BUK-bed

Onder de noemer ‘Buitenlands nieuws’ publiceerde VK zondag via de digitale kanalen een artikel over een kinderbed in de vorm van een BUK-raket, vervaardigd door een Russische meubelmaker. Het was een bericht dat in eerste instantie kwaad maakt om de inhoud, maar vervolgens vooral om het bestaan van het bericht zelf. Waarom is dit nieuws? Waarom moet dit op de voorwebpagina van een landelijke krant? De vragen zijn retorisch, want het antwoord is ‘klikken’. Mensen moeten klikken op het artikel, want een klik is een bezoeker, en een bezoeker is geld, ook al blijkt de nieuwswaarde van het bericht vervolgens onder het vriespunt te liggen.

Deze devaluatie van nieuws zien we op social media al langer terug. Daar moeten de berichten kort, korter, kortst, want dat is de aandachtspanne van een Facebookscroller ook. Serieus nieuws wordt in overpopulair taalgebruik aan de man gebracht en de lat voor wat een nieuwsmedium überhaupt zou moeten plaatsen ligt steeds lager. Filmpjes van huilende Syrische reddingswerkers zijn nog tot daaraan toe (ja, het is daar een tragische, onophoudelijke bende, maar wat voegt het persoonlijk verdriet van deze man toe aan die kennis?), maar het BUK-bed is voor mij een dieptepunt. Dat heeft niet alleen te maken met het feit dat ik nabestaande ben van een zus die met haar gezin omkwam bij de vliegramp.

Natuurlijk is het razendmakend dat een Rus dit bed maakt, laat staan koopt, maar die razernij zou zich moeten richten op de Russische politiek die na overtuigend, zowat sluitend bewijs van schuld aan de ramp glashard blijft ontkennen. Dat in dat land propaganda wordt aangewend om de bevolking te manipuleren betekent dat wij dat vooral níet moeten doen. Trots was ik als Nederlander op de manier waarop het bewijs vorige week werd gepresenteerd: geduldig, gedegen, helder en respectvol. Deze trots blijkt een krachtige tegenhanger van de nog altijd aanwezige woede en het verdriet. Een bericht over beledigende, Russische meubelwaar doet niets anders dan die emoties versterken, zeker als het inhoudelijk niets toevoegt aan een groter begrip van de situatie.

Moskou blijft volharden in haar onschuld

Dus nu weten we wat we al wisten: vlucht MH17 van Malaysian Airlines is vorig jaar op 17 juli neergehaald door een BUK-raket, gemaakt door Russen, afgevuurd vanuit pro-Russisch rebellengebied, maar, want dat is speculeren, wie er op het knopje heeft gedrukt weten we niet. Vermoedelijk was dat een Russisch ex-militair, want rebellen beschikken niet over het vernuft om een dergelijk gecompliceerd wapen te bedienen.

Dit vermoeden wordt door Moskou bij voorbaat weerlegd. Sterker, het heeft zelf een presentatie in elkaar gedraaid waaruit moet blijken dat Oekraïners de raket hebben afgevuurd, inclusief de lanceerlocatie, waarvan al enkele dagen foto’s op internet circuleren. Moskou blijft volharden in haar onschuld, blijft ontkennen dat er van enige betrokkenheid bij de ramp sprake is geweest.

Mogelijke daders – mogelijke, alsof de kans bestaat dat de raket zichzelf heeft afgevuurd – worden dus NIET genoemd in het rapport. Zij zullen eventueel pas in de loop van 2016 worden aangewezen door een internationaal team van openbaar aanklagers en juristen, aldus de berichtgeving in het nieuws.

Mocht u in mijn schrijven een cynische ondertoon ontdekken, dan zit u er niet ver naast. Ik heb geprobeerd het te onderdrukken, om de politieke centrifuge waarin ‘MH17’ zich nu al ruim een jaar bevindt enigszins op afstand te houden. Om me te concentreren op familie, op de emotionele verwerking en niet op de manipulatieve en speculatieve teksten van non-personen als respectievelijk ‘Moskou’ of ‘De Veiligheidsraad’. Maar dat is moeilijk. Want het knaagt. En het zweert. En het steekt.

Een korte terugblik naar die surreële dag stuurt huiveringwekkende beelden door mijn synapsen. Scheuten van verdriet, onbegrip, ongeloof, frustratie en blinde woede worstelen zich naar het front van mijn besef. De onzekerheid, nee, dat zeg ik verkeerd: het politieke gesteggel over de schuldvraag waar wij allang een antwoord op hebben, sleept zich voort in een spel van vingerwijzen en ontkenning waar kleuters op een schoolplein een puntje aan zouden kunnen zuigen. Sterker, neefjes en nichtjes van mij zíjn kleuters, en zelfs zij weten dat waarover hele naties zich nu van de domme houden.

Het cynisme is er dus ingeslopen, ik kan er niets aan doen. De reactie van ‘Moskou’ op het rapport werkt het alleen maar verder in de hand. De Russen dachten dat de presentatie van het Nederlandse rapport om 10:00u ’s ochtends zou zijn en zouden die van henzelf een uur eerder doen, om 9:00u. Vermoedelijk om het eigen rapport van meer legitimiteit te voorzien en niet slechts te presenteren als een reactie op dat van ons. Toen bleek dat het rapport hier pas ’s middags wordt gepresenteerd kon een Russische persvoorlichter een glimlach niet onderdrukken.

Volgend jaar zal een internationaal team onderzoekers dus ‘mogelijke daders’ aanwijzen. ‘En dan?’ is mijn eerste gedachte. Maakt dat iets uit? Zal ‘Moskou’, de hoofdstad van negatie, de schuldigen dan zomaar uitleveren? Werkt dat überhaupt zo? Zullen zij tegen die tijd niet weer een Powerpoint klaar hebben liggen waarin het minutieuze onderzoek van de internationale onderzoekers wordt tegengesproken? Uiteraard niet voordat er een foto van de vermeende, Oekraïense dader is rondgemaild, zodat de nabestaanden eindelijk een gezicht hebben als antwoord op de vraag wie hun zoons, dochters, ouders en vrienden heeft vermoord.

Veel vragen. Maar de vraag die zich onder de stroom cynisme aandient is er meer één gevoed door frustratie en oprechte verwondering: kan ‘Moskou’ hiermee wegkomen? Wat zijn de juridische consequenties van dit rapport en van de bevindingen dat het internationale team onderzoekers volgend jaar (wellicht) uit de doeken zal doen? Ik merk dat de vraag me opwindt. Dat ik graag een antwoord wil, het liefst nu. Maar ik besef tegelijkertijd dat dat er niet zal komen. En volgend jaar waarschijnlijk ook niet. En als het al komt, is het een antwoord dat nooit bevredigend zal zijn.

Lees het artikel op de website van de Volkskrant

17 juli

Eergisteren was ik in Cannon Beach. Het gelijkgenaamde strand aldaar wordt gekenmerkt door enorme en minder enorme rotsen die vlak voor de kust in zee liggen. Alsof ze uit de zak van een bergreus zijn gevallen. In de realiteit is het waarschijnlijk het werk van een gletsjer, die het land tot bergen heeft opgestuwd, her en der kruimels achterlatend. Ik weet het niet precies en zoek het niet op, want ik wil de magie van de plek niet doorbreken met wikipediaanse feitjes.

‘s Ochtends hangt er mist boven de kustlijn van Oregon. Deze trekt in de loop van de dag langzaam weg, maar blijft rond de rotsen boven het water hangen. Deze unieke samenloop van geologische en meteorologische omstandigheden heeft ervoor gezorgd dat dit strand zo mooi is dat kippenvel en euforie om voorrang dringen bij het aanschouwen ervan.

Lopend over het strand, langs de rotsen en de mist, dacht ik aan mijn halfzus, haar man en kinderen. Vandaag zijn ze een jaar dood. Precies 365 dagen geleden zaten ze in een vliegtuig dat uit de hemel werd gehaald. Ze stortten ter aarde op een Oekraïens veld en zouden daar moeten wachten om geborgen te worden.

Ze zullen nooit meer iets doen, afgezien van het aanzetten tot herinneren, doorspekt van verdriet en voortdurend onbegrip.

Net als het ontstaan van de in nevelen gehulde rotsen van Cannon Beach kwam hun dood tot stand door een unieke samenloop van omstandigheden. Die vlucht, op dat moment, boven dat gebied… Fundamenteel verschil is uiteraard dat de gletsjer nooit moedwillig heeft gehandeld. De roep om een VN-tribunaal om de verantwoordelijken voor de vliegramp te straffen groeit en ik juich dat toe. Een misdaad van deze omvang, in feite massamoord, mag niet onbestraft blijven.

Aan de andere kant maakt het niets uit. Ze zijn een jaar dood en liggen als gezin in een graf in Den Haag. Ze waren nu allemaal een jaar ouder geweest. Esther, mijn halfzus, 53. Elsemiek, mijn nichtje, 18. Klaar met school en na een lange vakantie klaar voor de TU in Delft. Ze waren inmiddels opnieuw op vakantie geweest en hadden een jaar aan nieuwe verhalen en ervaringen gehad. Dat geldt voor hen en 294 anderen. De enige verhalen die er nog zijn, worden verteld door de nabestaanden. Daar komen geen nieuwe meer bij.

Vorig jaar was ik net een week weg toen mijn zusje me belde. Nu ben ik dat ook en zal ik zelf bellen om vooral mijn vader sterkte te wensen. 17 juli was voorheen een gewichtloze zomerdag. Nu niet meer.

Nieuwship

De hoeveelheid nieuwsberichten rond de ramp met vlucht MH17 is de laatste tijd, zoals dat gaat, behoorlijk geslonken. Betekent dat dat er geen noemenswaardige ontwikkelingen meer zijn of is het onderwerp gewoon niet nieuwship meer? Die term bestaat niet en hij is ook best lelijk (taalkundig gezien), maar dat is wel hoe het werkt. Dat is namelijk hoe alles werkt, ook het nieuws.

De oorlog tegen IS, die zich inmiddels op het grensvlak met Europa afspeelt, staat nu al een tijdje op 1 in de nieuws top-10. Nu de herfst haar intrede heeft gedaan en de supermarkten bruin kleuren van het chocolade alfabet, wordt ook de discussie rond Zwarte Piet weer uit het vet gehaald. De vorige discussie heeft immers weinig opgeleverd, los van een patstelling tussen zij die de secondant van de Sint zien als een racistisch fenomeen en zij die hem beschouwen als niet meer dan onderdeel van een oer-Hollandse traditie waaraan niet mag worden getornd.

Ik heb me vooralsnog redelijk afzijdig gehouden van deze discussie, maar vermoed dat vroeg of laat iedereen een kant zal moeten kiezen, kijk maar naar Albert Heijn. Het is niet zo dat de discussie me niet boeit, integendeel. Hij wordt simpelweg overschaduwd door wat er op 17 juli met dat vliegtuig is gebeurd. Premier Rutte beloofde ons ‘de onderste steen boven te zullen krijgen’. De laatste weken blijft het echter angstvallig stil. Af en toe verschijnt er een bericht over het aantal geïdentificeerde slachtoffers, maar van repercussies of de identificatie van schuldigen is geen sprake.

Britse burgerjournalisten hebben aan de hand van wat ze op internet hebben gevonden zo goed als bewezen dat Rusland verantwoordelijk is voor de ramp (wat we eigenlijk al wisten), maar hier hebben we via de ‘officiële kanalen’ al een tijdje niets meer gehoord. Via ‘onofficiële kanalen’ is dat wel anders. Zelfs als je op een gemiddelde woensdagavond nietsvermoedend naar ‘Pauw’ kijkt, kun je ongevraagd en onverwacht geïnformeerd worden over de ramp. Zo kun je tijdens de uitzending van Frans Timmermans te horen krijgen dat één van de slachtoffers was gevonden met een zuurstofmasker op. Een dergelijk bericht zet je aan het denken. Het veroorzaakt onrust. Het druist namelijk in tegen eerdere berichten dat de passagiers van het vliegtuig door de impact van de raket en het wegvallen van de druk binnen een paar seconden buiten westen moeten zijn geweest.

Ik zit ook weleens in een vliegtuig. Wanneer een steward of stewardess voor het opstijgen uitlegt en uitbeeldt wat we moeten doen in geval van nood, denk ik altijd twee dingen: 1. Er gebeurt toch niks en 2. Als er iets gebeurt, vraag ik me af of ik nog de beheersing heb om zo’n mondkapje op te zetten. Dat lijkt me onder neerstortende omstandigheden best moeilijk. Misschien heb je mensen die daar heel goed in zijn. Misschien was de bewuste Australiër (want dat was het, zo heeft het OM na alle commotie vermeld) gezegend met een soepele, vlotte motoriek en was hij als enige in staat om het masker binnen die één a twee seconden van bewustzijn over zijn mond te schuiven. Misschien ook niet. Misschien waren de verhalen over het wegvallen van de druk en het onmiddellijke verlies van bewustzijn wel een beetje bedoeld als troost en zijn de passagiers zich wel degelijk bewust geweest van wat er gebeurde. Eén iemand waarschijnlijk dus wel.

Na de toespraak van Frans Timmermans bij de Verenigde Naties was iedereen vol lof. Eindelijk zei iemand waar het op stond! Eindelijk wat emotie! Hij sprak toen ook over geliefden die, terwijl ze elkaar vasthielden, de dood in de ogen staarden. Ook dat was in strijd met de verhalen van experts, maar werd toen door de vingers gezien omdat hij ons land, en onze pijn, zo goed vertegenwoordigde op het internationale politieke toneel.

Gisteren floepte hij er, na doorvragen van Jeroen Pauw, dus uit dat iemand een zuurstofmasker om had. Dat was niet zo handig, maar valt hem wel te vergeven. Dat nabestaanden deze onbevestigde informatie vervolgens via zowel sociale als journalistieke media moesten vernemen is wel kwalijk. Het valt vooral het Openbaar Ministerie te verwijten dat deze informatie niet direct, via de officiële kanalen, aan de nabestaanden is overgebracht.

Valt de media nog iets te verwijten? Niet echt. Dit is gewoon hoe het werkt. Een emotionele minister zegt iets in een late-night talkshow en men duikt er massaal op. Het onderwerp is weer nieuwship en keert met stip terug in de nieuwsTop-10. Totdat de Turks-Syrische grensstad Kobani valt natuurlijk. Of totdat kinderen met lege schoenen woedend de straat op gaan, omdat Sinterklaas uit protest ons land dit jaar overslaat.

Perspectief

IS heeft een Amerikaanse journalist onthoofd. Het ebolavirus woekert onverbiddelijk voort. Een konvooi Oekraïense vluchtelingen is beschoten door Russische separatisten, waarbij tientallen mensen levend in hun voertuig zijn verbrand. Ferguson wordt al dagen geteisterd door rellen na de moord op de 18-jarige Afro-Amerikaan Michael Brown en in Gaza zijn ruim 2000 dode Palestijnen geteld. Ik weet al deze dingen. Komt dat doordat ik het nieuws nauwgezetter volg of is er gewoon meer nieuws? Zit ik er, na de vliegramp, zelf meer bovenop en ben ik extra ontvankelijk voor conflicten die er altijd in dezelfde hoeveel- en heftigheid zijn, of is het een extreem onrustige tijd en hangt er voortdurend een voelbare spanning in de internationale lucht?

Laatst sprak ik er met twee vrienden over. Eén van hen had het idee dat er iets groots stond te gebeuren, met al die brandhaarden verspreid over de wereld. Tel de tanende positie van Amerika als wereldmacht daarbij op en veel landen zien kans nu ‘hun slag te slaan’. De andere vriend voelde dat niet zo. Die betoogde dat de wereld geen statische plek is. Dat ze voortdurend aan verandering onderhevig is en dat die verandering vaak gepaard gaat met bloedvergieten. Ik opperde een paradigmaverschuiving. De politieke en economische denkbeelden waarmee het Westen de wereld de afgelopen decennia dacht te besturen zijn verouderd en hebben aan overtuigingskracht ingeboet.

We waren het erover eens dat ‘ons’ beleid niet meer werkt. Het machtscentrum is steeds meer verschoven naar het Oosten, zonder dat er nu één natie echt de touwtjes in handen heeft. 9/11, de daaruit vloeiende oorlogen in Irak en Afghanistan en de economische crisis hebben de wereld gefragmenteerd. Men kijkt elkaar vragend aan, maar niemand is bij machte het voortouw te nemen. We zoeken houvast in leiderschap, maar dat is er niet.

We zijn geschokt door wat we zien op het nieuws en lezen in de krant, maar het is een uitzondering dat wij hier al 70 jaar in vrede leven, het voeren van oorlogen niet. De mens is kennelijk nog steeds heel slecht in staat om vredig naast en met elkaar te bestaan. Uit naam van een geloof of overtuiging voelen we niet alleen de behoefte om onszelf te beschermen, maar ook om de ander te vernietigen. Een extreem voorbeeld is wat er nu in Irak gebeurt. IS wil van het land weer een volledig islamitische staat maken. Wij betitelen hun acties als genocide en de uitvoerders ervan als bloeddorstige barbaren die zich verschuilen achter hun godsdienst. Zij zagen de VS echter als bezetter, net zoals wij in het verleden ons ook bezet hebben gevoeld. Het is in die zin altijd een kwestie van perspectief, iets wat makkelijk wordt vergeten.

Na het nieuws van de vliegramp was ik niet alleen heel verdrietig, maar ook ontzettend kwaad. Ik kon me ineens heel goed voorstellen hoe iemand (in dit geval: ik) blind van woede een ander (in dit geval: een Russische rebel) iets aandoet. Hoe je iemand kapot wil maken. Het gevoel was er in vlagen, maar zakte ook weer redelijk snel weg. Bij iemand die opgroeit in een omgeving waar dit soort terreur aan de orde van de dag is en die door de jaren heen familieleden en vrienden is kwijtgeraakt door geweld van ‘de ander’ zal dit gevoel niet zo snel zakken. Dat nestelt zich in je ziel. Dat geef je door aan je kinderen. Er is geen staakt het vuren of bemiddeling in staat om dat sentiment te doen wegebben. Net zoals het door vele generaties van oorlog voeren is veroorzaakt, zal het pas na meerdere generaties van vrede kunnen verdwijnen. Dat mijn generatie Berlijn nu als walhalla van cultuur en creatieve vrijzinnigheid beschouwt en er als een meute moderne hippies naartoe trekt is een concept wat ik maar moeizaam aan mijn opa had kunnen uitleggen.

De wereld is geen statische plek. Alles verandert altijd. Het perspectief daarmee ook.

Litteken

Jajaja, ik weet het, het leven gaat door en meer van dat soort dooddoeners. Het leven gaat door, maar hoe? De natuur gaat stoïcijns haar gang, alsof er niets is gebeurd, maar dat is voor mensen, hoeveel we ook deel uit denken te maken van die natuur, een stuk ingewikkelder. Denken, voelen, nadenken over gevoelens: het compliceert alles. Als er dan zoiets gebeurt, als wat er is gebeurd, het on(be)denkbare, wat doe je dan met die gedachtes? Laat je jezelf ronduit voelen, of is het misschien beter om het een en ander te blokkeren? De gedachte over een uitspraak als: ‘Wat de forensisch experts zien, is met geen pen te beschrijven,’ gedaan door de leider van het forensisch team bijvoorbeeld. Wat moet je met de gedachtes over zo’n uitspraak?

Moet je je dan gaan bedenken wat hij daarmee bedoelt? Moet je jezelf proberen voor te stellen wat er door de impact van een raket met een lichaam gebeurt, terwijl het met 900 kilometer per uur op 10 kilometer hoogte door de lucht vliegt? Een klap zo groot dat hij er tezamen met het wegvallen van de cabinedruk voor zorgt dat de kleding van je lichaam wordt gerukt. Moet je je bedenken hoe dat lichaam tien kilometer naar de aarde valt en te pletter stort? Hoe het vervolgens dagenlang in tropische temperaturen ligt en ’s nachts als voedsel dient voor plaatselijke roofdieren? Moet je je al deze dingen bedenken in een poging te begrijpen wat de forensisch experts aantreffen op hun werktafel, of kun je deze gedachtes en de daarmee gepaard gaande gevoelens beter onderdrukken? Heb je daarin überhaupt een keuze?

Nee. Tenminste, niet altijd. Je bedenkt het je hoe dan ook, maar de frequentie en heftigheid waarmee je dat doet is te reguleren. In dat opzicht scheelt het ergens wel dat de ramp van onbevattelijke omvang is. Ons mensenbrein is te beperkt om volledig te kunnen begrijpen wat er nu precies is gebeurd. Het is te erg, te groot en te absurd.

Ik betrap mezelf erop dat ik de ‘menselijke resten’ uit de nieuwsberichten niet meer goed aan het begrip ‘mens’ kan koppelen. Het lukt me niet. Eerst werd ik gekweld door de gedachte aan mijn halfzus en haar gezin, onteerd op een Oekraïens slagveld, maar nu is dat anders. Ongeveer 220 lichamen zijn geborgen. Dat betekent dat er op dat veld nog zo’n 80 mensen of delen daarvan moeten liggen. Sommigen zijn natuurlijk verbrand, ‘maar botten vind je altijd’, aldus de forensisch expert van het duo rechercheurs dat aan onze familie is toegewezen. Botten vind je altijd. Vooral in een bot als het dijbeen bevindt zich veel merg en dus leent een dergelijk exemplaar zich goed voor het identificatieproces.

Dat proces is nu anderhalve week onderweg. Er zijn volgens de kranten twee mensen geïdentificeerd, hoewel Maleisische bronnen melding maken van meerdere geïdentificeerde Maleisische slachtoffers. Hoe dan ook, het is een traag proces. Op zich zegt dat al genoeg over de staat waarin de lichamen verkeren.

Niet over nadenken.

Het leven gaat, voor ons in ieder geval, wel gewoon door. Schrap ‘gewoon’. Het gaat door, maar alles is anders. Het doorgaan van een menselijk leven gaat hoe dan ook gepaard met gedachtes en gevoelens. Die zijn er dus en die moeten een plek krijgen.

Een andere dooddoener is dat tijd alle wonden heelt. Waarbij wel zal gelden: hoe groter de wond, hoe meer tijd. Een wond kan helen, maar het litteken blijft zichtbaar. Vijftien jaar geleden had ik een scooterongeluk. De littekens die dat me opleverde, kunnen af en toe nog flink jeuken. Gelukkig heb ik dan de mogelijkheid om te krabben. Dat zal bij deze wonden lastiger blijken te zijn.

Houvast

Het is nu woensdag, bijna twee weken na de ramp, en de carrousel draait door. Er zijn ook weinig aanwijzingen om te denken dat deze binnenkort zal stoppen met draaien. Ongeveer 200 lichamen zijn vorige week naar Nederland gebracht en hier met indrukwekkend ceremonieel ontvangen. Ik las ergens dat daarmee de ontering van de lijken op de rampplek enigszins is hersteld. Ik vind het moeilijk om dat zo te beschouwen. Alles aan de ramp is van zo’n onmetelijke, niet te overziene proportie dat het een nogal zotte aangelegenheid lijkt om zaken tegen elkaar weg te strepen. Wat er de afgelopen 12 dagen is gebeurd is onvergelijkbaar. De (emotionele) nasleep ook.

Dat laat onverlet dat de dag van nationale rouw diepe indruk heeft gemaakt. Toen de dag op dinsdagavond werd afgekondigd wist ik niet goed wat te verwachten. Zijn de winkels dicht? Heb je vrij van werk? Het concept van nationale rouw kennen we vooral van het buitenland. Zo werden vorige week in Frankrijk drie dagen van nationale rouw afgekondigd naar aanleiding van de vliegtuigcrash in Mali. In Brazilië gebeurde dat in 1994 om het verongelukken van Ayrton Senna, een sportheld en maatschappelijk icoon. Zouden wij dat ook hebben gedaan als Cruijff op de top van zijn kunnen was ineengestort op een voetbalveld?

Waarschijnlijk niet. Dit was immers pas de tweede keer in onze geschiedenis dat we nationaal rouwden. De eerste keer deden we dat na het overlijden van koningin Wilhelmina in 1962. Nu, 52 jaar later, om het verlies van (inmiddels) 195 landgenoten bij een vliegramp boven een Oekraïense brandhaard. Vanuit Oekraïens perspectief dan. De separatisten zullen immers beweren dat de tragedie boven Russisch grondgebied heeft plaatsgevonden.

Bij ons geen drie dagen van collectief verdriet, maar één dag waarop de vlaggen halfstok hingen, de muziek in winkels uitstond en er door het hele land herdenkingsbijeenkomsten plaatsvonden. We rouwden op Nederlandse wijze: ingetogen en sober. Het medeleven op nationale schaal was indrukwekkend. De ceremonie op het vliegveld van Eindhoven met gechoreografeerde kistendragers en de colonne lijkwagens ging door merg en been.

Na de dag van nationale rouw kwamen er nog drie keer twee vliegtuigen terug met menselijke resten. En drie keer was er hetzelfde ceremonieel. De terugkomst van de lichamen betekende eveneens de start van het identificatieproces. Voor de nabestaanden is het nu afwachten, in de wetenschap dat dat wachten wellicht nooit ‘beloond’ zal worden. Misschien komen de familierechercheurs volgende week met nieuws dat één of meer leden van het gezin geïdentificeerd zijn. Voor hetzelfde geld gebeurt dat niet en horen we rond kerst dat ze er niet tussen zitten. Ook dan zal er een afscheidsceremonie plaatsvinden, maar op welke manier dat zal gebeuren en hoe die zal bijdragen aan de verwerking is nu moeilijk in te schatten.

Er zijn dus nog veel vragen. In de hoop op antwoorden volgen we nauwgezet het nieuws. Zullen de onderzoeksteams binnenkort en veilig de rampplek kunnen bezoeken? Komen de daar achtergebleven menselijke resten nog terug? Leren we meer over de precieze toedracht van de ramp? Op deze manier blijf je zoeken naar houvast in een uitzichtloze situatie. Je bekijkt ieder nieuwsbulletin in de hoop dat je informatie krijgt waarmee je verder kunt. Dat er schot zit in de zaak. Dat je meer te weten komt over hoe dit heeft kunnen gebeuren. Over de nasleep ervan. Maar uiteindelijk blijft je achter met je verdriet omdat ze weg zijn en nooit meer terugkomen. Dat is pure ellende zonder mogelijkheid op een betere uitkomst.

De vraag die mij de afgelopen dagen het meest bezighoudt, is hoe het mogelijk is dat we in een wereld leven waarin je enerzijds vervuld van vreugde in de waterige oogjes van een pasgeboren kind kan kijken en hoe anderzijds een heel gezin, samen met honderden anderen, op onverbiddelijke wijze uit het leven kan worden gerukt. Hoe relaties, opgebouwd over lengte van decennia, binnen een fractie van een seconde kunnen worden gereduceerd tot een herinnering. Dat wij deel uitmaken van een realiteit waarin dát tot de mogelijkheden behoort, is iets waar ik niet bij kan. Dat is wat het ‘niet te bevatten’ maakt. Desondanks is het wel gebeurd. Te moeten leven met die wetenschap is ongekend wreed.

Nabestaan

Het is nu zondag. Drie dagen geleden belde mijn zusje mij op in Spanje. ‘Er is iets heel ergs gebeurd,’ bracht ze tussen de tranen door uit. Ik probeerde in mijn hoofd heel snel alle erge dingen na te gaan die er mogelijk gebeurd zouden kunnen zijn, maar wat ze me vervolgens vertelde kwam in die mentale checklist niet voorbij. Bij lange na niet.

Onze halfzus, haar man en twee kinderen zaten in een vliegtuig. Het vliegtuig was gecrasht. ‘Zijn er overlevenden?’ vroeg ik na het uitbrengen van de eerste kreten van ongeloof. ‘Nee, iedereen is dood.’

Meer kreten, meer ongeloof. Heel snel ook heel veel verdriet. ‘Dit zijn telefoontjes die mensen alleen in films krijgen,’ dacht ik. En als het niet in films gebeurt, zijn het altijd andere mensen. Mensen die je niet kent, maar met wie je dan, zo goed als dat gaat, meeleeft.Maar het was helaas geen film. Ook niet toen ze me vertelde dat het vliegtuig niet zomaar was neergestort, maar uit de lucht was geknald met een raket.

Een raket. Afgevuurd door ofwel pro-Russische separatisten, dan wel anti-separatistische Oekraïners, groeperingen die momenteel vooral uitblinken in het beschuldigen van de ander. Op tekenen van mededogen of menselijkheid heb ik ze helaas nog niet kunnen betrappen.

Datzelfde geldt voor eindverantwoordelijke Vladimir Poetin, de stille sponsor van een groep rebellen die inmiddels volledig aan zijn controle lijkt te zijn ontsnapt. Ook al heeft de premisse veel weg van een eind jaren ’80 actiefilm, waarin de Russen nog de bad guys waren, is het dat dus niet. Het is ook geen nachtmerrie, hoewel het daar op veel criteria aan voldoet (zweten, huilen, trillen van angst), want ik ben al de hele tijd wakker. Mijn halfzus en haar gezin zijn terecht gekomen in een tragedie met politieke consequenties op wereldschaal. Onbedoeld natuurlijk, want wie wil dat nou.

De Poetins, Obama’s en Merkels van de wereld handelen uit onze naam en doen dat op de voorpagina’s van onze kranten. Esther, Sergio, Elsemiek en Julian wilden gewoon op vakantie. Drie weken rondtrekken door Maleisië. Gekke beesten en imposante tempels bekijken. Puffen van de hitte, zich verwonderen over plaatselijke eetgewoontes, stilstaan bij de armoede en respect hebben voor de cultuur. Dat is ze helaas niet gegund.

De hoeveelheid nieuwsberichten uit verschillende bronnen maakt het moeilijk te weten wat we moeten geloven. Volgens Oekraïense berichtgeving zijn de lijken door de separatisten verplaatst naar koelwagons en op een trein gezet, met alle gruwelijke associaties van dien. Op de website van Russia Today is te lezen hoe de ‘World mourns MH17 crash victims as body recovery continues’. Bijgaand een foto van bloemen en knuffels, daar zogenaamd neergelegd door de rouwende plaatselijke bevolking.

De website vermeldt verder dat er vanuit Rusland al meermaals om hulp vanuit het Westen is gevraagd om onderzoek te doen en de lichamen te bergen, maar dat deze verzoeken niet zijn gehonoreerd. Andere beelden tonen hoe dronken mannen met monddoeken en bomberjacks en mitrailleurs over de rampplek banjeren, wrakstukken, bezittingen en ledematen daarbij niet ontziend. Ondertussen schijnt OVSE-medewerkers de toegang tot de rampplek te zijn ontzegd en zijn ze middels een pistoolschot gemaand rechtsomkeert te maken.

Wie is schuldig? Wat zijn de repercussies? Ik kan in ieder geval voor mijn familie spreken als ik zeg dat dat ons al niet eens meer uitmaakt. Wij willen gewoon dat dit ophoudt. Dat de lichamen, of wat daar van over is, terugkomen, zodat we afscheid kunnen nemen. Van enige genoegdoening door middel van militair of ander ingrijpen zal nooit sprake zijn.

De ochtend na het telefoontje van mijn zusje zat ik op het terras, starend naar een palmboom, in een poging iets te bevatten van wat er was gebeurd. Na enkele minuten kwam de zon op. ‘Voor mij wel,’ dacht ik toen. Nu, drie dagen later, is er van enige bevatting nog nauwelijks sprake. Het is verleidelijk om in een situatie als deze het bestaan van wat voor God dan ook te ontkennen. Er is geen lot, geen doel, geen reden. Veel mensen willen graag geloven van wel, omdat we het idee van Niets niet aankunnen. Daarvoor voelen we te veel, zijn we te bewust. Er moet Iets zijn, want waarom gebeuren dingen anders? Wat is dan het nut?

Op dit moment kan ik niet anders dan geloven in de complete willekeur. Dingen gebeuren gewoon. Ze hadden op een vlucht eerder kunnen zitten. Een vlucht later. Op een andere dag, naar een ander land. En zo zijn er ontelbaar permutaties van een situatie die elk geloof te boven gaat. Dingen gebeuren gewoon. Zonder reden. De nabestaanden huilen, maar de wereld draait door. Op de stand van zaken in de natuur heeft het geen enkel effect. Nabestaan, dat is wat we doen. Ik zie de zon opkomen en besta na zij die niet meer bestaan.

In Den Haag staat een huis vol spullen die zij nooit meer zullen gebruiken. Zulke huizen staan door heel Nederland. De kinderen verschijnen na de zomervakantie niet meer op school. De vader begint niet aan die nieuwe baan. Een heel gezin, met al haar dynamiek, is weggevaagd. En met hen 294 anderen.

Wij zijn nabestaanden van de willekeur. Onbegrijpelijke willekeur van de allerhoogste plank.

Lees het artikel op  de website van de Volkskrant