Football Is Fun!

Dus iedereen heeft het nu over de FIFA. Weer. Al jaren weet men wat nu door nota bene de FBI is bewezen: de grootste sportbond ter wereld is zo corrupt als een Armstrong. Misschien is dat wel de reden dat de FBI dit onderzoek heeft uitgevoerd. Eén van hun grootste sporthelden is te pletter geslagen, dan kan de rest van de wereld en haar ‘beautiful game’ natuurlijk niet achterblijven.

Maar ik dwaal af, nu al. Het is me ook wat. Enerzijds was het nieuws van de inval bij het hoofdkantoor van de FIFA in Zürich en de arrestaties schokkend, anderzijds was het aanzet tot een collectief geslaakte ‘hèhè’-zucht. Iets wat al veel eerder had kunnen en moeten gebeuren. Dit onderzoek naar steekpenningen en andersoortige omkoperij voert terug tot 1991. Het WK van 2010 in Zuid-Afrika blijkt voor vele miljoenen gekocht (terwijl de voor het toernooi gebouwde stadions nu leeg staan en het volk in de sloppenwijken gestaag doorsterft) en de leiders van meerdere nationale en continentale voetbalbonden hebben de zakken ontspannen gevuld in ruil voor steun aan Blatter en de aanleg van voetbalveldjes in hun ontwikkelingslanden.

Want dat moet toch wel? Het moet toch wel dat Sepp hiervan weet? Hij wordt toch juist gesteund door al die armzalige dreumesen, wiens stemmen bij de verkiezingen vandaag even zwaar tellen als die van grootse voetbalnaties als Duitsland, Engeland en jawel, Wij?

Hij doet alsof zijn neus bloedt. Nee, sterker, hij veroordeelt de misstanden, zegt in interviews dat er in elke bedrijfstak rotte appels zitten – dus ook in het voetbal – en dat we hem de komende jaren moeten volgen in zijn kruistochten tegen de vervuilers van de beautiful game. Want dat is het; een beautiful game. En deze mensen, dit verdorven tuig, geeft de sport en de organisatie een slechte naam en verpest het voor de rest. Laten we Sepp, onze leider, de man van 11 seconden stilte voor Mandela, de komende vier jaar volgen tijdens zijn grootse schoomaak.

Wat?

Het is, bij gebrek aan treffender woorden, belachelijk en onbegrijpelijk dat dit kan. In een tijd waar via internet revoluties zijn ontketend in Egypte en Turkije. Een tijd waarin alles op straat ligt en niemand ‘ermee wegkomt’. Een tijd van schijnbare transparantie, die kennelijk ondoorzichtiger is dan men denkt en oplichters en con-men vooral dwingt nieuwe, creatieve manieren te bedenken om ons in de maling te nemen.

Sepp is natuurlijk veel te oud om de baas te zijn, maar megalomanie en zelfreflectie gaan helaas niet goed samen. Hij heeft de steun van minder bedeelde landen, omdat hij ze bedeelt en weet zijn positie op die manier te behouden. De FIFA is veel te groot, hoorde ik Frits Barend zeggen bij Pauw. Jan Mulder en advocaat Marjan Olfers waren het knikkend met hem eens. Iedereen in de studio eigenlijk. Ik thuis ook. Maar ze voegden eraan toe dat het niet zou veranderen. Dat zo’n groot monster ontembaar en onverbeterlijk is. De machtsstructuren en handelingspatronen zijn te complex, te diep ingesleten en te verrot.

Daarom stel ik voor een nieuwe voetbalbond op te richten. Hij heet… FISF! Dat staat voor Football Is Fun! Inderdaad, met uitroepteken. Het slaat sowieso nergens op dat FIFA een afkorting is voor iets Frans – niemand spreekt dat – dus we gaan lekker Engels met als boodschap en basis dat voetbal LEUK is. Het is immers een spel. Alle landen die zich hierbij willen aansluiten hoeven alleen maar een keer uit volle borst ‘FOOTBALL IS FUN’ te roepen en dan is het geregeld. Ik word niet de baas, want dat ambieer ik niet, maar ik ken nog wel iemand (Michael van Praag zet je telefoon eens aan).

Het FIFA-congres is onderweg. Sepp wordt geflankeerd door twee vrouwen. ‘Slechts twee’, benadrukt hij. Als hij ze wil voorstellen aan het toehorend publiek weet hij de achternaam van één van hen niet meer.

Herhaal mij, Sepp: FOOTBALL IS FUN! Het is de hoogste tijd.

20 jaar geleden

In films en ook in het echt zag ik vroeger weleens mensen die elkaar tegenkwamen en dan zeiden ‘Ik heb je al 10 jaar niet gezien!’ of: ‘Hoe lang is het geleden? 15, 20 jaar?’ Ik dacht dan altijd ‘Wow, dat is lang, hoe kun je iemand nou zo lang niet gezien hebben?’ Het was toen voor mij moeilijk voorstelbaar, omdat ik zelf pas begon te puberen en ik mensen dan vanaf mijn baby-zijn of daarvoor voor het laatst gezien zou moeten hebben, iets waarvan ik me vermoedelijk niet bewust was geweest.

Tegenwoordig gebeurt het weleens dat ik iemand tegenkom die ik echt al járen niet heb gezien, maar dat besef van het verstrijken van de tijd heb ik vooral met de herinnering aan gebeurtenissen of periodes uit het verleden. Laatst met die eclips bijvoorbeeld, bedacht ik me dat de laatste (voor ons zichtbare) zonsverduistering in 1999 was. Toen was ik 16. Ook met films en platen heb ik het nu vaak. Terminator 2 is 24 jaar oud. Judgment Day, wat ze in die film proberen te voorkomen, zou bijna 18 jaar geleden plaats moeten hebben gevonden (phew). Radioheads Kid A veranderde mijn hele kijk op en begrip van de mogelijkheden van muziek en die plaat is inmiddels 15 jaar oud (en daarmee niet minder tijdloos). Fight Club deed dat voor mijn visie op film en is 16 jaar oud. De eerste jaren van mijn leven was mijn zusje er nog niet en die is nu 29 jaar oud, dus wat ik probeer te zeggen is dat ik zelf steeds ouder wordt en dingen dus steeds langer geleden zijn gebeurd en dat dat eigenlijk heel normaal is en dat ik nostalgisch ben aangelegd.

Die nostalgie viert momenteel hoogtij, want morgen is het 20 jaar geleden dat Ajax de Champions League won. Ik was toen 12 en heb het allemaal heel bewust meegemaakt. De matige eerste helft van de finale waarin Milan sterker was, de ommekeer in de tweede helft, het op het puntje van de bank zitten, het nagelbijten, de zinderende spanning en toen het puntertje van Kluivert. Ook de deconstructie van Bayern München in de return van de halve finale en die van bekerhouder Milan in de groepsfase staan me nog helder bij. Ajax was toen de sterkste en best voetballende club van de wereld – met afstand – en het succes verstevigde de fundamenten van mijn supporterschap zodanig dat ik er nog steeds geen afstand van kan nemen, hoe tergend het voetbal sindsdien ook vaak is geweest.

Die jaargang van de Champions League is niet mijn eerste heldere voetbalherinnering. Van ’88 weet ik niets, maar de tranen van Maradonna na de finale van het WK 1990 zie ik nog helder voor de geest. Ook de gemiste penalty van Van Basten op het EK van ’92 herinner ik me (helaas) nog goed, alsmede de vrije trap van Branco die ons in ’94 uit Amerika knalde. Ook toen waren we beter, zoals wel vaker, maar ook toen wonnen we het toernooi niet. Ajax deed dat wel en dat was misschien nog wel knapper dan eventueel succes met de nationale ploeg was geweest. Het voetbal in de Champions League is van het hoogste niveau. WK’s en EK’s zijn leuker, maar de kwaliteit van het voetbal wordt bij landenteams nogal eens verbloemd door de nationaal gevoelde spanning.

Ajax was dus de beste. Ik hoef mijn ogen niet eens te sluiten om me voor te stellen hoe dat ging. Overmars speelt de bal vanaf links naar Davids. Deze tikt breed naar de opkomende Rijkaard. Rijkaard ziet Kluivert op de rand zestien en speelt hem in. Kluivert neemt de bal mee met links en gooit zijn lichaam ertussen. De inslidende Baresi krijgt er nog een teen tegenaan, maar het is niet genoeg om Kluivert ervan te weerhouden de bal met zijn linkerpunt in de rechterhoek te prikken, langs de uitgestrekte armen van kansloze keeper Rossi. 1-0.

In ongeloof sprong ik op van de bank en rende ik door de huiskamer. Ik maakte een sliding over de tegels van de keukenvloer, knielde voor de tv neer voor de herhaling want was dit wel echt gebeurd? Ja, dat was het, in de 86ste minuut nog wel. Extase. Maar ook nog zoveel meer spanning in die slotminuten. Nog een halve kans voor Milan, nog een hele voor Blind en toen het fluitsignaal. Feest. Onvoorstelbare vreugde. Juichend sprong ik in de armen van mijn vader. Ik gaf hem een high-five en zag mijn moeder met een grote lach uit de keuken komen. ‘En de beker is voor Remcoooooo!’ riep ze terwijl ze me een Ajax-mok in de handen drukte. Beter dan dit werd het niet en beter zou het ook niet meer worden. Het jaar erop verloor Ajax de finale van een gedrogeerd Juventus. Het jaar daarna gebeurde dat een ronde daarvoor. De talenten en sterren van Ajax werden verkocht, de machtsverhoudingen in het Europese voetbal veranderden en de succesvolle periode kwam ten eind. Voor iemand die in die gloriejaren fan werd van de club heeft alles daarna aangevoeld als een neerwaartse spiraal. In 2004 was er nog de kwartfinale, weer tegen Milan (was Ajax ook beter) en de afgelopen vier jaar werden ‘we’ kampioen, maar niets kan tippen aan de triomftocht van toen.

Gisteren zat ik in het kantoor van mijn werk en liep Frank Rijkaard voorbij. De grijze haren hebben zijn zwarte haardos inmiddels massaal geïnfiltreerd, maar aan charisma heeft hij niets ingeboet. Hij was in dat jonge team de man van internationale successen en ervaring, het cement tussen de verse bakstenen. Tegen hem keek het ongepolijste talent op. Ik zag hem lopen, met zijn jonge zoontje staand in de buggy. Ik zwaaide naar Frank, maar hij zag me niet, zijn zoontje wel. Ik twijfelde een moment of ik naar buiten zou rennen, hem in zou halen en zou zeggen ‘Bedankt Frank. Bedankt dat jullie dat toen hebben geflikt, tegen alle wetten van het topvoetbal in, en dat je mij en zoveel anderen die herinnering hebt bezorgd. Bedankt dat je het cement was.’ Maar ik bleef zitten. ‘Hij zit daar helemaal niet op te wachten,’ dacht ik. Onterecht. Hij zit er misschien niet op te wachten, maar zou het wel leuk vinden om te horen. Ook hij zal er vast wel mee bezig zijn nu, 20 jaar na dato. Zelfs Frank Rijkaard is weleens nostalgisch, toch?

Gelukkig loopt hij wel vaker door of in de buurt van het Vondelpark. Volgende keer dat ik hem zie, zeg ik het alsnog.

Een prachtige lentedag

Gisteren zat ik met wat vriendjes in het Vondelpark. Het was een prachtige lentedag en het park zat vol mensen die zich wellustig lieten onderdompelen in de weldadig schijnende zon. Het was zo’n dag waarop je voelt dat men ernaar heeft gesmacht. De herfst en winter waren zeker niet streng, maar wel lang en vaak heel donker, zoals het die seizoenen betaamt. De eerste, echt warme dag doet na die langgerekte duisternis de Hollandsche mens massaal naar buiten trekken. In de stad parkeert men de kont dan dikwijls in een park, waar het gras groen is en de bomen in bloei staan. Het gekwaak van een vrolijke meerkoet of enthousiaste eend vervult het ontspruitende lentehart van een gevoel dat zo typerend is voor deze tijd van het jaar: blijdschap. Blijdschap omdat je leefwereld op dat moment wordt veroneindigvoudigd. In de winter is het aantal dingen dat je kunt doen beperkt tot ‘binnen’ en ‘buiten met veel kleren’. In de warme dagen van de lente en zomer kun je overal heen, kun je overal gaan zitten en liggen en eten en vrijen en verkeer je dus regelmatig in een habitat die natuurlijker aanvoelt dan je ’s winters in je verwarmde blokkendoos beseft.

Volledig in strijd met deze bijna poëtische herontdekking van de pracht van buiten is de onachtzaamheid waarmee de bevrijde mens haar behandelt. Het lijkt wel alsof men niet begrijpt dat deze ‘buitenkant’ in principe de plek is waar we ooit vandaan kwamen. Alsof we al zo lang binnen zitten, dat deze ‘natuurlijke’ omgeving ‘onnatuurlijk’ aanvoelt en we haar dus natuurlijker proberen te maken door onze fabricages er op willekeurige plekken neer te gooien en achter te laten, ons territorium afbakenend met hoopjes plastic en glas.

Dit onbegrip moet in dit geval misschien niet geduid worden als een ‘niet begrijpen of beseffen van de aard van de situatie’, maar als een gebrek aan waardering en respect voor de omgeving. Als een minachting voor de natuur en de medemens. Als een compleet ontberen van fatsoen en verstand.

In een filmpje van AT5, waarin de vuilnisravage van een lentedag in beeld werd gebracht, was te zien en horen hoe een groepje jongeren klaagde over de ‘te volle vuilnisbakken’. Hoe ze het dus niet weg ‘konden’ gooien. Hoe het de schuld van de gemeente is, die nalaat preventieve maatregelen te nemen, omdat van de mens kennelijk niet verwacht kan worden dat deze verantwoordelijkheid neemt voor eigen handelen.

Toen mijn vriendjes en ik het koud kregen, stopte ik alle lege flesjes en dopjes en verpakkingen in een tas en gooide ik die in een halflege container. Schuimbekkend fietste ik vervolgens door het park, scheldend en vloekend op het gewetenloze tuig dat in een halve middag het park had omgevormd tot een vuilnisbelt. Het was een fietsrit die schrijnend zichtbaar maakte hoe de mensheid het collectief laat afweten. Dit was juist niet alleen ‘tuig’ of ‘provincialen’, zoals iemand de vervuilers in een reactie onder het AT5-filmpje omschreef, maar ‘iedereen’. Zelfs ik, die mijn troep netjes had opgeruimd, voelde me schuldig. Medeplichtig aan de verwoesting van een plek die ons de gelegenheid had geboden zo te genieten van het ontluikende leven waar de lente patent op heeft.

Eerst wilde ik eigenhandig alle vervuilers in elkaar beuken, maar het waren er zoveel dat ik vuisten tekortkwam. Toen wilde ik al het vuilnis eigenhandig gaan opruimen, maar het was zoveel dat ik handen tekortkwam. Doorfietsend maakte de agressie plaats voor een soort droefheid. Het gevoel van eerder die dag, opgewekt door de zonneschijn, dat gevoel van nieuwe dingen en nieuwe mogelijkheden dat de lente met zich meebrengt, was vervangen door cynisme en wanhoop over de staat van onze soort. Wat de schemeravond van woensdag 15 april 2015 in het Vondelpark liet zien was niet een afgezonderd incident of een eenmalige uitspatting van nalatigheid, maar illustratief voor een geërodeerd moreel besef, een destructief proces dat in alle lagen van de bevolking plaatsvindt en onomkeerbaar lijkt.

Misschien vinden sommigen dat ik overdrijf, maar die waren er dan niet bij gisteren, op die prachtige lentedag in het Vondelpark.

Brood nodig

Vanuit verschillende hoeken heb ik inmiddels vernomen dat brood slecht voor je is. Granen worden omgezet in glucose en dat is eigenlijk gewoon suiker en dat resulteert in ophopend vet en stervende hersencellen. Ik vind het zo jammer, terwijl ik niet eens zeker weet of het waar is. Veel mensen zeggen het en schrijven erover, maar dat deden heel veel andere mensen eerst ook over allerlei ander eten waarvan je haaruitval en hartaanvallen zou krijgen. Bleek later toch niet zo te zijn. Vet is gewoon goed voor je. We hebben vet nodig. Vooral koolhydraten zijn de boosdoeners. Zolang we niet meer met speren door de jungle achter wilde zwijnen aan rennen, kunnen we met minder toe. Kan ik dan echt functioneren zonder die dingen? Kan ik dan lopen en staan en springen? Sporten? Ik geloof er geen reet van, hoewel het misschien wel zo is.

Wat ik jammer vind, is dat ik nu niet echt meer kan genieten van brood. Ik vind het namelijk heerlijk. Tijdens mijn studietijd had ik veel tijd over en heb ik de bakkers van Amsterdam in kaart gebracht. Weinig zaken zijn zo belangrijk als een goede bakker. Toen ik in 2004 naar Amsterdam verhuisde, kwam ik te wonen in Bos en Lommer. Daar zat op 200 meter lopen van ons huis, aan de Bos en Lommerweg, een bakker in een vrijstaand huisje. Een soort bakkerschalet met de naam Warme Bakker v.d. Heijden. Het brood daar was goed, maar vooral de saucijzenbroodjes waren niet te versmaden. De bakker zit daar nog steeds en de saucijzenbroodjes staan nog steeds op 1 in mijn all time saucijzenbroodjes top [enter willekeurig getal].

Enkele jaren later, toen ik daar niet langer woonde, maar was geüpgrade naar de/het Singel, werkte ik regelmatig in Slotermeer. Ook daar struinde ik in mijn pauzes de winkelstraten af op zoek naar een plek waar ik mijn broodbehoefte kon bevredigen. Er was in die contreien niet zoveel keus, dus belandde ik al snel bij Banketbakkerij van Bueren aan de Burgemeester de Vlugtlaan. Ik weet nog goed dat ik daar voor het eerst binnenliep en de saucijzenbroodjes zag liggen. De gelijkenis met de broodjes van v.d. Heijden bezorgde me tintelingen. En verdomd, ze smaakten hetzelfde ook. Sterker, het wáren dezelfde broodjes. Ik heb er verder nooit naar gevraagd, maar heb altijd het vermoeden gehouden dat deze twee op het oog niets met elkaar van doen hebbende bakkers onder één hoedje bakten. Dat ze dezelfde eigenaar hadden, ofwel v.d. Heijden, dan wel van Bueren, maar misschien wel heel iemand anders. Het was toen voor mij in ieder geval een hele troost dat ik in Amsterdam Nieuw-West, ver weg van huis, dezelfde saucijzenbroodjes kon eten als in mijn voormalige buurt, waar ik ook ver weg van huis was geweest, maar wel die heerlijke saucijzenbroodjes had.

In de buurt van de/het Singel zaten geen bakkers waar ik erg enthousiast van werd. Ik bevond me daar te midden van hoeren en tourist traps en stinkende snackbars met antiek frituurvet. Voor echt lekker brood moest ik dan de Jordaan in lopen. Op de hoek van de Prinsenstraat en de Keizersgracht zat en zit Bakkerij Lekker Brood en Zo…, met inderdaad een kleine –e van ‘en’ en een grote –Z van ‘Zo’ en drie puntjes. Op zich een prima bakker, beetje duur, want centrum (en zeker in vergelijking met de hiervoor besproken bakkerijen), maar voor mij en wat vrienden ook wel legendarisch omdat we daar na een excursie langs de lokale nachtcafé’s (’t Kalfje, P96) na een klop op het raam van het souterrain om 4 uur ’s nachts verse croissantjes en (jawel) saucijzenbroodjes konden kopen. Dat was echt fantastisch en ik denk er met enige weemoed aan terug.

Na de/het Singel verhuisde ik naar de Ferdinand Bolstraat. Ook daar in de buurt vond ik nooit een bakker die me kon bekoren. Op weg naar mijn werk haalde ik weleens wat bij Simon Meijssen, maar hoe lekker zijn brood en deegwaar ook is, de absurd hoge prijs (twee euro vijfentachtig voor een hamkaascroissantje say what?) belette me er echt van te genieten.

Na de Pijp ging ik naar hartje Jordaan. Daar zat schuin tegenover ons huis Bakker Bertram. Net als Simon Meijssen een keten met prima vreten, maar ook veel te duur. Na de Jordaan sjouwde ik alles weer terug naar de Pijp, waarbinnen ik toen nóg een keer verhuisde, maar nooit meer echt aan mijn gebakken gerief kwam. Misschien maakte het me ook minder uit en had ik minder tijd omdat ik niet meer studeerde (het laatste is niet waar).

Er zijn nog wel meer prima bakkers in Amsterdam, zoals Bakkerij Hans Egstorf op de hoek Spuistraat – Raamsteeg (bijzonder pand vooral) en Bakker Van Vessem in de Maasstraat, maar geen van hen heeft me doen tintelen.

Misschien is het dan wel nostalgie? Maar ik was in die tijd niet bijzonder gelukkig of met jaloersmakende dingen bezig. Misschien gaat nostalgie dan ook wel helemaal niet terug naar een beter of mooier vroeger, maar gewoon naar vroeger, toen er nog minder tijd voorbij was gegaan dan nu. Het is slechts het besef dat die tijd weg is en niet meer terugkomt en dat dat voortdurend zo doorgaat, hoewel de relatieve onbezorgdheid van toen wellicht wel als jaloersmakend kan worden beschouwd.

Maar daar ging het niet over. Het ging erover dat brood zogenaamd slecht voor je is. Melk ook trouwens. Ik heb allemaal vrienden die het niet meer eten respectievelijk drinken. Ze zeggen dat ze zich goed voelen. Dat ze overtollig vet kwijt zijn, terwijl ze verder alles doen wat God verboden heeft. Als ik hen zo hoor, denk ik dat ik het misschien ook maar moet opgeven, ook al kan ik me werkelijk niet voorstellen hoe. Ik vind het zo lekker. Een vers gebakken brood, van een goede bakker… Het knapperige korstje, de zachte, vezelrijke binnenkant… Het kapje, verdomme man, het kapje. Ik ben zo gek op kapjes. Van goed brood hè, dat wel.

‘Remco is gek op saucijzenbroodjes. Wil Remco wat eten? Geef hem een saucijzenbroodje. Remco is saucijzenbroodjesverslaafd.’

Klopt. Altijd geweest. En nu verlang ik terug naar die tijd, waarin Bakkerij v.d. Heijden bij me om de hoek zat en ik het brandende verlangen direct kon stillen met zijn gebakken lekkernij.

Lekker delen

Het is toch heerlijk hè? Dat we tegenwoordig allemaal zo met elkaar in contact staan? Als ik nu iets vind van iets of iemand of iets anders dan kan ik gewoon online gaan (hoewel dat al niet eens meer echt een handeling is, want ik ben het gewoon ALTIJD) en die mening de wereld in slingeren. Ik kan eigenlijk te pas en te onpas en te allen tijde aan iedereen laten weten wat ik vind. Gewoon, van dingen. Ja behalve in Afrika en afgelegen gebieden zoals de poolkappen. Daar is geen internet en daar(door) ken ik (daar) toch niemand, dus dat maakt niet uit. Zolang het er maar niet te koud of te heet is kan ik alles wat ik maar zeggen wil, zeggen.

Het is fantastisch. Het heeft mij gesterkt in het idee dat ik belangrijk ben. Dat ik het verdien om gehoord te worden en dat ik het verdien dat andere mensen stoppen met wat ze doen en naar me luisteren. Want dat zijn twee verschillende dingen. Het gehoord worden is meer van mij uit, dat wat ik zeg boeiend is. Maar dat men dan ook even stopt en de tijd neemt om er goed naar te luisteren, erover na te denken en er van te leren, dat is iets wat bij hen (jullie) ligt. Dat is júllie verantwoordelijkheid. Het is belangrijk dat je die neemt. Dát is mijns inziens (opletten) de hoeksteen en basis van de samenleving. Als we dat doen (luisteren), komt alles goed. Dat lijkt me niet iets waarover we hoeven te discussiëren.

Natuurlijk geldt het niet voor iedereen. Niet iedereen kan voortdurend boeiende dingen te melden hebben. Helaas denkt een grote groep online mensen onterecht van wel. Het kan ontzettend vermoeiend zijn om het relaas van een gefrustreerde huisvrouw over vandalisme te moeten lezen, of de ongenuanceerde mening van een twijfelstudent over onze verantwoordelijkheid naar minder bedeelde landen, zoals België of Cuba; ‘Schoenmaker hou je bij wat je leest’, denk ik dan. Het zijn niet voor niets eilanden.

Misschien moet ik dus een kanttekening plaatsen bij wat ik eerst zei, over de schoonheid van het delen. Ja, het is fijn dat het kan. Gedachtegoed waar eerst alleen mijn naaste familie en vriendenkring van kon genieten is nu voor een groter publiek toegankelijk. Maar tegelijkertijd geven dergelijke sociale platformen ook een stem aan lieden die het kaf niet van het graan kunnen scheiden. Mensen die zich niet goed hebben ingelezen, die vanuit hun onderbuik redeneren (paradox) en die pure emotionele tweespalt willen zaaien. Hoewel, of dat echt hun intentie is, betwijfel ik. Ze weten simpelweg niet beter. Het zou daarom goed zijn – en dit is waar ik eigenlijk al de hele tijd op aanstuur – als er een soort van opiniechecker zou komen op internet. Iemand die checkt wat iedereen wil zeggen en dan besluit of het slim genoeg is, of we er ECHT wat aan hebben.

De eerste vraag die daarbij rijst en ik bij deze ondervang, is natuurlijk ‘Hoe dan? Er zijn toch veel te veel mensen online?’ Klopt. Maar als er zoveel mensen online zijn, betekent het dus ook dat er heel veel mensen zijn an sich. Als al deze mensen, die online zijn, nou ook opinies zouden checken, dan lijkt het me behoorlijk te overzien allemaal. Zoals J.K. Rowling schreef: ‘We are only as strong as we are united, as weak as we are divided.’ Dit stond in The Goblet Of Fire. Dus laten we de krachten bundelen en zorgen dat er zinnige dingen worden gezegd in het digitale openbaar. Ik neem graag het voortouw en verwijs iedereen dan ook naar mijn mening. Deze zal zeer inspirerend en voorbeeldig blijken te zijn voor eenieder die besluit ergens iets van te vinden. Toegegeven, het zijn verwarrende tijden, maar laten we daarom met stijve schouders opstaan en verstandig zijn, asjeblieft. Juist nu!

‘If your actions inspire others to dream more, learn more, do more and become more, you are a leader.’

– John Quincy Adams

Pen 1 – 0 Zwaard

We zijn boos. Geschokt, verdrietig, maar vooral heel boos. Ik ook. Ben er echt een beetje ziek van. De kalashnikov als misselijkmakende cocktail van geweld. Ondertussen is het nacht geweest en opnieuw ochtend en zijn de cartoonisten en journalisten en de agent en de omstander al ruim een etmaal dood. Vier anderen vechten in een ziekenhuis voor hun leven. Maar net zoals tot nu elke dag gebeurde, is het weer ochtend.

Terwijl ik dit schrijf, kijk ik soms naar buiten. Het is eigenlijk een prachtig uitzicht over de gracht, dat ik hier zo voor me heb. Zelfs op een donkere dag als vandaag, wanneer de kraaien symbolisch boven de kale boomtakken cirkelen, is het mooi. Ik besef dat te weinig. Ik zou daar meer van doordrongen moeten zijn, want ja, het is weer ochtend, zoals het tot nu toe elke dag is geweest, maar dat kan dus ook zomaar ineens niet meer zo zijn. De slachtoffers van Charlie Hebdo beleefden gisteren ongewis hun laatste. Hun laatste rit in de overvolle metro naar de redactie. Hun laatste muffe stationscroissant. Hun laatste kantoorkoffie. Wisten ze niet. Ik ook niet. Niemand eigenlijk, behalve de in zwart gehulde mannen met hun tweedehands Russische schietwaar.

Toen het vorige week oud en nieuw was, had ik geen voornemens. Die heb ik me een paar jaar geleden voorgenomen niet meer te hebben, in een poging de teleurstelling over het verbreken ervan te voorkomen. Je zou dus kunnen zeggen dat het niet hebben van goede voornemens mijn enige goede voornemen is, jaar in jaar uit. Wel had ik een beetje hoop. Ik hoopte dat we een jaar tegemoet zouden gaan met iets minder tragiek en terreur. Aan het koesteren van die hoop zat weinig moedigs, vond ik. Veel kutter dan 2014 kon het immers allemaal niet worden. Maar we zijn een week onderweg en de eerste aflevering van reality-horror is al uitgezonden.

Marcel van Roosmalen schreef dat een voorval als dit roept om een mening en dat iedereen die mening roept, inclusief hijzelf. Arnon Grunberg sloeg de spijker op de kop door in zijn Voetnoot te waken voor verrechtsing. Wanneer wij door dit soort acties onze eigen vrijheden laten inperken zoals de Amerikanen dat na 9/11 deden, krijgen ‘ze’ hun zin. Een vriend van mij die nergens voor schrijft, vertelde me net dat de geëxecuteerde agent moslim was. Hij bestempelde het als ironie. Een andere vriend ging daar tegenin door te stellen dat moslims zelf het grootste slachtoffer zijn van dit soort acties, daar is niets ironisch aan.

Een voorval als dit roept inderdaad om een mening. Die heb ik ook, want ik ben heel erg kwaad. In die zin zijn ratio en gevoel onlosmakelijk met elkaar verbonden. De slagers van gisteren kunnen onze vrijheid niet verdragen, dus proberen ze haar te vernietigen. Wat ze niet beseffen, is dat wat ze doen averechts werkt. Frankrijk ging gisteren onbevreesd de straat op. Tekenaars van over de hele wereld slijpen de potloden, schrijvers dopen hun pen in gitzwarte inkt. Op internet vindt een aanval op het extremisme plaats middels een explosie van creatief verbaal en illustratief (als in: getekend) geweld. Het is protest aan de hand van kunst die mijn woede (deels) plaats doet maken voor bewondering en trots. Het is beschaafd, intelligent en getuigt van liefde voor een vrijheid die we, bezien in de context van gisteren en alle tragiek van vorig jaar, niet voor lief mogen nemen.

Ik kijk uit het raam. Het is grauw, koud en zwarte kraaien cirkelen boven kale bomen. Het is prachtig.

(T)rouw

Ja, het was een mooie club. Met mooie feestjes. Je zou ook van de mensen die er kwamen kunnen beweren dat ze mooi waren. Dat ze mooi zijn, maar dat ze dat vooral daar waren. Opgedoft en aangekleed voor het feest. Voor welk feest dan ook. Van dampende techno tot spetterende house, van vooruitstrevende electro tot dijentrillende disco; het was er allemaal. Zij waren er allemaal. Al die mensen die de werkweek van zich af dansten. Collectief, zwetend, joelend, tongend. Nieuwe contacten makend, oude contacten vergetend. Ja, het was een mooie club, in een voormalig krantgebouw. Een plek waar je ook lekker kon eten en waar ook aan andersoortig cultureel ondernemen werd gedaan.

En nu is hij dicht. Niet weg, maar wel dicht. En dat zullen we weten ook. De zwanenzang van Trouw werd uitgerekt over ettelijke maanden. Tijdens die maanden kreeg de club epische proporties. Het was geen uitgaan meer, maar een bedevaartsoord. Het sluiten van de deuren kreeg door alle aandacht in de (sociale) media zowat religieus-filosofische implicaties. Waar moeten al die mensen nu heen? Hoe vindt men, na het sluiten van een hemelse club op aarde, haar gerief in de stad die het minst slaapt van alle steden in Nederland? De Volkskrant wijdde er een 5-pagina’s tellend verhaal aan en op Facebook vindt nu al een paar dagen een groot collectief rouwproces plaats. Foto’s van de laatst gevierde feesten en linkjes naar de laatst gespeelde platen vullen elkaar in rap tempo op. Een meisje had zelfs een bos bloemen bij het Trouwgebouw gelegd nadat de muziek dan toch echt was gestopt.

Het was een mooie club. Maar het was wel gewoon dat: een club. ‘Waar moeten we nu heen?’ vraagt men zich wanhopig af. Kennelijk is er niks anders. Kennelijk was Trouw dé club, de enige club eigenlijk, en is het nu tijd om een nieuwe hobby te vinden. Maar niets is zo leuk als dansen. Lang dansen, tot diep in de nacht, dus heerst er een stemming van rouw. Iemand anders zei: ‘Het voelt een beetje alsof je relatie het uitmaakt’. Het waren voor mij vooral de bloemen waarvan ik een enorme jeukaanval kreeg.

Ja, ik ben ook regelmatig in Trouw geweest. En zoals ik al zei, was het een mooie club, met mooie feestjes en mooie mensen. En soms waren er minder mooie feestjes en minder mooie mensen. Soms was het zinnenprikkelend en zielsverheffend en soms wist de ingehuurde dj niet hoe hij moest mixen, maar wist men bij de kassa’s wel hoe je moest betalen. Soms was het een industriële rechthoek van auditieve erotica, en soms niet meer dan een veel te lange, smalle, hoge sfeer- en geestarme bak beton. Het was vooral een tijdelijke club, die maar vijf jaar heeft bestaan, maar waarvan de verdwijning nu een krater lijkt te slaan in de Nederlandse dansziel.

Ik gebruik zelden spreekwoorden, maar in het land der blinden is eenoog kennelijk dus echt koning. Het was een club. Die is nu dicht. De rest is hype, gecreëerd door een incestueus, Amsterdams dansestablishment dat zich gedraagt als een verzameling groupies.

‘Was jij erbij? Bij het laatste feest? Ik heb gedanst en gezweet en gejoeld en getongd untill the music stopped.’
‘Ik heb zo lang in de rij gestaan dat ik twee keer ongesteld werd.’
‘Ik had een kaartje en werd alsnog geweigerd omdat ik de achternaam van een Duitse dj was vergeten. En weet je wat het grappige was? Hij had helemaal geen achternaam. Hij was niet eens Duits! Haha…’

Straks, als er een nieuwe club is, met nieuwe mooie mensen, denkt niemand meer aan Trouw. Dan is Trouw Club 11, toen ook de vetste, mooiste, coolste, en nu niet meer dan een gesluierde herinnering.

Het was een club. Een mooie club met mooie mensen. Maar mooie clubgangers kunnen zich ook enorm aanstellen. Een beetje relativering kan, te midden van het doorlekkende sentiment, in dit geval geen kwaad.

In kleermakerszit naar de einder turen. Voor mannen

Er wordt weleens gezegd dat we veel moeten. Dat het onderhouden van relaties, werk, vriendschappen, hobby’s, passies, verlangens, best-of-lijstjes, koelkasten, magen en het bewateren van planten, het bekijken van series, het bezoeken van tentoonstellingen en het kopen van cadeautjes (zie onderhouden relaties) een grote tol van ons eist. Dat die tol soms te groot is en dat we hem niet kunnen betalen. Als amateuracrobaten en –clowns jongleren we ons een weg door het bestaan, tot we op een dag een bal laten vallen. Of twee ballen. Of allemaal. Wat merken we dan? Dat we geen Bassie en Adriaan zijn. Dat ons leven geen gedramatiseerd kinderkijkbuisavontuur is, dat we een grens hebben en we die kennelijk hebben overgeschreden.

Stress, burn-out, spanning, rug- en nekklachten, besluiteloosheid, twijfel, mislukte pasta’s; de gevolgen zijn nauwelijks te overzien. De wachtlijsten voor psychiatrische hulp groeien gestaag, daarop hebben de bezuinigingen in de zorg geen enkel effect. We zijn collectief van het padje af en kijken vergeefs op onze smartphone voor aanwijzingen. ‘Welke kant moet ik op? Verdomme Siri, geef antwoord!’

In plaats van op dat ding te kijken, neem ik tegenwoordig steeds vaker een beet uit een echte appel. Ook die heeft geen antwoorden, maar wel een voedende werking. Het is ook goed om dingen te doen. Hoelahoepen bijvoorbeeld, een activiteit waarbij een ritmische, gebalanceerde beweging noodzakelijk is om de zwaartekracht te weerstaan. Volgens gezondheidsnet.nl wordt er tegenwoordig superveel gehoelahoept, omdat het goed is voor de lijn. Het is ook goed voor andere dingen. De website heeft een lijstje gemaakt van de positieve effecten van hoepelen, waaronder versterking van buik-, rug-, been-, en bilspieren, verbetering van de rompstabiliteit en bevordering van de motoriek, doorbloeding en spijsvertering. Kortom, een feest voor lichaam en geest en eigenlijk zou iedereen het moeten doen.

Toch is het meer een vrouwending. Het artikel is door een vrouw geschreven en ook tijdens Festifall van A MAZE was het hoepelen voornamelijk een vrouwenaangelegenheid. De verhouding lag zo rond 8:2, in het voordeel van de vrouwen. Dat gold eigenlijk voor alle workshops die werden gegeven. Zowel de mindfulness- als yogasessies werden bijna geheel bemand door vrouwen en ook in de timemanagement-, vision boards-, Aim at Art- en fiosofieworkshops was het oestrogeenhormoon zwaar dominant.

Zijn mannen meer in balans dan vrouwen? Hebben ‘wij’ minder handvatten en hoepels nodig om ons te redden in deze highspeed draaimolen genaamd LEVEN 3.0? Of is bij ‘ons’ de twijfel net zo hevig, maar durven we deze niet uit te spreken omdat dat niet past in het beeld van wat een man zou moeten zijn, alle emancipatie ten spijt? Reflectie is ook eng. Het laat je kanten van jezelf zien die je meestal niet ziet en niet zelden liever ook niet zou willen zien.

In een poging tot een man-vrouwbalans te komen, stel ik daarom voor dat we het allemaal wat minder eng maken. Dus geen workshops waarbij je in kleermakerszit naar een punt in de horizon staart totdat je ego de omvang van een rozijn heeft, maar een sessie ‘BIER DRINKEN’, waarbij een hele groep mannen in een ruimte plaatsneemt om daar vervolgens onder begeleiding van een barfilosoof glazen te klinken en te legen. Of een sessie ‘Waarom ben ik toch zo’n baas en hoe chill is dat voor mij?’ die mannen meer inzicht geeft in de mechanismen achter hun heersende ‘zijn’ gevolgd door ‘Voetbal kijken en dingen schreeuwen’, een workshop die overigens prima gecombineerd kan worden met ‘BIER DRINKEN’. Ik vermoed dat het na deze vormen van reflectie nog slechts een kleine stap zal zijn om de heren te laten hoelahoepen, iets waarbij ‘ze’ dan massaal zullen worden afgetroefd door de vrouwen. Dit brengt hun ego weer in balans en doet ze beseffen dat het wellicht zo gek nog niet is, in kleermakerszit naar de einder turen.

Ik merk dat ik mezelf enthousiast heb gemaakt. Waar kan ik me inschrijven?