IJslanders hun eeuwenoude traditie in de ban te doen.

In een poging het rijzende vermoeden dat de IJslandse trots meer neigt naar koppigheid en paradoxale barbaarsheid te staven aan de realiteit, stuit ik op een bericht op een andere nieuwssite van een paar maanden geleden. Hierin wordt beschreven hoe de IJslandse taalcommissie de respectievelijke voornamen Jerry en Baltazar afkeurde omdat niemand op het eiland zo heet en de ‘z’ in het IJslands niet meer bestaat. De letter is uitgestorven, een concept wat voor IJslanders moeilijk vertaalbaar lijkt naar dieren.

Volgens het artikel zijn IJslanders compleet intolerant (koppig) als het om leenwoorden gaat. Zo heet een smartphone een snjall-simí, wat letterlijk ‘bekwame draad’ betekent. Maar deze trots (koppigheid) kan in tijden van nood kennelijk zonder veel moeite in de geiser worden geparkeerd. IJsland is, zoals u zich wellicht kunt herinneren, aan het begin van de immer voortwoekerende crisis praktisch failliet gegaan. In een poging meer toeristen (geld) naar het land te lokken, heeft de plaatselijke VVV vorig jaar een wedstrijd uitgeschreven waarin bezoekers een nieuwe naam voor de eilandstaat konden bedenken. Geen van de inzendingen, waaronder Land-of-endless-sky-land, Niceland en MagnifICEntland, was in de ogen van de commissie krachtig genoeg om het toch wat kil aandoende ‘IJsland’ van de troon te stoten.

Van een land waar taalcommissies kunnen bepalen dat de naam die twee vulkaantrotserende, hoogontwikkelde ouders voor hun kind hebben bedacht niet IJslands genoeg is, terwijl het toeristenbureau de eeuwenoude staatsnaam zonder pardon bijna aan een paar lamme Britten verkoopt, kun je nauwelijks verwachten dat men níet op walvissen jaagt. De walvissen kunnen immers, net als een nieuwe hippe naam, geld opleveren. Alles om het bezoedelde economische blazoen wat op te poetsen.

Heel IJsland telt nog precies één walvisvaarder, genaamd Kristján Loftsson. Deze man vaart volgens Biodiversiteitsorganisatie Pro Wildlife slechts nog uit om zijn quota van 184 vinvissen te halen. De Japanse koelhuizen puilen inmiddels uit van de walvis en verwerken de overschotten tot hondenvoer. Men is verzadigd van walvis. Maar Kristján, zoon van een loft, gelooft het als enige in de wereld niet. Koppig.

De nieuwe regering van IJsland heeft aangegeven niet te zullen stoppen met de walvisvaart, omdat het deel uitmaakt van de traditie van het land, hoe dat land in de toekomst ook mag heten. De jacht zal de komende jaren eerder uitgebreid worden. Daar zal geen Jerry of Baltazar iets aan kunnen veranderen.

Kristján is inmiddels weer uitgevaren. En wat doe ik? Lekker NIET luisteren naar één van mijn lievelingsbands, omdat het geluid van Jónsi’s strijkstok me niet langer doet denken aan walvisgezang, maar aan walvisgehuil.

Bekijk het artikel op Volkskrant.nl

Oh my gully

We hebben al een tijdje niets meer gehoord van ons nieuwsgierige wagentje op Mars. Is het kapot? Is de benzine op? Heeft het een lekke band? Is het erachter gekomen dat Mars eigenlijk toch gewoon een hele, hele saaie, veel minder rode en veel minder Verhoeven-esque planeet is dan we hadden gedacht? Een planeet die uit niet meer bestaat dan stof en net iets andersoortig stof en dan nog een derde soort stof die net ietsje anders zou kunnen zijn, maar dat wellicht helemaal niet is omdat het allemaal stof is en tja, stof best veel op ander stof lijkt?

Verschillende buitenlandse media meldden van de week dat Nasa’s Mars Reconnaissance Orbiter, een soort om Mars rondvliegende robotfotograaf (dat is een bijstelling; ik ben immers bijlesdocent Nederlands), beelden van duinen naar de aarde heeft gewhatsappt waarop lange dunne ‘gullies’ (groeven) te zien zijn die weleens gevormd zouden kunnen zijn geweest door blokken droog ijs. Voorbijgaand aan de vraag of dat ook maar iets uitmaakt voor wie of wat dan ook is een groep wetenschappers in Ameeriekaa volledig wappie van de opwinding aan het experimenteren geslagen. Volgens Serina Diniega, wetenschapper bij NASA’s Jet Propulsion Laboratory en hoofdauteur van de publicatie in het ruimteblad Icarus (weer een bijstelling), lijken de gullies niet op gullies op aarde of op andere gullies die op Mars gevonden zijn. Droge blokken ijs bestaan niet eens op aarde, behalve als je ze koopt, bijvoorbeeld uit het vriesvak van de supermarkt. Volledig in strijd met deze bevindingen zijn de wetenschappers bij wijze van vergelijking dergelijke blokken ijs van duinen in Utah en Californië gaan afduwen om te zien of ze ook zulke gullies konden maken.

Aan de hand van de bij voorbaat al compleet nutteloze uitkomsten van het experiment suggereerden de wetenschappers dat de ijsblokken op Mars zich eventueel wellicht op een vergelijkbare manier zouden kunnen gedragen als die op aarde, maar dan wel gedurende de warme, vroege lente op Mars; een tijd die zich vermoedelijk uitstekend leent voor ijsglijerij. Met de temperatuur- en drukverschillen tussen Mars en de aarde is voor het gemak en het ophouden van de schijn van gedegen wetenschappelijke bewijsvoering maar even geen rekening gehouden.

‘Dr Diniega’ weet te vertellen dat ze er altijd al van heeft gedroomd om naar Mars te gaan en dat ze zichzelf in haar droom nu van een Martiaanse duin ziet snowboarden op een enorm blok droog ijs.

Een co-auteur van de paper weet de relativering van de vondst later onbedoeld te vervolledigen door te stellen dat Mars een hele actieve planeet is, waarop door allerlei verschillende processen gullies gevormd worden en dat sommige van die gullies op de gullies op aarde lijken en andere gullies niet en dat de door de Reconnaissance Orbiter gevonden gullies weleens uniek aan Mars zouden kunnen zijn.

Wat dit alles vooral in me los maakt is de schier onbedwingbare drang om te snowboarden op Mars. Niet dat ik kan snowboarden of het ooit zal kunnen, maar toch. Verder gaan mijn gedachten uit naar het nieuwsgierige wagentje aan de andere, gully-loze kant van de ‘rode’ planeet en hoe zijn thunder wordt gestolen door een ronddraaiende robograaf en een stel wappie wetenschappers.