Cynisme gemist

Nog één ding wil ik zeggen, over mijn tripje naar New York. Want ik ben al sinds vrijdag terug en de dagelijkse gang van zaken is weer teruggekeerd naar normaal, voor zover dat bestaat.

Donderdag was mijn laatste dag in de stad die altijd gaapt, althans dat dacht ik. Maanden leefde ik in de veronderstelling dat ik op 14 februari terug zou vliegen. Ik had alles daarop afgestemd: de boeking van mijn Airbnb, het aantal schone onderbroeken. En het klopte ook, die datum. 14 februari om 0:05u vertrok de vlucht en ik stond iets voor elven bij de incheckbalie. Iets voor elven, op 14 februari, snap je?

In films gebeurt het regelmatig dat mensen hun vlucht missen. ‘Dat lijkt me het ergste wat er is,’ denk ik, als ik mezelf in die situatie probeer te plaatsen. Want er komt veel logistiek bij kijken. De Airbnb-boeking dus, die in principe loopt tot de dag dat je vertrekt. Bedenken wat je gaat doen met je dag, omdat je vlucht pas die avond om 0:05u (!) is. Plannen maken. Timen. Anticiperen op zaken die anders lopen dan verwacht, zoals vertraagde metro’s en acute diarree. Je dealt met al die dingen, zodat je op tijd op het vliegveld bent, met al je ingepakte spullen, die op de een of andere manier minder goed in je rolkoffertje passen dan op de heenweg.

Alsof iemand een koude douche aan had gezet, zo voelden de woorden.

‘Ya missed ya flight, sir.’

‘No,’ antwoordde ik, in een futiele poging de realiteit te buigen.

De check-in mevrouw schoof mijn boekingsbevestiging naar me toe, en zei, terwijl ze haar vinger naar de met haar woorden corresponderende tekst bewoog: ’14 February.’ ‘Five past twelve.’

Het besef daalde met een ‘fuck’ en een ‘shit’ bij me in. Ik werd doorgestuurd naar de ‘major’ of ‘colonel’, een vrouw in een blazer die me verder zou helpen. Ik kon Norwegian Airlines bellen en vragen of ze mijn ticket om konden boeken, maar omdat ik het cheapste kutticket in de wereld had, achtte ze de kans klein dat ze iets voor me konden doen. Er was weer een vlucht om 0:05u – op 15 (!) februari dus -, maar die had nog slechts twee plekken, á 10 miljoen euro. Als ik een ticket wilde, moest ik nu beslissen, daar de vlucht over vijf minuten zou closen.

Ik keek om me heen en dacht ‘Nee, ik word niet zo’n loser die op een vliegveld slaapt, half op of over z’n bagage. Dat soort mensen heeft een verkeerde afslag genomen in het leven.’ Ik wilde naar huis, naar vrouw en kind. Dat moest ik ook.

‘It happens at least once a day,’ zei de general. Kennelijk vinden meer mensen het een verwarrend tijdstip. ‘Do you think they do this on purpose?’ vroeg ik, terwijl mijn creditcard werd geleegd. ‘No comment,’ antwoordde ze.

‘Je zou er bijna cynisch van worden,’ mompelde ik in mezelf terwijl ik naar de gate liep, met een gouden boarding pass in de hand. Maar voor cynisme was ik een dag te laat.

Dipshit

Iets wat ik nog niet heb verteld is dat ik de eerste dag in New York zoveel heb gelopen dat ik mijn linkervoet heb verneukt. Het probleem zit tussen mijn middenvoet en hiel en manifesteert zich als een zwelling die pijn doet zodra er druk op komt. Iedereen die kan lopen of weet wat lopen is zal snappen dat het een vervelende blessure is, zeker in een stad waar je veel loopt.

Maar ik soldier on, zoals ze dat hier zeggen. De pijn lijkt bij vlagen minder te worden, alsof ik plotseling genees, maar keert niet veel later onverminderd terug. Ik zou rust moeten houden, maar dat is hier onmogelijk. Wat het ook is, het zal moeten herstellen als ik weer thuis ben.

Wat niet hielp is dat ik eergisteren een sprongetje maakte om de stoep te bereiken (het had de hele dag gesneeuwd en al het ijs en smeltwater blijft in de goot staan) en ik daarbij iets hoorde knakken. Ik keek de hostess van The Late Show, waar ik naartoe op weg was, aan alsof er niets aan de hand was en strompelde naar de ingang met een gezicht vertrokken van pijn.

De symptomen duiden volgens Google op een ontsteking van de peesplaat. Het kan helpen om ijs tegen de zwelling te houden. Wat dat betreft was het een uitkomst dat ik nog ruim een uur in de sneeuw moest wachten voordat ik naar binnen mocht bij het Ed Sullivan theater, me de hele tijd afvragend of ik de rij zou verlaten en ergens een hamburger of pizza zou gaan eten. Maar zoals dat gaat met wachten, ben je naarmate je langer wacht geneigd langer te blijven wachten. Anders is het al gewachte voor niets geweest. Dus wachtte ik, in de kou, tot ik beide voeten niet meer voelde.

De show was prima en bevestigde dat we allemaal aapjes zijn. Wij, in het publiek, de klapaapjes. Stephen Colbert de presenteeraap, en alle mensen die achter de schermen werken de hulpaapjes. Allemaal aapjes die samen een show neerzetten die over niets gaat dan lucht, maar tegelijkertijd aantoont dat dat prima is.

Na de show vond ik dat ik wel een hamburger verdiend had. De Fedora burger van Bar Sardine in Greenwich Village had ik nog niet geprobeerd en dus hinkte ik naar de metro, met mijn telefoon met daarop Google Maps open in de hand. ‘You’re going the wrong way, dipshit,’ zei een gecapuchonde, vierkante Amerikaan tegen me. ‘Your’re going the wrong way, fuckface,’ riep ik terug, maar ik denk niet dat hij me hoorde.

De burger was superlekker en toen ik op de weg terug naar mijn Airbnb voor een stoplicht stond te wachten scheurde een FedEx busje dicht langs de stoep, waardoor al het ijs en smeltwater in de goot over de wachtende mensen, onder wie ik, heen kwam. ‘What the fuck!’ riep de man naast me. ‘Such an asshole!’

‘Yes,’ bevestigde ik wat hij zei. ‘But if this is what makes him happy, he’s got a a pretty sad life.’

Ik zou me er niet onder de laten krijgen. Niet door de bal onder mijn voet, de fuckface die me dipshit noemde, of het ijswater, dat me nu van top tot teen bedekte. De bal zal weer slinken, het water zal drogen en for your information, fuckface, ik ga wel degelijk de goede kant op.

Brooklyn (2/2)

Als je solo reist, zit je veel alleen in kroegen en restaurants. Dat zitten veel mensen hier sowieso. Eenzame mannen aan bars met hamburgers. Eenzame burgers. Maar dat is niet op elke plek even fijn. Je wilt dat er mensen zijn, dat er reuring is, zodat je je daar een beetje in kunt verstoppen. Maar het moet niet té uitbundig zijn, dat je het gevoel krijgt dat je op een feestje bent waarvoor je niet bent uitgenodigd. In je eentje in een lege tent, zonder dat je het barpersoneel kent, is ook niet fijn. Dan zal men zich misschien verplicht voelen met je te praten, en dat willen we niet, dat mensen dat voelen.

De Black Forest Brooklyn biergarten was perfect voor de situatie waarin ik me bevond en de behoeftes die ik had. Veel soorten bier, in grote glazen. De tent was voor 2/3 gevuld, met vriendengroepen, stelletjes en gezinnen. Aan de bar zaten twee kerels, ik denk Oost-Europees, en een losse, blonde man. Ik besloot me tussen hen in te positioneren, met aan weerszijden van me een reservekruk, bij wijze van buffer. Dichtbij genoeg om zomaar een gesprek aan te knopen en daarbij niet te hoeven schreeuwen, maar genoeg afstand om niet de verplichting te voelen een gesprek aan te gaan. Want, zoals eerder gezegd, dat willen we niet, dat gevoel.

Ik vroeg de barman, een zwarte reus met lang haar, of hij een goeie lokale IPA had. Ik kreeg een pint van ‘The Other Half’, gebrouwen in New York en heerlijk, en vertelde hem dat ik 12 jaar geleden aan de overkant had gewoond en hoe deze buurt sindsdien veranderd is. ‘I know,’ zei hij. ‘I grew up here.’ Ik vroeg hem of hij hier nog steeds woont en hij schudde vlug zijn hoofd. Mensen die hier zijn opgegroeid kunnen hier niet meer wonen.

Ik weet niet meer hoe we aan de praat raakten, maar voor ik het wist gaf ik de blonde man naast me ‘the disposition’ van Nederlanders ten opzichte van landen in de buurt. ‘The Germans are sympathetic’, ‘The French are xenophobic assholes’ en ‘The British have become the laughing stock of Europe, with their Brexit shenanigans.’ ‘But we do have a shared sense of humor,’ voegde ik eraan toe. Humor die Duitsers dan weer niet hebben. Hij was het vooral over de Fransen met me eens.

De man, wiens naam ik nog niet wist, had het gezicht van Peter Fonda en de stem van Jack Nicholson. Daar hield de vergelijking met Easy Rider wel op, want hij werkte in real estate. Ik vroeg hem of hij ooit zijn best moet doen om hier een huis te verkopen. Hij zei nee, maar dat het zo is dat de gebouwen beheerd worden door ‘coop’s’, de woningbouwverenigingen, en dat zij het laatste woord hebben over nieuwe bewoners. Met andere woorden, je kunt een huis gekocht hebben, de financiering rond, verhuisdozen ingepakt, maar als de ‘coop’ je niet ziet zitten gaat het feest niet door.

De man zei verder dat veel Amerikanen sinds Trump president is weer met de borst vooruit lopen en dat de verkiezingen in 2020 ‘exciting’ worden. Had hij op Trump gestemd, vroeg ik hem. Nee, op een ‘third party’. Welke zei hij niet.

Ik moest gaan, want ik zou met iemand anders wat gaan drinken (wat uiteindelijk mislukte omdat ik veel te veel had gefietst en uitgeput, onderkoeld, hongerig en aangeschoten verdwaalde in Bushwick). De man en ik hadden weinig tot niets met elkaar gemeen, en dat wisten we, maar het was toch – en misschien wel juist daardoor – een fijn gesprek geweest.

‘I’m Remco, by the way,’ zei ik, terwijl ik mijn hand uitstak. ‘Jack,’ antwoordde hij met een grijns.
———-
Deel 1 van dit verhaal staat hieronder. 👇🏼

Brooklyn (1/2)

Gisteren besloot ik een toertje te maken door Brooklyn. Eerst met een bus naar Dumbo, om te schrijven in een van de 100.000 koffietenten hier, en dan een beetje wandelen door Brooklyn Heights, zo was het plan (die plannen worden elke dag aanzienlijk opgerekt).

Dumbo was 12 jaar geleden al compleet gegentrificeerd, maar het is nu nog cleaner. Alle oude haven- en fabrieksgebouwen zijn gerestaureerd en huizen nu reclamebureaus, vastgoedontwikkelaars, galerieën en onbetaalbare lofts. Maar het blijft een fijne plek, hier aan het water, onder de bruggen, waar zowaar ook jonge kinderen rondlopen. Die zie je, net als oude mensen, in grote delen van New York bijna niet. Zowat iedereen in deze stad is tussen de 25 en 45 jaar oud. De stad herbergt alles wat je op de wereld kunt vinden, op elk moment van de dag, maar het is tegelijkertijd een monocultuur, weinig tolerant voor hen zonder fysiek of financieel kapitaal.

In Brooklyn Heights gaat de leeftijd omhoog, maar is het niet veel diverser. Oude witte mannen en vrouwen met grote zonnebrillen en kleine honden. Maar het is er zo mooi. Eerst lopen over de promenade, dan linksaf slaan naar een van de fruitstraten (Cranberry, Orange, Pineapple) die je hardop in jezelf doen afvragen wat ervoor nodig is om ooit in zo’n huis te wonen. (Toch maar omscholen tot hedgefonds-beheerder? Een Wolf of Wallstreet worden? Bevriend raken met een paar van die bejaarden en dan iemand een keer een duw geven, zo het trapje van z’n statige brownstone af?)

Omdat ik hier elke dag veel loop en doe heb ik elke dag veel honger. Dat komt goed uit, want het is wat mij betreft de voedselhemel. Toen ik hier naartoe ging was ik benieuwd hoe vaak ik het op zou kunnen, pizza en/of hamburger. ‘Elke dag’, blijkt het antwoord.

De pizza van Dellarocco gaf me energie om verder te lopen naar Cobble Hill, waar ik nog nooit was geweest. Daar besloot ik een citibike te huren om naar Red Hook te fietsen, een wijk waarvan ik me voorstelde dat die gevuld is met piraten met rode baarden en haken in plaats van handen. Eenmaal daar bleek dat de mannen wel baarden hadden, maar ook ronde brilletjes en Canada Goose jassen.

Het was bijna 16:00u en ik kreeg trek in bier. Via Carroll Gardens fietste ik naar Park Slope en van daar naar Fort Greene, waar ik ooit woonde en wat een metamorfose heeft ondergaan. Ik snap het, gentrification enzo, maar toch. Op de plekken waar 12 jaar geleden een wasserette, Domino’s Pizza en muffe deli zaten, vond ik nu respectievelijk een biergarten, café en, uiteraard, koffietentje. Nostalgie overmeesterde me, en ik besloot hem te verdrinken in een van de kroegen waar ik toen nooit zat, omdat ik er niet kon zitten, omdat ze niet bestonden.

Wordt vervolgd…

Steen en staal

Ik was laatst bij Massive Attack en dat is deze stad ook, een massive attack. Meestal als ik in New York aankom kom ik aan in Brooklyn en dan moet ik vlak na aankomst even naar de waterkant lopen om ‘m te zien, de stad. De sprawl. Dat uitgestrekte urbane landschap dat niet door mensen gemaakt lijkt. Wij mensen zijn maar klein. We zijn maar minieme stukjes mensheid, individuele onderdelen die niet in staat geacht mogen worden om zo’n plak beton en staal neer te leggen.

Want dat is het hoe het lijkt, alsof New York is neergelegd en opgebouwd door reuzen. Reuzenlego. Het is uit de keiharde grond ontsproten en kan niet meer terug of opzij. Daarvoor is het te massive.

De lichtjes ook. De lichtjes zijn massive. Een massieve verlichting die me doet begrijpen waarom zoveel films zich hier afspelen en waarom in films zo vaak is geprobeerd om deze stad te vernietigen. Independence Day, Batman Rises, The Avengers; het doel van de kwaadwillenden is om deze stad, het ultieme menselijk bouwwerk, met de grond gelijk te maken. Want als dat lukt, kan alles vernietigd worden. Dan is de rest een eitje.

Het is de arrogantie ten top. De mensheid die gedacht heeft dit zomaar op de aarde neer te kunnen kwakken zonder daar de consequenties van te hoeven ondervinden. Misschien denkt de mensheid dat ook helemaal niet – heeft ‘de mensheid’ überhaupt geen eensluidende gedachtes – en is de stad een uiting van zelfdestructieve megalomanie. In minder pretentieuze bewoordingen: het is fucking geflipt en juist ónmenselijk dat ‘we’ dit hebben gemaakt.

Ik was gisteren (en vandaag) zo vroeg wakker dat ik ontbeet voor de rest dat deed en ik over de Williamsburg Bridge wandelde met overenthousiaste joggers en orthodox joodse moeders (dat hebben die op het oog diverse menssoorten kennelijk met elkaar gemeen, voor dag en dauw New Yorkse bruggen oversteken. Ik zit ergens tussen de twee soorten in).

Ik liep Bedford Avenue uit, besteeg de brug en bleef lopen, zigzaggend tot aan Union Square. Al wat ik tegenkwam was gemaakt van steen en staal; de hardste dingen, gebouwd door de zachtste handen. Het is ongelooflijk, dacht ik voortdurend, ongelooflijk en niet kloppend dat mensen dit hebben geconstrueerd. Het gaat maar door. Eindeloos en ‘eindelijk’, denk je, als je eenmaal bent waar je wilde zijn. En dan gaat het nog verder.

Mensen zijn vreemde wezens. Zeker hier, op Bedford Avenue, die ze met earpods in afstruinen. Alsof een regisseur ‘Action’ zei vlak voor ze de metro uitkwamen en ze aan het einde van de straat weer omkeren, tot in het oneindige, in zichzelf mompelend, marcherend over de stoepen en langs de etalages.

Het is hier duur, mensen werken zich kapot om er te kunnen wonen. In dat proces vervreemden ze. Van elkaar, van zichzelf. Maar dat gebeurt natuurlijk al veel eerder, met de aanleg van het steen en staal.
———-
Tijdens het schrijven vroeg ik me af hoe vaak New York inmiddels vernietigd is in films. Gelukkig is er internet.

The Big Breekijzer

Het ging zo, een paar maanden geleden:

‘Schatje, Jerry Seinfeld gaat weer optreden. Zullen we gek doen en in februari naar New York voor een show?’

De ogen van schatje lichtten op, haar zinnen prikkelden.

‘Oehhhh.’

‘Fuck it, schatje. Fuck it!’

Maar hoe graag schatje het ook wilde fucken, het ging niet. Schatje is namelijk zes maanden zwanger, moet een festival organiseren en een huis verbouwen. Voordat de comment-sectie explodeert met ‘JA HALLO ZWANGER BEN JE SAMEN’ en ‘HET IS TOCH OOK JOUW HUIS?’ wil ik zeggen: ja, die dingen kloppen en ze zijn beide waar, maar ook weer niet, want ik draag die baby niet in mijn buik. Het is met name de combi buik/werk/huis die het voor schatje niet haalbaar maakte. Die combi, gecombineerd met haar ruimhartigheid en supermooie hoofd, maakte dat ik wél naar New York kon/mocht. En dus ben ik er nu, alleen, om – naast het bezoeken van Seinfeld, jazzclubs en boekwinkels – te schrijven. Negen dagen New York als breekijzer voor mijn volgende boek. De stad als katalysator van een verhaal.

Want – ik heb het cliché eerder gebezigd en doe dat graag nog een keer – de inspiratie druipt hier van de muren. Uit de muren. Uit het steen en staal en de constante zoem die door je ruggengraat omhoogtrekt als je over straat loopt.

Gisteravond kwam ik aan, in de regen. New Yorkse regen; onophoudelijk, onverbiddelijk en dubbel zo nat. Maar heerlijk. De reis was van een leien dakje verlopen en hoewel moe, kreeg ik die rush. Die kick. Dat gevoel dat alles mogelijk is, wat in feite niet zo is.

Maar dat is de worst die deze stad je voorhoudt. Die worst verschrompelt aanzienlijk als je vanaf JFK (door deep down Queens) naar Brooklyn reist. Dat duurt een uur en aan de gezichten om je heen lees je daar niets rush- en kick-achtigs af. Je ziet opgesloten, opgestapeld drama in vermoeide gezichten. Niet een beetje moe, maar uitgeput. De gezichten liggen op de bodem van de put, als gesmolten maskers. Het is niet de city that never sleeps, maar deze mensen die nooit slapen. Die het eten maken, de wacht houden en de stad schoonmaken. Zij reizen onder de stad door, in het donker, terwijl de rest koffiedrinkt, zittend achter laptops, lopend over straat. Die rest werkt in de torens, en als je vanuit zo’n toren uitkijkt over de stad snap ik wel dat je denkt ‘kijk ons eens, in deze torens.’ If I can make it here…

Ooit dachten schatje en ik eraan om hier een paar jaar te gaan wonen. Gewoon, kijken of het zou lukken wat van de grond te krijgen. Maar voordat je het weet werk je ook in zo’n toren, uitkijkend over de stad, onwetend van wat er onder de vezels van de stad gebeurt waardoor die torens überhaupt kunnen staan. Daarom moet deze stad dít voor mij blijven; een getaway, het breekijzer, de katalysator. Met dank aan schatje.
———-
Ik ben tot en met 14 februari in New York. Dat is Valentijnsdag, maar daar doen schatje en ik niet aan.

Die keer dat ik Louis niet ontmoette

Het is een uur of 17:00. Samen met de CEO van crowdfundingplatform Live on Demand en mijn zwangere vriendin sta ik aan het begin (of uiteinde) van een straat in New York in de hoop een vadsige, kale, rossige ringbaard dragende komiek te zien die geboren is als Louis Szekely. Die Hongaars-Joodse achternaam heeft hij fonetisch veranderd in ‘C.K.’, een vroege carrièremove die hem geen windeieren heeft gelegd. Het maakt hem cooler, mysterieuzer en van de naam een begrip.

Louis C.K. brak een jaar of tien geleden door met de stand-up comedy special Shameless, waarin hij op de titel respecterende wijze zijn omgeving, familie en zichzelf aan het spit reeg. In de show komt iedereen voorbij; zijn vrouw, die hem in badjas en gefronst ‘the saddest handjob that ever happened in America’ geeft. Zijn kinderen, waarvan het ‘fucking stupid’ is om er ooit aan te beginnen en alle andere mensen in zijn wereld, die langzaam maar zeker wordt overgenomen door een ‘spoiled’ generatie idioten.

Om deze grove azijnpisser in Amsterdam te zien zijn mijn vriendin en ik een crowdfundingcampagne gestart die compleet uit de hand is gelopen. We hadden twee maanden de tijd om 100 golden tickets te verkopen aan plaatselijke die-hard-fans, zodat Live on Demand zijn netwerk in zou schakelen om de man te boeken. Die 100 kaarten waren binnen 48 uur verkocht en maakte het de snelst verkopende campagne tot dan toe op het platform. Spoel een half jaar vooruit en we staan met knikkende knieën voor zijn deur.


We hebben zojuist aangebeld. Het is de derde keer dat we dat vandaag doen. Vanochtend stonden we verregend op Grand Central station. In een laatste wanhoopspoging tot contact besloten we de VAN MOOF-fiets die we hem bij wijze van lekkermakend cadeau aan willen bieden naar hem of zijn kantoor te Fedexen. Bij zijn huisadres kregen we geen gehoor. Bij zijn kantoor, Pig Newton Productions, wel. Daar werden we een dag eerder door de portier naar de vrachtlift achter het gebouw gestuurd. We kregen een toegangspasje en stonden gedrieën plus fiets in de lift. ‘I’ll take your picture,’ zei de olijke vrachtpiccolo toen we onszelf nerveus op de foto probeerden te krijgen. ‘Is dit dan het moment? Gaan we hem nu zien?’ Nee dus. Zijn kantoor werd bevolkt door mensen die zich afvroegen hoe we het adres hadden gevonden. ‘Research,’ riep ik onhandig. Ze vonden de actie sympathiek en zouden hem ervan op de hoogte stellen. Een dag later werd er door zijn kantoor niet meer op ons gereageerd en bleek ‘zijn’ woonadres dat van zijn ex. We stonden dus met lege handen, los van die fonkelnieuwe design-fiets.

Louis’ heeft wel Wifi

Op het moment dat we probeerden te bedenken hoe je een fiets inpakt, kwam er een sjofele man op ons af.

‘Nice bike.’

‘Thank you.’

‘I like to ride bikes myself.’

‘This is actually a present for Louis C.K.’

‘Well, good luck finding him.’

Terwijl de man wegliep vroeg ik met de moed der wanhoop of hij misschien wist waar hij woont.

‘No, but you can check his registration card at the Board of Elections. If he votes, he’s in there.’

‘How do you know this?’

‘I used to be a journalist.’

Toeval of lot?

Niet veel later hadden we een adres. Het goede. En nu horen we voetstappen. De deur wordt geopend door een donkere vrouw die zijn housekeeper blijkt te zijn. Is Louis thuis? Nee. Wanneer wel? Misschien vanavond. En anders morgenochtend vroeg. Wacht, ze belt hem wel even. Met wijd opengesperde ogen en oren proberen we het gesprek te volgen. Ondertussen bekijk ik zijn hal, waar we nu onbelemmerd zicht op hebben. Wat schoenen onder een kapstok. Een losse sweater op een traptrede. Een huiselijke sfeer met sporen van kinderen. Louis woont hier. Dit is verdomme zijn huis, maar de huishoudster heeft kennelijk nog niet veel gedaan. Ze komt terug.

‘Try tomorrow morning after 9.’

‘OKAY THANK YOU!’ stuiteren we in koor. Een paar minuten later staan we (behalve mijn vriendin) met een fles Brooklyn Lager bij een kantoor van WeWork dat daar toevallig om de hoek zit en we die dagen als uitvalsbasis kunnen gebruiken omdat Live on Demand een kantoor bij ze huurt in Amsterdam. Dit is de ‘nieuwe’ werkvloer. Een globaal netwerk van opgepimpte panden waarin je met een pasje naar behoefte werkplekken kunt huren. Het is ook nog eens Taco Tuesday dus we vallen met onze neus in de guacamole. Morgenochtend gaan we Louis C.K. zien, een van onze schaarse helden.

Dat hij van meer mensen een held is, bleek in de weken nadat we de campagne waren gestart. Het Parool pikte onze actie op en kondigde aan dat ‘Fans’ hem ‘naar Carré’ probeerden te halen. Een paar weken daarna belde De Wereld Draait Door. De hele redactie bleek idolaat van hem en al tijden naar een aanleiding te zoeken om een item over hem te maken. Maar ze konden niet zomaar een kwartier fragmenten van hem laten zien. Dat mochten wij, zijn beste fans, doen.

We zijn op tv, iedereen lacht

We legden Matthijs uit hoe we op het idee waren gekomen. Hoe Live on Demand werkt en lachten met zijn allen hartelijk om Louis’ grappen die we al 30 keer hebben gehoord en gezien. Maar dat gaf niet, want een groot deel van Nederland kende ze niet en wilde hem plotseling kennelijk ook zien; na de uitzending schoot de kaartverkoop omhoog. Op een gegeven moment waren er ruim 1500 mensen die circa 80 euro hadden geïnvesteerd in de mogelijkheid van een optreden. 80 euro ‘voor hoop’ sprak ik in de uitzending, tot groot vermaak van Matthijs. Wat we toen niet vermeldden, omdat het ons nauwelijks zorgen baarde, was dat we nog geen respons van Louis’ management, APA in New York, hadden ontvangen. ‘Zoiets duurt gewoon lang,’ vertelden we onszelf en anderen. ‘Hij is druk, zij zijn druk. Het is New York, iedereen is druk.’ Maar in de weken na de uitzending, toen de euforie enigszins was gezakt, bleef een antwoord uit. Hoeveel telefoontjes en e-mails er vanuit LoD precies zijn verstuurd weet ik niet. Wel weet ik dat ik zelf een mail naar Mike Berkowitz, zijn agent, heb gestuurd en een keer heb gereageerd op Louis’ altijd zeer persoonlijke nieuwsbrief. Correctie, twee keer. Eén keer nuchter en één keer dronken, toen de frustratie over hun/zijn zwijgen de overhand kreeg. Die mail was niet zo lief, las ik later, maar dat is hij ook niet. Hij is in zijn shows regelmatig een klootzak, wat hij kennelijk niet helemaal veinst.

De dronken mail

VOORDAT door ‘de showbizz’ gepokt en gemazelde betweters mij/ons nu voor naïef uitmaken: dat zijn we niet, dat ben je zelf, want het is makkelijk om dat te denken. Het bedrag dat Live on Demand in het voorstel op tafel legde, was ‘serieus’ te noemen (zie mail) en van een omvang die hij volgens een betrouwbare bron nooit krijgt. Deze betrouwbare bron wist ons in New York te melden dat Berkowitz een ‘asshole’ is. ‘He is succesful, but I don’t like the way he does business. Nobody does.’ Deze betrouwbare bron wist als agent van het grootste creatieve agency van de VS waar hij over sprak. Precies daarom waren we naar New York gekomen: we vermoedden dat ons initiatief Louis zelf nog niet had bereikt. Louis, die zelf een disruptor is door volledig creatief zeggenschap te eisen over zijn series ‘Louie’ en ‘Horace and Pete’ en steevast budget- en salarisverhogingen weigert als dat betekent dat de studio meer inspraak krijgt. Louis, die de ‘middle man’ eruit snijdt door zijn drama- en stand-up-shows voor een prikkie via zijn eigen website aan te bieden, in plaats van dure dvd’s te verkopen via Amazon. Om al deze redenen dachten wij (en andere, in onze ogen ook niet naïeve en/of domme mensen) dat Louis perfect zou zijn voor deze actie en waren we nu in New York. Om zíjn middle man te omzeilen en hem aan te spreken op zijn affiniteit voor oprecht, oorspronkelijk en ontwrichtend creatief ondernemerschap.

Terwijl we ons biertje drinken en ik de smaakpapillen verschroeiende groene saus van mijn lippen probeer te vegen stuiteren we intern nog steeds. We gaan hem morgen zien. Al onze moeite van het afgelopen half jaar zal lonen. Wat Rob Wijnberg en Stefan Pop over een paar maanden zullen zeggen in een radioprogramma, dat dit initiatief kansloos was omdat Louis ‘te groot’ is en er dan elke week mensen met fietsen voor zijn deur staan, geloven we niet. Dit concept is namelijk nieuw en ja, Louis C.K. is groot, maar groot binnen een niche. Er is een selectieve groep mensen die alles van hem kent, en een veel grotere groep mensen die nog nooit van hem heeft gehoord. Louis is geen Jerry Seinfeld of Chris Rock of (vergeef me, maar de cijfers liegen niet) Kevin Hart. Louis is niet commercieel, denken we, maar zit kennelijk wel gebonden aan contracten, zoals we later bij terugkomst in Nederland merken wanneer Mojo bekendmaakt dat Louis naar Nederland komt in september. APA New York doet kennelijk alles via Live Nation en zij zijn de baas van Mojo. Had niemand dat even kunnen zeggen?

Als een half jaar geleden bekend was gemaakt dat Louis naar de Ziggo zou komen had ik gedacht ‘Yes! Hij komt!’ en ‘wel jammer, Ziggo Dome, maar ik ga sowieso’ en dan was ik sowieso gegaan en dan was het fantastisch geweest. Ons beeld was ‘Carré, twee of drie avonden uitverkocht (wat bij de Ziggo nog maar moet blijken) en onsterfelijkheid voor zowel hem als ons. Dat tweede had niet eens gehoeven en ook hij wil vast wel een keer dood, maar het klopte. Het paste. Het was een ideaal en vooruit, misschien is dat wel naïef.

Live on Demand liep eerder met Ricky Gervais tegen dezelfde muur op. Hetzelfde geldt voor Coldplay. De band wilde graag, maar het management zei ‘Nee’. Waar agencies in andere takken van sport wél oren hebben naar een gecrowdfund event, blijkt de entertainmentindustrie conservatief, log en ontoegankelijk. Wat dat betreft lopen ze vermoedelijk een gelopen race. Uber, Netflix, Airbnb, Kickstarter; mensen hebben het heft al in handen genomen om te zien/horen/consumeren wat ze willen op het moment dat zij dat willen. Waarom zou het bijwonen van evenementen daar een uitzondering op zijn?


Terug naar Louis. Na een half jaar intensief met hem bezig te zijn geweest is hij van zijn voetstuk gevallen. De fiets, die we bij zijn buurman hadden achtergelaten toen Louis weer niet thuis bleek te zijn en er een vrouw opendeed die beweerde dat hij daar helemaal niet woonde, bleek later door hem te zijn opgehaald. Daar rijdt ie nu vermoedelijk lekker niet op, met zijn dikke reet. Of hij het handgeschreven, desperate liefdesbriefje heeft gelezen dat ik trillend van vermoeidheid vlak voor vertrek nog in zijn brievenbus schoof, betwijfel ik. Mocht dit stuk hem wel bereiken, dit stond erin (inclusief spel- en taalfouten):

May 6th,

*^@&(t0# Str., New York City, in the rain

Dear Mr. Szekely,

People say I should think less so I’m just gonna write. I read all of your newsletters, some of which are pretty long, so might as well send you one back.

My girlfriend and me were in New York to tell you about the thousands of fans that have come together in Holland pledging for you to come to Amsterdam to do a or several shows.

For months we tried to reach your agents and offer them a very lucrative proposal, but they haven’t responded.

In short: you’d be coming to a tiny country that appears to admire you a lot. You’d come to Amsterdam, which is a pretty cool city (though I’m not objective), can make up to half a million dollars and are welcome to bring your daughters or whomever and make a vacation out of it.

We wanted to tell you this in person, but alas, it wasn’t to be. We even brought you a beautiful, Dutch design bike and Dutch treats like stroopwafels and Tony’s Chocolonely’s chocolate, probably the tastiest chocolate in the world. Okay, that’s not true, but it’s pretty damn good.

When we were at your door your neighbor came home and he loved what we are doing. He offered to hold on to the bike for you, though I think he might eat the treats. He looked fit, so maybe not. He can do whatever he wants, ’cause he’s helping us out. If he delivers our message to you and you’d come he’ll get all the stroopwafels and chocolate he and his wife want.

I don’t know if that sentence is grammatically correct, but then again: I’m not American. I’m Dutch and exhausted from dragging the bike through this awesome & crazy city. Don’t know if there’s someone else I’d do that for. I’m generally not a courier.

Louis, I’m sorry if all this seems incoherent and obtrusive. We really just wanted to let you know you’re greatly admired in a very small (and rich!) country that actually spawned this city. I’m not saying you owe us, but still. We just want you to know this and to please consider visiting us on your next tour, whenever it fits. I know that you won’t regret it. Even more so, you’d love it. I’d be happy to show you around or leave you alone, whatever you’d like. But not now. Now I won’t leave you alone, because you’re a performer and we are fans and we have a right to show you our love.

Whatever comes out of this, it’s been quite an adventure for us. Hope you know that we’re sincere and that you appreciate what we’re doing, whether you’ll visit us or not.

Much respect, regards and love,

Remco de Ridder,

Amsterdam

Terwijl ik dit overtyp, schieten de tranen me bijna in de ogen. Ja, het is naïef, maar naïef op de manier waarop een klein kind in Sinterklaas gelooft: met hoop, een open blik en goede bedoelingen. Louis bleek vooralsnog niet de eigenzinnige artiest waarvoor we hem hielden. Ook hij, zelfs hij zit vast aan contracten waarmee niet te improviseren valt, hoe goed je als komiek ook bent. In dit scenario ga ik er nog steeds vanuit dat hij zelf wel met ons in zee had willen gaan, maar dat zijn agent dat heeft afgehouden. Die lui dienen natuurlijk sowieso als schild om alle onzinvoorstellen bij hem weg te houden. Tot die categorie behoorde dat van ons, de uitkomst ten spijt, zeker niet.

Dus ja, ik heb een kaartje voor 16 augustus in de Ziggo Dome. We zitten met het starterteam van de campagne op de eerste rij, speciaal voor ons gereserveerd door Mojo (moesten we wel zelf betalen). We zullen zijn zweetplekken wellicht net kunnen zien, maar ruiken? Ho maar. Of ons initiatief heeft bijgedragen aan zijn komst via een andere weg weten we niet, maar vermoeden we wel. De 1500 fans van de crowdfundactie roep ik bij deze op een wit t-shirt te dragen met daarop de afbeelding van een fiets. Het enige wat hij had hoeven zeggen was ‘Nee, maar leuke actie’ of ‘Nee, and now leave me the fuck alone.’ Meer niet. Wellicht dat een massa geüniformeerde fans van het eerste uur hem in een gigantische, duistere, kille hal tot een shout-out kan verleiden.

‘To all you crowdfund-faggots: go suck a bag of dicks!’

Let’s cronuts!

Dat de meeste mensen compleet gestoord zijn is niets nieuws; het is door technologische ontwikkelingen slechts zichtbaarder geworden. Maar soms lijkt het alsof die en andere ontwikkelingen de gestoordheid niet alleen voor het voetlicht brengen, maar ook verder in de hand werken. Misschien moet ik het hier overigens niet hebben over ‘mensen’, maar over ‘de mens’ als soort.

Eens in de zoveel tijd verschijnen er berichten in het nieuws die deze gestaag voortschrijdende idioterie illustreren. Een recent voorbeeld is de hype rond de ‘cronut’, een door een New Yorkse bakker bedachte symbiose tussen de croissant en de donut. Nu is New York sowieso een plek waar een hoge concentratie van ‘de gestoorde mens’ in al haar verschijningen woekert, maar de door de Britse Daily Mail tot ‘nieuwe cupcake’ gebombardeerde cronut lijkt de trendgevoelige New Yorkers tot nieuwe hoogtes van krankzinnigheid te stuwen.

In een filmpje van Zagat, samensteller van een toonaangevende restaurantgids, wordt de bedenker van het Amerikaans-Franse fusion gebakje gevraagd wat de cronut nu precies is. Dominique Ansel, de betreffende bakker, antwoordt met een dik Frans accent dat ‘The cronut is a hybrid between a croissant and a donut.’ Buiten in de rij geeft een jonge vrouw met een bleek gezicht en kleine oogjes als onweerlegbare reden voor haar bereidwilligheid om uren op een cronut te wachten dat ‘It’s a croissant, that’s made into a donut. I don’t know if you need to say anything else.’ Misschien niet nee, los van ‘YOU’RE CRAZY, GO HOME’.

Het is niet de eerste keer dat New Yorkers in schuimbekkende hordes de straat op gaan om zich te laven aan ‘revolutionaire’ eetbedenksels. In 2007 waren het de al eerder genoemde cupcakes van de Magnolia Bakery, in 2006 de ‘cheese-injected’ pizza (kaas in de korst) van de Pizza Hut en in 2010 de New York Pizza Burger (Een enorme, pizzavormige hamburger) van Burger King. Ook Nederlandse concepten zijn hypegevoelig. Zo was er de opkomst (2006) en ondergang (2009) van de automatiek in de East Village en is Soho’s hotspot ‘The Dutch’ volgens culinair journalisten ‘more hype than delivery.’ De recente geschiedenis lijkt ons te willen vertellen dat voedsel een verenigende werking heeft op de individualistische bewoners van The Big Apple (!).

Maar nu snel terug naar de cronut (voordat ze op zijn)!

Boulanger Dominique heeft inmiddels een quotum van zes cronuts per persoon ingesteld. Zonder zijn hoge kwaliteitsstandaard in het geding te brengen, kan hij per dag maximaal 200 cronuts maken; het is namelijk een nogal arbeidsintensief werkje. De cronuts worden gerold van een speciaal, zelf samengesteld, croissant-achtig deeg alvorens ze in de frituurpan belanden. Na het bakken worden ze op hun zij door roze suiker gerold. Vervolgens worden de apparaten geïnjecteerd met Tahitiaanse vanilleroom wat zich als een virus tussen alle lagen van het gebakje nestelt. Tenslotte worden de caloriebommen geglazuurd en belegd met roze (Dominiques lievelingskleur), gesuikerde rozenbladeren.

Om er geen enkele verwarring over te laten bestaan, vraagt de verslaggever na het hele proces gade te hebben geslagen ter affirmatie van zijn vermoedens aan Dominique of dat wat hij zojuist tot stand heeft zien komen daadwerkelijk een cronut is. ‘That’s a cronut,’ bevestigt de bakker. Doormidden gesneden ziet de cronut er licht en ‘fluffy’ uit. Ook ligt het gebakje erg lekker in de hand. De verslaggever kan zich niet meer inhouden en neemt ‘excited’ een hap. Hij kreunt, mompelt al knikkend ‘wow’ en antwoordt op Dominiques verwachtingsvolle, doch retorische vraag of hij het lekker vindt met ‘I love it. I LOVE IT. It’s wonderful. It’s delicious. It’s not a heavy donut.’ Hoe blij kan een mens (de mens, de gestoorde mens) zijn?

Aan het eind van het filmpje vraagt de volmaakt gelukkige Zagat-reporter of Dominique ’s nachts wakker schrikt door dromen over cronuts. ‘Yes, I do,’ lacht hij. De verliefdheid is compleet.

Maar zoals iedere hype lijkt de cronut geen lang leven beschoren. In Washington hebben twee mannen besloten zowel donuts als gefrituurde kip te verkopen, omdat ze de combinatie van de twee zo lekker vinden. De rij voor Astro Doughnuts and Fried Chicken groeit met de dag en het zal volgens Amerikaanse foodtrendwatchbloggers niet lang duren voor de twee producten vermengd worden tot een nieuwe, ‘wow’-opwekkende, geknik, gemompel en gekreun oproepende, voedingsdeskundigen tot hoofdschudden aanzettende New York foodhype: de kipdonut.