Cherry fly

Terwijl ik de amechtige pogingen van Ajax om de Utrechtse muur te doorbreken bekijk, komt er met een horizontale rotgang een vlieg de huiskamer invliegen. Dit omdat het raam open staat. Dit omdat het lekker weer is. Het is 6 oktober.

Waar komt de vlieg vandaan? Wat noopt hem ertoe precies deze kamer in te vliegen? Het is een klein, dik, zwart zoemend ding, net zoals eigenlijk iedere andere vlieg. In een rechte lijn vliegt hij door de kamer, alsof hij heel gericht op zoek is naar iets. Een vlieg met een doel.

Het moment is snel voorbij. De vlieg is weg. We zijn nu drie dagen verder en ik heb hem niet meer gezien, maar het zal vast goed met hem zijn afgelopen. De balkondeur in de slaapkamer staat ook altijd open, dus misschien is hij daar wel naar buiten gevlogen. Op het balkon staat overigens ook een tomatenplant. HEERLIJKE tomaatjes hebben we er al van gegeten. Cherrytomaatjes, van die kleine. Vroeger at ik die weleens door ze stuk te bijten tussen mijn voortanden, maar dan was er altijd de kans dat het ding explodeerde en het tomatensap over de tafel (of waar ik dan ook zat, meestal aan tafel ja) spoot. Dat kon dan enorm vervelend uitpakken voor eventuele tafelgenoten.

Maar die dingen zijn erg lekker. Puur natuur. Ik heb er in ieder geval niks mee gedaan. Heb er vanochtend nog een paar kunnen plukken, waarschijnlijk omdat het nog zulk lekker weer is geweest de afgelopen week. Had ik al gezegd dat het oktober is?

Allemachtig wat zijn die dingen lekker. Het zou me niks verbazen als dat kleine, dikke, zwarte, doelgerichte stinkvliegje stiekem een paar van die tomaatjes heeft buitgemaakt. En weet je wat? Ik kan het hem niet eens kwalijk nemen. Zo lekker zijn ze.

Aan de Canta

Een paar jaar geleden werkte ik voor een jeugdserie van de VPRO. Productie assistent was ik en het werd me bijna fataal. Maar daarover later wellicht meer.

Op een gegeven moment was er op de set behoefte aan iets en werd die behoefte, zoals altijd als er behoefte aan iets was (omdat iemand dus iets was vergeten of kapot had gemaakt), mijn oor in getetterd door de opnameleider. We hadden een ‘Canta’ nodig. Ik, niet wetende wat dat was, vroeg het aan één van de productieleiders. ‘Zo’n invalidewagentje,’ antwoordde ze. ‘Meestal zijn ze rood.’ Meestal ja. Er zijn ook groene en anderskleurige Canta’s.

Wat mij de laatste jaren, of misschien altijd al opvalt, is dat de bestuurders van die apparaten nogal roekeloos door het leven gaan. Je zou daarbij kunnen denken dat er sprake is van ‘Een fok jullie en alles en iedereen’-mentaliteit, want ‘ik ben toch al invalide dus wat maakt het nog uit en als het effe kan, sleep ik nog wat van jullie 100%-jes met me mee,’ maar dat durf ik uit angst voor morele terechtwijzingen niet te beweren.

Desalniettemin doen die lui dus maar wat. Laatst kwam er zo’n ding heftig toeterend, half op de trambaan, half op het fietspad met een rotgang (ok, max. 45 km p/u, maar toch) de stoet fietsers waarin ik me bevond inhalen alsof er een scène van The Fast and the Furious 13: Even Faster and Furiouser and With No Legs At All werd opgenomen. De rechterzijspiegel bungelde als een door te vroeg ontploft vuurwerk afgescheurde duim aan de zijkant van het wagentje.

En een andere keer reed ik het Vondelpark uit, sowieso altijd een lastig punt, met auto’s en fietsers en trams en toeristentuig, en toen kwam er zo’n ding schijt aan alles hebbend tegen het verkeer in over het kruispunt geracet en kon ik maar beter maken dat ik wegkwam, wat ik dus maar deed.

Roekeloos.

Ik herinner me trouwens dat de vader van een klasgenootje van mij er ook een had en dat zijn grote broer daar dan met wat gasten in ging joyriden; je mocht er immers vanaf je zestiende met een brombewijs al in. Er was ook een meisje, oud-collega van een vriend van me, die in zo’n ding rondtufte. Ze doen het kennelijk ook goed als je regelmatig helemaal uit je plaat bent. En een parkeerplek is zo gevonden!

Waar ging dit verhaal ook alweer heen… O ja, ik moest toen voor m’n werk zo’n karretje vinden. ‘Hoe dan?’ ‘Ja, rij maar gewoon rond totdat je er een ziet’.

Naja, dat is dus niet gelukt.

Marktplaatselijk geweld

‘Het is een tijd van individualisering’, aldus bijna iedereen met een mening en stembanden de afgelopen tien jaar. Wellicht is het waar, wellicht ook niet. Ja, honderden miljoenen mensen zitten typend, spreekwoordelijk surfend, ofwel een minderwaardigheidscomplex dan wel megalomanie ontwikkelend thuis in hun eentje voor een scherm, maar tegelijkertijd is iedereen meer connected dan ooit en reizen wij heden ten dage sneller naar onze medemens op Fiji dan de in groepen levende oermens 30.000 jaar geleden naar de dichtstbijzijnde stam en haar grot.

Er zijn echter momenten waarop de moderne mens kuddevormende kwaliteiten tentoonspreidt waaraan het gemiddelde schaap nog een puntje zou kunnen zuigen. Het is vaak een opwelling van collectieve idioterie die de individuen verenigt, hoewel het uiteindelijke doel van die gekte ze juist weer van elkaar scheidt. Denk aan de Furby, iPhones, medisch verantwoorde koptelefoons van Dr. Dre, Hyves (om niet wéér Facebook te noemen) en de Tamagotchi (die ja). U weet inmiddels vast welk fenomeen ik bedoel: DE HYPE.

De laatste uiting van dit waanzin oproepende (of erdoor gedreven wordende) verschijnsel is het computerspel Grand Theft Auto 5, een naam die u de afgelopen week ongetwijfeld ergens voorbij heeft zien komen. Mensen lagen er dagen voor in de rij, in Amsterdam-Noord ontstond er een vechtpartij om wie ‘eerder’ was en in Londen werd een man die het spel net had gekocht op weg naar huis neergestoken en beroofd. Voor alle duidelijkheid: het is een gewelddadig spel waarin je aan de hand van missies geld en status kunt bemachtigen. Het lijkt er vooralsnog op dat liefhebbers van het spel zich in die ambities herkennen.

Toen ik negen werd, kreeg ik de eerste Nintendo (NES, 8-bit) voor mijn verjaardag samen met de dubbeldisk Super Mario Bros./Duck Hunt. Ik herinner me van de jaren daarna niet veel meer, behalve dat ik altijd op zoek was naar een prinses in nood, ik in mijn zoektocht werd gehinderd door een vuurspuwende draak en dat ik groeide na het eten van een rood-witgestipte paddestoel (nooit in het echt doen!). Verder was er een gemene hond die me uitlachte als ik te weinig eenden had vermoord en een boze moeder als ik na drie keer roepen me nog steeds niet had gemeld voor het eten. Afgezien van deze periode ben ik nooit zo’n gamer geweest, totdat ik Grand Theft Auto (GTA) ontdekte. Tien jaar geleden hebben mijn toenmalige huisgenoot en ik ons twee weken lang in pyjama laten meevoeren in de geprogrammeerde weelde en intriges van respectievelijk Liberty en Vice City. De voordeur stond altijd op een kier, zodat we niet open hoefden te doen voor de pizzabezorger en de collegezaal werd langzaam maar zeker een troebele herinnering, ontwrocht van de bestuurbare schijnrealiteit die ons omringde.

Enkele jaren later kwam GTA: San Andreas uit. Na een paar uur spelen besloot ik samen met een vriend dat het té realistisch was en we onze tijd beter in de kroeg konden verdoen. In GTA 4 uit 2008 liepen de rillingen me over de rug als ik weer eens iemand (on)opzettelijk had aangereden en het levenloze lichaam van mijn motorkap afgleed. Met de nodige weerzin heb ik dat spel toen toch maar uitgespeeld, ook omdat een scriptie schrijven zonder enige vorm van afleiding/beloning in de vorm van virtuele misdaden voor mij een te grote opgave bleek.

Vorige week dinsdag kwam het langverwachte vijfde deel uit. De recensies zijn lovend, de opbrengsten recordvermorzelend. Het spel is inmiddels overal uitverkocht en daar de levertijd bij de meeste winkels nu een week of drie bedraagt, is er op Marktplaats een heus GTA 5-handelsverkeer losgebarsten. In een poging het spel zelf te bemachtigen na een obsessie hernieuwend testpotje bij een vriend thuis, kwam ik fascinerende advertenties tegen. Zo geeft Coen uit Delft aan dat hij het spel een aantal keer heeft gespeeld maar het weg moet doen van zijn vriendin. Ene ‘action’ uit Kerkrade schreeuwt in hoofdletters dat ‘HET SPEL IS 3 DAGEN GELEDEN GEKOCHT!!ECHTER ENGELS GESPROKEN,WAAR IK NIETS AAN HEB!! NU WEG ERMEE 40 EURO!!’. Jasper uit Amsterdam ziet door de schaarste van het spel een mogelijke goudmijn en belooft dat ‘De eerste persoon die er €150 voor geeft sowieso heeft gewonnen!!’ Ik hoop voor Jasper dat hij het hoogste bod, een slordige zeven miljoen euro van Steven, niet te serieus neemt.

Er zijn ook redelijk wat mensen voor wie het zoek- en biedwerk te veel moeite is en die hopen dat verkopers hén zullen vinden met een schappelijk aanbod. Will uit Purmerend zoekt GTA 5 ‘Hier in de buurt’. Hij komt het ‘direct ophalen voor 50 euro’, maar dan moet het dus wel ‘in de buurt zijn’ en ‘GELIEVE ALLEEN NOORD HOLLAND’. Alsof dat nog niet genoeg stimulans is, maant hij de verkoper ‘snel te bellen’, inclusief uitroepteken. Daniel uit Nijmegen toont zijn groothartige kant door aan te geven dat hij ‘bereid’ is het spel op te halen, mits het ook ‘in de buurt’ is en je er een ‘1 te koop hebt’. Je kunt hem niet onredelijk noemen. Tot slot is er ook een enkeling die zijn ‘SAMSUNG GALAXY MEGA’ wil ruilen tegen een Playstation 3 + GTA 5. Ter bevestiging wil hij ‘EEN PS3 320 GB OF EEN 500GB RUILEN TEGEN MIJN SAMSUNG’ en besluit hij laconiek met ‘INTERESSE HOOR HET WEL……………’

Dan nu de vraag ‘wat kunnen we hiervan leren?’, los van het gegeven dat men op Marktplaats graag hoofdletters gebruikt. Nou, dat de Nederlandse handelsgeest onder invloed van de juiste impulsen nog springlevend is en we ons helemaal niet zo druk hoeven te maken om de economie. Er lijkt slechts een andere, virtuele wereld voor nodig te zijn om met creatieve oplossingen te komen. Zo heb ik net drie spellen gekocht á 45 euro, waarvan ik er twee zonder problemen kan doorverkopen voor 70, waardoor ik het spel straks bijna voor niks speel! Wacht eens even, ik maak dan zelfs vijf euro winst! Rekenen was nooit mijn sterkste kant.

De postbode. Er valt iets op de mat. Zo te horen een pakketje.
In mijn aanstaande herinneringen zal niet veel ruimte zijn voor iets anders dan dood, geweld en diefstal. Voor eventuele pogingen tot communicatie verwijs ik u naar 2014.

Bekijk het artikel op Volkskrant.nl

Dylan x Feinstein

Er is geen artiest over wie meer geschreven is dan Bob Dylan. Ook als ik lieg, is het nog steeds heel veel. Ongeveer net zoveel als over The Beatles, denk ik. Maar dat is niet echt ‘een artiest’, meer ‘een band’, dus nogmaals, en dit keer met volle overtuiging: BOB DYLAN IS DE MEEST BESCHREVEN ARTIEST ALLER TIJDEN. Hoe dan ook heeft het dus weinig zin om hier op de proppen te komen met ‘wist-je-dat’-jes over een man van wie ik eigenlijk maar weinig weet, zeker als je die kennis vergelijkt met die van al die andere mensen die zoveel meer over hem weten en hebben geschreven.

Dus kijk ik. Wat ik zie is een jonge, zelfverzekerde man die het één en ander overpeinst, de om hem heen veranderende realiteit overweegt en op zich in laat werken. De opgetrokken wenkbrauw doet vermoeden dat dit proces enig wantrouwen bij hem opwekt.

De foto diende als cover van Dylans derde studioalbum ‘The Times They Are a-Changin’’ en werd gemaakt in een periode die vervat werd in diezelfde titel (oké, toch wat feitjes). 1963 was het jaar dat John F. Kennedy vermoord werd en Martin Luther King zijn ‘I have a dream’-speech gaf. Het was het jaar dat een levensverzekeringsmaatschappij de smiley uitvond en The Beatles hun eerste album uitbrachten. Het was ook het jaar dat Dylan van de set van The Ed Sullivan Show wegliep omdat de producers hem verboden een politiek-satirisch nummer te spelen. Genoeg om over na te denken dus.

Dylan, een voornaam exponent van de popcultuur van de jaren ‘60, werd in een New Yorks penthouse door zijn vriend Barry Feinstein op intieme wijze gepotretteerd. In het overzichtswerk ‘Real Moments’ zegt de fotograaf in één van zijn spaarzame commentaren dat hij tijdens hun fotosessies wist dat hij ‘in the presence of genius’ was. Ergens anders claimt hij op titelverklarende wijze slechts geïnteresseerd te zijn in ‘capturing the real moments’.

Twee jaar na The Times They Are a-Changin’ deed Dylan zijn eerste ‘elektrische’ tour. Het leverde hem veel onbegrip en hoon op. Zo is in Martin Scorsese’s biografie ‘No Direction Home’ te horen hoe iemand tijdens een concert in Manchester hem voor ‘Judas’ uitmaakt. Dankzij wederzijds respect en vertrouwen was Feinstein in staat de mens achter Dylans protestzingende persona bloot te leggen. Dit vertrouwen werd door Columbia Records op een zeldzame manier beloond: Dylan mocht de foto zelf uitkiezen.

Hier zien we de ‘real’ Bob Dylan, een ingetogen filosoof die contrasteert met de opstandeling op het podium. Een jonge artiest die op een emotioneel beladen kruispunt in zijn carrière staat. Nog onbelast met, maar al peinzend over de ervaringen van de toekomst.

The line it is drawn
The curse it is cast
The slow one now
Will later be fast
As the present now
Will later be past
The order is
Rapidly fadin’
And the first one now
Will later be last
For the times they are a-changin’

Bekijk het artikel op I Shot The Band

Lang leve de blije aap

Nederlanders zijn het op drie na gelukkigste volk ter wereld, aldus een artikel maandag op deze website. OP DRIE NA. Wat ik daarvan vind, weet ik nu nog niet, maar ik heb het voor de zekerheid vast in caps lock gezet. Alleen de Denen, Noren en Zwitsers zijn nóg gelukkiger. De top tien wordt gecompleteerd door Zweden, Canada, Finland, Oostenrijk, IJsland en Australië.

Bij het samenstellen van de lijst is gekeken naar verschillende factoren, zoals het aantal jaren (gezonde) levensverwachting, het BNP, sociale contacten (in moeilijke tijden), corruptie en keuzevrijheid. Ook is gekeken naar kleinere zaken, zoals de kans op het vinden van werk nadat je bent ontslagen of risicomijdend gedrag zoals het dragen van een gordel in de auto. De bevindingen in dit door drie gerenommeerde wetenschappers uitgevoerde onderzoek zijn nogal baanbrekend en hartverzakkend. Zit u? Daar gaan we.

Zo lijkt er een statistisch verband te bestaan tussen de kans op het vinden van een nieuwe baan na een ontslag en een gevoel van ‘individual happiness’. Anders gezegd: werklozen die binnen afzienbare tijd een nieuwe baan vinden zijn gelukkiger dan mensen die binnen onafzienbare (of buiten afzienbare, zoals u wilt) tijd een nieuwe baan vinden. Ergens anders in het rapport wordt een onderzoek aangehaald van ene Harter (en zijn collega’s) uitgevoerd onder 2178 ‘work units’ van tien grote bedrijven waaruit blijkt dat het hebben van gemotiveerd, betrokken personeel tot meer productiviteit en winst leidt. Blijkbaar werkt iemand die zijn werk leuk vindt niet alleen harder, klanten vinden het ook leuker om zaken te doen met een vrolijke Harry dan met een korzelige azijnpisser!

Wellicht heeft u een momentje nodig om dit alles op u in te laten werken. Ik zit ondertussen in lotushouding met een pot Sint-Janskruid achter m’n kiezen mijn ademhaling tellend naar een helderblauwe muur te staren. 1, 2, 3, 4, 5…

Nu we deze geruchtmakende voortbrengsels een plek in ons collectieve bewustzijn hebben kunnen geven, is er misschien ruimte voor nog wat conclusies uit het 156 pagina’s tellende rapport, steeds gevolgd door een door mijzelf bedachte Nederlandse vertaling/synopsis.

‘Happiness and unhappiness have been directly associated with physiological processes underlying health and disease.’
– Er is een verband tussen geluk en gezondheid.

‘(…) Healthier people may be happier because of their good health, and not the other way around. While this may be true for some reported findings, scientific studies also show support for a link going from happiness to health.’
– Gezonder = gelukkiger en niet andersom. Hoewel het soms ook andersom is.

‘Happier people enjoy the company of others, and find that interacting with people is more rewarding compared to less happy individuals. Others in turn enjoy interacting with happy individuals.’
– Blije mensen gaan het liefst om met andere blije mensen. Niet blije mensen met niemand.

‘Primate studies also point to happiness affecting longevity. Weiss et al. (2011) found that orangutans who were rated as happier by their caretakers lived longer.
– Lang leve de blije aap.

Er is mij ooit verteld dat je na het opvoeren van een apenargument het beste je biezen kunt pakken, dus dat zal ik dan maar doen. Deducerend kunnen we stellen dat wanneer iets goed, leuk en positief is, het beter, leuker en positiever is dan wanneer iets slecht, vervelend en negatief is. Met andere woorden: leuk is leuker dan stom, goed is beter dan slecht en gezond is gezonder dan ziek. Het handige van deze slotsom is dat je hem overal op kunt toepassen. Als je zin hebt om iets te doen, doe je het beter. Als je geen zin hebt om iets te doen en je rookt en je bent geen gelukkige aap en je draagt geen gordel in de auto omdat je gevoelsmatig toch niets te verliezen hebt, maak je meer kans om gewond te raken, iets wat je toch al miserabele gevoel alleen maar versterkt, waardoor de neiging naar risicovol gedrag alleen maar toeneemt, waardoor… enz.

In de lijst zijn 156 landen opgenomen. Dat betekent dat er 152 landen zijn waarin de mensen zich ongelukkiger voelen dan wij. Ik krijg er tranen van in mijn ogen.

Bekijk het artikel op Volkskrant.nl

Avozilla

Te midden van al het verbale, politieke geweld over het eventuele aanstaande militaire geweld in Syrië naar aanleiding van het steeds gruwelijkere geweld aldaar werd mijn aandacht getrokken door een bericht over een onderwerp van geheel andere orde, smaak en vorm: de superavocado. Nee, het is geen vogel, vliegtuig of in rode cape gehulde vrucht, maar simpelweg een hele grote avocado. Hoe groot? Wel vijf keer zo groot als een normale.

De ‘Avozilla’, zoals de uit de hand gelopen vrucht door de Britse Daily Mail gedoopt is, weegt 1,3 kilo, heeft een heldere, groene kleur en groeit alleen aan een handjevol boomsoorten die toebehoren aan een van de grootste leveranciers van avocado’s in Zuid-Afrika. Britse media hebben de neiging om alles wat ze in het nieuws brengen onmiddellijk te voorzien van een ludieke bijnaam (denk hierbij aan The Iron Lady, Robin van Perfect, Wacko Jacko, Becks, Posh en de rest van de Spice Girls), maar de vernoeming naar een gemuteerde, radioactieve hagedis lijkt niet helemaal bij het innerlijk van de vrolijke, supergezonde vrucht te passen. Toch zal ik de naam ten bate van de continuïteit blijven hanteren, ook omdat alternatieven als ‘Reuzado’, ‘Magnificado’ en ‘Avocadabra’ minder catchy klinken (hoewel, Avocadabra…).

Volgens de ‘salad buyer’ van de Britse Tesco supermarktketen heeft de avocado een ‘fantastic rich taste, juicy, buttery texture, and creamy flavour.’ Bovendien kan de schil na het uitlepelen van de avocado gebruikt worden als schaal voor guacamole! Later in het artikel zegt ze dat de avocado vroeger een ‘niche product’ was, maar dat de vrucht steeds populairder wordt en dat de verkoop dit jaar al met 30 procent is gestegen. De Avozilla moet de vrucht nog toegankelijker maken voor het grote publiek, aangezien het hele gezin ervan kan eten.

De avocado geldt al jaren als één van mijn lievelingseetsels en dus ben ik totaal niet verrast door deze ontwikkelingen. Ik vind het eerder vreemd dat mensen niet allang avocado-odes (avocadodes) zingend, guacamole van elkaar afslurpend, met avocadopitten pingpongend door de straten dansen. Dat er een monsterlijk apparaat dat zijn kleine broertje volledig overschaduwt aan te pas moet komen om mensen bewust te maken van de magie van de advocaatpeer getuigt weer eens van de lompe hypegevoeligheid die zo diep in ons huist.

Een korte expeditie op internet leert me dat ik gelukkig niet de enige ben die de avocado al langer hoog heeft zitten. Weightwatchers.nl wil ‘om te beginnen een misverstand uit de weg ruimen’ door te stellen dat de avocado overal ter wereld als groente wordt beschouwd, maar het wel degelijk een vrucht is (phew…). De vrucht dus, bevat veel vetten, maar omdat deze onverzadigd zijn, zijn ze erg goed voor de hart- en bloedvaten en werken ze cholesterolverlagend. Het Voedingscentrum, Gezondheidsnet en Leontien.nl melden hetzelfde, dus daar kunnen we niet meer omheen, me dunkt.

De lofzang wordt vervolgd door te claimen dat de avocado bovendien drie keer zoveel mineralen bevat als ander fruit, het hoge kaliumgehalte zorgt voor een verlaging van de bloeddruk en de vrucht veel vitamine C en E herbergt. De bereidingstips en weetjes onder het kopje ‘Wist je dat…’ aan de bodem van het artikel zijn al helemaal niet te versmaden, maar komen allemaal op hetzelfde neer: de avocado is een magnifiek groeisel dat zelfs de meest hardvochtige atheïst aan het twijfelen doet brengen.

Al met al lijkt het me duidelijk dat we hier te maken hebben met een bijzondere, zinnenprikkelende vrucht, waarvan de thunder wordt gestolen door een bombastische soortgenoot. Dat hele hordes Britten nu ineens wel naar de supermarkt draven voor een avocadeau is bovendien wrang, immers: wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd.

Om toch positief af te sluiten wil ik u het mooiste avocadofeitje, gevonden op Wikipedia, niet onthouden: ‘De naam avocado komt oorspronkelijk van het Nahuatl woord ahuacatl, dat overigens ook ‘teelbal’ betekent.’ De uiterlijke gelijkenis was me in mijn hartstocht nog niet eerder opgevallen.

Eet smakelijk.

Bekijk het artikel op Volkskrant.nl

Onwachtzaam

‘Ik hoef niet te wachten! Ik wil niet wachten! Ik wacht niet! Als ik kom aanfietsen bij een stoplicht en het stoplicht is rood dan fiets ik gewoon DOOR. Ik wil namelijk niet wachten! Ik fiets gewoon door. Het maakt me niet uit. En ook soms, dan sta ik bijvoorbeeld in de rij, maar dan sta ik niet in de rij en dan loop ik gewoon DOOR. Ik hoef namelijk niet te wachten, nooit niet. IK WIL HET NIET. Ik wil het verdomme niet! Ik vind gewoon dat dat niet voor mij geldt, stoplichten enzo. En rijen. Als zij willen wachten moeten ze lekker wachten maar ik wacht NIET. Ik hoef dat niet. Ik wil gewoon lekker door en kan dat en doe dat dus gewoon. Ik ben namelijk bijzonder. Meer bijzonder dan anderen. Mensen die wachten zijn een soort saaie massa die geen talenten en specialiteiten of coole sneakers hebben. Ze schikken zich naar de tijd en het welbevinden van anderen. En hebben lelijke schoenen. Of saai. NOU IK DUS NIET. Ik wil gewoon altijd supersnel thuis zijn of ergens anders (ligt eraan waar ik moet zijn) en dan heb ik dus geen tijd slash ruimte voor wachten. Ik vertik het. Dus ja, ik rij door rood, dring voor, want ik ben wel speciaal en getalenteerd en dat zij dat allemaal niet doorhebben is HUN probleem. Ik heb daar niets mee te maken. Ik ga gewoon door ze zoeken het verder allemaal maar uit. Ik merk nu ook dat ik er enorm emotioneel van word en ik heb hier dus ook helemaal geen tijd voor dus ik ga nu weer door en je bekijkt het maar.’

Een onbekende man mengt zich in de monoloog. De monoloog zodoende omvormend tot een dialoog.

‘Maar het is toch niet erg om af en toe, zo nu en dan, een momentje te nemen?’

‘JA HALLO WAT HEB IK NOU NET GEZEGD.’

‘Dat je niet wacht. Nooit niet.’

‘Precies.’

‘Het ding is gewoon dat je zo ontzettend hard zit te huilen dat ik me afvraag of er niet iets anders aan de hand is.’

‘Ik huil niet.’

‘Schat, je hele shirt is doorweekt van de tranen en het zweet. Bovendien hangt er een ontzaglijke klodder snot onder je neus. Hij probeert zich een weg langs je bovenlip te banen.’

‘Gatver.’

‘Ja hé, het is je eigen lip.’

*Veegt snot met mouw weg*

‘Je beseft dat mensen je helemaal niet speciaal en knap vinden als jij nooit wacht hè? Dat stoplicht staat er voor JOUW veiligheid, juist omdat men om je welzijn geeft.’

‘Niet alleen om MIJN welzijn.’

‘Nee, maar wel OOK om jouw welzijn.’

‘Dat vind ik niet speciaal genoeg.’

‘Nee en daar ligt de kern van je ongenoegen. Volgens mij vind jij JEZELF niet speciaal genoeg.’

‘BULLSHIT!’

‘En probeer je het daarom op deze manier te compenseren.’

*Haalt schouders op*

‘Maar het werkt averechts. Als jij dood wordt gereden omdat je niet wacht voor het stoplicht, dan is dat jouw eigen schuld. Je eigen dikke kutschuld. Als jij voortdurend voordringt, dan vinden mensen je niet speciaal en knap, maar asociaal en egoïstisch.

‘Stop…’

‘Zonder dat ze je kennen, hebben ze dan een mening over je.’

‘Stop nou…’

‘En weet je wat? Die mening klopt dan nog ook.’

(Krijsend) ‘NOUHOU!’

‘Ben je een asociaal en egoïstisch mens?’

(Hoofdschuddend) ‘Nee.’

‘Wil je dat mensen je zo zien?’

(Hoofdschuddend, slierten snot afwerpend) ‘Nee.’

‘Nou, wacht dan verdomme op het stoplicht.’

*Knikt*

‘Sluit lekker achter aan in de rij.’

*Knikt*

‘Gaat het weer?’

(Knikkend en neus ophalend) ‘Ja.’

‘Enfin. Kun je dan nu een doekje halen en die walgelijke klodders snot en slijm van je shirt en mijn broekspijp vegen? Het ziet er bijzonder onfris uit.’

*Knikt*

‘Weet je, het komt wel goed met jou.’

*Glimlacht*

(…)

‘Waar blijft dat doekje?’

(Staat gehaast op) ‘O ja.’

‘Ik heb niet de hele dag de tijd.’

The future is now

‘The future is now’ is een vaak gebezigde uitspraak. Ook komt de zin niet zelden voor als titel van popculturele uitingen. Zo is het een nummer van de Amerikaanse punkband The Offspring, het debuutalbum van de New Yorkse underground hiphop-groep Non Phixion en een korte documentaire uit 1955 waarin men een kijkje neemt in de keuken van onderzoekslaboratoria om producten (batterijen op zonne-energie, videobanden, ‘bestraald’ eten) te tonen die in de toenmalige nabije toekomst gebruikt zouden gaan worden.

Op de website answers.yahoo.com vraagt iemand genaamd ‘idontknow’ volledig terecht waarom mensen deze zin zo vaak gebruiken, aangezien hij technisch niet klopt. Ene ‘San Diego Guy’ geeft volgens de moderator van de website het beste antwoord: ‘They’re referring to a future that was imagined in the past that is happening today. The dreams of the present taking place today. The future is now.’ En hij voegt daar later, om aan alle verwarring een einde te maken, het volgende aan toe: ‘Technically, there is only a present. The past did exist and the future will exist, but only the present exists.’

De website van technologiemagazine Wired publiceerde onder dezelfde titel begin dit jaar een overzicht van concepten waarvan men zich tien jaar geleden voorstelde dat ze nu deel uit zouden maken van onze dagelijkse routine. Hoewel Apple bezig is met een iWatch en televisieschermen inderdaad steeds platter en groter worden, blijkt dat we niet zelden iets te enthousiast zijn in onze voorspellingen. Zo is de bewustwording over wat we eten de laatste jaren wel gegroeid, maar zie ik zelden iemand een muisvormige handcomputer genaamd ‘Fido’ in zijn of haar eten steken om te bepalen uit welke ingrediënten (en eventuele bacteriën en allergenen) de maaltijd is opgebouwd. Bij de drogisterij hangen geen programmeerbare oordopjes voor een naar uw eigen geluidssmaak ingestelde nachtrust en de overkill aan hardloopdata van mijn Facebookvrienden wordt vooralsnog geleverd door een app op de smartphone en niet door een zwembrilachtig apparaat waar X-Man Cyclops jaloers op zou zijn.

Dat dit technologische toekomstenthousiasme de meest begaafde hoofden op hol kan brengen blijkt wel uit de film 2001: A Space Odyssey. Filmmaker Stanley Kubrick en sciencefictionschrijver Arthur C. Clarke dachten na overleg met NASA écht dat de wereld (of liever: de ruimte) er in 2001 zo uit zou zien. Dat de mens de verre uithoeken van ons zonnestelsel verkend en bewandeld zou hebben, rondzwevend en –rennend in magnifieke, smetteloze ruimteschepen. Enkele details in de film, zoals een videofoon, hebben wel degelijk de realiteit gehaald, maar de drie te kiezen talen op het touchscreen bij de douanepoortjes voor de maan, English, Dutch en Russian, zijn niet allemaal tot de door Kubrick en Clarke voorziene status als wereldtaal uitgegroeid.

Een hedendaags visionair is PayPal oprichter Elon Musk, Zuid-Afrikaan van geboorte, wonend in Californië. Met zijn ruimtevaarttechnologiebedrijf SpaceX probeert hij innovatieve concepten om te zetten naar praktische toepassingen. Zo schreef SpaceX vorig jaar geschiedenis door als eerste particuliere bedrijf een succesvolle ruimtevlucht uit te voeren. Het is de bedoeling dat het Dragon Spacecraft met behulp van herbruikbare raketten uiteindelijk ook mensen de ruimte instuurt. Zijn andere bedrijf, Tesla Motors, houdt zich bezig met de ontwikkeling van de elektrische auto en werkt inmiddels samen met fabrikanten als Daimler, Mercedes en Toyota.

Musk laat zich naar eigen zeggen inspireren door Bill Gates, Steve Jobs, Walt Disney en, wellicht ten overvloede, Nikola Tesla en richt zich op de drie gebieden die volgens hem de toekomst van de mensheid het meest zullen beïnvloeden: internet, schone energie en de ruimte. De nieuwste uitvinding van Musk is de maandag gepresenteerde Hyperloop; een buis waardoor mensen met een snelheid van zo’n 1300 kilometer per uur van stad naar stad kunnen worden geschoten (‘It’s like getting a ride on Space Mountain at Disneyland’). Dat wil zeggen: Amsterdam > Berlijn in een half uur. Oftewel: dat is rap. Maar: misschien wel te rap, want in een half uur kan ik niet eens een aflevering van Breaking Bad kijken.

De hyperloop komt voort uit Musks onvrede over de plannen voor een hogesnelheidslijn tussen Los Angeles en San Francisco, die naar schatting 70 miljard dollar gaat kosten en in 2029 klaar moet zijn. Een project waarbij onze HSL schriller afsteekt dan Jan-Peter Balkenende bij George W. In de Oval Office. Musks Hyperloop kost nog geen tiende van dat bedrag, is vier keer zo snel en omzeilt ‘land issues’, omdat de buizen zich boven de snelweg bevinden. Maar Musk lijkt in dit geval een roepende in de woestijn. De hogesnelheidslijn zal er komen, niet in de laatste plaats omdat er politieke (ALTIJD WEER DIE POLITIEK) belangen aan kleven.

Mensen in het heden lijken niet altijd behoefte te hebben aan technologische ontwikkelingen van de in de geschiedenis geschetste toekomst. Of: De snelheid van technologische ontwikkelingen en de hang naar ‘oud’ lijken evenredig aan elkaar toe te nemen. Platenzaken kunnen de LP’s niet aanslepen, in tweedehands kledingzaken is het drukker dan in de H&M en Marktplaats loopt vast als je op de term ‘vintage’ of ‘retro’ zoekt. Kunnen wij het tempo van de technologische vooruitgang wel bijbenen? Willen we dat wel?

Misschien hebben we in de toekomst helemaal geen keus. Van een genie als Elon Musk moet je altijd maar hopen dat hij het beste voorheeft met de mensheid. Als hij zijn uitvindingen ten kwade aanwendt, duurt het niet lang voor we door zelfbewuste, wraakzuchtige robots en computers worden gemaand in een rechte lijn naar ons noodlot te marcheren (ik noem The Matrix, Skynet, Hal 9000). Vooralsnog vermoed ik dat zijn intenties van nobele aard zijn en denk ik dat we, wanneer de poolkappen gesmolten zijn gelijk perenijsjes op een motorkap in Delhi, met vertrouwen in zijn drijvende aquapods moeten stappen, zonder angst te verdrinken.