Het is weer 17 juli, de zwaarste datum van het jaar. De lelijke onevenheid van het getal: 17. De hoekige 7, zogenaamd geluksgetal. Die 17 komt veel terug. Mijn vader is op de 17e jarig. Zijn dochter in de MH17 was dat ook. De vader van zijn kleindochter, die met haar moeder, stiefvader en halfbroertje in datzelfde vliegtuig zat, ook. Mijn jongste zoon was uitgerekend op de 15e, maar werd geboren op, inderdaad, de 17e. En een inmiddels overleden oud-klasgenoot attendeerde me er een paar jaar geleden op dat de kalenderemoji in telefoons de datum JUL 17 toont. Er is geen ontkomen aan.
Ik merk dat ik het getal zelf ook vaak gebruik, zelfs – of juist – als daar geen aanleiding toe is. Als mijn vriendin bijvoorbeeld vraagt hoe vaak ze nog mijn zelfbedachte breakbeat-versie van het oude Transformerstekenfilmliedje moet aanhoren. ‘Nog 17 keer,’ zeg ik dan, schertsend. Ik gebruik het getal als overdrijving. Als grapje. Misschien om het te ontmantelen van de traumatische lading en er weer een gewoon getal van te maken.
Negen jaar zijn we verder. Volgend jaar tien, een jubileum. Hoe vier je zoiets? Mijn nichtje was nu 26 geweest. Mijn halfzus 60. Niemand weet hoe hun levens eruit hadden gezien. Dat weten we alleen van de levens die er nog wél zijn: permanent ontwricht. De ramp was voor de nabestaanden de carrièrebeëindigende enkelblessure van Marco van Basten. Daarna heeft hij nog wat gegolfd, een poging gedaan als coach, en nu is hij de wat zure oud-prof die het voetbal vaak met lede ogen aanziet en in zijn commentaar niemand spaart. De herinnering aan de glans van zijn voetballeven leeft voort, maar roept voornamelijk weemoed op.
In de boekenkast van mijn oudste zoontje (6) staat het boek dat ik schreef over de ervaringen van mijn familie en mij tijdens en na de ramp. Een autobiografische roman. Mijn zoon kan aardig lezen en bladert weleens door het boek. De absentie van plaatjes en het overschot aan ‘moeilijke woorden’ maken dat hij zijn interesse snel verliest en het boek weer terugzet. Dat lucht me dan op, want het scheelt een ingewikkeld gesprek.
Hij mag op school elke dag even op de laptop werken. Laatst liepen we over het schoolplein en zei hij: ‘Ik heb je gegoogeld.’
Ik vroeg wat hij allemaal was tegengekomen.
‘Je werk, je podcast, maar ook iets over een vliegtuig en je halfzus en toen was er een ongeluk en toen ging ze dood. Wat is een halfzus?’
Het overviel me. Ik weet dat ik op een dag met mijn kinderen over de vliegramp zal moeten praten, en over het psychische parcours dat de hoofdpersoon, karakterologisch behoorlijk gelijkend op hun papa, in het boek aflegt, maar veronderstelde dat dat nog wel een paar jaar zou duren. Maar ja, hij leest, schrijft, en computers zijn overal, dus heel vreemd is het niet.
Door zijn vraag wist ik dat ik over ‘het ongeluk’ niet in detail hoefde te treden. Nog niet. ‘Een halfzus is een zus met een andere moeder of vader,’ zei ik, ‘en die van mij zat inderdaad in een vliegtuig dat een ongeluk kreeg.’ Later zou ik hem uitleggen wat er precies was gebeurd. Hij accepteerde het. Hij leek vooral trots dat hij zijn vader op Google had gevonden. ‘Je bent beroemd,’ zei hij. Ik zei dat het wel meeviel. ‘Jawel, zei hij. Ik zag je op Google. Je bent beroemd.’
Vooralsnog blijft de vraag hangen: wanneer vertel ik mijn kinderen over 17 juli 2014, toen mijn halfzus – hun tante -, en haar man en kinderen – hun nicht en neef -, abusievelijk door een raket uit de lucht werden geschoten en daarmee vermoord, vernietigd? Wanneer vertel je kinderen zoiets? En hoe?
Categorie: Column
Ride the past
De reacties op de problemen bij VanMoof zijn grofweg onder te verdelen in twee toonaarden: woede en leedvermaak. Woede om de fietsen die wel zijn betaald, maar niet geleverd; om reparaties die al weken, soms maanden op zich laten wachten en om de non-existente klantenservice van een merk dat lifestyle en design boven technische kwaliteit en fatsoenlijke dienstverlening prioriteerde.
Leedvermaak is er onder niet VanMoof-bezitters, met name onder hen die nog immer analoog trappen, door weer en wind, met of zonder kind. De heersende opinie over VanMoof is niet mals. Veel mensen zien de fiets als symbool voor alles wat er mis is in dit land. De ultieme yuppenfiets is kenmerkend voor de kloof tussen arm en rijk, tussen hip en suf, tussen arrogant en nuchter. Nu het merk ten onder lijkt te gaan aan de eigen ambities krijgt elk verwaand lid van de VanMoof-familie wat hij of zij verdient. Ride the future? Ride the past, is nu meer van toepassing.
Ik ben ook lid van de VanMoof-familie, al neemt mijn moeder meestal wél op als ik bel. Ik zal niet zeggen dat ik een trotse VanMoof-bezitter ben – ik snap het antisentiment, heus. En waarom zou je trots zijn op iets waar je zelf niets aan hebt bijgedragen? -, maar ik heb altijd met plezier op de fiets gereden, afgezien van die vier keer dat het ding in reparatie was omdat zowat alle hard- en software vervangen moest worden. Ook van vrienden en kennissen weet ik dat hun VanMoof met gebreken kwam, en toch slikten ze het vanwege de uitstraling van het merk.
Daarmee bedoel ik niet: arrogant, hautain, verwaand, maar: onderscheidend design waar veel mensen nu eenmaal voor zijn gevallen. Kun je die mensen dat kwalijk nemen? Nee. Is de iPhone beter dan de gemiddelde Samsung? Nee, maar toch kies ik voor de eerste. Het design – de look, feel en het gebruiksgemak – speelt daarin een rol. Maakt Tesla de beste elektrische auto’s? Ook daarover kun je debatteren, maar ook bij de keuze voor dat merk is ontwerp een belangrijke factor. Is het dat niet altijd, voor iedereen? En gaat het niet wat ver om het karakter van voor jou onbekenden te spiegelen aan het soort fiets, auto of telefoon dat ze bezitten?
Vandaag maakte ik weer een ritje op mijn X2, een van de eerste elektrische (unisex)modellen van VanMoof, waarmee ik, volgens mijn fietsenmaker, mazzel heb omdat er minder kapot aan kan gaan. Zo was het ook met mijn Walkman. De eerste die ik ooit kreeg kon alleen afspelen en spoelen en doet het nog steeds. Daarna kwam auto-reverse en gingen ze om de haverklap stuk. Het is vanaf nu een wedstrijdje tussen de laatsten der VanMoofhicanen: wie rijdt er het langste mee door? Als een cruciaal, custom VanMoof-onderdeel het nu begeeft, ben je gezien.
Het ritje van vanochtend voelde anders. Het was alsof ik op de rug van een dinosaurus reed. Ik zat op een stukje geschiedenis – ride the past. Misschien kunnen we VanMoof vergelijken met de Titanic en de Hindenburg, ook voortbrengsels van menselijke megalomanie, gedoemd om te mislukken. De vergelijking maakte me weemoedig. Want hoewel het verhaal van VanMoof in de bedrijfskunde een voorbeeld is van hoe het níet moet, is inzetten op esthetiek lovenswaardig. Had VanMoof meer oog gehad voor de fundering onder de fraaie gevel, dan was het merk vermoedelijk niet in schoonheid gestorven.
Wees als tante Es
Laten we wel wezen: van het meeste nieuws word je niet vrolijk. Maar ellende verkoopt en er gebeurt nu eenmaal veel ellende in de wereld. Wat dat betreft zit het businessmodel van de journalistiek goed in elkaar.
Maar er zijn ook artikelen die inspireren, waarvan je hart een sprongetje maakt zelfs, al zou ik die stukken meestal niet onder de categorie ‘nieuws’ scharen.
Neem het verhaal van tante Es, dat vrijdag in Het Parool staat. Een korte samenvatting: Elselyn Harriette Angelique Fa Si Oen, zoals ze voluit heet, is 108 jaar oud. Ze werd tijdens de Eerste Wereldoorlog geboren, verdeelde haar leven tussen Suriname en Amsterdam, is voor Ajax en heeft haar hele leven reizen verkozen boven mannen. Ze is altijd in beweging gebleven en probeert dat nog steeds, al heeft ze nog maar één werkende arm en kan haar rug haar niet meer dragen. Toch voelt Es, naast dankbaarheid om haar volle leven, vooral de hoop nog een tijdje door te mogen leven.
Wat ik na het lezen voelde in mijn huppelende hart vertaalde zich naar: wees als tante Es. Jonge meisjes, laat die influencers links liggen, je hébt al stijl en de kiezel die je zelf vindt, is jouw maansteen. Laat tante Es je inspiratie zijn.
Jonge jongens, staak je duurbetaalde cursus Hoe word ik binnen een jaar een cryptomiljonair, spoel die eiwitsupplementen door de plee en haal je kracht uit de woorden van tante Es. Als zij zich nog op eigen kracht kan voortbewegen, wat kun jij dan wel niet?
Oudere jongens en meisjes, laat de magazines die je een beter lijf, meer zelfvertrouwen of de perfecte partner beloven in de schappen liggen. Schrijf je uit van het zoveelste lifecoach-blog dat je probeert te helpen je inner spirit animal te vinden. Wees als tante Es. Kijk naar haar, zie de glinstering in haar ogen en de glans van haar nog perfecte gebit. De spirit animals hangen aan de bomen, drijven op het water en scharrelen door het gras.
Wees als tante Es en stop met avonden eindeloos scrollend en swipend door te brengen op de bank. Negeer mij en alles wat ik hier zeg, en kijk naar tante Es. Haal inspiratie uit haar autonomie, en zoek uit wie daar bij past, óf daar wel iemand bij past. Reis of blijf thuis, maar volg je intuïtie, zoals tante Es nog altijd doet.
Hoewel tante Es een totaal ander leven had dan mijn opa – hij was zijn hele leven bakker, trouwde drie keer, verwekte acht kinderen, kwam nooit Nederland uit en stierf op zijn 96ste vredig in zijn slaap – doet ze me wel aan hem denken. Dat zit hem in de ongecompliceerdheid van een vervlogen tijd. Mensen als Es en mijn opa Koos worden niet meer gemaakt, omdat de tijd steeds andere mensen voortbrengt.
Door ‘al die geweldige uitvindingen’, zoals Es ze noemt, wint de tijd exponentieel aan complexiteit. Maar Es heeft zich aan computers nooit gewaagd en is nog steeds dankbaar om de wasmachine. Ondertussen moeten ‘wij’ ons leven navigeren aan de hand van tientallen apps die stuk voor stuk claimen het leven eenvoudiger te maken. Het is twijfelachtig of ze dat ook doen.
Dus nogmaals: wees als tante Es. Misschien zeg ik het wel tegen mezelf. Kijk naar haar, al zit ze er op één vlak naast. ‘De schoonheid is er wel vanaf,’ zegt ze, terwijl ik zelden een mooiere vrouw heb gezien.
Laatste strohalm
De beelden uit Oekraïne zijn huiveringwekkend: een vliegende raket; een brandend flatgebouw; vluchtfiles op de snelweg; schuilende gezinnen in de metro. Het meest schokkende beeld was dat van een automobilist die doelgericht werd platgewalst door een Russische tank. Uit die actie sprak puur sadisme en duivelse agressie, ontsproten uit een geïndoctrineerd, narcistisch verlangen naar een vergane tijd.
Weten de Russische soldaten hoe het hun vroegere collega’s is vergaan? Hoe de Russische krijgsgevangenen van de Tweede Wereldoorlog door het moederland werden gezien als landverraders en na de oorlog naar de Goelag werden verbannen, soms voor wel 15 jaar? Slechts de meest ontzagwekkende propagandamachine kan een volk het leed van haar grootouders doen vergeten.
Een beeld dat voor de nabestaanden van de ramp met MH17 al jaren huivering opwekt, is het gezicht van Vladimir Poetin. Ik denk dat ik niet overdrijf als ik zeg dat hij voor ons de personificatie van het kwaad is. Ik ben geen gewelddadig mens, maar ik durf hier best toe te geven dat ik vaak heb gefantaseerd over zijn dood. Sterker nog, hoe het zou zijn hem te wurgen. Die fantasie is de verbeelding van een primitieve impuls, opgeroepen door gevoelens van verdriet, woede, frustratie en onmacht die al te lang vastgehaakt zitten in een mens.
Door de ramp met MH17, een incident dat voortvloeide uit de Russisch-Oekraïense oorlog die in 2014 rondom Donetsk woedde, krijgen de huidige beelden uit Oekraïne een extra huiveringwekkend laagje. Nee, dat dekt de lading niet. De beelden zijn letterlijk ziek- en misselijkmakend, want ze brengen alles weer naar boven. De Russische invasie van Oekraïne voelt als de aanvang van Poetins eindspel. Het is datgene waar hij in zijn decennialange politieke carrière naartoe heeft gewerkt, de giftige kers op zijn autocratische presidentschap.
Op social media bestempelen sommigen Poetin als ‘seniel’, ‘paranoïde’ of ‘megalomaan’. Wie weet speelt het wel een rol dat hij inmiddels 70 is, hoezeer hij zijn leeftijd met Botox ook probeert te verhullen. Misschien leeft bij hem de behoefte om als president van een vervallen natie nog één groots statement te maken, teneinde zijn perverse en utopiaanse droom van een hersteld machtig Sovjetrijk te verwezenlijken.
Hoe het ook zij, zolang Poetin de touwtjes in handen heeft, is het naïef om te hopen op beterschap. En dat is precies het verneukeratieve: de hoop. De families van de inzittenden van MH17 hopen al jaren op een vorm van genoegdoening. Nee, die bestaat niet, maar de rechterlijke processen zijn, ondanks alle dwarsboompogingen vanuit Rusland, al een tijdje onderweg. Onder begeleiding van volhardende advocatenteams en met de steun van de Nederlandse staat is er een uitputtend juridisch traject opgestart dat moet leiden tot de erkenning van de feiten van die noodlottige 17e juli in 2014. We eisen een vorm van verantwoording, maar die lijkt door deze nieuwste oorlogsmisdaad verder weg dan ooit.
Genoegdoening, erkenning, verantwoording; het zijn mooie woorden, maar ergens beseffen we – en dan spreek ik even voor alle nabestaanden van de ramp – dat die nooit zal komen. Niet van een land met een leider die liegt en manipuleert zoals hij ademt en eet. Een voormalige spion, die, uit zijn eigen frustratie, woede en onmacht over de bijrol van zijn moederland op het wereldtoneel, als een tank over een democratisch buurland walst, over de levens heen van mensen die slechts één wens hebben: in vrijheid kunnen leven.
En de rest van de wereld? Die huivert bij de beelden, maar kijkt toe. Oekraïne is geen NAVO-lid, het belang is niet groot genoeg om een nieuwe wereldoorlog te riskeren. Hetzelfde gold na het neerhalen van vlucht MH17. Poetin houdt de wereld in een wurggreep, zoals ik weleens fantaseer bij hem te doen. Nu weet ik dat die fantasie de laatste strohalm is van een wanhopig mens.
The Last Dance
Net als de rest van de wereld, maar wel iets later, heb ik The Last Dance gezien, de nietsverhullende 10-delige documentaire over de carrière en het leven van Michael Jordan, aka de beste basketballer aller tijden, aka de GOAT, aka misschien wel de grootste atleet ooit – hoewel ik Roger Federer even hoog inschaal – aka Air Jordan, His Airness, MJ – hoewel ik bij die initialen toch eerst aan Michael Jackson denk -, aka de drijvende kracht achter het succes van de Chicago Bulls in de jaren 90.
Excuus voor de alinealange zin, maar ik lees nu ‘De Verrader’ van Paul Beatty en die trekt zinnen soms paginalang door, bijvoorbeeld wanneer hij een stadsboerderij beschrijft, of wanneer hij uitweidt over hoe zijn vader hem gebruikte als sociaal experiment. Wat ik lees begrijp ik maar half, deels door de stijl, deels door de voortdurende verwijzingen naar (Afro-)Amerikaanse cultuur en geschiedenis, die ik eigenlijk maar oppervlakkig ken. Of ik ben voor sommige boeken gewoon niet slim genoeg. Vroeger was dat iets waar ik me voor kon schamen.
The Last Dance snap ik wel, wat wil zeggen dat ik het kan volgen. Ik ben nooit een basketbalfan geweest, maar Michael Jordan oversteeg de sport. Zijn naam was een begrip, met talloze associaties, ook voor mensen die nog nooit een basketbalwedstrijd hadden gezien. Zijn stijl, de Nikes, de outfits van de Bulls: ze definieerden een tijdperk. Ik werd nostalgisch toen ik de docu keek, ook al heb ik Jordan nooit zien spelen, behalve in Space Jam.
Lang leefde bij mij het kinderlijk naïeve idee dat Jordan zo goed was omdat hij het gewoon was. Dat hij, maar ook Sampras, Van Basten en Schumacher de besten waren in hun sport omdat ze het meeste talent hadden en hun prestaties daar ‘vanzelf’ uit voortkwamen. Alsof het dus ook geen zin heeft om te oefenen of ergens hard voor te werken, want je hebt het nou eenmaal of niet.
The Last Dance toont dat talent een vereiste is, maar de drijvende kracht achter Jordans succes kwam voort uit zijn obsessie de beste te zijn. Om altijd te winnen, tegen elke prijs. Als het moest, stond hij er. Steeds weer. Ja, hij had meer talent dan zijn tegenstanders en medespelers, maar het was zijn competitieve instelling en de drang om zo goed te zijn als hij kón zijn die zijn succes bepaalden.
In aflevering 8 wordt verteld hoe LaBradford Smith, die in een wedstrijd 37 punten tegen de Bulls had gescoord, volgens Jordan na afloop van de wedstrijd cynisch ‘Nice game, Mike’ tegen hem had gezegd. Jordan was daarover zo verbolgen dat hij beloofde in de eerste helft van de return evenveel punten te scoren als Smith in de hele voorgaande wedstrijd. En dat deed hij. Jaren later ging het gerucht dat Smith nooit iets tegen Jordan had gezegd. Toen Jordan ernaar werd gevraagd bleek dat hij het had verzonnen, puur om zich te motiveren voor de wedstrijd. Een beter voorbeeld van zijn competitiedrang is er niet.
De Jordan van nu, die in de docu afgewisseld wordt met een schat aan archiefbeelden, is nog steeds competitief, maar met de blik op een vervlogen verleden. Hij komt kwetsbaar over, met bloeddoorlopen ogen en een vaak trillende stem. Zijn mond lijkt licht verkrampt in een poging voortdurend opborrelend verdriet tegen te houden.
Mist hij de sport? De competitie? De extase van het winnen? Of is het gewoon weemoed? Want als ik er al nostalgisch van word, hoe moet hij zich dan voelen?
Witte schommelstoel
Ik weet dat ze er zijn, de mensen die zich afvragen waarom anderen, zoals ik, op social media ‘nu ineens’ zwarte content plaatsen. En met zwart bedoel ik niet content die letterlijk zwart is, maar die relateert aan zwarte cultuur en de politiek die de belangen van de zwarte mens behartigt. Content die wordt gevoed door het huidige, wereldwijde protest tegen racisme.
Wat ik deel varieert van linkjes naar zwarte muziek tot ‘eye-opening’ citaten van zwarte activisten, nog levend of allang dood. Ik deel muziek die ik al jaren ken, maar waar ik nooit écht naar heb geluisterd. Muziek met lyrics die vertellen over de frustratie en pijn van een levenslang gevecht met scheve kansen.
‘Is dat niet te makkelijk?’ zullen mensen misschien denken. ‘Ben je niet hypocriet, om je als wit kereltje ‘nu ineens’ op te werpen als ambassadeur van de zwarte zaak? Waarom deed je dat eerder niet? Wat maakt jou zo’n lichtend voorbeeld?’
Ik weet zeker dat mensen – mijn witte vrienden op social media – zich dit afvragen, want ik vraag het mezelf ook af.
Er zit een bepaald ongemak bij. Ik twijfelde dan ook om dit stuk te plaatsen, ook omdat ik bang ben fouten te maken als ik me over dit onderwerp uit, maar juist vanwege die twijfel moet ik het doen, denk ik. Het ongemak vertelt me dat ik de confrontatie met mijn eigen overtuigingen moet aangaan.
Dat racisme bestaat, op verschillende manieren, uiteenlopend van expliciet tot subtiel, weet ik. Dat heb ik altijd geweten, opgroeiend in het gemêleerde Den Haag, met een rijk kleurenpalet aan vrienden. Maar pas nu ben ik ervan doordrongen. Van mijn eigen rol in dat proces, hoe onbedoeld en onbewust ook. Van de enorme voorsprong – hij is echt gigantisch – die ik heb op zowat elk ander mens omdat ik een witte man ben. Die ook nog eens geboren is in de gegoede middenstand. In een van de rijkste landen ter wereld. Laat dat kraslot maar achterwege, de loterij heb ik allang gewonnen.
Het is zo’n gigantisch voordeel dat het bijna crimineel is. En wat ik nu besef, is dat je in dat besef niet achterover kunt leunen. Het is niet ‘mijn’ schommelstoel, die ik op basis van merites heb verdiend. Het is een scheve gift, een stoel die schommelt over het gigantische nadeel van anderen heen, die niet geheel toevalligerwijs minder wit zijn dan ik. Dát is privilege en privilege impliceert een disbalans. Waar de één meer heeft, levert de ander in.
Dus deel ik nu, door het ongemak heen, en ondanks het mogelijke oordeel van anderen in vergelijkbare schommelstoelen, inhoud die mij wat leert en dus ook leerzaam kan zijn voor anderen. Dat is het minste wat ik kan doen. Nee, het is te weinig, maar laat het de eerste stap zijn in een hobbelig leerproces.
Ik doe dit niet om mijn morele straatje schoon te vegen, maar omdat ik denk dat we in een veel vrediger en liefdevoller wereld kunnen leven. Die komt met evenwicht en wederzijds begrip, zoals bijna alle geluk, en is buiten bereik als hele bevolkingsgroepen aan het kortste eind blijven trekken.
In het Verenigd ootje
De ‘outrage’ in het Verenigd Koninkrijk om de strapatsen van Dominic Cummings is te begrijpen. Voor wie het heeft gemist: Vorige week bleek dat Cummings, topadviseur van Boris Johnson, eind maart de mede door hemzelf opgestelde lockdown-regels overschreed door met zijn vrouw en kind naar een familieboerderij in Durham te rijden, 260 mijl van Londen, om zich met zijn gezin te isoleren bij zijn ouders. Zij konden eventueel voor zijn zoontje zorgen, mochten hij en zijn vrouw daar door de ziekte niet meer toe in staat zijn. Later bleek dat hij nog wel vaker op en neer was gereden, en in zijn verweer tegen de storm aan kritiek stelde hij dat een van die ritten een ‘testrit’ was om te kijken of hij wel kón rijden. Covid zou zijn zicht hebben aangetast. Britten die al twee maanden thuiszitten, en van wie velen familieleden zijn verloren die ze niet konden bezoeken of begraven, zijn zwaar over de zeik. En terecht.
De focus ligt vaak op Amerika en het nog steeds verbazingwekkende gedrag van haar politiek leider(s), maar in het VK is het natuurlijk ook al tijden een ‘shitshow’ zonder weerga. Vooral daar is de afstand tussen de (politieke) elite en ‘het volk’ enorm. Zowat elke politicus komt van een private school – meestal Eton – en de rest van de bevolking heeft geen tanden. Uiteraard een grove overdrijving, maar het punt is dat de Britse volksvertegenwoordigers geen enkele voeling hebben met het volk dat zij vertegenwoordigen.
Het drama rond de Brexit toonde vooral onderlinge wrevel en de complete absentie van saamhorigheid onder politici. Het volk had iets gekozen, zonder goed te weten wat, met jarenlang bekvechten tot gevolg. Nu is er dan een regering, eentje met het mandaat om Brexit door te voeren, en blijkt uit het omgaan met een heel ander soort crisis – een humanitaire – dat die weinig op heeft met haar electoraat. Men voelt zich en masse in het ootje genomen en dat gevoel zou weleens op één lijn kunnen liggen met de realiteit.
Het verschil tussen de VS en het VK is dat Donald Trump zich in ieder geval nog gedraagt zoals hij is: een ongemanierde demagoog zonder stijl of historisch besef. Met name Engeland is het land van de tradities. Van bescheidenheid en beschaving. Maar de ordinaire hufterigheid ligt daar nu al enige tijd in zijn blootje op straat. Dat was voor de buitenwacht ook het amusante aan de Brexit-saga: hoe een natie gebouwd op schone schijn in rap tempo haar mantel van beschaving verloor. Nu maakt die nog immer heersende zweem van voornaamheid de situatie alleen maar potsierlijker.
John Wilson, een man die zijn vrouw eind maart aan Covid-19 verloor, schrijft in een open brief aan een parlementslid dat hij door de lockdown niet bij zijn zieke vrouw kon zijn in de twee weken voordat ze stierf en haar niet meer heeft gezien voordat hij haar as ophaalde. Hij bleef onder zware emotionele omstandigheden thuis, voor het welzijn van zijn medeburgers. Wilson, en velen met hem, vinden het onverteerbaar wat Cummings heeft gedaan. Dat Johnson hem vervolgens in bescherming heeft genomen omdat hij te belangrijk voor hem is maakt ze nog kwader.
Na het lezen van de brief zag ik een fragment van Skynews waarin een parlementslid een vraag van de bisschop van Leeds voorgelegd krijgt: ‘Moeten de mensen in Groot-Brittanië het leugenachtige en manipulatieve gedrag van de premier en de zijnen zomaar accepteren?’
‘I wish him well’, antwoordt de politicus.
‘My goodness, is that all you have to say?’ vraagt de presentator met ingehouden verbazing.
‘I wish him well,’ herhaalt de man stoïcijns.
Een bepaalde terughoudendheid en snobisme hebben het Brits-zijn altijd getypeerd, maar in combinatie met de blinde schaamteloosheid van de huidige regering en het dedain voor haar burgers is het niet meer dan gênant.
Apocalyptische regenballen
Ik wilde dit stuckje beginnen door te stellen dat ik niet bang ben aangelegd, maar besefte op tijd dat dat totaal niet waar is. Ik heb er zelfs een heel boek over geschreven, die angst, dus het zou gek zijn als ik nu iets anders ga beweren. Ik doe alsnog veel dingen die ik eng vind en ben in sommige situaties misschien helemaal niet zo bevreesd als ik denk, maar de angst is er, verhinderend of latent. Ook/juist nu zowel zieke als niet zieke mensen in de greep zijn van een virus.
Het was gisteren papadag en te midden van de kinderkakafonie besloot ik de persco van Rutte toch maar even aan te zetten. Terwijl hij uitsprak dat evenementen met meer dan 100 mensen worden afgelast en iedereen aanraadde vooral thuis te blijven barstte de hemel open. Druppels als kauwgomballen spatten uiteen op onze ruit, misschien was het wel hagel. Ik dacht aan alle stormen van de afgelopen maanden, de opwarmende aarde, stijgende zeespiegel, onuitroeibaar racisme, geweld en alles MH17 – wat door de start van het proces tegen de vier verdachten deze week weer naar de oppervlakte van het bewustzijn drijft – en kon me niet aan de indruk onttrekken dat de Apocalyps nabij is.
Dit was tevens het moment waarop ik besefte dat ik in mijn leven te veel films heb gezien waarin de wereld aan haar einde komt, maar verdomd, nu zou het nog gaan gebeuren ook. ‘De mensheid verdient dit,’ sprak ik hardop uit, terwijl mijn zoontjes aan mijn broekspijpen trokken. Het is het gevolg van onze arrogantie, ons gebrek aan respect voor de natuur en voor elkaar en het tanende besef dat wij zelf deel uitmaken van die natuur, waaraan we nu op hardhandige wijze worden herinnerd.
Maar deze noodlottige gedachtes ontwikkelden zich vervolgens tot iets hoopvollers, naar: ‘Dit is wat de mensheid nodig heeft.’ Omdat de hele wereld op het moment in de ban is van hetzelfde fenomeen is er meer eenheid dan ooit, zo ervaar ik dat tenminste. Verbondenheid in zorgen om de toekomst, al is het maar om één van de vele prangende zaken waar we ons collectief zorgen om zouden moeten maken.
Er zijn mensen die zeggen dat het tot stilstand komen van de wereld, of van het krioelen van de mens over die wereld, ons een moment van bezinning kan bieden. Het afbuigen van de besmettingscurve is de grote oefening in mindfulness waar we als soort zo aan toe zijn. Ik betwijfel dat. Niet de behoefte aan pauze, maar aan het heilzame effect van gedwongen mindfulness. De mensen die al mindful leven of daarvoor openstaan zullen inderdaad nog ‘mindfuller’ worden. Maar de mensen wie dat vreemd is, zij die over lijken gaan om hun doel te bereiken, zullen de crisis als gevolg van het virus slechts uitbuiten. Kijk maar naar Trump, die de uitbraak in de VS aangrijpt om Europa te dissen met een politiek symbolisch inreisverbod. Ondertussen neemt het land nauwelijks maatregelen om het virus binnenshuis in te dammen en is het voor de meeste Amerikanen onbetaalbaar om zich te laten testen op corona, of om zich te laten behandelen indien ze het hebben.
Dagelijkse persconferenties en uit de lucht vallende regenballen ten spijt wil ik niet doemdenken, maar je gaat er wel van denken. Verschillende scenario’s schieten door mijn hoofd, van wel en nog niet bestaande films. Ik voel eenheid, saamhorigheid misschien wel, vanwege het gemeenschappelijke belang, maar beweeg me voorlopig op microniveau: thuis, met de kinderen dansend aan mijn broekspijpen, met een rationele hoeveelheid wc-papier, paracetamol en pasta in de voorraadkast. Genoeg om mijn angsten te bedwingen en anderen die mogelijkheid niet te ontnemen.