Ride the past

De reacties op de problemen bij VanMoof zijn grofweg onder te verdelen in twee toonaarden: woede en leedvermaak. Woede om de fietsen die wel zijn betaald, maar niet geleverd; om reparaties die al weken, soms maanden op zich laten wachten en om de non-existente klantenservice van een merk dat lifestyle en design boven technische kwaliteit en fatsoenlijke dienstverlening prioriteerde.

Leedvermaak is er onder niet VanMoof-bezitters, met name onder hen die nog immer analoog trappen, door weer en wind, met of zonder kind. De heersende opinie over VanMoof is niet mals. Veel mensen zien de fiets als symbool voor alles wat er mis is in dit land. De ultieme yuppenfiets is kenmerkend voor de kloof tussen arm en rijk, tussen hip en suf, tussen arrogant en nuchter. Nu het merk ten onder lijkt te gaan aan de eigen ambities krijgt elk verwaand lid van de VanMoof-familie wat hij of zij verdient. Ride the future? Ride the past, is nu meer van toepassing.

Ik ben ook lid van de VanMoof-familie, al neemt mijn moeder meestal wél op als ik bel. Ik zal niet zeggen dat ik een trotse VanMoof-bezitter ben – ik snap het antisentiment, heus. En waarom zou je trots zijn op iets waar je zelf niets aan hebt bijgedragen? -, maar ik heb altijd met plezier op de fiets gereden, afgezien van die vier keer dat het ding in reparatie was omdat zowat alle hard- en software vervangen moest worden. Ook van vrienden en kennissen weet ik dat hun VanMoof met gebreken kwam, en toch slikten ze het vanwege de uitstraling van het merk.

Daarmee bedoel ik niet: arrogant, hautain, verwaand, maar: onderscheidend design waar veel mensen nu eenmaal voor zijn gevallen. Kun je die mensen dat kwalijk nemen? Nee. Is de iPhone beter dan de gemiddelde Samsung? Nee, maar toch kies ik voor de eerste. Het design – de look, feel en het gebruiksgemak – speelt daarin een rol. Maakt Tesla de beste elektrische auto’s? Ook daarover kun je debatteren, maar ook bij de keuze voor dat merk is ontwerp een belangrijke factor. Is het dat niet altijd, voor iedereen? En gaat het niet wat ver om het karakter van voor jou onbekenden te spiegelen aan het soort fiets, auto of telefoon dat ze bezitten?

Vandaag maakte ik weer een ritje op mijn X2, een van de eerste elektrische (unisex)modellen van VanMoof, waarmee ik, volgens mijn fietsenmaker, mazzel heb omdat er minder kapot aan kan gaan. Zo was het ook met mijn Walkman. De eerste die ik ooit kreeg kon alleen afspelen en spoelen en doet het nog steeds. Daarna kwam auto-reverse en gingen ze om de haverklap stuk. Het is vanaf nu een wedstrijdje tussen de laatsten der VanMoofhicanen: wie rijdt er het langste mee door? Als een cruciaal, custom VanMoof-onderdeel het nu begeeft, ben je gezien.

Het ritje van vanochtend voelde anders. Het was alsof ik op de rug van een dinosaurus reed. Ik zat op een stukje geschiedenis – ride the past. Misschien kunnen we VanMoof vergelijken met de Titanic en de Hindenburg, ook voortbrengsels van menselijke megalomanie, gedoemd om te mislukken. De vergelijking maakte me weemoedig. Want hoewel het verhaal van VanMoof in de bedrijfskunde een voorbeeld is van hoe het níet moet, is inzetten op esthetiek lovenswaardig. Had VanMoof meer oog gehad voor de fundering onder de fraaie gevel, dan was het merk vermoedelijk niet in schoonheid gestorven.

Lees het artikel op Het Parool

Open brief aan een inbreker

Beste inbreker – je naam ken ik niet, want je was niet zo attent een kaartje achter te laten – , toen ik vorige week donderdagavond thuiskwam en de eerste sporen van je daad aantrof, verheugde ik me in eerste instantie over de aanstaande plagerijen richting mijn vriendin over haar slordigheid. ‘Had je nou echt zo’n haast dat je de lichten niet kon uitdoen?’; ‘Moest je je laatje en tas op de vloer legen omdat je niet meer wist waar je de concertkaartjes had gelaten?’

Wellicht naïef, of een verschijningsvorm van hoop om het naderende besef in vaart te doen minderen. Toen ik de respectloosheid waarmee je de troep had veroorzaakt opmerkte, kwam het besef met piepende banden tot stilstand. Een hoog, gedempt geluid vanuit de richting van de slaapkamer gaf een injectie adrenaline. Zou mijn vriendin thuis zijn geweest…? Ik pakte een mes en sloop door de gang van mijn eigen huis. In de slaapkamer trof ik gelukkig slechts de inhoud van onze kledingkasten, verspreid over de vloer. De mat in de badkamer leek een voorbarig bereid kleedje voor de vrijmarkt van Koningsdag, met artikelen in de categorie ‘zelfverzorging’.

Het telefoontje naar mijn vriendin leverde een scheldkanonnade op richting jou, maar was nog meer uiting van zelfverwijt om het niet hebben dichtgedraaid van het extra slot, om het niet beter hebben verstopt van onze kostbare bezittingen. Daarna kwamen frustratie, verdriet en angst, wild door elkaar heen gehusseld.

Na een inbraak zoals jij, vermoedelijk niet alleen, hebt gepleegd, komt er politie. De dag daarna forensische recherche. Die schijnt met een zaklamp en veegt vergeefs met een klein kwastje in de hoop een vingerafdruk te vinden. Maar die vindt hij niet, want jij droeg handschoenen, zo slim was je wel. Hij treft ook geen sporen van braak aan, want jij hebt vermoedelijk ‘geflipperd’ met een pas of had een ‘bumpkey’.

We hebben, beste inbreker, dankzij jouw daad nog meer geleerd. Dat wij de afgelopen week samen met 199 andere Amsterdammers jouw slachtoffer waren. Het moet aantrekkelijk voor je zijn, daar slechts elf procent van de daders wordt gepakt. We konden je niet betrappen op heterdaad, maar hebben nog kleine hoop op de videobeelden van het hotel naast ons. De camera heb je in je haast waarschijnlijk niet opgemerkt.

Want haast had je, te zien aan de troep. Het schijnt dat jij maximaal drie minuten binnen bent. Je weet waar je moet zoeken, waar nietsvermoedende burgers hun waardevols bewaren. Ja oké, die laptop lag zo op tafel en die camera op het bureau, maar de verstopte zakjes en envelopjes vond je ook, en dat getuigt van scherp instinct of oefening. Ik vermoed een combinatie van de twee. Je weet nu precies hoe ons huis er van binnen uitziet, een ongemakkelijk idee, ook voor de buren. Kom je nog een keertje terug, of was het goed zo, op naar de volgende? Sloten worden vervangen en de waakzaamheid is verhoogd, maar we willen ook gewoon blijven leven, zonder angst. We kunnen niet elke avond onze televisie meenemen naar bed of onze deur barricaderen voor een vlugge boodschap. Nee, beste inbreker, als jij écht wilt, kom je overal binnen.

De dag na de inbraak hebben we het huis hersteld van jouw chaos, een emotionele onderneming. Wat dacht je toen je onze fotoboeken uit de kast trok en wij je zongebruind toelachten vanaf Sardinië in 2013? Het is voor ons, jouw slachtoffers in Amsterdam, moeilijk begrip op te brengen voor jouw daad. We kennen je niet, we hebben je geen toestemming gegeven, en toch was je in ons huis en pakte je ons bezit, door ons verdiend of aan ons geschonken. Dat is fundamenteel verkeerd en een diskwalificatie van jou als medemens en -burger. Wat je persoonlijke omstandigheden ook zijn, ze verlenen je niet het recht om het veilige, vertrouwde thuis van anderen te infecteren met paranoia en gemis.

Aan het einde van de avond van jouw succes vond ik in de rotzooi op de vloer een cadeau. ‘Het was een verrassing, maar maak nu maar open,’ zei mijn vriendin. Onder het papier een boek van de Israëlische schrijver Amos Oz over liefde en verraad. Om het eerste thema kracht bij te zetten omhelsde en kuste ik haar alvorens we samen zouden proberen te slapen. ‘Kostbaar’, beste inbreker, blijkt een relatief begrip.

Lees het artikel op de website van Het Parool