Verzonnen tijd

Al dagenlang heb ik het gevoel dat ik iets moet schrijven omdat het einde van het jaar nadert. Tegelijkertijd erger ik me een beetje aan alle lijstjes en terugblikken en zou ik willen voorstellen dat we daar collectief mee kappen en het nieuwe jaar geruisloos inglijden, alsof er helemaal niks verandert, wat praktisch ook het geval is. We hebben het allemaal maar verzonnen hè, de dagen en kalenders. We hebben het verzonnen en maken er vervolgens een enorme deal van. Typisch mensengedrag.

Maar goed, de neiging blijft. Het was ook niet niks, dit verzonnen jaar. Nu we aan het eind ervan zijn beland blijf ik het gevoel houden dat ik nergens aan toe ben gekomen, maar dat kwam vermoedelijk omdat ik de hele tijd aan het rennen/uitgeput was. Er is wel degelijk wat gebeurd, hele fundamentele dingen zelfs, zoals een verhuizing en de nieuwe baby. En o ja, mijn tweede boek is af. Had ik dat al gezegd? Nee hè? (Ik weet heus wel dat ik dat niet al had gezegd, want ik ben ook weer niet zo moe dat ik de inhoud van twee alinea’s niet kan onthouden. Hoe heb ik anders een heel boek geschreven?)

Ironisch genoeg had ik voor mezelf als deadline voor het boek het einde van het jaar aangehouden, dat verzonnen nepjaar dus, maar het heeft wel gewerkt. Volgende week – nee, deze week – stuur ik het naar mijn uitgever en als zij het wat vindt – spannend spannend – kan ik er wel een stukje van delen. Zou dat niet tof zijn? Het zou heel tof zijn, want het zou betekenen dat het wordt uitgegeven. Te tof voor woorden eigenlijk, dus ik hou er maar over op.

Al die levensveranderende en -bepalende dingen zijn dus gebeurd. Wat ook is gebeurd, is dat ik een jaar lang weer muziek heb geluisterd en daarvan een selectie heb gemaakt zodat andere mensen al die muziek niet hoeven te luisteren en meteen met de (50) kersen op de taart kunnen beginnen. Die lijst deel ik hieronder middels een link naar Spotify. ‘Volg’ de lijst gerust, zodat je ‘m gerust kunt luisteren, en check vooral de artiesten en albums uit van de liedjes die je goed vindt, dat doe ik namelijk ook. Ik wil niet zeggen dat je alles moet doen wat ik doe – integendeel -, maar wel dat het ontdekken van nieuwe muziek een van de grootste geneugten des levens is. Dit heb ik al eens in ongeveer precies dezelfde bewoordingen gezegd, maar dat bewijst alleen maar hoe belangrijk ik het vind. Anders zou ik zoiets nooit doen, mezelf herhalen.

Goed, dit moet ook weer niet te lang worden allemaal. Bedankt voor het lezen, bedankt voor het lezen van mijn stuckjes het afgelopen jaar en alvast bedankt voor het blijven lezen in het fictieve 2020. Laten we hopen dat ik een nieuw boek op je plank leg.

Remco

>>> Best van 2019 (Spotify) <<< 

The Big Breekijzer

Het ging zo, een paar maanden geleden:

‘Schatje, Jerry Seinfeld gaat weer optreden. Zullen we gek doen en in februari naar New York voor een show?’

De ogen van schatje lichtten op, haar zinnen prikkelden.

‘Oehhhh.’

‘Fuck it, schatje. Fuck it!’

Maar hoe graag schatje het ook wilde fucken, het ging niet. Schatje is namelijk zes maanden zwanger, moet een festival organiseren en een huis verbouwen. Voordat de comment-sectie explodeert met ‘JA HALLO ZWANGER BEN JE SAMEN’ en ‘HET IS TOCH OOK JOUW HUIS?’ wil ik zeggen: ja, die dingen kloppen en ze zijn beide waar, maar ook weer niet, want ik draag die baby niet in mijn buik. Het is met name de combi buik/werk/huis die het voor schatje niet haalbaar maakte. Die combi, gecombineerd met haar ruimhartigheid en supermooie hoofd, maakte dat ik wél naar New York kon/mocht. En dus ben ik er nu, alleen, om – naast het bezoeken van Seinfeld, jazzclubs en boekwinkels – te schrijven. Negen dagen New York als breekijzer voor mijn volgende boek. De stad als katalysator van een verhaal.

Want – ik heb het cliché eerder gebezigd en doe dat graag nog een keer – de inspiratie druipt hier van de muren. Uit de muren. Uit het steen en staal en de constante zoem die door je ruggengraat omhoogtrekt als je over straat loopt.

Gisteravond kwam ik aan, in de regen. New Yorkse regen; onophoudelijk, onverbiddelijk en dubbel zo nat. Maar heerlijk. De reis was van een leien dakje verlopen en hoewel moe, kreeg ik die rush. Die kick. Dat gevoel dat alles mogelijk is, wat in feite niet zo is.

Maar dat is de worst die deze stad je voorhoudt. Die worst verschrompelt aanzienlijk als je vanaf JFK (door deep down Queens) naar Brooklyn reist. Dat duurt een uur en aan de gezichten om je heen lees je daar niets rush- en kick-achtigs af. Je ziet opgesloten, opgestapeld drama in vermoeide gezichten. Niet een beetje moe, maar uitgeput. De gezichten liggen op de bodem van de put, als gesmolten maskers. Het is niet de city that never sleeps, maar deze mensen die nooit slapen. Die het eten maken, de wacht houden en de stad schoonmaken. Zij reizen onder de stad door, in het donker, terwijl de rest koffiedrinkt, zittend achter laptops, lopend over straat. Die rest werkt in de torens, en als je vanuit zo’n toren uitkijkt over de stad snap ik wel dat je denkt ‘kijk ons eens, in deze torens.’ If I can make it here…

Ooit dachten schatje en ik eraan om hier een paar jaar te gaan wonen. Gewoon, kijken of het zou lukken wat van de grond te krijgen. Maar voordat je het weet werk je ook in zo’n toren, uitkijkend over de stad, onwetend van wat er onder de vezels van de stad gebeurt waardoor die torens überhaupt kunnen staan. Daarom moet deze stad dít voor mij blijven; een getaway, het breekijzer, de katalysator. Met dank aan schatje.
———-
Ik ben tot en met 14 februari in New York. Dat is Valentijnsdag, maar daar doen schatje en ik niet aan.