Litteken

Jajaja, ik weet het, het leven gaat door en meer van dat soort dooddoeners. Het leven gaat door, maar hoe? De natuur gaat stoïcijns haar gang, alsof er niets is gebeurd, maar dat is voor mensen, hoeveel we ook deel uit denken te maken van die natuur, een stuk ingewikkelder. Denken, voelen, nadenken over gevoelens: het compliceert alles. Als er dan zoiets gebeurt, als wat er is gebeurd, het on(be)denkbare, wat doe je dan met die gedachtes? Laat je jezelf ronduit voelen, of is het misschien beter om het een en ander te blokkeren? De gedachte over een uitspraak als: ‘Wat de forensisch experts zien, is met geen pen te beschrijven,’ gedaan door de leider van het forensisch team bijvoorbeeld. Wat moet je met de gedachtes over zo’n uitspraak?

Moet je je dan gaan bedenken wat hij daarmee bedoelt? Moet je jezelf proberen voor te stellen wat er door de impact van een raket met een lichaam gebeurt, terwijl het met 900 kilometer per uur op 10 kilometer hoogte door de lucht vliegt? Een klap zo groot dat hij er tezamen met het wegvallen van de cabinedruk voor zorgt dat de kleding van je lichaam wordt gerukt. Moet je je bedenken hoe dat lichaam tien kilometer naar de aarde valt en te pletter stort? Hoe het vervolgens dagenlang in tropische temperaturen ligt en ’s nachts als voedsel dient voor plaatselijke roofdieren? Moet je je al deze dingen bedenken in een poging te begrijpen wat de forensisch experts aantreffen op hun werktafel, of kun je deze gedachtes en de daarmee gepaard gaande gevoelens beter onderdrukken? Heb je daarin überhaupt een keuze?

Nee. Tenminste, niet altijd. Je bedenkt het je hoe dan ook, maar de frequentie en heftigheid waarmee je dat doet is te reguleren. In dat opzicht scheelt het ergens wel dat de ramp van onbevattelijke omvang is. Ons mensenbrein is te beperkt om volledig te kunnen begrijpen wat er nu precies is gebeurd. Het is te erg, te groot en te absurd.

Ik betrap mezelf erop dat ik de ‘menselijke resten’ uit de nieuwsberichten niet meer goed aan het begrip ‘mens’ kan koppelen. Het lukt me niet. Eerst werd ik gekweld door de gedachte aan mijn halfzus en haar gezin, onteerd op een Oekraïens slagveld, maar nu is dat anders. Ongeveer 220 lichamen zijn geborgen. Dat betekent dat er op dat veld nog zo’n 80 mensen of delen daarvan moeten liggen. Sommigen zijn natuurlijk verbrand, ‘maar botten vind je altijd’, aldus de forensisch expert van het duo rechercheurs dat aan onze familie is toegewezen. Botten vind je altijd. Vooral in een bot als het dijbeen bevindt zich veel merg en dus leent een dergelijk exemplaar zich goed voor het identificatieproces.

Dat proces is nu anderhalve week onderweg. Er zijn volgens de kranten twee mensen geïdentificeerd, hoewel Maleisische bronnen melding maken van meerdere geïdentificeerde Maleisische slachtoffers. Hoe dan ook, het is een traag proces. Op zich zegt dat al genoeg over de staat waarin de lichamen verkeren.

Niet over nadenken.

Het leven gaat, voor ons in ieder geval, wel gewoon door. Schrap ‘gewoon’. Het gaat door, maar alles is anders. Het doorgaan van een menselijk leven gaat hoe dan ook gepaard met gedachtes en gevoelens. Die zijn er dus en die moeten een plek krijgen.

Een andere dooddoener is dat tijd alle wonden heelt. Waarbij wel zal gelden: hoe groter de wond, hoe meer tijd. Een wond kan helen, maar het litteken blijft zichtbaar. Vijftien jaar geleden had ik een scooterongeluk. De littekens die dat me opleverde, kunnen af en toe nog flink jeuken. Gelukkig heb ik dan de mogelijkheid om te krabben. Dat zal bij deze wonden lastiger blijken te zijn.