Olifantje P. en het schudden van zijn Tru(n)(m)(p)(k)

Dames en heren, het is zover. Dat wat werd geparodieerd is werkelijkheid geworden. Satirici zitten straks zonder werk, want we zijn beland in de farce genaamd ‘Internationale politiek anno 2017’. Een toneelstuk gespeeld door de kopstukken van de NAVO, wereldleiders die zich onder regie van ‘Olifantje Porselein’ laten verleiden tot puberaal gekontdraai en –touwtrek.

Het non-verbale machtsspel wordt gesymboliseerd door DE HANDDRUK; de hedendaagse, passief-agressieve versie van het tweegevecht, traditioneel per degen of pistool uitgevochten tot aan den dood. De handduels eindigen vooralsnog niet in het graf, maar de gevolgen voor de lange termijn zijn niet te overzien en vermoedelijk schadelijker op veel grotere schaal.

Op internet circuleren inmiddels meerdere filmpjes waarin te zien is hoe Olifantje P. de handen schudt met politieke kopstukken voor wie hij zijn dedain nauwelijks weet te verbergen. De handdruk is voor hem het equivalent van een piswedstrijd. Tijdens zijn presidentscampagne trok hij onvermoede rivalen zowat de arm uit de kom. De Japanse premier Abe belandde in een manuele ‘staring contest’ toen Trump zijn hand maar liefst 19 (!) seconden vasthield en omgekeerd werd Merkels verzoek om zijn hand juist geweigerd.

Zo ziet 19 seconden eruit. Het is evenveel tijd als een heet broodje bapao; opgewarmde moedermelk; twee goals van Olympique Lyon tegen Ajax.

De media — altijd weer de media — hebben de handdruk inmiddels verheven tot alles wat ik hierboven beschrijf. Sterker, zonder hun aandacht voor het handgemeen zou ik er niet over schrijven. Breed uitgemeten werd ook het verweer van de Canadese premier Justin Trudeau, een man zo knap dat ik bij elke aanblik amoureus gefladder voel opstijgen in mijn buik. Een man, bovendien, die kickbokst in zijn vrije tijd en hoegenaamd niet onder de indruk leek van Olifantje P. en zijn groetintimidaties. Het was eerder zo dat Olivanka, dochter van president Porselein, ook voor hem bezweek, lonkend naar zijn profiel aan die grote tafel waaraan Olifantje en Kevin Spacey altijd belangrijke meetings hebben.

I’d Trudeau him. I’d Trudeau him so hard.

Zelfs nieuwstempel BBC weidde een heel artikel aan de manier waarop Trudeau de handdruk weerstond. Olifantje P. heeft de neiging de arm waaraan de hand meestentijds vastzit te behandelen als een losgeslagen brandslang. Hij pakt de hand stevig vast en trekt het geattacheerde subject met kracht naar zich toe, van zich af, omhoog en omlaag, als de slurf van een Afrikaanse soortgenoot die bij een poel in de Sahara water over zichzelf heen spuit. Maar Justin liet zich niet mangelen. Hij legde zijn linkerhand op de rechterschouder van P., zette zich zo schrap en behield de controle.

Olifantje P. kreeg een verbeten blik op zijn gezicht en hetzelfde gebeurde afgelopen week in Brussel tijdens zijn ontmoeting met premier frais Emanuel Macron. Trump probeerde zijn hand meermaals terug te trekken, maar Macron gaf geen duimbreed toe. Bloed werd weggeperst uit knokkels, ze sloegen wit uit. Kaken spanden en de krachtmeting was pas voorbij toen Macron dat toestond.

Knuckled up

Het valt te beweren dat we/de media deze relatief onschuldige momenten groter maken dan ze zijn, maar Macron gaf in een interview toe dat hij op deze manier respect wilde afdwingen. In een andere video is te zien hoe hij later op de dag de NAVO-leiders tegemoet loopt, Trump hem met open handen wil verwelkomen, Macron zijn looplijn aanpast en als eerste Angela Merkel begroet, de vrouw die door Trump werd gedist. Trump is pas als vierde aan de beurt, na de secretaris-generaal van de NAVO en de Belgische premier.

Wilde Macron hiermee een statement maken? Europe first? Of: L’Europe d’abord? Merkel zei na de top dat we de VS niet meer kunnen volgen. We moeten ons eigen plan trekken: ‘Europa zuerst!’. Wat de veranderende internationale politieke betrekkingen voor ons in petto hebben blijft vooralsnog ongewis, maar aan de tengeltwisten kunnen we wel al aflezen hoe de verhoudingen liggen.

Major swerve skills

Het exces van de blijdschap

Nog een paar minuten tot het laatste fluitsignaal. Dirks gezicht wordt een grimas, de tranen zijn nauwelijks nog tegen te houden. Gio stuitert langs de kant. Piep piep piep. De Kuip ontploft. Dirk stort ter aarde. Armen omsluiten Van Bronckhorst, zijn staf. De spelers plakken als klei aan elkaar vast, spatten als vuurwerk van elkaar los. Heel Rotterdam is een botsing van atomen, willekeurig, doch gestuurd door een onontkoombaarheid: Feyenoord is kampioen. Want dat dat uiteindelijk weer zou gebeuren, was logisch, toch?

Vrouwen van 50 huilen onbedaarlijk. Mannen zonder shirt spannen al hun spieren tijdens het zwaaien van een vlag. Elke vezel in hun lijf is Feyenoord, schreeuwt Feyenoord. Hier is het allemaal om te doen geweest, alle pijn en verdriet. Alle jaren op het tweede plan. Vernielingen. Financieel wanbeleid. Sportieve malaise. Een topclub in verval. Een tobclub.

Feyenoord is lijden. Het is een onvoorwaardelijk supporterschap. Nee, er is wel een voorwaarde: strijd. Loyaliteit. Steun door dik en dun, ook al ben je zelf verantwoordelijk voor het dunne.

Feyenoord is meer dan een voetbalclub: het is de kapstok waaraan men het hele gevoelsleven ophangt

De druk. De immense druk die op een voetbalclub ligt omdat het meer is dan een voetbalclub. Més que un club, zeggen ze in Barcelona. Het is de kapstok waaraan men het hele gevoelsleven ophangt. En daar gaat het mis, vermoedelijk. In het exces.

Huilende mannen en vrouwen. ‘Hier doe je het allemaal voor.’ Maar is dat zo? Duidt de intensiteit van het ene niet op een gebrek aan iets anders? De extreme vreugde om de winst van een voetbalclub op een lacune op andere levensgebieden? Dat geldt natuurlijk niet alleen voor Feyenoord, maar bij geen enkele andere Nederlandse club is het zo sterk.

Voetbal is sport. Sport is een platform voor fysieke en mentale krachtmeting. Botsing van techniek, stijl, talent, arbeid. Wie overblijft en bovendrijft, wint. De euforie is dan groot, de deceptie in het omgekeerde geval even diep.

In naam van een voetbalclub geweld plegen en vernielen, zoals in Rome, is ontoelaatbaar. Het is de andere kant van het exces, maar dat is wel wat het beide zijn: excessen. Zowel het beestachtige, verstandloze hooliganisme als de ongebreidelde blijdschap. De massale vreugde van een hele stad, met fragmenten opvolging door het land. Bier de lucht in gooien, naakt in fonteinen springen, lantaarnpalen beklimmen, niet slapen, schreeuwen, op de borst slaan, anderen op de borst slaan, meer schreeuwen, in slaap vallen, opstaan en weer drinken, meer drinken en schreeuwen totdat het geen gelukstranen meer regent. Dan gedijen in de warmte van de herinnering en toeleven naar meer. Naar nog een keer.

De tranen van Gio zijn mooi. Dirk is een instantlegende. Niets is groter dan dat ene woord. En daar gaat het mis. Het is een woord dat in relatie staat tot andere woorden. Een waarde met perspectief en tegelijkertijd losgerukt van precies datgene: perspectief.

Dit is geen stuk tegen Feyenoord, noch tegen voetbal of blijdschap in het algemeen. Maar tegen het exces. Want als nu de vreugde zo groot is om de winst, hoe groot is dan het verdriet en de woede om het verlies? Dat Feyenoord weer kampioen zou worden leed geen twijfel. Dat ze weer zullen verliezen ook niet. Maar misschien zijn dat dingen die je vergeet, na 18 jaar.

Lees het artikel op de website van de Volkskrant.

McDelivery

In 2009 was ik in Istanbul. De architectuur van historische heiligdommen; de Bosporus als scheiding tussen Europa en Azië; überhaupt het idee van een stad die zich in twee continenten bevindt — de stad was op veel manieren indrukwekkend. Verder was ik gefascineerd door de twee gezichten van de stad: enerzijds de modieuze metropool, anderzijds het ongepolijste, Turkse traditieleven. Hippe sneakers kopen in Galata en vervolgens via de vissersbrug naar het oosten wandelen. Smullen van inheems streetfood, cocktails drinkend in een stadstuin.

Maar wat me het meest is bijgebleven aan die stad, is de mogelijkheid om 24 uur per dag al het voedsel te bestellen dat je maar kon bedenken. Kebabs, Saksuka, Musakka, yoghurttoetjes met kip, baklava, maar ook de Amerikaanse giganten Kentucky Fried Chicken, Pizza Hut en McDonald’s. Na een avond stappen bestelde mijn Turks-Nederlandse vriend Deniz alles, puur omdat het kon. En omdat we dronken waren.

tavuk göğsü — toetje met kip

Volwassen verstand en belerende campagnes hebben de kinderlijke blijheid die ik voelde bij het naderen van de gele M allang het zwijgen opgelegd. Nu we weten wat er in eten zit — correctie — nu het ons boeit wat er in eten zit en diëtisten geen mogelijkheid meer onbenut laten om ons hun voedselvisie te verkondigen, is genieten van de Mac uitgesloten. Slechts genoeg verdoofd door alcohol en vermoeidheid kom ik er gewetenshalve mee weg een quarter pounder, kipnuggets en ‘oké-vooruit-nog-één-cheeseburgertje-dan’ weg te werken. Dit gebeurt ongeveer een keer per maand, in de Leidsestraat, ’s weekends, rond het tijdstip dat de plee die het Leidseplein heet ten laatste male wordt doorgetrokken.

De opstootjes en teleurgestelde meisjes met uitgelopen make-up zijn op die momenten een mooie bijkomstigheid. Niet zelden parkeer ik mezelf met klamme to-go-zak op mijn bagagedrager en laat me vermaken door de mengeling van uitgaanspubliek en toeristen die ergens heen lijkt te gaan terwijl ze de weg goeddeels kwijt is. Niet te lang natuurlijk, want dan word je depressief. Fietsend naar huis werp ik vervolgens nog een blik op op nachtbussen wachtend volk, een contrast van vers gedouchte, huiswaarts kerende vakantiegangers en beschonken Kudelstaartse jeugd.

Maar dat is binnenkort allemaal verleden tijd, want McDonald’s gaat eten bezorgen. Wat ik voor een uniciteit hield in Istanbul, maar dat vermoedelijk niet was, is het hier straks ook niet meer, zij het om omgekeerde reden. McDonald’s is een van de weinige fastfoodrestaurants in Nederland die nog niet bezorgen. De komst van Foodora en Deliveroo heeft inmiddels ook het hogere segment naar de deurmat gebracht en de papa van de Big Mac kan niet langer achterblijven.

Istanbulse McDonald’s bezorgdude

De emoties tijdens het lezen waren gemixt en dat zijn ze nog steeds. Er zijn vragen. Hoe krijgen ze het eten goed heet bij de mensen thuis? Dat het voedsel van de Mac geen lange houdbaarheid heeft is algemeen bekend. De burgers dienen asap geconsumeerd te worden. Gebeurt dit niet, dan zakt de hele handel in als een smeltende ijskap. Het broodje wordt taai en de smaak, voor zover die er is, vervliegt. De Franse frietjes zijn bovendien slechts onversmaadbaar als ze knapperig zijn. Zelfs ín het ‘restaurant’ proef je het als je portie niet uit een verse batch komt en zo lang hebben ze dan nog niet in die glimmende bakken liggen rusten.

Daarnaast is er de vraag — wellicht de meest relevante van allemaal: willen mensen dit? Het antwoord hierop is deels afhankelijk van de antwoorden op de vorige vragen, maar staat ook op zichzelf. Willen mensen McDonald’s kunnen bestellen, of is het een guilty pleasure waaraan je slechts dronken en/of op vakantie toegeeft? Een tent waar je langs loopt en van denkt: fuck it, het mag wel weer een keer, wat Rens Kroes ook in mijn oor lispelt.

Het is misschien geruststellend dat we het binnenkort weten.

Danny Blind kan er niks aan doen

Danny Blind was ooit een heel behoorlijke voetballer. Libero, een positie die eigenlijk niet meer bestaat. Na de door Ajax gewonnen Champions League finale van 1995 sprak Van Gaal over ‘zijn verlengstuk in het veld’, daarmee doelend op Blind, die zijn coach begreep en de jeugdige talenten om hem heen in het veld aanstuurde. Is het gek dat zo iemand later coach wordt? Nee.

Bij Ajax werd dat geen succes. Ook toen al bleek zijn enthousiasme, sympathie en reële analyse, maar zonder de sturende hand van boven bracht hij niet genoeg. De wedstrijden van Ajax onder zijn leiding waren geen demonstraties van tactisch vernuft. Er kwam nooit stabiliteit en Blind mistte het charisma dat je als boegbeeld van de hoofdstedelijke club nodig hebt.

Vervolgens had hij allemaal andere voetbalbaantjes, in de luwte, maar leek hij met de aanstelling van Van Gaal als bondscoach eindelijk op de goeie plek beland. Als assistent mocht hij wederom dienen als verlengstuk van Het Brein. Niet als wetenschapper zelf de formule hoeven bedenken, maar hem als rechterhand uitleggen aan de leerlingen. ‘Einstein zegt het, niet ik. En Einstein heeft gelijk.’ De klas knikt.

Met een absoluut niet sprankelende, maar wel reële en bij tijd en wijle spectaculaire speelstijl (counterperfectie, solide defensie, alle ballen op Robben) bereikte het mediocre Oranje de halve finale — die het best had kunnen winnen van een gelijkwaardig Argentinië -, waarna Van Gaal wellicht nog een list had kunnen bedenken om het Duitse spel te saboteren, wat hij tijdens zijn periode bij Bayern deels had vormgegeven.

Maar goed, we wonnen het WK niet. Van Gaal ging naar Manchester United en de KNVB bedacht de idiote Hiddink/Blind-constructie. Hiddink had beter moeten weten en zijn invloed niet moeten aanwenden om boven Koeman verkozen te worden, maar Blind zag zijn kans schoon. En terecht. Na een voetballeven achter zich, met als coach geen hoogtepunten, kon hij in de schaduw van twee (in het geval van Hiddink: voormalige) grootmeesters het vak leren om de opgedane kennis vervolgens in de praktijk te brengen. En weet je? Ik dacht dat dat misschien wel zou lukken. Blind is een prima kerel. Geen visionair, maar iemand die met loyaliteit en hard werk genoeg zou kunnen opsteken om het gedachtegoed vervolgens als voetbalapostel te verspreiden. Misschien dat hij op gevorderde leeftijd en een schat aan ervaring een omvangrijk genoeg repertoire aan coachskills had opgedaan, klaar voor het grote werk.

Maar niet dus. Tenminste, niet onder deze omstandigheden. Blind zal misschien een uitstekende trainer zijn voor FC Twente of Utrecht, maar een ooit grootse voetbalnatie in teloorgang weer op de rails krijgen bleek te veel gevraagd. Hij kan er niets aan doen. Hij dacht er klaar voor te zijn. Dat denkt hij vermoedelijk nog steeds, want hij noemde Bulgarije-uit een ‘incident’. Moeten we het hem kwalijk nemen dat hij bondscoach wilde worden of moeten we de bestuurders erop afrekenen dat ze eerst Hiddink en per default hem aanstelden terwijl ons voetbal in het brandpunt van een identiteitscrisis zit? De vraag is retorisch.

‘Voor de mens Blind is dit verschrikkelijk,’ zei iemand gisteravond in een voetbalprogramma. ‘De mens Blind’. Heeft hij nog andere verschijningsvormen? Of is de scheiding tussen de mens en voetbalprof zo groot dat het daadwerkelijk losse entiteiten zijn? Andere dingen die ik hoorde: ‘Van Gaal moet terug’, ‘Koeman had het moeten doen’, ‘Stel Ron Jans aan.’ Met andere woorden: iedereen roept. Ik ook. Maar tussen alle meningen en oordelen is er voor mij één overheersend: Danny Blind kan er niks aan doen.

Vandaag heb ik een Irakese man 40 euro gegeven

Dit verhaal gaat niet over mij, laat dat duidelijk zijn, maar ik moet de zin opschrijven om te begrijpen dat ik het heb gedaan (en om je aandacht te trekken).

Correctie: dit verhaal gaat ook over mij. Mijn emoties ten opzichte van de man en mijn daad kan ik immers niet los zien van mezelf en mijn context.

Terug naar het begin, waar ik nog helemaal niet ben geweest.

Het is donderdag en je zou kunnen zeggen de eerste lentedag van het jaar. Er schijnt zon met warme kracht, uitgebalanceerd door een koele bries die maart vertegenwoordigt. Vanochtend was ik met mijn kind, nu heb ik uren voor werk. Omdat thuis werken niet werkt, ging ik op stap. Eerst een shirtje ruilen bij American Apparel, wat al twee jaar failliet is en eigenlijk niet meer bestaat, en vervolgens op zoek naar een flexwerkplek. Ik ZZP sinds de vorige zomer en ben nu dus ook een Coffee Company nomade, hoewel ik daar nooit zit. Noem me eerder een onregelmatige Starbucksbezoeker of bibliotheekstoelbezitter. Vandaag beland ik door een te lang genegeerde honger in eerste instantie helaas bij de Burger King, alwaar ik voor €3,95 een Big King menu koop (actie). Voor 60 cent krijg ik er een bakje mayonaise bij. Vervolgens heb ik geen zin meer in koffie (want cola) en dus fiets ik verder.

De zon schijnt overdadig en is onontkoombaar, zeker als ik op dat bankje aan de Amstel ga zitten. Ik kom eindelijk toe aan een belafspraak die ik al 36 uur tussen luiers en opgewarmde flesjes door probeer te voeren. Of ik copy kan maken voor een reeks websites over door de gemeente Den Haag gesubsidieerde sport.

‘Ik ben bezig met twee boeken, dus weet niet of ik tijd heb, maar het lijkt me best leuk.’

Na het gesprek sluit ik mijn ogen en laat de warmte van het licht eens goed tot me doordringen. Ik zie het gezicht van mijn zoon voor me en merk dat ik glimlach. Als ik mijn ogen open, pak ik mijn telefoon. Google Documents push-notificeert me dat iemand track changes heeft aangebracht in een artikel dat ik heb geschreven. Terwijl ik me afvraag af of dit een goed moment is om de suggesties te doorlopen doorloop ik ze. Ik keur ze eigenlijk allemaal goed, omdat ze goed zijn, en bedenk ondertussen dat ik op dit moment geld aan het verdienen ben, zittend op een bankje met uitzicht op een magere brug.

De Amstel vanaf de Magere Brug, laatst, in het donker

De tijd kruipt vrijwillig voorbij en ik zie links en rechts mensen passeren. Te voet, fiets en auto. Een man in zwarte kleding stopt naast me en begint in accentrijk Engels een verhaal over dat hij me niet wil storen en het echt heel erg vervelend vindt om deze persoon te zijn maar dat hij het toch is en me toch stoort en of ik hem kan helpen.

‘Hoe dan?’ vraag ik hem.

‘Tja,’ kijkt hij uit over de rivier.

Hij wil niet zeggen dat hij geld nodig heeft, maar dat is wel wat er aan de hand is. Omdat het nu 15:00u is op een donderdagmiddag naast Carré en niet vrijdagnacht op het Leidseplein wil ik zijn verhaal wel horen.

De man komt uit Irak en is gevlucht niet omdat het ‘unsafe’ was, maar ook niet gebleven omdat het ‘safe’ was. Hij is nu een jaar en acht maanden in Nederland en uitgeprocedeerd. Hij heeft deze week te horen gekregen dat hij moet vertrekken omdat er geen gronden zijn hem in ons land op te nemen. Hij woonde in Basra. Zijn ouders en zus ergens anders en zijn vader werd vermoord omdat hij op een zwarte lijst met soennieten stond. Jaren is hij opgejaagd en na zijn dood waren moeder en zus bang dat ze de volgenden waren. Zij zitten inmiddels in Denemarken en hebben asiel gekregen omdat moeder oud en ziek is. ‘She can’t even put on pants.’ Moeder en zus hebben hem overgehaald om ook weg te gaan uit Irak. Welk beroep hij daar had? Wiskundeleraar.

Basra

Ik ben zelf te slecht in wiskunde om te kunnen verifiëren wat hij zegt, maat dat maakt niet uit, want ik heb allang besloten hem te geloven.

De situatie is nu als volgt: hij moet weg, maar in Ter Apel kan hij nog een week of drie blijven voordat hij naar Roemenië gaat om daar zijn zaak opnieuw voor te laten komen. Ik begrijp het niet helemaal, maar kennelijk gelden daar andere regels.

‘Hoe wil je naar Ter Apel?’

‘Een treinkaartje is €24,70. Daarna moet ik nog een uur met een bus.’

‘En hoe ga je in Roemenië komen?’

‘Mijn moeder en zus sturen me wat geld. Maar daarvoor moet ik eerst naar Ter Apel. Ik heb vandaag vijf uur staan liften. Gisteren de hele dag. Ik haat het om deze persoon te zijn. Je zult ze vast genoeg zien. Maar ik ben ten einde raad. Ik heb je hulp nodig. Alsjeblieft.’

Ik pak mijn portemonnee en zie dat ik 35 cent heb.

‘Ik heb 35 cent.’

‘Asjeblieft. Je moet me helpen. Vraag of iemand anders me kan helpen. Alsjeblieft, ik weet het niet meer. Je moet me helpen. Iemand.’

Asielzoekerscentrum Ter Apel

Wat nu? Ga ik deze man naar Ter Apel brengen? Ga ik iemand bellen en vragen of diegene hem naar Ter Apel wil brengen?

‘Nee, dat hoeft niet, maar misschien iemand anders. Of iets anders.’

De man stinkt niet. Hij ziet er niet uit als een junk. Hij heeft een Universiteit van Amsterdam alumnustas om zijn nek.

‘Hoe kom je daaraan?’

‘Die heeft iemand geschonken. Die heb ik gekregen.’

‘Die spullen komen dus wel ergens terecht,’ denk ik. De tientallen kilo’s aan kleren die ik inmiddels in groene containers heb gegooid worden op dit moment vermoedelijk door andere mannen gedragen. Mannen zoals hij, ten einde raad.

Hij maakt de tas open.

‘Kijk, dit zijn nog wat kleren. Dit mijn toilettas. Dat is alles.’

‘Heb je helemaal geen geld?’

‘Nee.’

‘Eten?’

‘Ik had een mandarijn, die is op.’

De zon verwarmt mijn gezicht. Onder mijn dure winterjas is het warm. Mijn nieuwste Nikes zijn al een beetje vies. Thuis heb ik nog meer Nikes. Ik edit artikelen op mijn iPhone 7 voor geld.

‘Oké, ga hier zitten, op dit bankje in de zon. Ik ben zo terug.’

‘Dank je wel.’

‘Geef me 5 á 10 minuten.’

‘Neem je tijd.’

De man haalt een minuscuul notitieboekje uit zijn tas dat zo goed als vol is geschreven en begint te lezen terwijl hij zijn hoofd op zijn hand steunt. Ik pak mijn fiets, telefoon en zoek via Google Maps een pinautomaat in de buurt. Weesperplein. Bij de automaat staat een grijze man met fiets en twee lange slierten snot uit zijn neus. Hij drukt op knopjes maar er komt geen geld uit de automaat.

‘Hmm, ik weet het niet,’ zegt hij sceptisch.

‘Doet hij het niet?’

‘Ik weet het niet,’ herhaalt hij.

Ik probeer het en alles werkt. De man haalt zijn schouders op, wenst me succes, wat ik al heb, en fietst weg. Ik stop het geld in mijn portemonnee en fiets terug naar de Irakese man op het bankje in de zon. Hij slaapt en schrikt wakker als ik nader. Hij lacht. Ik ga naast hem zitten.

‘Ben je moe?’

‘Het is oké.’

We geven even ruimte aan de stilte en zien een vrachtschip onder open bruggen doorvaren. Aan de overkant is de Amsteldijk, waar ik ooit nog eens seks heb gehad.

‘Weet je, jouw vader is vermoord. Jij bent hier. Je hele verhaal. En ik ben hier, in dit land, waar we klagen over werk en dure spullen.’

‘Het is gewoon geluk,’ zegt hij glimlachend, zich bijna verontschuldigend voor mijn mazzel. Ik knik bezwaard en pak mijn portemonnee.

‘Ik heb €40,- voor je gepind. Dan kun je naar Ter Apel en nog wat eten.’

De man geeft me een hand en omhelst me.

‘Hoe heet je?’

‘Ik ben Remco.’

‘Ik ben Adil.’

‘Hoi Adil.’

‘Dank je wel Remco.’

Ik wens Adil geluk en hij vertrekt. Met een gebogen houding en UvA-alumnustas om zijn schouder loopt hij de Weesperzijde af richting Centraal Station. Hoe oud zou hij zijn? 40? 50? Zijn gezicht was tijdloos. Ik weet het niet. Ik weet wel dat ik niet meer in de zon ga zitten. Op naar huis, naar mijn vrouw en kind.

De antischreeuw van Norah Jones

Entresol, café Belcampo. 09:32. De werkplek is nog zo goed als leeg. Het volk dat er zit doet zich tegoed aan de eerste en vermoedelijk enige koffie verkeerd maat GROOT die vandaag wordt gedronken. Er is al veel over ZZP’ers geschreven, maar nog weinig over hun verbluffende uithoudingsvermogen. De ZZP’er is in staat volledige werkdagen te overleven op een driekwart gevulde dopper met slappe limonade, thuis afgeroomd van de fles basismerk framboos van de nog slapende huisgenoot. Deze huisgenoot gaat straks werken, op een plek met een baas en bureaustoelen, een koffiemachine en verzorgde lunch.

Hier heeft een enkeling de bravoure gehad om zelf eten mee te nemen. Op een stoel precies onder mij zit een man van een vermoedelijke jaar of 40 met een zak Albert Heijn-croissants. Drie stuks, naturel. Hij heeft ze nonchalant naast zijn laptop op de tafel geplaceerd, maar weet daarmee niet te verhullen dat de croissants zijn levenslijn zijn. Deze drie croissants zal hij vermoedelijk in een keer opsmikkelen, zo lees ik uit zijn desperate, voorovergebogen houding. Misschien heeft hij er al een op, zonet vlak na de aanschaf, toen het deeg nog lauwwarm aanvoelde en hij zich niet kon beheersen. Beheersing is het enige wat hem nu nog rest. Beheersing om niet meer koffies te bestellen, om daadwerkelijk iets op papier te zetten, de croissants te rantsoeneren.

De muziek in het café is Norah Jones. Dit verrast niemand en er is niemand die zingt zoals zij, maar ze zingt wel altijd hetzelfde. Zeker als ze op repeat staat. Toch kan ik me geen andere muziek voorstellen, hier, op dit moment, een dinsdagochtend in een bibliotheekcafé in Oud-West.

Norah Jones

Het eerste wat ik zelf deed toen ik aankwam, was Facebook checken. Ik heb een paar spitsvondige, grenzend aan cynische comments geplaatst, een satirische post geliket en dit alles gedaan met een naar ernst neigende blik. ‘Ja, ik ben ook aan het werk.’ En vergeten mijn Dopper thuis te vullen, merk ik nu.

Vervolgens checkte ik wat nieuwssites, mijn e-mail, voetbal international, Pitchfork en banksaldo. Niets van wat ik las, gaf voldoening. De verkiezingen domineren de media. Ze zijn over een week en ik vraag me bij wijze van zinvolle procrastinatie af of ik het gevoel heb dat Nederland niet meer van mij is. Ik kom erachter dat ik nooit het gevoel heb gehad dat Nederland van mij is. Ik heb nog nooit iets gezien en gedacht: ‘Dat islamiseert.’ Ook niet toen de barista met hoofddoek net mijn capuccino bereidde. Ik heb me toen en daarvoor ook nooit bedreigd gevoeld door een godsdienst. Wel door idioten. Ik vraag me af of ik een elitekind ben, hier op de entresol van Belcampo, met de tijd (dinsdagochtend) en middelen (laptop, handen) om een observerend stuk te schrijven over de staat van het land/de wereld, gebaseerd op een analyse van een flexwerkplek.

Ben ik dan een man van de straat? Ik kom uit Den Haag, ben geboren op het zand en opgegroeid op het veen. Een Hagenaar en Hagenees, nu al 14 jaar Amsterdammer, met op veel vragen geen antwoord. Anderen hebben dat ook niet en toch schreeuwen ze raak. Schreeuwen om het schreeuwen, harder dan de ander. Is verbinding een illusie? We zijn allemaal anders en allemaal hetzelfde, kijk maar naar de geconcentreerde gezichten boven de schermen en kopjes om mij heen.

Beneden hoor ik kinderen spelen, lachen en huilen, niet per se in die volgorde. Norah Jones’ zijdezachte stem geeft rust. De antischreeuw. Misschien ligt daarin wel de oplossing. In de tussentijd bestel ik nog een koffie, al is het maar om een cliché te mijden.

Zorg dat het rijmt

Wat is nieuws? Datgene wat er gebeurt en waarvan vervolgens verslag wordt gedaan, of datgene wat wordt geselecteerd uit alle dingen die gebeuren en waarvan dan dus wordt besloten dat het nieuws is? De vraag is niet nieuw(s) en het antwoord weten we eigenlijk al; de media geven geen volledig en nauwkeurig verslag van ‘de dingen die gebeuren’, maar vertellen slechts over die zaken waarbij we eventueel belang hebben. En vaak niet eens dat. Het belang hoeft namelijk helemaal niet vooraf al te bestaan. Dat wordt niet zelden gewoon gecreëerd.

Als een diëtiste met glimmende witte tanden en een lijf als een drumstelvel ons vertelt dat je van brood een skippybal wordt, nemen andere (ook kwalitatieve) media dat gretig over. Alle vrouwen willen de diëtiste zijn en alle mannen willen haar hebben. In een wereld waarin elke click een euro is, zie je dus regelmatig exact hetzelfde artikel in de newsfeed van je social media, afkomstig van verschillende bronnen. Of brood echt slecht voor je is maakt dan al niet eens meer uit. Volgende week roept een andere glimmerd iets anders (‘Fruit is suiker!’, ‘Van ademen ga je dood!’) en is de ene trend vervangen door de andere.

Het ding is nu dat veel mensen in januari geen alcohol drinken. Niet omdat ‘mensen’ dat dit jaar voor het eerst doen, maar omdat er besloten is dat dit nu een hot topic is. Mensen die in januari wel alcohol drinken, zoals ik, zien de berichten voorbijkomen en denken heel even ‘Hmm, ben ik te laat? Misschien zou ik ook eens geen alcohol moeten drinken. Ik heb er weleens over nagedacht, maar doe het vervolgens nooit. Dit was een goed moment geweest, de eerste maand van het nieuwe jaar. Gemiste kans.’ Om niet lang daarna te denken ‘Wat een bullshit!’.

Van alle mensen die ik tot nu toe in 2017 heb gesproken is er één man die deze maand ter uitzondering geen alcohol drinkt. Hij is in de 60, corpulent en eet als je niet oplet binnen 45 seconden een zak Twix mini’s leeg. Ik snap ergens wel dat hij een maand niet drinkt, maar denk niet dat het veel uitmaakt. Punt is dat hij de enige is. Het is geen trend, geen hype en al helemaal geen primeur.

Maar mensen moeten wat te lezen en doen hebben. Volgens de kranten is niet alleen alcohol deze maand de sjaak, maar ook suiker. De mensen die dat tijdens het eten willen mijden kunnen driekwart van het supermarktaanbod niet meer in hun mandje gooien. Alles is, films ten spijt, niet liefde, maar suiker en daar moet je je verdomme van bewust zijn.

Enfin, als ik al een maand zou ontsuikeren, -nuchteren of –lolhebben, dan zeker niet in januari, de donkerste en koudste maand, waarin het geld en de weerstand op zijn en de lente als fata morgana aan de horizon kleeft. Mijn vriendin leeft weleens een maand pretloos. Ze noemt dat dan ‘Sober October’ of ‘Mei Alcoholvrij’. Het lukt haar dan nog ook, in tegenstelling tot alle goede voornemens die al sneuvelen als de kruitdampen van oudjaar nog niet eens verneveld zijn.

Haar succes heeft enerzijds te maken met de maand, anderzijds met karakter en derderzijds met rijm. Zij doet dit voor zichzelf. Er zijn geen media die het oppikken en ermee aan de haal gaan. Er wordt geen nieuws van gemaakt (ondanks de rijm). Mijn advies is dan ook: stop met goede voornemens. Lees trending nieuwsberichten niet. Drink alcohol, eet zakken Twix en doe dat niet als je het niet wil doen. En als je het dan niet doet: zorg dat het rijmt.

Niet geschikt voor consumptie

Mijn zoontje is een egocentrisch mens. Hij is ongeduldig, schijt en plast zonder gêne om de 20 minuten zijn broek vol en spuugt na elke maaltijd over je heen. Het boeit hem niet. Hij kermt, kreunt, blèrt, kijkt scheel, verbaasd of boos en vraagt nooit hoe het met je gaat. Als het hem uitkomt — en alleen dan — valt hij op je in slaap. Dat doet hij dan omdat hij uitgeput is, niet om je te vertroetelen met zijn liefde voor jou. Jou bestaat niet in zijn wereld, die overigens miniem is omdat hij zichzelf niet kan verplaatsen en vatbaar is voor de geringste temperatuurschommeling. Hij doet niets, weet niets, kan niets en houdt zich niet aan afspraken.

En toch hè, wil ik hem opeten. Dit is een probleem, want ik wil het echt. Als ik zijn voetje zie, wil ik het in mijn mond doen — wat ik overigens regelmatig doe — en het afhappen. Hetzelfde geldt voor zijn handjes, neusje, buikje, kinnetje, mondje en ja, zelfs zijn piemeltje. Ik wil hem helemaal opeten en moet mezelf inhouden om het niet ook echt te doen.

Het zoontje in kwestie

Omdat opeten geen reële optie is, knuffel en zoen ik hem tot huilens toe. Met knuffelen loop je uiteraard het risico het kind te verstikken op je eigen borst, onder je eigen kin en met je eigen handen. Door mijn knieën op te trekken maak ik soms een balletje van mezelf, met hem als een matroesjka balletje in mij. Het is dan verleidelijk om de druk zodanig op te voeren dat we met elkaar versmelten, maar ook dat zou een eenmalig genot zijn. Ik moet de verlangens dus onderdrukken en doseren, zodat hij wat langer meegaat.

Kusjes geven klinkt relatief onschuldig, maar de kusjes die ik pleeg te geven ontwikkelen zich zonder terughoudendheid al vlot tot mitrailleursalvo’s van zuigzoenen waarmee ik zijn halve gezicht vacuümtrek. Hier is hij meestal niet van gediend, zeker niet als hij poedelnaakt op de commode ligt omdat ik hem op dat moment ook aan verschonen ben. Vooral dan, wanneer hij spartelend en met grote ogen naar de azuurblauwe muren van zijn kamer staart, is mijn opeet-, knuffel- en zoendrang groot.

Maar ik zal me inhouden. Heus, ik besef dat hij meer gebaat is bij een stabiele, constante stroom vaderliefde, dan bij een vermoedelijk schadelijke, eenmalige uitbarsting ervan. Dus aai ik hem zachtjes over zijn bol en geef ik hem kleine kabouterkusjes op zijn voorhoofd, wang, neus en mond. Soms net iets te veel, merk ik aan zijn zure gezicht, en dan stop ik, voordat hij begint te huilen of mijn gezicht in een reflex wegduwt.

Ik omsluit hem met mijn armen en wrijf zijn lijfje warm. Ik druk hem zo dicht tegen me aan dat hij zich weer even in het comfort van de baarmoeder waant. Dan valt hij in slaap en ik meestal ook. Zo geven we elkaar energie. Niet door elkaar op te eten, maar als wederkerig oplaadbare batterijtjes.

Als ik iets wil eten smeer ik maar een boterham.