In kleermakerszit naar de einder turen. Voor mannen

Er wordt weleens gezegd dat we veel moeten. Dat het onderhouden van relaties, werk, vriendschappen, hobby’s, passies, verlangens, best-of-lijstjes, koelkasten, magen en het bewateren van planten, het bekijken van series, het bezoeken van tentoonstellingen en het kopen van cadeautjes (zie onderhouden relaties) een grote tol van ons eist. Dat die tol soms te groot is en dat we hem niet kunnen betalen. Als amateuracrobaten en –clowns jongleren we ons een weg door het bestaan, tot we op een dag een bal laten vallen. Of twee ballen. Of allemaal. Wat merken we dan? Dat we geen Bassie en Adriaan zijn. Dat ons leven geen gedramatiseerd kinderkijkbuisavontuur is, dat we een grens hebben en we die kennelijk hebben overgeschreden.

Stress, burn-out, spanning, rug- en nekklachten, besluiteloosheid, twijfel, mislukte pasta’s; de gevolgen zijn nauwelijks te overzien. De wachtlijsten voor psychiatrische hulp groeien gestaag, daarop hebben de bezuinigingen in de zorg geen enkel effect. We zijn collectief van het padje af en kijken vergeefs op onze smartphone voor aanwijzingen. ‘Welke kant moet ik op? Verdomme Siri, geef antwoord!’

In plaats van op dat ding te kijken, neem ik tegenwoordig steeds vaker een beet uit een echte appel. Ook die heeft geen antwoorden, maar wel een voedende werking. Het is ook goed om dingen te doen. Hoelahoepen bijvoorbeeld, een activiteit waarbij een ritmische, gebalanceerde beweging noodzakelijk is om de zwaartekracht te weerstaan. Volgens gezondheidsnet.nl wordt er tegenwoordig superveel gehoelahoept, omdat het goed is voor de lijn. Het is ook goed voor andere dingen. De website heeft een lijstje gemaakt van de positieve effecten van hoepelen, waaronder versterking van buik-, rug-, been-, en bilspieren, verbetering van de rompstabiliteit en bevordering van de motoriek, doorbloeding en spijsvertering. Kortom, een feest voor lichaam en geest en eigenlijk zou iedereen het moeten doen.

Toch is het meer een vrouwending. Het artikel is door een vrouw geschreven en ook tijdens Festifall van A MAZE was het hoepelen voornamelijk een vrouwenaangelegenheid. De verhouding lag zo rond 8:2, in het voordeel van de vrouwen. Dat gold eigenlijk voor alle workshops die werden gegeven. Zowel de mindfulness- als yogasessies werden bijna geheel bemand door vrouwen en ook in de timemanagement-, vision boards-, Aim at Art- en fiosofieworkshops was het oestrogeenhormoon zwaar dominant.

Zijn mannen meer in balans dan vrouwen? Hebben ‘wij’ minder handvatten en hoepels nodig om ons te redden in deze highspeed draaimolen genaamd LEVEN 3.0? Of is bij ‘ons’ de twijfel net zo hevig, maar durven we deze niet uit te spreken omdat dat niet past in het beeld van wat een man zou moeten zijn, alle emancipatie ten spijt? Reflectie is ook eng. Het laat je kanten van jezelf zien die je meestal niet ziet en niet zelden liever ook niet zou willen zien.

In een poging tot een man-vrouwbalans te komen, stel ik daarom voor dat we het allemaal wat minder eng maken. Dus geen workshops waarbij je in kleermakerszit naar een punt in de horizon staart totdat je ego de omvang van een rozijn heeft, maar een sessie ‘BIER DRINKEN’, waarbij een hele groep mannen in een ruimte plaatsneemt om daar vervolgens onder begeleiding van een barfilosoof glazen te klinken en te legen. Of een sessie ‘Waarom ben ik toch zo’n baas en hoe chill is dat voor mij?’ die mannen meer inzicht geeft in de mechanismen achter hun heersende ‘zijn’ gevolgd door ‘Voetbal kijken en dingen schreeuwen’, een workshop die overigens prima gecombineerd kan worden met ‘BIER DRINKEN’. Ik vermoed dat het na deze vormen van reflectie nog slechts een kleine stap zal zijn om de heren te laten hoelahoepen, iets waarbij ‘ze’ dan massaal zullen worden afgetroefd door de vrouwen. Dit brengt hun ego weer in balans en doet ze beseffen dat het wellicht zo gek nog niet is, in kleermakerszit naar de einder turen.

Ik merk dat ik mezelf enthousiast heb gemaakt. Waar kan ik me inschrijven?

In gesprek met de NOS (en Sander, Matej, Jo Jo en Pascal)

NOS ☑
Een patatje eten in Napels? Het klinkt misschien wat gek, maar in het land van pizza en pasta is Hollandse patat in korte tijd erg populair geworden. In nog geen jaar tijd openden in Napels bijna dertig patatzaken.
Correspondent Rop Zoutberg sprak met de man die de eerste zaak oprichtte.

Remco de Ridder: Hollandse patat? Volgens mij is er weinig Hollands aan.

NOS: De man die de patat naar Napels bracht, heeft zijn idee in Amsterdam opgedaan en de frituurbakken komen ook uit Nederland 😉

Sander Verlaan: Wie is de fabrikant van de frituurbakken?

NOS: Heb je het artikel gelezen, Sander? Wij melden alleen de plaatsnaam, niet de fabrieksnaam.

Matej Chvalkovsky: NOS, dus als en Fin naar Nederland komt, en hier shoarma eet, en vervolgens paar tenten in Helsinki opent, is dat dan ook meteen een Nederlandse culineriteit?

Sander Verlaan: Heb het artikel gelezen, was alleen op zoek naar de naam.

Remco de Ridder: Even iets anders NOS, hoe krijg ik zo’n blauw vinkje naast mijn naam?

Pascal Geleijnse: Remco de Ridder, dat betekent dat de pagina geverfieerd is als ‘echt’. Dit wil dus zeggen dat dit de echte NOS is en niet een namaak

Remco de Ridder: Dank je wel Pascal. Hoe krijg ik dat? Ik ben namelijk ook ‘echt’.

Pascal Geleijnse: Dat gebeurt automatisch geloof ik

Jo Jo: Remco; whahahahaha

Remco de Ridder: Maar als het automatisch gebeurt, betekent dat dan dat ik toch niet ‘echt’ ben?

Pascal Geleijnse: Gebeurt alleen bij pagina’s en niet bij persoonlijke fb’s denk ik

Remco de Ridder: O, dan zal ik voor de zekerheid nog even bij mijn moeder checken. Desalniettemin bedankt voor al je hulp.

Zuurkoolpizza

Het eerste wat opviel toen ik de zuurkoolpizza van Domino’s afhaalde, was dat ik er geen zin in had. Normaal gesproken heb ik namelijk wel zin in pizza. Ik ben er dol op. Maar dit keer niet. Dit keer was de keuze voor pizza niet ingegeven door een onweerstaanbaar (brak) verlangen, maar door een onhandige post op Facebook, waarin ik enerzijds mijn ongeloof over het bestaan van de pizza wilde uiten en anderzijds schreeuwde dat ik hem ging opeten. Om iets te bewijzen ofzo. Wat weet ik niet precies. Dat het ding goor zou zijn, iets wat ogenschijnlijk totaal geen bewijs nodig had.

Domino'sToen ik na een paar dagen de daad nog steeds niet bij het woord had gevoegd begonnen enkele volgelingen zich te roeren. Zij immers, waren net als ik benieuwd naar de smaak van de introducé, maar hadden zelf noch de ballen, noch het gebrek aan respect voor eigen lichaam om het ding te bestellen. Zelfs op mijn oproep het proces samen te doorlopen werd niet gereageerd en dus stond ik er alleen voor.

Ik besloot de pizza af te halen. Mijn vriendin ging een biologische bloemkool kopen voor een Ottolenghi-taart en voor de balans in het universum leek het me goed als we onze respectievelijke etenswaar in één sessie zouden aanschaffen. Op weg naar de supermarkt bestelde ik de pizza, zodat we deze op de terugweg konden ophalen. Het bereiden van een zuurkoolpizza duurt kennelijk even lang als het kopen van een bloemkool. De fysieke en emotionele gevolgen zijn echter significant anders.

Een belangrijk gegeven, dat ik tot nu toe nog niet heb vermeld, is dat Domino’s naast de zuurkoolpizza ook een bodemupgrade heeft bedacht. De toevoeging ‘upgrade’ is in deze bijzonder relatief. Het gaat namelijk om een hotdog in de rand van de pizza. De klant heeft hierbij keuze uit een gewone hotdog crust, een hotdog crust met barbecue saus of een hotdog crust met mosterd. Omdat de pizza zelf al bedekt is met een ‘swirl’ van barbecuesaus, besloot ik de hotdog crust sausloos te bestellen. Want dát ik de hotdog crust zou bestellen stond al vast op het moment dat een krankzinnige productontwikkelaar het ding bedacht.

Ik voelde wel schaamte. Het scheelde dat de rest van de klandizie in het filiaal niet-Nederlands sprekend was, maar de lichtelijk verbouwereerde blikken van het Domino’s personeel toen ik de bestelling plaatste, gaven me een ongemakkelijk gevoel. ‘Iemand bestelt het echt…’ leken ze uit te drukken. ‘Hij gaat echt die zuurkoolpizza eten. Mét die worst in de korst.’ Een van de meisjes trok zelfs een beetje een vies gezicht. Het voelde alsof ik bij een psycholoog zat die zelf moest janken van mijn verhaal.

Goed, ik hoefde gelukkig niet te zien hoe het ding gemaakt zou worden, want er moest een bloemkool gehaald. Toen we terug naar huis liepen – mijn vriendin met bloemkool, ik met dampende fastfood apocalyps – zakte de moed me steeds verder in de schoenen. Hij bivakkeerde inmiddels aan de zool, zich vastklampend aan mijn rubberen ziel. Het enige wat me gaande hield was de belofte. En de vier biertjes in mijn mik.

IMG_7129
De pizza in kwestie

Thuis was het besef van wat me te wachten stond vervolledigd. Wat ik aantrof toen ik de pizzadoos opende, valt slechts te omschrijven als ‘een gedrocht’. De dikte van de rand, oftewel ‘crust’, ten opzichte van de rest van de pizza was net zo buitenproportioneel als het succes van [enter Top 40 artiest] ten opzichte van de stuitende banaliteit van zijn/haar muziek. Binnen de hotdogomheining trof ik de beloofde, doch karige verzameling créme fraîche, spinazie, kaas, pepperoni, bacon, gehakt, rode ui en, uiteraard, zuurkool aan. Dat gedeelte van de pizza, waar ik als eerste mijn tanden in zette,IMG_7131 was niet noemenswaardig vies of lekker. Het was gewoon een typisch kleffe, degelijke (als in: van heel veel deeg) pizza van Domino’s, met her en der de vage notie van smaak.

Bij elke hap die ik nam, besefte ik dat ik een hap minder hoefde te nemen, maar ook dat ik steeds dichter bij de rand kwam. ‘Denk worstenbroodje,’ dacht ik hardop. Een worstenbroodje, of hotdogbroodje, is vaak ook gewoon wat deeg met een hotdog erin. Ook geen bastion van ‘goed eten’, maar best te doen.

Nu wil ik jullie ramptoeristen niet teleurstellen, maar ook deze hotdog pizzarand was ‘best te doen’.  Het was niet vies, zeker niet lekker, maar best te doen. Wat ik vooral ervoer, kauwend en proevend, was verwarring. Na die paar happen pepperoni en kaas enzo klopte het gewoon niet om hotdog te eten. Na enkele combinatiehappen van pizza met topping en hotdogrand was ik al helemaal ontdaan. ‘Dit hoort niet,’ dacht ik. ‘Dit zou niet moeten bestaan’.

En dat was eigenlijk de conclusie: ‘Dit zou niet moeten bestaan’. Het is niet oké. Dat dit bestaat, betekent dat we te ver zijn doorgeschoten. We weten het van gekheid niet meer. Of juist wel. We weten te veel. Alles kan, dus waarom niet alles doen? Nee, sommige dingen moeten we niet doen. We moeten geen pizza’s met hotdogs mengen, net zoals we ook geen haring met slagroom moeten eten, oranje shirts met rode broeken (überhaupt geen rode broeken) moeten dragen of honden met pinguïns moeten laten paren. Dat is vanuit existentieel, ethisch en esthetisch oogpunt beter van niet.

quvGHGa
Hond + pinguïn hybride, oftewel ‘colddog’

Na de pizza – die ik overigens volledig heb opgegeten – nam ik plaats op de bank. Ik wilde geen bier meer. Dat ging niet. Mijn vriendinnetje had ondertussen huppelend en gezondheidsbellen blazend een bloemkooltaart gebakken. ‘Wil je een stukje?’ vroeg ze glimlachend aan me. ‘Nee, dank je. Ik ben misselijk,’ bromde ik, zo stil mogelijk zittend.

Na de taart, waarvan ze een bescheiden punt had gegeten, danste ze naar buiten, op weg naar een vriendinnetje met wie ze leuke dingen ging doen. Het was immers vrijdagavond. Ik graaide vanuit mijn onvrijwillige boeddhahouding om me heen en vond een Playstation controller. Morgen was er weer een dag, hoopte ik.

Jojo

Op zondag doe ik meestal niet zoveel. Soms, wanneer ik mezelf een kater heb bespaard, ga ik sporten, maar meestal niet. Meestal slaap ik uit, bevind ik me grote gedeelten van de dag op de bank (het is zo’n fijne bank) en denk ik na over bestelbaar eten en bekijkbare films. Zondag is een dag van rust en die zoek ik meestal in het doen van zo weinig mogelijk tot niets.

Toch voel ik op zo’n dag ook de behoefte om naar buiten te gaan, al is het maar voor even. Mezelf even laten opfrissen door de buitenlucht, voor zover die in de stad fris te noemen is. Voor mensen die de stad hebben ingeruild voor een plek in de natuur is die lucht namelijk verre van fris. Ziekmakend zelfs. De kwaliteit van het water, uitlaatgassen en de drukte zien zij als factoren die de gezondheid schaden. Ook het werken in de stad, wat zich voornamelijk afspeelt achter een computer, is ‘slecht’ voor je. Hoewel de langetermijneffecten daarvan nu nog niet te overzien zijn, is er een goeie kans dat we over twintig jaar collectief worden uitgelachen met onze blokoogjes en muisarmen.

Om ook binnen de vervuilde hectiek van de stad in contact met de zuivere natuur te kunnen komen, liep ik tijdens A MAZE | IN HET PARK met een groepje het Florapark in. Een natuurcoach instrueerde ons, na een kort meditatief moment, instinctief een plekje op te zoeken en eventuele vragen die bij ons opkwamen te beantwoorden. Correctie: te ‘onderzoeken’. In coaching en therapie zoek je niet naar oplossingen, maar naar inzichten in de werking van een proces. Om ons daarbij op weg te helpen had hij er ook vast een paar op een blaadje gezet.

Mijn gevoel vertelde me dat ik me om moest draaien. Ik klom over een hek en volgde een pad. Dat bleef ik doen, totdat ik bij een boom kwam. Daar dacht ik te willen zijn, maar mijn instinct leidde me verder, de bosjes in. ‘Ga ik dit echt doen?’ dacht ik heel even. Bij wijze van antwoord stapte ik de begroeiing in. Na twee passen zag ik een condoom liggen. Toen ik mijn blik weer naar voren richtte, liep ik vol in een spinnenweb. Terwijl ik de slierten uit mijn gezicht en van mijn jas veegde, bemerkte ik dat de grond volledig begroeid was met een soort klimop (maar dan niet opklimmend). Tussen de klimop lagen eikels (of iets wat er op leek) en een blikje bier. ‘Hier ben ik dan,’ dacht ik, ‘op het scheidsvlak van stad en natuur.’

Door de begroeiing zag ik aan de ene kant het park in al zijn groenheid en sereniteit, terwijl aan de andere kant, slechts een paar meter van me vandaan, fietsers zich over de bebouwde dijk richting de pont trapten. Zonder het te beseffen, had ik mezelf naar de balans tussen stad en natuur gebracht. De twee zaken liepen op deze plek in elkaar over. Het werd me plotseling duidelijk dat er eigenlijk geen scheiding is. De stad komt voort uit de natuur. Wij hebben haar gebouwd met middelen uit de aarde. Wij komen zelf voort uit die aarde, hoewel we door alle kabels en schermen en modegrillen het gevoel hebben gekregen van niet. Ondanks onze pogingen ‘boven’ de natuur te staan door deze te willen begrijpen en beheersen zijn we niet meer dan uit de hand gelopen apen in een zelfgebouwde kooi van industrie en technologie.

Hoewel… Die industrie en technologie geven ons natuurlijk ook veel vrijheid. En daarin ligt dan ook een paradox. Enerzijds associëren we natuur met vrijheid en puurheid, anderzijds is het ook eenzaam en beperkt. In de dynamiek van de stad trommel je binnen no time een groep geestverwanten op om iets moois te maken, maar zit je voortdurend verstrikt in een web van muren en wegen. Natuur is leven, stad geleefd worden. In de stad hebben we een gevoel van controle, het idee dat ons leven maakbaar is en in de natuur laat je je instinctief leiden door de beweging van de aarde om de zon. Veel eigenschappen van de stad en de natuur staan haaks op elkaar, de respectievelijke (en relatieve) voor- en nadelen ook.

Het moge duidelijk zijn dat er van alles door me heen ging, daar in die bosjes. Het blaadje vroeg me of ik iets uit de reis naar deze plek herkende uit het dagelijks leven. Ja, ik bewandel vaak het geijkte pad, hou van de vertrouwdheid van het oude, maar ik voel ook regelmatig behoefte de spanning van het nieuwe op te zoeken. Soms zit ik te veel vast in het oude en weet ik niet goed los te breken, maar op andere momenten sla ik door in het nieuwe en weet ik geen maat te houden. De verkenning verandert dan in een vlucht waarin ik mezelf niet zelden verlies. De dynamiek van de stad werkt dan als een verslaving die me langzaam opbrandt en doet verlangen naar de reinheid van de natuur. Maar zoals het een verslaving betaamt, kan ik niet te lang zonder en moet ik terug voor een shotje metropool. Met iedere stadse inhalering groeit het verlangen naar een aardse detox en zo jojo ik mezelf door het bestaan.

Deze plek symboliseerde voor mij die neigingen. Zo vond ik in de stad een stukje natuur waar ik wat over mezelf leerde, iets wat op mijn supercomfortabele bank meestal niet gebeurt.

The Counselor

Eergisteren heb ik The Counselor gezien. Tenminste, ik heb hem eergisteren afgekeken. Op zondagochtend om precies te zijn. Met een fikse kater. Het eerste deel van de film keek ik twee avonden ervoor. Op vrijdagavond dus, toen de kater van de volgende dagen al in de maak was. Goed aangeschoten kwam ik thuis na een etentje. Het was nog niet laat, een uur of 23:30 en ik was kapot. Maar omdat ik vond dat het vrijdagavond was – iets wat volledig in overeenstemming was met de realiteit – en ik bovendien vond dat ik, omdat er een weekend vol vrijheden aan zat te komen, van die vrijdagavond gebruik moest maken, besloot ik nog wat meer bier en zelfs whisky te drinken om dat weekend in volle brakke glorie tegemoet te kunnen treden. Dat dit een slecht idee was, zal menigeen die de film heeft gezien kunnen beamen. Nuchter, uitgerust en in een staat van relatieve mentale stabiliteit is het al een behoorlijke beproeving om de door Cormac McCarthy geschreven en door Ridley Scott geregisseerde film te doorstaan, maar… Enfin, u begrijpt waar ik heen wil.

Voor de mensen die de film nog niet hebben gezien en dat uit masochistische neigingen nog wel van plan zijn, zal ik het plot hier niet teveel verklappen. Laten we het erop houden dat het een stijloefening in geweld en nihilisme is. Een geforceerde poging tot een existentialistische uiteenzetting over wat het is om keuzes te maken en hoe wij door het maken van keuzes nieuwe realiteiten creëren waaruit geen ontsnappen meer mogelijk is. Zoiets probeert het cryptische, overliteraire script van McCarthy ons te vertellen.

Geweld is één van de terugkerende thema’s in het werk van McCarthy, één van de grootste, nog levende, Amerikaanse auteurs. In zijn meesterwerk Blood Meridian uit 1985 voert hij, net als in The Counselor, een naamloos personage op door wiens ogen we de ogenschijnlijk zinloze, bloederige, zowat onmenselijke strooptochten langs de Amerikaans-Mexicaanse grens volgen van een bende onder leiding van Judge Holden. De ‘judge’ is nauwelijks een mens te noemen. Het is een karakter dat losstaat van tijd of menselijke kwetsbaarheid en symboliseert ‘de oorlog’ of meer algemeen het geweld dat inherent is aan de mens.

Waar dat boek een grimmig perspectief bood op het zo vaak geromantiseerde Wilde Westen en ons toont dat de ontstaansgeschiedenis van het huidige Amerika met het nodige bloedvergieten gepaard is gegaan, handelt The Counselor over de moderne, Westerse mens en zijn onstilbare honger naar geld. De film wordt bevolkt door een immorele, gewelddadige, egocentrische verzameling karakters die slechts geleid wordt door hebzucht en daar uiteindelijk de rekening voor betaalt. ‘The judge’ wordt in deze gesymboliseerd door het Mexicaanse drugkartel, wat genadeloos handelt op het moment dat de deal met The Counselor, een succesvol advocaat die zich door zijn cliënt Reiner laat verleiden tot een lucratief uitstapje in het criminele circuit, mislukt. In het restant van de film zien we de meeste karakters op hun onvermijdelijke ondergang afstevenen, daarbij niet zelden hun hoofd verliezend.

Na afloop was ik boos. En, toegegeven, geshockeerd. Boos om het veel te grove geweld, het gebrek aan moraal, het nihilisme, de emotieloosheid, de veel te lange dialogen vol krampachtige filosofische uitweidingen en geforceerd symbolisme. De karikaturen van personages. Hun kapsels. De passiviteit van de hoofdpersoon. De kille regie. Boos omdat er zoveel talent aan een film heeft gewerkt die uiteindelijk de plank volledig misslaat. Het is No Country For Old Men (naar een boek van McCarthy), maar dan zonder de humor en het gevoel voor drama van The Coen Brothers. Die film bevatte nog een moreel centrum (Tommy Lee Jones) waaraan je je als kijker kon vastklampen. En aan het einde van The Road (ook van hem. Wat een baas hè?) vindt het jongetje in ieder geval een gezin waarmee hij verder kan. Hij wordt niet, net nadat zijn vader overlijdt, in stukken gesneden door een passant puur om ons te onderwijzen in de willekeurige wreedheid van het leven. The Counselor heeft geen ziel, geen mededogen en al helemaal geen hoop. Het is fatalistische grimmigheid zonder troost, zonder herkansing.

Maar de film had dus wel effect. Woede; schok; er zijn genoeg regisseurs die films maken met slechts het opwekken van die emoties als doel. Dat zijn over het algemeen makers van horrorfilms, waarin de moraal onbelangrijk is en we simpelweg geacht worden te gillen en broekplassen van angst. Wanneer een film zich probeert te gedragen als een filosofisch manifest, maar verzandt in een orgie van geweld, zoals The Counselor dat doet, kan er gesproken worden van een mislukking.

En toch hè… Toch was ik er behoorlijk van ontdaan. En toen vroeg ik mezelf heel even af of de makers niet juist geslaagd zijn in hun opzet. Dat onze gulzige, gewelddadige, nietsontziende aard zo diep in ons geworteld zit dat deze onherroepelijk deel van ons uitmaakt, of we dat nou leuk vinden of niet. Jaarlijks worden er duizenden mensen afgeslacht in de Mexicaanse drugsoorlog. Dit is gewoon iets wat er gebeurt in die contreien. Is mijn ongenoegen om daar een film over te zien niet gewoon een ontkenning van een realiteit? Een vlucht van de duivelse kant van de mens, die haar eigen hel hier op aarde heeft geschapen en niet in een permanent brandend hiernamaals?

Ik blijf toch bij ‘nee’. Een film over slechte mensen die zich slecht gedragen en daar vervolgens meedogenloos voor worden gestraft leert mij niets. Dat ze zich tussen het bloedvergieten door laven aan pseudofilosofisch geblaat maakt het geheel zelfs een pijnlijke vergissing. Speel open kaart en noem het Saw 18 of 19 of 100 en probeer ons niet te verleiden met de belofte van een sexy, gestileerde, dynamische plus ook nog eens morele thriller. Eenzijdig hoofden afhakken en Cameron Diaz laten klaarkomen op de voorruit van Javier Bardems Ferrari (nu wil iedereen ‘m natuurlijk zien) is geen dynamiek, het is een vorm van sadistische masturbatie.

Goed, dat moest er kennelijk even uit. Om de opwinding wat te laten zakken, heb ik gisteravond Ghostbusters gekeken. Ook bloedstollend, maar wel met een heldere, hoopgevende boodschap:

If there’s something strange
in your neighborhood
Who ya gonna call?
GHOSTBUSTERS

In gesprek met Vodafone

Remco de Ridder: Hallo Vodafone-medewerker, Ik heb sinds vandaag een nieuw abonnement met 4G, maar op mijn telefoon staat nog steeds 3G. Weet u hoe dit kan?

Vodafone Nederland: Hoi Remco, wat leuk dat je een nieuw abonnement hebt 🙂
Je abonnement is dus geschikt voor 4G, dan blijft je locatie, je toestel en de instellingen nog over als boosdoener.
Welke telefoon heb je en op welke postcode ben je nu?
Groetjes, Mitch

Remco de Ridder: Bedankt voor je reactie, Mitch. Mijn postcode is 1017 PN en ik heb een iPhone 5.

Vodafone Nederland aka Mitch: Daar zou 4G perfect moeten zijn, zeker met een iPhone 5! Heb je deze wel al ge-upgrade naar iOS 7?
Kijk eens bij Netwerkinstellingen of het schuifje achter 4G groen is! Groetjes, Mitch

Remco de Ridder: Al die dingen staan goed ingesteld, daarom weet ik niet zo goed wat er aan de hand is!

Vodafone Nederland aka Mitch: Oh, ik zie dat hier wat werkzaamheden zijn geweest! Kijk maar eens op http://voda.fo/ne/mxim9.
Start je telefoon eens opnieuw op, wellicht helpt dat. Anders zal het spoedig opgelost zijn.
Groetjes, Mitch
Zoeken – Vodafone Forum
forum.vodafone.nl

Remco de Ridder: Ik hoop het Mitch, ik hoop het. Ik wil mee de toekomst in.

Vodafone Nederland aka Mitch: Logisch Remco! Groetjes, Rachelle

Remco de Ridder: Waar is Mitch?

Vodafone Nederland aka Rachelle: Mitch is aan het genieten van zijn vrije dag. Groetjes, Rachelle

Remco de Ridder: Typisch Mitch. Kun je hem laten weten dat ik hem Mitch? Ik bedoel Mitch? Hè, verdomme, MITCH. Afijn, Je begrijpt vast wat ik bedoel.

Vodafone Nederland aka Rachelle: Haha, dat komt in orde Remco. Groetjes, Rachelle

Klaas Andriesen: Wel frappant dat Mitch en Rachelle er direct van uitgaan dat ze je mogen tutoyeren Remco.

Remco de Ridder: Beste Mitch, Rachelle, WIE DAN OOK! Er staat nog steeds 3G bovenin mijn scherm. Ik begin me nu toch wel een beetje zorgen te maken…

Vodafone Nederland aka Mitch of Rachelle of WIE DAN OOK: Hallo Remco, kun je je simkaart eens testen in een ander toestel, merk je dan hetzelfde? Groetjes, Deborah

Remco de Ridder: In een ander toestel geeft ie wel 4G aan! Wat nu?

Klaas Andriesen: Hallo Deborah!!!! Welkom!

Vodafone Nederland aka Deborah: Heb je wellicht nog een andere simkaart die je in jouw toestel kunt testen? Anders raad ik je aan om eens langs te gaan bij 1 van onze Vodafone winkels voor verdere testen. Groetjes, Deborah

Remco de Ridder: Heb ook dat getest en geen succes. Dan maar naar een winkel in de echt wereld…

En toen ging Remco naar een winkel in de echte wereld en daar stelden ze hem na zijn synopsis van dit gesprek al deze vragen nog een keer en drukten ze op wat knopjes en schoven ze wat schuifjes en zeiden ze dat het niet aan hun ligt maar aan de telefoon en dat Remco deze moet resetten maar wel na een back-up gemaakt te hebben en anders moet hij het toestel terugsturen of even langs de Apple Store op het Leidseplffrttffrrtrlllffllrrttt en anders een strop kopen en…

Prft.

Dylan x Feinstein

Er is geen artiest over wie meer geschreven is dan Bob Dylan. Ook als ik lieg, is het nog steeds heel veel. Ongeveer net zoveel als over The Beatles, denk ik. Maar dat is niet echt ‘een artiest’, meer ‘een band’, dus nogmaals, en dit keer met volle overtuiging: BOB DYLAN IS DE MEEST BESCHREVEN ARTIEST ALLER TIJDEN. Hoe dan ook heeft het dus weinig zin om hier op de proppen te komen met ‘wist-je-dat’-jes over een man van wie ik eigenlijk maar weinig weet, zeker als je die kennis vergelijkt met die van al die andere mensen die zoveel meer over hem weten en hebben geschreven.

Dus kijk ik. Wat ik zie is een jonge, zelfverzekerde man die het één en ander overpeinst, de om hem heen veranderende realiteit overweegt en op zich in laat werken. De opgetrokken wenkbrauw doet vermoeden dat dit proces enig wantrouwen bij hem opwekt.

De foto diende als cover van Dylans derde studioalbum ‘The Times They Are a-Changin’’ en werd gemaakt in een periode die vervat werd in diezelfde titel (oké, toch wat feitjes). 1963 was het jaar dat John F. Kennedy vermoord werd en Martin Luther King zijn ‘I have a dream’-speech gaf. Het was het jaar dat een levensverzekeringsmaatschappij de smiley uitvond en The Beatles hun eerste album uitbrachten. Het was ook het jaar dat Dylan van de set van The Ed Sullivan Show wegliep omdat de producers hem verboden een politiek-satirisch nummer te spelen. Genoeg om over na te denken dus.

Dylan, een voornaam exponent van de popcultuur van de jaren ‘60, werd in een New Yorks penthouse door zijn vriend Barry Feinstein op intieme wijze gepotretteerd. In het overzichtswerk ‘Real Moments’ zegt de fotograaf in één van zijn spaarzame commentaren dat hij tijdens hun fotosessies wist dat hij ‘in the presence of genius’ was. Ergens anders claimt hij op titelverklarende wijze slechts geïnteresseerd te zijn in ‘capturing the real moments’.

Twee jaar na The Times They Are a-Changin’ deed Dylan zijn eerste ‘elektrische’ tour. Het leverde hem veel onbegrip en hoon op. Zo is in Martin Scorsese’s biografie ‘No Direction Home’ te horen hoe iemand tijdens een concert in Manchester hem voor ‘Judas’ uitmaakt. Dankzij wederzijds respect en vertrouwen was Feinstein in staat de mens achter Dylans protestzingende persona bloot te leggen. Dit vertrouwen werd door Columbia Records op een zeldzame manier beloond: Dylan mocht de foto zelf uitkiezen.

Hier zien we de ‘real’ Bob Dylan, een ingetogen filosoof die contrasteert met de opstandeling op het podium. Een jonge artiest die op een emotioneel beladen kruispunt in zijn carrière staat. Nog onbelast met, maar al peinzend over de ervaringen van de toekomst.

The line it is drawn
The curse it is cast
The slow one now
Will later be fast
As the present now
Will later be past
The order is
Rapidly fadin’
And the first one now
Will later be last
For the times they are a-changin’

Bekijk het artikel op I Shot The Band

Puppy

De rossige haren hangen als lamellen voor een raam van een huis in een Amerikaanse buitenstad in de jaren ’70. Nieuwgsierige ogen kijken door de spleten naar binnen. Misschien zijn ze trouwens niet nieuwsgierig, maar eerder vragend. Wij bekijken niet, maar wórden bekeken.

Ryan McGinley presenteert Christopher Owens, ex-frontman van de vorig jaar opgeheven band ‘Girls’, voor het eerst als solo-artiest aan de wereld. Zijn solodebuut is vernoemd naar een vrouw die hij in 2008 ontmoette tijdens een tournee met zijn voormalige band. Het is een conceptalbum dat niet alleen over liefde gaat, maar ook over de plekken waar Owens is geweest en waar hij zich op zijn gemak voelt.

McGinley zit Owens dicht op de huid en geeft hem een timide, frêle look. Als een jonge hond die toekijkt van achter de bank, nog wennend aan zijn nieuwe omgeving. Of als een verlegen kind, dat voor het eerst alleen met de trein gaat, iets wat correspondeert met de thematiek in het werk van McGinley.

In een interview met de San Francisco Guardian vertelde Owens dat gevoelens van opwinding en angst, ondanks zijn succes als muzikant, nog altijd in hem broeden:

‘Of course I’ve gained a little more confidence… But with each new thing I release I try to give a little more of myself, so I continue to put myself in an open place and that keeps it fresh and interesting for both me and the listener. I like the fact that I’m talking about things in my songs that make me feel a little exposed. I think it just means I’m giving something of value.’

De foto lijkt deze uitspraken te ondersteunen. Owens spiekt, nu alleen, voor het eerst naar buiten. Hij durft de wereld nog niet helemaal open en bloot te betreden, bang als hij is om gekwetst te worden, maar die kwetsbaarheid wordt vergezeld door enthousiasme en uitingsdrang. Het verlangen naar een nieuw avontuur, het opzoeken van de grenzen van zijn comfortzone en de poging om die grenzen op te rekken.

De foto heeft een paradoxale werking. Door Owens deels verdekt af te beelden creëert McGinley geen enigmatisch persona, maar legt hij Owens’ aard juist bloot. Dat hij hiertoe in staat is kan teruggevoerd worden op hun vriendschap. De foto is niet slechts genomen door een vakman/kunstenaar, maar door iemand die hem kent. Sterker nog: Owens is gewend geraakt aan de camera van McGinley en is dus niet bang om zichzelf aan hem te laten zien. Het onderlinge vertrouwen stelt hem in staat om zijn kwetsbaarheid te tonen. Deze man bestijgt niet met onfeilbare zelfovertuiging het domein van de flamboyante popmuzikant, maar schuifelt voorzichtig en met ingehouden twijfel naar de voorgrond. Observerend met de ogen van een puppy: angstig, maar met de onbedwingbare drang om te spelen.

Bekijk het artikel op I Shot The Band