Miljoenenjacht

Er heeft afgelopen weekend een kleine tragedie plaatsgevonden. Ik heb het zelf niet gezien, maar kennelijk heeft ene Arrold bij het spelprogramma Miljoenenjacht per ongeluk de rode knop ingedrukt waardoor hij met slechts 125.000 euro naar huis ging. ‘Slechts 125.000 euro?’ hoor ik u denken. Slechts ja.

Ik zal u niet vervelen met een college over de opzet van het spel, maar om de tragiek in haar volledigheid te kunnen ervaren, is enige voorkennis, voor zover u die nog niet bezit, wel vereist. Het spel begint met honderden mensen, die na allerlei voorrondes vol meerkeuzevragen worden gereduceerd tot één finalist. Deze mag 1 van 26 goudgele koffertjes kiezen, met daarin geldbedragen variërend van 1 cent tot 5 miljoen euro. Het vervolg van het spel is even simpel als geniaal: de speler moet van de overige koffertjes, die verdeeld zijn onder de 25 kandidaten die de finale net niet hebben gered, steeds een exemplaar laten openen. Dit doet hij of zij in de hoop dat de koffer een laag bedrag bevat, zodat de waarde van het eigen koffertje steeds hoger wordt. De kans dat daar een hoog bedrag in zit neemt immers per weggespeelde fooi toe!

De waarde van het koffertje van de finalist wordt steeds bepaald door ‘De Bank’, een almachtig instituut dat schittert door fysieke afwezigheid, maar na iedere ronde een bod doet op de finalistenkoffer. Met een beetje mazzel, want dat is in principe de enige kwaliteit die je tijdens dit proces hoeft te bezitten, verkoop je de koffer uiteindelijk voor een goede prijs, dus voor meer dan wat deze waard is.

Mocht het bijvoorbeeld voorkomen dat de enige overgebleven bedragen 1 euro, 10 euro en 1 miljoen euro zijn en de bank biedt 100.000 euro voor je koffer, dan is dat een bod om goed te overwegen. Er is immers een kans van één op drie dat je een miljoen in je bezit hebt, maar een twee keer zo grote kans van niet (moeilijker maak ik het mezelf vanwege mijn gebrekkige rekenkundige vermogens maar even niet). Dat dit spel per aflevering gemiddeld 2 miljoen kijkers trekt, komt natuurlijk door de betrokkenheid die je thuis op de bank voelt met de kandidaat in de studio. Wat zou ik doen? Wat zegt mijn gevoel? Wat zegt mijn mazzel? In een geval zoals dat uit het voorbeeld zou ik middels een druk op de rode knop het bod van de bank aannemen en hopen dat er een armzalige euro in mijn koffer zit. Om iedereen nog wat meer te tergen, wil Linda de Mol dat laatste natuurlijk wel wéten. Dus speel je het spel dan als een malloot door, om te zien of je niet alsnog met een enorm spijtgevoel de studio kunt verlaten. Soms gebeurt dat wel, zoals toen Jan een bod van 460.000 euro accepteerde, terwijl hij 5 miljoen in de koffer had zitten, en soms gebeurt dat niet, zoals toen Helma bijna andehalf miljoen euro won, terwijl haar koffertje slechts 1000 euro bevatte.

Zondag was de situatie als volgt: banketbakker Arrold had koffertje nummer 17 gekozen op aanraden van zijn zoon die op de 17e jarig is en had gedroomd dat daar 5 miljoen in zou zitten. Arrold speelde als een echte geluksprof geen van de hoge bedragen weg en kreeg halverwege de finale een bod van 125.000 euro. Nu u volledig op de hoogte bent van de werking van het spel, is het niet moeilijk om in te schatten dat Arrold hier door had moeten spelen. In zijn nervositeit vergat Arrold echter het plastic kapje over de rode knop te schuiven, als teken dat de bank het bod in haar absente derrière kan steken, en drukte hij pardoes op de rode knop. Voorzichtig applaus, verontwaardiging alom. ‘Op het moment dat ik sla, heb ik het idee dat ik het fout doe,’ zegt Arrold. ‘Nou, dan doen we toch net of je het niet gedaan hebt,’ is Linda optimistisch. ‘Kan dat?’ vraagt Arrold. ‘Ja dat weet ik niet, dat ga ik even vragen.’

Het is nog nooit eerder gebeurd, dus moet de notaris uitkomst bieden. Mag Arrold door? Het was immers niet de bedoeling. Het waren de zenuwen! De notaris vindt het ‘bijzonder spijtig’ maar ‘de reglementen zijn de reglementen’ en ‘gedrukt is gedrukt’. Daar is geen speld tussen te krijgen. ‘Helaas,’ voegt hij er nog aan toe. ‘Helaas helaas,’ zegt Linda relativerend. Ze geeft toe dat het een ‘rare situatie’ is, maar feliciteert hem toch hartelijk met de 125.000 euro. Geen misselijk bedrag! Maar ze gaan ‘wel het spelletje afmaken’ alsof Arrold niet net de meest gruwelijke fout van zijn leven heeft gemaakt. Arrold maakt koffer na koffer open en natuurlijk blijkt uiteindelijk dat hij de 5 miljoen al die tijd in zijn bezit had. Of ‘de reglementen’ echt gewoon ‘de reglementen’ zijn en of de ongelukkige handeling van Arrold de notaris, die als enige wist wat er in de koffer zat, niet gewoon goed uitkwam, weet ik niet. Wat ik wel weet, is dat Arrold die nacht slecht heeft geslapen en dat zijn zoon over profetische gaven beschikt.

Op internet is er inmiddels een petitie gestart om Arrold het spel over te laten doen. Omdat er momenteel zoveel op hem afkomt, is hij daar verder niet mee bezig. Hij probeert de gemiste kans los te laten. Ja, het scheelt wel een paar nullen en straks staat hij weer gewoon in de bakkerij, maar het is toch een heel mooi bedrag en het gezin is supergelukkig en er is nu geld voor de verbouwing van het huis en die lang gekoesterde wens om op safari naar Afrika te gaan.

Maar stel dat…

Yeti, ik geloof in jou

De mens probeert voortdurend en al heel lang de haar omringende wereld te begrijpen. Omdat dit vooralsnog niet echt is gelukt, heeft ze mythes bedacht. Ik praat hier over ‘de mens’ alsof ik er zelf geen ben, maar dat is niet waar, vraag maar aan mijn moeder. Ook ik poog voortdurend de mij omringende wereld te begrijpen. Een manier om dat te doen is schrijven. Schrijven schrijven schrijven, in de hoop dat er op een gegeven moment/af en toe een soort (dronken) waarheid op mijn schoot belandt. De spaarzame momenten waarop dat gebeurt zijn zowat orgastisch, maar zoals gezegd spaarzaam en dus verzin ik voornamelijk verhaaltjes om de ongrijpbare tijd door te komen.

Er zijn drie soorten mythes: de kosmogenische mythe, over de oorsprong van de mens en de kosmos en goden; de etiologische mythe, oftewel verklaringen voor culturele en natuurlijke verschijnsels en de eschatologische mythe over de ondergang van de wereld, zoals de joodse, christelijke en islamitische opvattingen over het einde der tijden, de opstanding van de doden en het Laatste Oordeel. Uitgaande van deze indeling valt de mythe van de yeti, ook wel bekend als migyur, ook wel bekend als Bigfoot of Sasquatch, in categorie twee.

Volgens de overlevering loopt de enorme, behaarde mensbeeraap al enkele millennia op onze aarde rond. Al in de vierde eeuw voor Christus wordt er melding gemaakt van een dergelijk wezen, maar hoewel er sterke aanwijzingen zijn dat er iets leeft wat de wetenschap nog niet in kaart heeft gebracht, is er nooit hard bewijs gevonden voor zijn bestaan. Tijdens de expeditie die de basis vormde voor de documentaire Yeti: hunt for the wildman werd er wel een haar gevonden in een holle boom die volgens een koninklijke migyurjager bewoond zou zijn geweest door een migyur. Dat vermoeden zal vooral zijn ingegeven door het verlangen van de beste man om zijn beroep beschermen – hij heeft immers nog NOOIT iets gevangen -, want de haar bleek na uitvoerige testen aan de Himalayagoral toe te behoren, een uit de hand gelopen berggeit.

De mythe bleef dus in stand. Tot eergisteren. Een Britse wetenschapper heeft een vermeende yetihaar aan een dna-analyse onderworpen en kwam tot de verrassende bevinding dat deze een 100% match was met het dna van een ijsbeer die zo’n 40.000 jaar geleden in Noorwegen leefde. Professor Bryan Sykes haastte zich na zijn vondst te vermelden dat dit niet betekent dat er in de Himalaya prehistorische ijsberen bivakkeren, maar dat er waarschijnlijk wel een kruising tussen de oeroude ijsbeer en bruine beer bestaat die wij nog niet kennen en die al door zovelen, waaronder koninklijke jagers, voor verschrikkelijke sneeuwman is aangezien.

Na het initiële enthousiasme over het mogelijke bestaan van de yeti, werd ik na het lezen van de verschillende artikelen al snel overspoeld door een golf van ongefilterde melancholie. ‘There could be a sub-species of brown bear in the High Himalayas descended from an ancestor of the polar bear. Or it could mean there has been more recent hybridisation between the brown bear and the descendant of the ancient polar bear.’

Lekker boeiend.

Ik wilde geloven in het monster. In de fabel. In iets wat ik niet met een klik van de muis op mijn HD-scherm kan doen up-poppen, om het na 15 seconden verveeld weg te klikken omdat iets anders erom schreeuwt om aan- en weggeklikt te worden. Digitale wegwerpinformatie. Ik wilde geloven in iets wat wij heden ten dage nog niet kapot geanalyseerd hebben. Analyses die ons overigens niets vertellen, behalve dan dat er NIETS is en dat alles voor NIETS is. Eén grote, beklemmende, onontkoombare leegte…

Of, zoals Carl Jung het verwoordde:
‘Mythen hebben een vitale betekenis. Ze beelden niet alleen het psychische leven van een primitieve stam uit, maar ze zijn dat ook. Zo’n stam valt dan ook terstond uit elkaar en gaat ten onder wanneer ze haar mythische erfgoed verliest, precies zoals een mens, die zijn ziel verloren heeft. De mythologie van een stam is zijn levende religie, en het verlies daarvan is altijd en overal, ook bij de beschaafde mens, een morele catastrofe.

Anders gezegd: Professort Sykes’ mysterie oplossende theorie is een ramp van zielsvernietigende proporties. Er móét meer zijn dan alleen het fysische en tastbare, maar dat is er waarschijnlijk niet, dus verzinnen we het. Noem het een hang naar romantiek, sprookjes, of de angst voor allene nikserigheid. De Tibetanen noemen het ‘yeti’: magisch wezen.

Bekijk het artikel op Volkskrant.nl

Aan de Canta

Een paar jaar geleden werkte ik voor een jeugdserie van de VPRO. Productie assistent was ik en het werd me bijna fataal. Maar daarover later wellicht meer.

Op een gegeven moment was er op de set behoefte aan iets en werd die behoefte, zoals altijd als er behoefte aan iets was (omdat iemand dus iets was vergeten of kapot had gemaakt), mijn oor in getetterd door de opnameleider. We hadden een ‘Canta’ nodig. Ik, niet wetende wat dat was, vroeg het aan één van de productieleiders. ‘Zo’n invalidewagentje,’ antwoordde ze. ‘Meestal zijn ze rood.’ Meestal ja. Er zijn ook groene en anderskleurige Canta’s.

Wat mij de laatste jaren, of misschien altijd al opvalt, is dat de bestuurders van die apparaten nogal roekeloos door het leven gaan. Je zou daarbij kunnen denken dat er sprake is van ‘Een fok jullie en alles en iedereen’-mentaliteit, want ‘ik ben toch al invalide dus wat maakt het nog uit en als het effe kan, sleep ik nog wat van jullie 100%-jes met me mee,’ maar dat durf ik uit angst voor morele terechtwijzingen niet te beweren.

Desalniettemin doen die lui dus maar wat. Laatst kwam er zo’n ding heftig toeterend, half op de trambaan, half op het fietspad met een rotgang (ok, max. 45 km p/u, maar toch) de stoet fietsers waarin ik me bevond inhalen alsof er een scène van The Fast and the Furious 13: Even Faster and Furiouser and With No Legs At All werd opgenomen. De rechterzijspiegel bungelde als een door te vroeg ontploft vuurwerk afgescheurde duim aan de zijkant van het wagentje.

En een andere keer reed ik het Vondelpark uit, sowieso altijd een lastig punt, met auto’s en fietsers en trams en toeristentuig, en toen kwam er zo’n ding schijt aan alles hebbend tegen het verkeer in over het kruispunt geracet en kon ik maar beter maken dat ik wegkwam, wat ik dus maar deed.

Roekeloos.

Ik herinner me trouwens dat de vader van een klasgenootje van mij er ook een had en dat zijn grote broer daar dan met wat gasten in ging joyriden; je mocht er immers vanaf je zestiende met een brombewijs al in. Er was ook een meisje, oud-collega van een vriend van me, die in zo’n ding rondtufte. Ze doen het kennelijk ook goed als je regelmatig helemaal uit je plaat bent. En een parkeerplek is zo gevonden!

Waar ging dit verhaal ook alweer heen… O ja, ik moest toen voor m’n werk zo’n karretje vinden. ‘Hoe dan?’ ‘Ja, rij maar gewoon rond totdat je er een ziet’.

Naja, dat is dus niet gelukt.

Marktplaatselijk geweld

‘Het is een tijd van individualisering’, aldus bijna iedereen met een mening en stembanden de afgelopen tien jaar. Wellicht is het waar, wellicht ook niet. Ja, honderden miljoenen mensen zitten typend, spreekwoordelijk surfend, ofwel een minderwaardigheidscomplex dan wel megalomanie ontwikkelend thuis in hun eentje voor een scherm, maar tegelijkertijd is iedereen meer connected dan ooit en reizen wij heden ten dage sneller naar onze medemens op Fiji dan de in groepen levende oermens 30.000 jaar geleden naar de dichtstbijzijnde stam en haar grot.

Er zijn echter momenten waarop de moderne mens kuddevormende kwaliteiten tentoonspreidt waaraan het gemiddelde schaap nog een puntje zou kunnen zuigen. Het is vaak een opwelling van collectieve idioterie die de individuen verenigt, hoewel het uiteindelijke doel van die gekte ze juist weer van elkaar scheidt. Denk aan de Furby, iPhones, medisch verantwoorde koptelefoons van Dr. Dre, Hyves (om niet wéér Facebook te noemen) en de Tamagotchi (die ja). U weet inmiddels vast welk fenomeen ik bedoel: DE HYPE.

De laatste uiting van dit waanzin oproepende (of erdoor gedreven wordende) verschijnsel is het computerspel Grand Theft Auto 5, een naam die u de afgelopen week ongetwijfeld ergens voorbij heeft zien komen. Mensen lagen er dagen voor in de rij, in Amsterdam-Noord ontstond er een vechtpartij om wie ‘eerder’ was en in Londen werd een man die het spel net had gekocht op weg naar huis neergestoken en beroofd. Voor alle duidelijkheid: het is een gewelddadig spel waarin je aan de hand van missies geld en status kunt bemachtigen. Het lijkt er vooralsnog op dat liefhebbers van het spel zich in die ambities herkennen.

Toen ik negen werd, kreeg ik de eerste Nintendo (NES, 8-bit) voor mijn verjaardag samen met de dubbeldisk Super Mario Bros./Duck Hunt. Ik herinner me van de jaren daarna niet veel meer, behalve dat ik altijd op zoek was naar een prinses in nood, ik in mijn zoektocht werd gehinderd door een vuurspuwende draak en dat ik groeide na het eten van een rood-witgestipte paddestoel (nooit in het echt doen!). Verder was er een gemene hond die me uitlachte als ik te weinig eenden had vermoord en een boze moeder als ik na drie keer roepen me nog steeds niet had gemeld voor het eten. Afgezien van deze periode ben ik nooit zo’n gamer geweest, totdat ik Grand Theft Auto (GTA) ontdekte. Tien jaar geleden hebben mijn toenmalige huisgenoot en ik ons twee weken lang in pyjama laten meevoeren in de geprogrammeerde weelde en intriges van respectievelijk Liberty en Vice City. De voordeur stond altijd op een kier, zodat we niet open hoefden te doen voor de pizzabezorger en de collegezaal werd langzaam maar zeker een troebele herinnering, ontwrocht van de bestuurbare schijnrealiteit die ons omringde.

Enkele jaren later kwam GTA: San Andreas uit. Na een paar uur spelen besloot ik samen met een vriend dat het té realistisch was en we onze tijd beter in de kroeg konden verdoen. In GTA 4 uit 2008 liepen de rillingen me over de rug als ik weer eens iemand (on)opzettelijk had aangereden en het levenloze lichaam van mijn motorkap afgleed. Met de nodige weerzin heb ik dat spel toen toch maar uitgespeeld, ook omdat een scriptie schrijven zonder enige vorm van afleiding/beloning in de vorm van virtuele misdaden voor mij een te grote opgave bleek.

Vorige week dinsdag kwam het langverwachte vijfde deel uit. De recensies zijn lovend, de opbrengsten recordvermorzelend. Het spel is inmiddels overal uitverkocht en daar de levertijd bij de meeste winkels nu een week of drie bedraagt, is er op Marktplaats een heus GTA 5-handelsverkeer losgebarsten. In een poging het spel zelf te bemachtigen na een obsessie hernieuwend testpotje bij een vriend thuis, kwam ik fascinerende advertenties tegen. Zo geeft Coen uit Delft aan dat hij het spel een aantal keer heeft gespeeld maar het weg moet doen van zijn vriendin. Ene ‘action’ uit Kerkrade schreeuwt in hoofdletters dat ‘HET SPEL IS 3 DAGEN GELEDEN GEKOCHT!!ECHTER ENGELS GESPROKEN,WAAR IK NIETS AAN HEB!! NU WEG ERMEE 40 EURO!!’. Jasper uit Amsterdam ziet door de schaarste van het spel een mogelijke goudmijn en belooft dat ‘De eerste persoon die er €150 voor geeft sowieso heeft gewonnen!!’ Ik hoop voor Jasper dat hij het hoogste bod, een slordige zeven miljoen euro van Steven, niet te serieus neemt.

Er zijn ook redelijk wat mensen voor wie het zoek- en biedwerk te veel moeite is en die hopen dat verkopers hén zullen vinden met een schappelijk aanbod. Will uit Purmerend zoekt GTA 5 ‘Hier in de buurt’. Hij komt het ‘direct ophalen voor 50 euro’, maar dan moet het dus wel ‘in de buurt zijn’ en ‘GELIEVE ALLEEN NOORD HOLLAND’. Alsof dat nog niet genoeg stimulans is, maant hij de verkoper ‘snel te bellen’, inclusief uitroepteken. Daniel uit Nijmegen toont zijn groothartige kant door aan te geven dat hij ‘bereid’ is het spel op te halen, mits het ook ‘in de buurt’ is en je er een ‘1 te koop hebt’. Je kunt hem niet onredelijk noemen. Tot slot is er ook een enkeling die zijn ‘SAMSUNG GALAXY MEGA’ wil ruilen tegen een Playstation 3 + GTA 5. Ter bevestiging wil hij ‘EEN PS3 320 GB OF EEN 500GB RUILEN TEGEN MIJN SAMSUNG’ en besluit hij laconiek met ‘INTERESSE HOOR HET WEL……………’

Dan nu de vraag ‘wat kunnen we hiervan leren?’, los van het gegeven dat men op Marktplaats graag hoofdletters gebruikt. Nou, dat de Nederlandse handelsgeest onder invloed van de juiste impulsen nog springlevend is en we ons helemaal niet zo druk hoeven te maken om de economie. Er lijkt slechts een andere, virtuele wereld voor nodig te zijn om met creatieve oplossingen te komen. Zo heb ik net drie spellen gekocht á 45 euro, waarvan ik er twee zonder problemen kan doorverkopen voor 70, waardoor ik het spel straks bijna voor niks speel! Wacht eens even, ik maak dan zelfs vijf euro winst! Rekenen was nooit mijn sterkste kant.

De postbode. Er valt iets op de mat. Zo te horen een pakketje.
In mijn aanstaande herinneringen zal niet veel ruimte zijn voor iets anders dan dood, geweld en diefstal. Voor eventuele pogingen tot communicatie verwijs ik u naar 2014.

Bekijk het artikel op Volkskrant.nl

Lang leve de blije aap

Nederlanders zijn het op drie na gelukkigste volk ter wereld, aldus een artikel maandag op deze website. OP DRIE NA. Wat ik daarvan vind, weet ik nu nog niet, maar ik heb het voor de zekerheid vast in caps lock gezet. Alleen de Denen, Noren en Zwitsers zijn nóg gelukkiger. De top tien wordt gecompleteerd door Zweden, Canada, Finland, Oostenrijk, IJsland en Australië.

Bij het samenstellen van de lijst is gekeken naar verschillende factoren, zoals het aantal jaren (gezonde) levensverwachting, het BNP, sociale contacten (in moeilijke tijden), corruptie en keuzevrijheid. Ook is gekeken naar kleinere zaken, zoals de kans op het vinden van werk nadat je bent ontslagen of risicomijdend gedrag zoals het dragen van een gordel in de auto. De bevindingen in dit door drie gerenommeerde wetenschappers uitgevoerde onderzoek zijn nogal baanbrekend en hartverzakkend. Zit u? Daar gaan we.

Zo lijkt er een statistisch verband te bestaan tussen de kans op het vinden van een nieuwe baan na een ontslag en een gevoel van ‘individual happiness’. Anders gezegd: werklozen die binnen afzienbare tijd een nieuwe baan vinden zijn gelukkiger dan mensen die binnen onafzienbare (of buiten afzienbare, zoals u wilt) tijd een nieuwe baan vinden. Ergens anders in het rapport wordt een onderzoek aangehaald van ene Harter (en zijn collega’s) uitgevoerd onder 2178 ‘work units’ van tien grote bedrijven waaruit blijkt dat het hebben van gemotiveerd, betrokken personeel tot meer productiviteit en winst leidt. Blijkbaar werkt iemand die zijn werk leuk vindt niet alleen harder, klanten vinden het ook leuker om zaken te doen met een vrolijke Harry dan met een korzelige azijnpisser!

Wellicht heeft u een momentje nodig om dit alles op u in te laten werken. Ik zit ondertussen in lotushouding met een pot Sint-Janskruid achter m’n kiezen mijn ademhaling tellend naar een helderblauwe muur te staren. 1, 2, 3, 4, 5…

Nu we deze geruchtmakende voortbrengsels een plek in ons collectieve bewustzijn hebben kunnen geven, is er misschien ruimte voor nog wat conclusies uit het 156 pagina’s tellende rapport, steeds gevolgd door een door mijzelf bedachte Nederlandse vertaling/synopsis.

‘Happiness and unhappiness have been directly associated with physiological processes underlying health and disease.’
– Er is een verband tussen geluk en gezondheid.

‘(…) Healthier people may be happier because of their good health, and not the other way around. While this may be true for some reported findings, scientific studies also show support for a link going from happiness to health.’
– Gezonder = gelukkiger en niet andersom. Hoewel het soms ook andersom is.

‘Happier people enjoy the company of others, and find that interacting with people is more rewarding compared to less happy individuals. Others in turn enjoy interacting with happy individuals.’
– Blije mensen gaan het liefst om met andere blije mensen. Niet blije mensen met niemand.

‘Primate studies also point to happiness affecting longevity. Weiss et al. (2011) found that orangutans who were rated as happier by their caretakers lived longer.
– Lang leve de blije aap.

Er is mij ooit verteld dat je na het opvoeren van een apenargument het beste je biezen kunt pakken, dus dat zal ik dan maar doen. Deducerend kunnen we stellen dat wanneer iets goed, leuk en positief is, het beter, leuker en positiever is dan wanneer iets slecht, vervelend en negatief is. Met andere woorden: leuk is leuker dan stom, goed is beter dan slecht en gezond is gezonder dan ziek. Het handige van deze slotsom is dat je hem overal op kunt toepassen. Als je zin hebt om iets te doen, doe je het beter. Als je geen zin hebt om iets te doen en je rookt en je bent geen gelukkige aap en je draagt geen gordel in de auto omdat je gevoelsmatig toch niets te verliezen hebt, maak je meer kans om gewond te raken, iets wat je toch al miserabele gevoel alleen maar versterkt, waardoor de neiging naar risicovol gedrag alleen maar toeneemt, waardoor… enz.

In de lijst zijn 156 landen opgenomen. Dat betekent dat er 152 landen zijn waarin de mensen zich ongelukkiger voelen dan wij. Ik krijg er tranen van in mijn ogen.

Bekijk het artikel op Volkskrant.nl

Avozilla

Te midden van al het verbale, politieke geweld over het eventuele aanstaande militaire geweld in Syrië naar aanleiding van het steeds gruwelijkere geweld aldaar werd mijn aandacht getrokken door een bericht over een onderwerp van geheel andere orde, smaak en vorm: de superavocado. Nee, het is geen vogel, vliegtuig of in rode cape gehulde vrucht, maar simpelweg een hele grote avocado. Hoe groot? Wel vijf keer zo groot als een normale.

De ‘Avozilla’, zoals de uit de hand gelopen vrucht door de Britse Daily Mail gedoopt is, weegt 1,3 kilo, heeft een heldere, groene kleur en groeit alleen aan een handjevol boomsoorten die toebehoren aan een van de grootste leveranciers van avocado’s in Zuid-Afrika. Britse media hebben de neiging om alles wat ze in het nieuws brengen onmiddellijk te voorzien van een ludieke bijnaam (denk hierbij aan The Iron Lady, Robin van Perfect, Wacko Jacko, Becks, Posh en de rest van de Spice Girls), maar de vernoeming naar een gemuteerde, radioactieve hagedis lijkt niet helemaal bij het innerlijk van de vrolijke, supergezonde vrucht te passen. Toch zal ik de naam ten bate van de continuïteit blijven hanteren, ook omdat alternatieven als ‘Reuzado’, ‘Magnificado’ en ‘Avocadabra’ minder catchy klinken (hoewel, Avocadabra…).

Volgens de ‘salad buyer’ van de Britse Tesco supermarktketen heeft de avocado een ‘fantastic rich taste, juicy, buttery texture, and creamy flavour.’ Bovendien kan de schil na het uitlepelen van de avocado gebruikt worden als schaal voor guacamole! Later in het artikel zegt ze dat de avocado vroeger een ‘niche product’ was, maar dat de vrucht steeds populairder wordt en dat de verkoop dit jaar al met 30 procent is gestegen. De Avozilla moet de vrucht nog toegankelijker maken voor het grote publiek, aangezien het hele gezin ervan kan eten.

De avocado geldt al jaren als één van mijn lievelingseetsels en dus ben ik totaal niet verrast door deze ontwikkelingen. Ik vind het eerder vreemd dat mensen niet allang avocado-odes (avocadodes) zingend, guacamole van elkaar afslurpend, met avocadopitten pingpongend door de straten dansen. Dat er een monsterlijk apparaat dat zijn kleine broertje volledig overschaduwt aan te pas moet komen om mensen bewust te maken van de magie van de advocaatpeer getuigt weer eens van de lompe hypegevoeligheid die zo diep in ons huist.

Een korte expeditie op internet leert me dat ik gelukkig niet de enige ben die de avocado al langer hoog heeft zitten. Weightwatchers.nl wil ‘om te beginnen een misverstand uit de weg ruimen’ door te stellen dat de avocado overal ter wereld als groente wordt beschouwd, maar het wel degelijk een vrucht is (phew…). De vrucht dus, bevat veel vetten, maar omdat deze onverzadigd zijn, zijn ze erg goed voor de hart- en bloedvaten en werken ze cholesterolverlagend. Het Voedingscentrum, Gezondheidsnet en Leontien.nl melden hetzelfde, dus daar kunnen we niet meer omheen, me dunkt.

De lofzang wordt vervolgd door te claimen dat de avocado bovendien drie keer zoveel mineralen bevat als ander fruit, het hoge kaliumgehalte zorgt voor een verlaging van de bloeddruk en de vrucht veel vitamine C en E herbergt. De bereidingstips en weetjes onder het kopje ‘Wist je dat…’ aan de bodem van het artikel zijn al helemaal niet te versmaden, maar komen allemaal op hetzelfde neer: de avocado is een magnifiek groeisel dat zelfs de meest hardvochtige atheïst aan het twijfelen doet brengen.

Al met al lijkt het me duidelijk dat we hier te maken hebben met een bijzondere, zinnenprikkelende vrucht, waarvan de thunder wordt gestolen door een bombastische soortgenoot. Dat hele hordes Britten nu ineens wel naar de supermarkt draven voor een avocadeau is bovendien wrang, immers: wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd.

Om toch positief af te sluiten wil ik u het mooiste avocadofeitje, gevonden op Wikipedia, niet onthouden: ‘De naam avocado komt oorspronkelijk van het Nahuatl woord ahuacatl, dat overigens ook ‘teelbal’ betekent.’ De uiterlijke gelijkenis was me in mijn hartstocht nog niet eerder opgevallen.

Eet smakelijk.

Bekijk het artikel op Volkskrant.nl

The future is now

‘The future is now’ is een vaak gebezigde uitspraak. Ook komt de zin niet zelden voor als titel van popculturele uitingen. Zo is het een nummer van de Amerikaanse punkband The Offspring, het debuutalbum van de New Yorkse underground hiphop-groep Non Phixion en een korte documentaire uit 1955 waarin men een kijkje neemt in de keuken van onderzoekslaboratoria om producten (batterijen op zonne-energie, videobanden, ‘bestraald’ eten) te tonen die in de toenmalige nabije toekomst gebruikt zouden gaan worden.

Op de website answers.yahoo.com vraagt iemand genaamd ‘idontknow’ volledig terecht waarom mensen deze zin zo vaak gebruiken, aangezien hij technisch niet klopt. Ene ‘San Diego Guy’ geeft volgens de moderator van de website het beste antwoord: ‘They’re referring to a future that was imagined in the past that is happening today. The dreams of the present taking place today. The future is now.’ En hij voegt daar later, om aan alle verwarring een einde te maken, het volgende aan toe: ‘Technically, there is only a present. The past did exist and the future will exist, but only the present exists.’

De website van technologiemagazine Wired publiceerde onder dezelfde titel begin dit jaar een overzicht van concepten waarvan men zich tien jaar geleden voorstelde dat ze nu deel uit zouden maken van onze dagelijkse routine. Hoewel Apple bezig is met een iWatch en televisieschermen inderdaad steeds platter en groter worden, blijkt dat we niet zelden iets te enthousiast zijn in onze voorspellingen. Zo is de bewustwording over wat we eten de laatste jaren wel gegroeid, maar zie ik zelden iemand een muisvormige handcomputer genaamd ‘Fido’ in zijn of haar eten steken om te bepalen uit welke ingrediënten (en eventuele bacteriën en allergenen) de maaltijd is opgebouwd. Bij de drogisterij hangen geen programmeerbare oordopjes voor een naar uw eigen geluidssmaak ingestelde nachtrust en de overkill aan hardloopdata van mijn Facebookvrienden wordt vooralsnog geleverd door een app op de smartphone en niet door een zwembrilachtig apparaat waar X-Man Cyclops jaloers op zou zijn.

Dat dit technologische toekomstenthousiasme de meest begaafde hoofden op hol kan brengen blijkt wel uit de film 2001: A Space Odyssey. Filmmaker Stanley Kubrick en sciencefictionschrijver Arthur C. Clarke dachten na overleg met NASA écht dat de wereld (of liever: de ruimte) er in 2001 zo uit zou zien. Dat de mens de verre uithoeken van ons zonnestelsel verkend en bewandeld zou hebben, rondzwevend en –rennend in magnifieke, smetteloze ruimteschepen. Enkele details in de film, zoals een videofoon, hebben wel degelijk de realiteit gehaald, maar de drie te kiezen talen op het touchscreen bij de douanepoortjes voor de maan, English, Dutch en Russian, zijn niet allemaal tot de door Kubrick en Clarke voorziene status als wereldtaal uitgegroeid.

Een hedendaags visionair is PayPal oprichter Elon Musk, Zuid-Afrikaan van geboorte, wonend in Californië. Met zijn ruimtevaarttechnologiebedrijf SpaceX probeert hij innovatieve concepten om te zetten naar praktische toepassingen. Zo schreef SpaceX vorig jaar geschiedenis door als eerste particuliere bedrijf een succesvolle ruimtevlucht uit te voeren. Het is de bedoeling dat het Dragon Spacecraft met behulp van herbruikbare raketten uiteindelijk ook mensen de ruimte instuurt. Zijn andere bedrijf, Tesla Motors, houdt zich bezig met de ontwikkeling van de elektrische auto en werkt inmiddels samen met fabrikanten als Daimler, Mercedes en Toyota.

Musk laat zich naar eigen zeggen inspireren door Bill Gates, Steve Jobs, Walt Disney en, wellicht ten overvloede, Nikola Tesla en richt zich op de drie gebieden die volgens hem de toekomst van de mensheid het meest zullen beïnvloeden: internet, schone energie en de ruimte. De nieuwste uitvinding van Musk is de maandag gepresenteerde Hyperloop; een buis waardoor mensen met een snelheid van zo’n 1300 kilometer per uur van stad naar stad kunnen worden geschoten (‘It’s like getting a ride on Space Mountain at Disneyland’). Dat wil zeggen: Amsterdam > Berlijn in een half uur. Oftewel: dat is rap. Maar: misschien wel te rap, want in een half uur kan ik niet eens een aflevering van Breaking Bad kijken.

De hyperloop komt voort uit Musks onvrede over de plannen voor een hogesnelheidslijn tussen Los Angeles en San Francisco, die naar schatting 70 miljard dollar gaat kosten en in 2029 klaar moet zijn. Een project waarbij onze HSL schriller afsteekt dan Jan-Peter Balkenende bij George W. In de Oval Office. Musks Hyperloop kost nog geen tiende van dat bedrag, is vier keer zo snel en omzeilt ‘land issues’, omdat de buizen zich boven de snelweg bevinden. Maar Musk lijkt in dit geval een roepende in de woestijn. De hogesnelheidslijn zal er komen, niet in de laatste plaats omdat er politieke (ALTIJD WEER DIE POLITIEK) belangen aan kleven.

Mensen in het heden lijken niet altijd behoefte te hebben aan technologische ontwikkelingen van de in de geschiedenis geschetste toekomst. Of: De snelheid van technologische ontwikkelingen en de hang naar ‘oud’ lijken evenredig aan elkaar toe te nemen. Platenzaken kunnen de LP’s niet aanslepen, in tweedehands kledingzaken is het drukker dan in de H&M en Marktplaats loopt vast als je op de term ‘vintage’ of ‘retro’ zoekt. Kunnen wij het tempo van de technologische vooruitgang wel bijbenen? Willen we dat wel?

Misschien hebben we in de toekomst helemaal geen keus. Van een genie als Elon Musk moet je altijd maar hopen dat hij het beste voorheeft met de mensheid. Als hij zijn uitvindingen ten kwade aanwendt, duurt het niet lang voor we door zelfbewuste, wraakzuchtige robots en computers worden gemaand in een rechte lijn naar ons noodlot te marcheren (ik noem The Matrix, Skynet, Hal 9000). Vooralsnog vermoed ik dat zijn intenties van nobele aard zijn en denk ik dat we, wanneer de poolkappen gesmolten zijn gelijk perenijsjes op een motorkap in Delhi, met vertrouwen in zijn drijvende aquapods moeten stappen, zonder angst te verdrinken.

Puppy

De rossige haren hangen als lamellen voor een raam van een huis in een Amerikaanse buitenstad in de jaren ’70. Nieuwgsierige ogen kijken door de spleten naar binnen. Misschien zijn ze trouwens niet nieuwsgierig, maar eerder vragend. Wij bekijken niet, maar wórden bekeken.

Ryan McGinley presenteert Christopher Owens, ex-frontman van de vorig jaar opgeheven band ‘Girls’, voor het eerst als solo-artiest aan de wereld. Zijn solodebuut is vernoemd naar een vrouw die hij in 2008 ontmoette tijdens een tournee met zijn voormalige band. Het is een conceptalbum dat niet alleen over liefde gaat, maar ook over de plekken waar Owens is geweest en waar hij zich op zijn gemak voelt.

McGinley zit Owens dicht op de huid en geeft hem een timide, frêle look. Als een jonge hond die toekijkt van achter de bank, nog wennend aan zijn nieuwe omgeving. Of als een verlegen kind, dat voor het eerst alleen met de trein gaat, iets wat correspondeert met de thematiek in het werk van McGinley.

In een interview met de San Francisco Guardian vertelde Owens dat gevoelens van opwinding en angst, ondanks zijn succes als muzikant, nog altijd in hem broeden:

‘Of course I’ve gained a little more confidence… But with each new thing I release I try to give a little more of myself, so I continue to put myself in an open place and that keeps it fresh and interesting for both me and the listener. I like the fact that I’m talking about things in my songs that make me feel a little exposed. I think it just means I’m giving something of value.’

De foto lijkt deze uitspraken te ondersteunen. Owens spiekt, nu alleen, voor het eerst naar buiten. Hij durft de wereld nog niet helemaal open en bloot te betreden, bang als hij is om gekwetst te worden, maar die kwetsbaarheid wordt vergezeld door enthousiasme en uitingsdrang. Het verlangen naar een nieuw avontuur, het opzoeken van de grenzen van zijn comfortzone en de poging om die grenzen op te rekken.

De foto heeft een paradoxale werking. Door Owens deels verdekt af te beelden creëert McGinley geen enigmatisch persona, maar legt hij Owens’ aard juist bloot. Dat hij hiertoe in staat is kan teruggevoerd worden op hun vriendschap. De foto is niet slechts genomen door een vakman/kunstenaar, maar door iemand die hem kent. Sterker nog: Owens is gewend geraakt aan de camera van McGinley en is dus niet bang om zichzelf aan hem te laten zien. Het onderlinge vertrouwen stelt hem in staat om zijn kwetsbaarheid te tonen. Deze man bestijgt niet met onfeilbare zelfovertuiging het domein van de flamboyante popmuzikant, maar schuifelt voorzichtig en met ingehouden twijfel naar de voorgrond. Observerend met de ogen van een puppy: angstig, maar met de onbedwingbare drang om te spelen.

Bekijk het artikel op I Shot The Band