‘Fuck’ en dan nog iets

‘Weet je wat we echt een keer moeten doen?’
– ‘Nou?’
‘Zelf een feest geven.’
*knikt halfslachtig*
‘Gewoon zelf weet je? Dus dat we zelf bepalen wie er komt en wat voor feest het wordt. Gewoon zelf.’
– ‘Mmm…’
‘Kijk, we gaan nu toch altijd naar feesten?’
– ‘Ja, soms.’
‘Ja, en dan staan we daar altijd en dan is het vet druk en vet warm en allemaal irritante mensen en dure drankjes en kutmuziek.’
– ‘Soms is de muziek wel leuk.’
‘Ja, soms.’
– ‘En ik vind echt niet alle mensen kut hoor. Als ik iemand niet leuk vind, praat ik er gewoon niet mee.’
‘Nee oké, maar als je zelf een feest geeft, dan bepaal je al die dingen dus zelf!’
– ‘Da’s waar. Maar hoe wil je dat gaan doen dan?’
‘Nou, ik heb het nog niet helemaal uitgewerkt natuurlijk, maar ik ken wel een paar van die tentjes die je af kunt huren.’
– ‘Maar het wordt dan niet weer zoals dat andere feest hè, dat van je broer toen?’
‘Je bedoelt dat happy hardcore/90’s feest? Nee, zo wordt het niet.’
– ‘Daar was echt geen reet aan namelijk.’
‘Nee, dat had hij even helemaal verkeerd ingeschat. Maar dat zal ons dus niet overkomen.’
– ‘Gelukkig. Maar hoe wil je het dan doen?’
‘Nou, dus een goed tentje vinden en dan maken we gewoon lijstjes met mensen die allemaal mogen komen.’
– ‘En hoeveel worden dat er dan?’
‘Een stuk of 100?’
– ‘Is dat niet heel weinig? Of juist heel veel?’
‘Nee joh, het is precies goed.’
– ‘Oké. En wat voor muziek komt er dan?’
‘Jeffrey is DJ weet je nog? Hij draait tegenwoordig op best wel coole feesten.’
– ‘Dus die gaat dan draaien? Wil hij dat?’
‘Natuurlijk.’
– ‘Oké. En hoe gaan we het dan verder regelen met drank enzo?’
‘Nou, ze hebben in die tent gewoon een bar, dus iedereen betaalt z’n eigen drankjes.’
– ‘Maar wordt het dan niet alsnog duur?’
‘Niet zo duur als in het echt.’
– ‘Oké. En moeten ze dan ook entree betalen?’
‘Misschien een tientje ofzo? Ligt eraan hoe duur het is om dat tentje te huren.’
– ‘Hmm, oké.’
‘En we gaan flyers maken met daarop alle info over het feest. En het moet ook een naam krijgen.’
– ‘Had je die al bedacht?’
‘Nee, maar het moet wel iets cools zijn. Iets met ‘fuck’ en dan een ding ofzo.’
– ‘Fuck een ding?’
‘Ja of weet ik veel, je hebt toch zo’n feest op zondag, Fuck Mondays? Of laatst zag ik een feest een paar dagen voor oud & nieuw en dat heette Fuck Oud en Nieuw. Of Fuck New Years Eve. Fuck NYE, zoiets.’
– ‘Fuck stupid parties!’
‘Precies, maar dan iets cools.’
– ‘Oké. En wat wordt mijn rol in dit geheel?’
‘Voorlopig ben je vooral klankbord.’
– ‘Klankbord?’
‘Ja, dus ik zeg allemaal dingen tegen je en dan moet jij zeggen wat je ervan vindt.’
– ‘Oké. En doe je daar dan iets mee?’
‘Waarschijnlijk niet. Waarschijnlijk doen we dan alle dingen die ik heb bedacht en mag jij de kutklusjes doen.’
– ‘Hmm, jammer. Maar wel eerlijk van je.’
‘Zo ben ik. Fuck femelarij*.’
– ‘Fuck dat inderdaad.’

 

* Schijnheiligheid

Knapperd

‘Hallo Oscar, ga lekker zitten.’
– ‘Bedankt Tim, dat zal ik doen.’

Oscar gaat zitten.

– ‘Zo, hèhè.’
‘Zo. Hoe gaat het?’
– ‘Nou, over het algemeen wel goed.’
‘Over het algemeen?’
– ‘Ja. Er is wel een klein dingetje.’
‘O, wat dan?’
– ‘Nou, ik heb dus een goede vriendin en die is best leuk hoor, maar zij is laatst een weekje naar de Algarve geweest en…’
‘O, wat heeerlijk!’
– ‘Ja, ik ben er zelf nooit geweest, maar het schijnt inderdaad mooi te zijn.’
‘Goed, ga verder.’
– ‘Ja, jij onderbreekt me.’
‘Uhu, ga verder.’
– ‘Naja, die was daar dus en ze kwam terug met een heerlijke teint. Maar ze had daar natuurlijk ook allemaal foto’s gemaakt en toen had ze die op Facebook gezet.’
‘Doen meer mensen hè.’
– ‘Ja, dat weet ik, maar ze had één van die foto’s ingesteld als profielfoto, eentje dat ze zo op een veranda staat, aan zee, met dus die teint en duinen en een meeuw op de achtergrond.’
‘Aha. En toen?’
– ‘Nou, toen kreeg ze dus ineens heel veel likes, terwijl de foto’s daarvoor nooit zoveel likes kregen.’
‘Vanwege de meeuw denk je?’
– ‘Nee. Waarom zou iemand een meeuw liken?’
‘Weet ik niet.’
– ‘Precies, dat weet je niet, omdat het niet gebeurt.’
‘Dat weet jij ook niet. Er kan vast weleens iemand ergens een meeuw geliked hebben.’
– ‘Dat is waar. Maar toch vermoed ik dat dat niet de reden was voor de vele likes van haar profielfoto.’
‘Snap ik, is waarschijnlijk ook niet zo. Ga verder.’
– ‘Ja, maar dat was dus nog niet eens het ding waar ik het over wil hebben, de reden dat ik hier zit.’
‘Vertel.’
– ‘Nou, dat ben ik dus aan het doen. Er was ook iemand die als comment bij de foto ‘Moooooiii’ schreef. Met veel te veel o’s en i’s.’
‘Mmm… Ik denk omdat diegene wilde aangeven dat hij of zij de foto mooi vindt.’
– ‘Ja, dat snap ik, en het was een meisje, maar dat was nog niet het ding. Er waren namelijk nog wel meer mensen die dat soort fratsen uithaalden, zoals leuk met een overschot aan eu’s en k’s en beauty fonetisch gespeld. Maar er was ook iemand en die zei dus dat woord, iets wat ik wel vaker zie. Een woord dat al zijn betekenis is verloren, als het die ooit al had.’
‘Welk woord dan?’
– ‘Dat ga ik nu dus zeggen: Knapperd.’
‘Knapperd?’
– ‘Knapperd ja. Mensen gebruiken het te pas en te onpas en veel te vaak. Knapperd. Iemand ziet er voor de verandering misleidend leuk of mooi uit en dan is het meteen knapperd dit, knapperd dat, knapperd zus, knapperd zo. Terwijl ik het zeg, voel ik dat het een compleet loos woord is. Knapperd.’
‘Knapperd.’
– ‘Knapperd ja. Wat betekent het eigenlijk?’
‘Nou ja, je gebruikt het natuurlijk om aan te geven dat iemand knap is.’
– ‘Ja precies, knap IS. Alsof het iets is wat je aan het doen bent.’
‘Maar een liegerd IS toch een leugenaar? Een stiekemerd DOET toch stiekem?’
– ‘Misschien ligt het aan die uitgang, – erd. ‘Mooierd’, ook zoiets.’
‘Ik vind eigenlijk dat je je een beetje opwindt om niets.’
– ‘Dat zal best Tim. En misschien heb je ook wel gelijk, maar ik merk gewoon dat het me enorm irriteert.’

Er volgt een korte, licht ongemakkelijke stilte.

‘Heb je wel goed geslapen? Of ben je gewoon een beetje een chagrijnerd?’
– ‘Hou je bek Tim.’
‘Oké.’

Asocialicitatiegesprek

‘Eén van de eisen die wij aan onze werknemers stellen, is dat zij tijdens het op- en afbouwen van de markt over grote afstand en met plat accent banale kreten als ‘Truus, kom je zo nog effe bij me op schoot zitten?’ en ‘Pas op voor m’n paal!’ naar collega’s en al wie het niet horen wil schreeuwen. Herkent u zich daarin?’

‘Jah.’

‘En racet u graag met kleine heftruckjes over men noeme een Albert Cuypstraat, daarbij te pas en te onpas toeterend naar alles wat leeft?’

‘Jah.’

Verder verlangen wij van u een buitensporig agressieve houding ten aanzien van eenieder die het in zijn of haar botte harses haalt om over de markt te fietsen terwijl u deze op lawaairecordverbrekende wijze aan het afbouwen bent.

‘Geen probleem.’

‘U schuwt daarbij ook geen dreigend gedrag, zoals het op het nippertje niet aanrijden van mensen met voorgenoemd heftruckje, of het vlak langs het hoofd van niets vermoedende fietsers werpen van allerlei gereedschap, zoals tangen en sleutels, teneinde de verwaande, met hun opleiding en beschaving en strakke broeken koketterende lokale yuppen en studenten flink te verwonden.

‘Ehh… Ja. Nee. Is goed.’

‘Gefeliciteerd, u hebt de baan.’

De man die alleen maar foute dingen zei

In de sportschool verandert over het algemeen niet zoveel. Ja soms, iets kleins. Zoals de deurknop van de mannenkleedkamer. Dat was eerst gewoon een klink en nu is dat een knop. Die klink was toch lam, dus praktisch verandert er niets. Soms staat het omkleedbankje ergens anders, een halve meter naar rechts of links, maar dat is meestal niet van lange duur. Mensen in mijn sportschool houden dingen graag hetzelfde, allicht één van de redenen dat ik er al vijf jaar lid ben.

Laatst was er ineens wel allemaal heisa. Grote kerels met grote schoenen en vuile overalls probeerden een airconditioning te installeren, maar dat ging niet al te soepel. De ventilator hing prima, maar de motor haperde en moest worden afgedekt met een zeil, zodat er geen water van de wasbak in terecht zou kunnen komen. Waarom dat ding precies náást/onder de wasbak geplaatst moest worden, was me niet helemaal duidelijk, maar het was al gebeurd en verder niet mijn project of initiatief dus hield ik me op de vlakte.

Nee echt, sorry, ik ga dan niet tegen die gasten zeggen ‘Hé, waarom plaatsen jullie de airco schuin onder de wasbak? Dan kan er toch allemaal water in komen? Da’s toch niet handig? Kan je ‘m niet beter ergens anders…’ Dat vertik ik. Misschien dat anderen dat wel doen, dat overenthousiaste, oversociale slag mensen, maar ik ben en doe dat niet, klaar.

Maar nu is er dus een airco, een afzichtelijk ding met een KOMO-zak eroverheen. En een loeien dat het doet! Het loeit enorm.

Van de week was ik er weer. Er was één andere man in de kleedkamer die ik wel vaker zie. Hij kijkt altijd heel erg naar mij, wat ik daar regelmatig heb (niet per se een eer), maar is verder prima aardig, dacht ik. Hij heeft me nog een keer uitgelegd hoe ik een oefening moest doen, omdat ik kennelijk alles aan het ‘compenseren’ was met mijn armspieren en de kracht moest komen uit mijn ‘core’ want het is een oefening voor je ‘core’ en niet voor je armspieren. Ik schiet meestal in de instant haatmodus als iemand zich met mijn work-out bemoeit, maar hij bedoelde het goed en bracht het sympathiek, dus liet ik een vernietigende blik achterwege.

We stonden daar dus, omringd door artificieel geloei. Hij was al helemaal trainklaar, maar wilde alleen nog even zijn flesje vullen. Nadat hij dit had gedaan, was er een duidelijk gekletter hoorbaar. Ik kleedde me om alsof mijn neus bloedde (een uitdrukking die ik nooit heb begrepen. Als mijn neus bloedt, is er toch juist wél iets aan de hand?) en vermeed zijn poging tot oogcontact. Hij mompelde wat in zichzelf en toen keek ik maar op naar de wasbak. Er druppelde water uit de afvoerleiding, iets wat volledig in overeenstemming was met mijn auditieve waarneming. De man keek me schouderophalend aan. Ik besloot iets te zeggen.

‘Het is er niet echt op vooruitgegaan hè?’
– ‘Nee!’ lachte hij. ‘Zo laat zelfs een stel Polen het niet achter.’

Ik glimlachte geforceerd. Ander onderwerp.

‘De constructie met die vuilniszak en die airco is ook een beetje vaag.’
– ‘Ja! Dat doe je normaal alleen als je seks hebt met lelijke mensen.’

Mijn glimlach liet zich niet meer forceren. Het ongemak was te groot, het onderwerp kennelijk niet anders genoeg. Of zou hij op alles een fout antwoord geven? De man liep breed lachend en quasi stuiterend op zijn mintgroene, fluoriserende gelzolen de kleedkamer uit, op weg naar de apparatuur.

In de sportzaal zag ik hem nog een paar keer grijnzend naar me loeren, vast genietend van de KOMO-zak die hij zich in zijn fantasie bespaarde.

Didactiek

Begrijp je het al?
– Ik begin het te begrijpen.
Je begint het te begrijpen?
– *Knikt*
Dus de beheersing van de stof bevindt zich in een aanvangsstadium, wat zich hopelijk ontwikkelt tot volledig begrip?
– (lachend) Ja.
Mooi, dan ben je op de goede weg.
– Jazeker.
Fijn zeg.
– Dat is zeker fijn.

(…)

Hoe gaat het met je woedeaanvallen?
*Haalt schouders op*
Gewoon z’n gangetje?
– Z’n gangetje?
Jij haalt je schouders op.
– Ja wat moet ik zeggen dan?
Hoe het ermee gaat. Of je er nog een hebt gehad, of dat ze juist absent zijn geweest.
– Absent?
Ja, als je een tijdje in het onderwijs werkt, gebruik je op een gegeven moment alleen nog maar dat soort termen.
– Dus als u uw vrouw vraagt hoe haar dag was, ‘overhoort’ u haar?
Zeg maar je.
– Dan overhoor je haar?
Ik ben niet getrouwd.
– Je vriendin dan.
Nee, dan overhoor ik haar niet.
– Pfff… Whatever…
Ben je nu geïrriteerd?
– Ja u zegt dat over die termen.
Je.
– Wat?
Je. Je zegt dat over die termen
– Ja precies, over die termen.

(…)

Maar ik laat haar weleens een proefwerk maken.
– Echt?
Nee.
– WEL GODVERDOMME KLOOTZAK MET JE KUTTIGE GEDOE WAT IS DIT TOCH MAN!
Hé hé hé…
– JA DE TERING MET UW KUTTIGE KLOOTBEK!
Je.
– WAT?
Zeg maar je.
– Met JE kuttige klootbek…

(…)

Het gaat nog niet helemaal soepel hè?
– Wat niet?
Met je woedeaanvallen.
*Haalt schouders op*
Hmm…

(…)

Ik laat mijn vriendin ook weleens nablijven.
– Wat moet ze dan doen?
Dat kan ik je helaas niet vertellen.
– O.
Misschien op een dag, als je achttien bent. Misschien kunnen we dan wel vrienden worden.
– Misschien wil ik wel geen vrienden met u worden.
Zeg maar je.
– Je.

Cherry fly

Terwijl ik de amechtige pogingen van Ajax om de Utrechtse muur te doorbreken bekijk, komt er met een horizontale rotgang een vlieg de huiskamer invliegen. Dit omdat het raam open staat. Dit omdat het lekker weer is. Het is 6 oktober.

Waar komt de vlieg vandaan? Wat noopt hem ertoe precies deze kamer in te vliegen? Het is een klein, dik, zwart zoemend ding, net zoals eigenlijk iedere andere vlieg. In een rechte lijn vliegt hij door de kamer, alsof hij heel gericht op zoek is naar iets. Een vlieg met een doel.

Het moment is snel voorbij. De vlieg is weg. We zijn nu drie dagen verder en ik heb hem niet meer gezien, maar het zal vast goed met hem zijn afgelopen. De balkondeur in de slaapkamer staat ook altijd open, dus misschien is hij daar wel naar buiten gevlogen. Op het balkon staat overigens ook een tomatenplant. HEERLIJKE tomaatjes hebben we er al van gegeten. Cherrytomaatjes, van die kleine. Vroeger at ik die weleens door ze stuk te bijten tussen mijn voortanden, maar dan was er altijd de kans dat het ding explodeerde en het tomatensap over de tafel (of waar ik dan ook zat, meestal aan tafel ja) spoot. Dat kon dan enorm vervelend uitpakken voor eventuele tafelgenoten.

Maar die dingen zijn erg lekker. Puur natuur. Ik heb er in ieder geval niks mee gedaan. Heb er vanochtend nog een paar kunnen plukken, waarschijnlijk omdat het nog zulk lekker weer is geweest de afgelopen week. Had ik al gezegd dat het oktober is?

Allemachtig wat zijn die dingen lekker. Het zou me niks verbazen als dat kleine, dikke, zwarte, doelgerichte stinkvliegje stiekem een paar van die tomaatjes heeft buitgemaakt. En weet je wat? Ik kan het hem niet eens kwalijk nemen. Zo lekker zijn ze.

Onwachtzaam

‘Ik hoef niet te wachten! Ik wil niet wachten! Ik wacht niet! Als ik kom aanfietsen bij een stoplicht en het stoplicht is rood dan fiets ik gewoon DOOR. Ik wil namelijk niet wachten! Ik fiets gewoon door. Het maakt me niet uit. En ook soms, dan sta ik bijvoorbeeld in de rij, maar dan sta ik niet in de rij en dan loop ik gewoon DOOR. Ik hoef namelijk niet te wachten, nooit niet. IK WIL HET NIET. Ik wil het verdomme niet! Ik vind gewoon dat dat niet voor mij geldt, stoplichten enzo. En rijen. Als zij willen wachten moeten ze lekker wachten maar ik wacht NIET. Ik hoef dat niet. Ik wil gewoon lekker door en kan dat en doe dat dus gewoon. Ik ben namelijk bijzonder. Meer bijzonder dan anderen. Mensen die wachten zijn een soort saaie massa die geen talenten en specialiteiten of coole sneakers hebben. Ze schikken zich naar de tijd en het welbevinden van anderen. En hebben lelijke schoenen. Of saai. NOU IK DUS NIET. Ik wil gewoon altijd supersnel thuis zijn of ergens anders (ligt eraan waar ik moet zijn) en dan heb ik dus geen tijd slash ruimte voor wachten. Ik vertik het. Dus ja, ik rij door rood, dring voor, want ik ben wel speciaal en getalenteerd en dat zij dat allemaal niet doorhebben is HUN probleem. Ik heb daar niets mee te maken. Ik ga gewoon door ze zoeken het verder allemaal maar uit. Ik merk nu ook dat ik er enorm emotioneel van word en ik heb hier dus ook helemaal geen tijd voor dus ik ga nu weer door en je bekijkt het maar.’

Een onbekende man mengt zich in de monoloog. De monoloog zodoende omvormend tot een dialoog.

‘Maar het is toch niet erg om af en toe, zo nu en dan, een momentje te nemen?’

‘JA HALLO WAT HEB IK NOU NET GEZEGD.’

‘Dat je niet wacht. Nooit niet.’

‘Precies.’

‘Het ding is gewoon dat je zo ontzettend hard zit te huilen dat ik me afvraag of er niet iets anders aan de hand is.’

‘Ik huil niet.’

‘Schat, je hele shirt is doorweekt van de tranen en het zweet. Bovendien hangt er een ontzaglijke klodder snot onder je neus. Hij probeert zich een weg langs je bovenlip te banen.’

‘Gatver.’

‘Ja hé, het is je eigen lip.’

*Veegt snot met mouw weg*

‘Je beseft dat mensen je helemaal niet speciaal en knap vinden als jij nooit wacht hè? Dat stoplicht staat er voor JOUW veiligheid, juist omdat men om je welzijn geeft.’

‘Niet alleen om MIJN welzijn.’

‘Nee, maar wel OOK om jouw welzijn.’

‘Dat vind ik niet speciaal genoeg.’

‘Nee en daar ligt de kern van je ongenoegen. Volgens mij vind jij JEZELF niet speciaal genoeg.’

‘BULLSHIT!’

‘En probeer je het daarom op deze manier te compenseren.’

*Haalt schouders op*

‘Maar het werkt averechts. Als jij dood wordt gereden omdat je niet wacht voor het stoplicht, dan is dat jouw eigen schuld. Je eigen dikke kutschuld. Als jij voortdurend voordringt, dan vinden mensen je niet speciaal en knap, maar asociaal en egoïstisch.

‘Stop…’

‘Zonder dat ze je kennen, hebben ze dan een mening over je.’

‘Stop nou…’

‘En weet je wat? Die mening klopt dan nog ook.’

(Krijsend) ‘NOUHOU!’

‘Ben je een asociaal en egoïstisch mens?’

(Hoofdschuddend) ‘Nee.’

‘Wil je dat mensen je zo zien?’

(Hoofdschuddend, slierten snot afwerpend) ‘Nee.’

‘Nou, wacht dan verdomme op het stoplicht.’

*Knikt*

‘Sluit lekker achter aan in de rij.’

*Knikt*

‘Gaat het weer?’

(Knikkend en neus ophalend) ‘Ja.’

‘Enfin. Kun je dan nu een doekje halen en die walgelijke klodders snot en slijm van je shirt en mijn broekspijp vegen? Het ziet er bijzonder onfris uit.’

*Knikt*

‘Weet je, het komt wel goed met jou.’

*Glimlacht*

(…)

‘Waar blijft dat doekje?’

(Staat gehaast op) ‘O ja.’

‘Ik heb niet de hele dag de tijd.’

Verwend

En het begint al bij aankomst op het vliegveld. Eerst denkt u nog ‘o leuk en exotisch en hier snappen en doen ze dingen die wij niet snappen en doen’, maar al snel bespeurt u bij 95% van de inheemse bevolking dezelfde schaapachtige, onnozele blik die op een gemiddeld Nederlands dorpsplein ook waarneembaar is.

In het vliegtuig kreeg u alleen een koekje en wat prikloze cola ik bedoel Pepsi dus heeft u honger. Dat de terminal ramen heeft en de vloeren glimmen is al heel wat, maar het voor de werknemers geldende zero intelligence beleid van het cafetaria zet u al snel weer met beide benen op buitenlandse grond.

Hier kunt u bekijken wat u wilt, ook al staan er bij sommige sandwiches geen naamplaatjes en spreekt u geen Italiaans, en dan kunt u een poging wagen het door u gewenste broodje aan de geen Engelssprekende caissière uit te leggen, betalen, en opnieuw in de rij te gaan staan voor de broodjesvitrine waar u net al stond en nu dus weer staat. Daar staat nu een man of jongen zonder naam of capaciteiten met een schort en bakkersachtig mutsje klaar om u totaal niet van dienst te zijn. In plaats van de bestelling van uw bonnetje af te lezen, kijkt hij u wezenloos aan, alsof de bewustwording over zijn eigen bestaan nog vervolledigd moet worden. U roept ‘Bufalino!’ en krijgt een koud broodje dat warm hoort te zijn. Hij vergeet de rest van uw bestelling – niet dat hij die ooit wist – en richt zijn wezenloze blik op een ander. Dat is niet eerlijk en dus zegt u er iets van. Nu is hij in de war en de man naast u verongelijkt. Het lijkt namelijk alsof u voordringt.

Het door u betaalde broodje en de pizza gaan in de grill en de salade gelukkig niet. Het broodje is na twee seconden op de mediumwarme bakplaat nog kouder dan daarvoor en bij de salade zit geen bestek. Ricardo Retardo, zoals u de motherbakker heeft gedoopt, weet en snapt niets. Hij lijkt bovendien niet over stembanden te beschikken. U stelt zich zijn hersenpan voor als een soort ground zero voor gedachtes. Een vacuüm van besef. Woestijn van wetenschap. Karikatuur van kennis.

‘Seating area’, belooft een bord met pijl. Drie tafels met stoelen, bezaaid met lege flesjes Heineken (HEINEKEN! NEDERLAND! OLÉ!) en wat etensresten maken de belofte op schrale wijze waar.

Na het nuttigen van de smaak- en voedingstofloze maaltijd besluit u ergens te gaan zitten/lezen/muziek luisteren. Omringd door uitpuilende vuilnisbakken en wijds gebarende locals beseft u eens te meer hoe verwend u bent met uw gereguleerde verzorgingsstaat.

Maar het is hier wel lekker warm.

Bekijk het artikel op volkskrant.nl