Droogste ooit

Man, wat was juli droog. Het was de droogste maand OOIT, aldus verschillende media. Met andere woorden: nog NOOIT viel er in juli zo weinig regen. De maand bevatte bovendien een paar van de (bijna) warmste dagen OOIT en nog NOOIT was het zo warm in Amsterdam.

Iemand op Twitter begreep niet hoe al die weerberichters nou konden weten dat het nog NOOIT zo warm was geweest. Ze ergerde zich aan het overdreven, onnauwkeurige taalgebruik. ‘ZO IRRITANT!’ schreef ze. ‘Hoe kunnen ze nou weten hoe warm het op de aarde is geweest in de miljoenen jaren die de planeet al bestaat?’

‘Nou, mevrouw op Twitter,’ antwoordde ik toen in mezelf, ‘de aarde bestaat zelfs al 4,5 miljard jaar en dus lijkt het me inderdaad sterk dat we met zekerheid kunnen stellen dat het nog NOOIT zo warm was als in juli. En dan gaat het ook nog eens om Nederland hè, wat in al die miljarden jaren op hele andere plekken op de aarde heeft gelegen, in deze vorm zelfs helemaal niet bestond en waarvan het dus welhaast onmogelijk is om te beweren waar wat ooit is gebeurd, laat staan hoe warm het was, wat iemand dan had moeten meten op die daar op dat moment niet bestaande landmassa. Dus afgezien van een feitelijke onjuistheid deel ik uw verontwaardiging!’

Ter geruststelling van de vrouw en mezelf probeerde ik een en ander te factchecken bij de dino’s, maar die waren allemaal dood. Met andere woorden: we hebben nu de minste dino’s OOIT. Met andere woorden: nog NOOIT waren er zo weinig dino’s als nu.

Ik maak me regelmatig schuldig aan de hyperbool van ‘Het Ultieme’. Dit was ‘het beste concert ooit’ of ‘de slechtste pizza van mijn leven.’ Die tweede uitspraak is al minder ‘onjuist’, omdat het daar puur over mijn eigen leven gaat en niemand zo goed weet hoeveel vieze pizza’s ik heb gegeten als ikzelf. Maar de vraag is of ik echt nog van alle pizza’s die ik (ooit) heb gegeten weet hoe goed ze waren, en of dit dan van al die pizza’s de allerslechtste was.

Allerslechtste, nog zoiets: iets is gewoon het slechtst, of het best, of de eerste. Er is niet een eerste en dan daarvoor of -na nog de eerste van allen.

Ik weet al deze dingen, en toch zet ik taal vaak op deze manier in om een punt te maken. Moeten we elk woord dan op een goudschaaltje wegen? Het was vorige maand warm, daar zijn we het allemaal over eens. En dat gebeurt echt nooit.

Festival zonder eind

Het is vaak een zwaktebod om te praten over het weer. Het is een last resort, het onderwerp dat je aansnijdt als er verder geen gemeenschappelijke interesses zijn met degene met wie je, al dan niet gedwongen, bent aangewezen op een gesprek. Met het weer hebben we immers allemaal te maken. Het is overal en dat zijn wij, mensen, ook. We delen dus in de invloed die het weer op onze levens heeft.

Zwaktebod of niet, ik wil het toch even over het weer hebben. Iedereen die de afgelopen tijd buiten is geweest zal gemerkt hebben dat de zon scheen. Elke dag. Hard en lang. Zonliefhebbers houden kunnen hun lol niet op. ‘Heerlijk weertje’, en ‘Ik hoef deze zomer helemaal niet weg!’ zijn veelgehoorde kreten. Op social media vliegen de zonovergoten plaatjes met daarin gepinde temperaturen van het moment (bedankt daarvoor) je om de oren. Men vaart over grachten en meren, laaft zich aan liters witbier en rosé en de landen rond het Middellandse Zeegebied worden met de dag overbodiger. Naast echte Italiaanse buffelmozzarella en authentiek gedroogde fuet hebben we nu immers ook de zon, dus waarom zouden we die noodlijdende economieën nog langer subsidiëren?

Het voordeel van dit weer is dat ik minder op mijn telefoon zit. Vroeger checkte ik elke dag wel een paar keer meerdere weerapps, zodat ik kledingtechnisch goed uitgerust op pad kon gaan. Nadeel is dat ik allemaal truien en lange broeken heb waarvan ik niet weet of ik ze ooit nog zal dragen. Het concept van ‘de jas’ doet inmiddels ridicuul aan en ‘shawl’ en ‘paraplu’ zijn leenwoorden die ik met plezier retourneer aan de respectievelijke Engelse en Franse eigenaren.

De felgroene parkieten die tegenwoordig de scepter zwaaien in de Amsterdamse parken twitteren alsof ze de hoofdact zijn op het hipste festival van het jaar. En daar doet deze uitbundige, niet-aflatende zomer wel een beetje aan denken, een festival. Een heel leuk festival, waarvan je niet wilt dat het stopt. De zon die dag in dag uit schijnt is als de dj die nog één plaatje draait. Het uitzinnige publiek juicht, neemt nog een slok, hijs of snuif en gaat nog een keer naar de wc. Na de laatste plaat komt er nóg één. De verlenging van het feestgedruis wordt gevierd met nog meer drank, nog meer eten en nog meer drugs. De dj is niet te stoppen, hij blijft draaien, het feest druisen. Maar op een gegeven moment is het water en eten op en zijn de Dixies vol. Mensen raken uitgeput en uitgedroogd. Ze zijn verbrand en hun oren suizen als een permanente kiestoon. Één voor één gaan ze naar het weggedanste gras, de dj als laatst, vlak voordat hij zijn allerallerlaatste plaatje opzet. Het boeit verder niet, want de stroom is op dat punt allang uitgevallen.

Elke dag zon was vroeger een bonus. Nu merk ik dat ik te weinig korte broeken heb. Het is superchill dat ik minder op mijn telefoon kijk en dat ik niet meer hoef na te denken over korte of lange mouwen, maar ik lees tegelijkertijd over het ‘neerslagtekort’ en vraag me af of het wel verantwoord is langer dan vier minuten/elke dag te douchen. 

We praten over het weer omdat het invloed heeft op onze levens, maar misschien is het tijd om te praten over de invloed die onze levens hebben op het weer.

Lees het artikel op de website van Het Parool.

Psychologische inversie

Er is dus een soort psychologisch ding met mij aan de hand waarbij ik alles waartegen ik stelling neem niet veel later doe of koop of gebruik of eet.

Voorbeeld: gisteren zei ik tegen mijn vriendin dat ik nooit meer wit brood eet. Dat ik het ‘gewoon echt niet lekker’ vind en liever bruin brood eet. Een witte boterham met kaas? Doe normaal. Ze was het met me eens, maar nuanceerde me (zoals altijd) door te zeggen dat sommige dingen juist heel lekker zijn op wit brood, bijvoorbeeld haring of een kroket (op een wit bolletje) of een witte boterham met pindakaas.

Mijn vriendin had helemaal gelijk, maar ik vond toch dat ik wel even lekker stelling had genomen tegen wit brood. En het was ook heel volwassen dat ik haar nuancering accepteerde.

Vandaag was ik in de supermarkt en zag ik een heel lekker uitziend brood liggen. ‘Dat ziet er lekker uit,’ dacht ik, en ik kocht het. Wat bleek toen ik thuiskwam en de boodschappen uit de tas haalde? Het brood is wit.

Dit gebeurt dus de hele tijd, in tal van situaties. Als ik zeg dat ik een week niet ga drinken zit ik de volgende dag nog voor het avondeten aan het pils. Als ik zeg dat ik gezonder moet eten, doop ik mijn kin terstond in een schaal kebab en als ik paginagroot in Het Parool verkondig dat ik het WK in Rusland om moreel-politieke redenen aan me voorbij laat gaan stopt mijn zapgedrag de volgende avond bij Portugal – Spanje. Door de eerder door mij genomen stelling is genieten van het bier of de kebab of het voetbal uitgesloten, dus naai ik mezelf dubbel. Lekker aangeschoten voetbal kijken met een schuldgevoel. Ik noem het psychologische inversie, want dat klinkt beter dan ruggegraatloosheid.

Het komt erop neer dat ik wat ik mezelf ontzeg/opleg juist ga verlangen/vermijden. Op zich niet vreemd – verboden vruchten smaken het lekkerst -, maar toch vind ik (en mijn vriendin ook) mezelf in deze situaties vaak een dwaas eikeltje.

Verder zag ik op Twitter een video van een persconferentie van het Witte Huis, waar een journalist aan press secretary Sanders, zelf een moeder, vroeg of ze geen empathie voelt voor de gezinnen immigranten die aan de Amerikaanse grens uit elkaar worden gerukt wanneer de ouders gescheiden van de kinderen in kampen worden ondergebracht. Mevrouw Sanders gaf geen antwoord op de vraag en vond dat de journalist niet zo veel zendtijd voor zichzelf moest opeisen.

Toen dacht ik: er komt een hoop banale idioterie uit dat land, enerzijds een overschot aan dom/onwetendheid, maar anderzijds en vooral een gebrek aan empathie. En wat ik nu merk, is dat ik mijn empathie voor de VS ook kwijtraak. Laat de San Andreasbreuk zich maar horizontaal openen en de hele bedorven pleurisbende opslokken, denk ik nu.

Wat ik verder denk, is dat ik zo een witte boterham met pindakaas ga smeren.

WK had nooit in Rusland gehouden mogen worden

Donderdag begint het WK voetbal in Rusland. Normaal gesproken zou dat heel leuk zijn, omdat Nederland normaal ­gesproken aan dat soort toernooien meedoet en nog wel­eens (verrassend) ver wil komen. 

Maar Nederland heeft zich niet gekwalificeerd. Normaal gesproken zou dat erg zijn, want we zijn een voetbalnatie en op geen moment zo verenigd als wanneer Nederland om de knikkers speelt, maar nu is het toernooi in Rusland, waar het nooit gehouden had mogen worden. 

Dankzij minutieus onderzoek van het Joint Investigation Team, belast met de taak om te achterhalen wie en wat de MH17 tot neerstorten heeft gebracht, weten we nu wat we al vermoedden: dat een Russische brigade, geleid door een Russische kolonel-generaal, verantwoordelijk is voor het transporteren en afvuren van de Buk-raket waarmee vlucht MH17 uit de lucht is geknald. Rusland ontkent, want het onderzoek is uitgevoerd zonder Russische deelname. 

Het verweer: hoe kan Rusland de bevindingen zomaar vertrouwen? De beelden die als ‘bewijs’ dienen zijn vast bewerkt om Rusland erin te luizen. Het onderzoek van het JIT is onderdeel van een uitgebreide, westerse campagne om Rusland tot boeman van de wereld te maken, aldus de Russische propagandamachine.

Poetin werd vorige week geïnterviewd op de Oostenrijkse tv. Op herhaalde vragen van de journalist Armin Wolf of het niet eens tijd wordt om de betrokkenheid bij de MH17-crash toe te geven en excuses te maken aan de nabestaanden, bleef Poetin glashard ontkennen. 

Voor nabestaanden is dát wat nu vooral wringt. Het gemis van familie en geliefden is permanent – een scheur in de ziel die met geen cement te dichten is – maar dat de schuldige zijn kont blijft ­keren in ontkenningen en manipulaties, frustreert tot op het bot.

Om het gevoel te verduidelijken wilde ik hier een vergelijking maken met een slachtoffer van een brute moord, en hoe de nabestaanden, om de zaak af te kunnen sluiten en verder te gaan met hun leven, closure nodig hebben in de vorm van een schuldige. Iemand die wordt aangewezen als verantwoordelijke voor het leed, of beter, iemand die de verantwoordelijkheid zelf neemt. Maar die vergelijking hoef ik niet te maken, want dat is exact wat er aan de hand is.

En straks is de verantwoordelijke voor deze misdaad gastheer van het grootste voetbal­evenement ter wereld. Sport dient idealiter te verbroederen, maar broederschap kan niet gebaseerd zijn op een leugen.

Ja, de Nederlandse overheid neemt nu stelling, maar had dat al eerder moeten doen door het Nederlands elftal terug te trekken uit (de kwalificatie voor) het toernooi. Of de Fifa had het voortouw moeten nemen en het toernooi moeten verplaatsen, misschien wel gewoon naar Nederland, dat samen met België ooit in de running was om het WK te organiseren.

En anders hadden de regeringen van de deelnemende landen gezamenlijk de beslissing moeten nemen het WK in Rusland te boycotten, want van een corrupte organisatie als de ­Fifa kunnen we geen voortrekkersrol verwachten. Er bestaan immers sterke vermoedens dat zowel Rusland als Qatar – waar arbeiders net als de piramide­bouwende slaven in het oude Egypte omkomen tijdens het bouwen van stadions in de woestijn – die toernooien heeft gekocht.

Nu ben ik ‘blij’ dat Nederland zich niet heeft gekwalificeerd, want dat maakt het makkelijker om niet te kijken. Maar ook zonder te kijken weet ik dat Poetin straks glimlachend in zijn presidentiële loge in het stadion zit, met een wuivende hand als groetgebaar naar het juichende publiek. 

Achter die glimlach gaat de kennis schuil over wat er precies is gebeurd op 17 juli 2014, op dat slagveld in Oekraïne. Die kennis hebben wij nu ook, en toch wordt er vrolijk gevoetbald. Het is moeilijk om daar kalm onder te blijven, zelfs als de tv uit staat.

Lees het stuk op de website van Het Parool.

Huis kopen

Ik ga gewoon nog even verder want dat doen atleten, verder gaan. Atleten en helden op sushisokken.

Gisteren was een nog gekkere dag, ondanks dat ik hele normale zwarte sokken zonder afbeeldingen van vis- of andere gerechten aanhad.

Daniel en ik zouden gaan bieden op een huis. Iedereen die de afgelopen of huidige tijd een huis wil kopen in Amsterdam weet dat dat een helse onderneming is omdat de rest van de wereld ook een huis in Amsterdam wil kopen. In de rest van de wereld zijn nog wel mensen, maar zodra ze allemaal in Amsterdam passen niet meer.

De stad staat dus onder druk, want al die mensen zijn samen zwaar. We moesten voor 12:00u bieden, eenmalig en definitief – een situatie die mij al meermaals een zweetnek heeft opgeleverd – en ik was zo nerveus dat ik in een loop was beland van tabbladen openen en sluiten. Openen en sluiten. Daniel zat op haar werk een kleurplaat te maken en dus besloot ik naar haar toe te gaan, zodat we samen konden knarsen.

Bij The School Of Life, waar Daniel werkt, zag ik iemand die ik al ruim 10 jaar niet had gezien. Omdat ik ooit gloeiend verliefd op haar was bracht ze me van mijn à propos en probeerde ik een soort symboliek te ontdekken in waarom ik haar nu, hier, in spanning wachtend op een eventuele mijlpaal, tegenkwam.

‘Zij heeft nu ook een kind en een huis en haar nu weer zien doet je beseffen dat je er klaar voor bent,’ zei mijn vriendin.

‘Ja,’ dacht ik, ‘dit wil ik geloven.’ En dus geloofde ik het.

In het café van TSOL, zoals iedereen die daar vaak komt/werkt The School Of Life noemt, probeerden we limo te drinken en een kimchi tosti te eten terwijl die fucking telefoon maar niet overging.

‘Je hebt je whatsapp op stil staan, JE WHATSAPP STAAT OP STIL!’

Toen alles aan stond en onze makelaar nog steeds niet belde, besloten we een stukje te gaan wandelen, vooral vanwege mijn behoefte aan koude cola. Er zijn in het leven weinig situaties die niet met koude cola te verzachten zijn.

Terwijl ik de cola dronk op een bankje in de zon ging de telefoon. Daan nam op en toen hadden we een huis. Een echt huis, met kamers en een dak en een tuin.

Daar we drieënhalf uur op deze informatie hadden gewacht voelden we bij het omhelzen meer ontspanning dan euforie. Maar ontspanning is een beter bed voor indalend besef en dus besloten we naar huis te gaan om samen champagne te drinken; van werken of kleuren zou weinig meer terecht komen.

Toen belde mijn uitgever om te vragen of ik ‘s avonds bij M wilde aanschuiven om over de nieuwe bevindingen van het JIT over de toedracht van de ramp met MH17 te praten. Omdat mijn hoofd eerder bijna was ontploft wilde ik dat eigenlijk niet, maar zei ik ja, ‘want dat is goed voor je boek.’

Iemand van de redactie zou me bellen. Toen ik na weer een uur van nerveus wachten en geen champagne drinken nog niet was gebeld, belde mijn uitgever de redactie en bleek het niet door te gaan, omdat ze hadden gekozen voor een journalistieke insteek, zonder nabestaanden/schrijvers van boeken over de ramp.

Prima.

De ontspanning keerde terug en bleek ook een uitstekend bed voor indalende champagne.

Sushisokken

Ik ging sporten en kwam er in de kleedkamer achter dat ik m’n sportsokken was vergeten. Normaal is dat niet zo erg, want dan sport ik gewoon in de sokken die ik al aan heb, maar dit keer had ik sushisokken aan – sokken met afbeeldingen van verschillende soorten sushi erop. Hoewel, bij nader inzien zijn het alleen ebi nigiri en sake maki, dus het valt wel mee met de diversiteit.

Voor degenen die nog niet zo goed Japans spreken: ebi is garnaal en sake is zalm.

Ik sport bij een sportschool in de Jordaan die niet per se heel hip is en waar je niet schuin aangekeken wordt als je een keer domme kleren aanhebt, maar sporten met sushi op je sokken is toch een ander verhaal.

Zo vroeg Jacques (Sjaak) van 80, die regelmatig zingt over alle poesjes op zijn kerfstok, of hij nou gek was of of ik nou sushi op m’n sokken had. Ik antwoordde het laatste en toen liep hij hoofdschuddend weg. Hij legde zijn handdoek op een apparaat, kwam vervolgens terug en toen ik dacht dat hij zou vragen ‘Waarom?’ zei hij dat hij nooit zou sporten met sushi op z’n sokken, dan nog liever op blote voeten. Ik zei dat ik dat had overwogen, maar dat het niet fijn voelt om met blote voeten in sportschoenen te sporten, omdat het zweet dan niet wordt opgenomen en je voeten gaan schuren tegen de binnenkant van de schoen.

‘Nee, OP BLOTE VOETEN!’ schreeuwde hij toen en hij liep weer naar het apparaat waarop hij zonet zijn kleine, oude, harde, kleurloze handdoekje had gelegd.

Later stapte er een fitnessinstructeur met een ernstige blik op me af om me ‘advies te geven’ over de juiste sportkleding.

‘Wat je ziet, is dat sportsokken een veel groter absorberend vermogen hebben dan normale sokken,’ zei hij.

Ik zei: ‘Weet ik, maar ik ben ze vergeten. Dit absorbeert tenminste nog iets.’

De instructeur keek vervolgens knikkend naar mijn sokken, naar mij, weer naar mijn sokken en vroeg toen met een frons: ‘Is dat sushi?’

‘Ja,’ antwoordde ik.

‘Hou je daar zo van?’

‘Ik vind het lekker, maar het is geen obsessie ofzo.’

‘Maar je draagt wel sushisokken?’

‘Ja.’

De instructeur was even stil en krabde onder zijn kin.

‘Heb je al nagedacht over sporten zonder sokken?’

‘Nou, wat ik net zei, dan gaan mijn voeten schuren in…’

‘Jaja dan gaat het schuren. Goed, je moet het zelf weten.’

En toen liep hij schouderophalend weg.

Na nog wat moeilijke blikken en vragen besloot ik de work-out dit keer kort te houden. Gewoon even een rondje spiergroepen om de boel te activeren, douchen, aankleden en dan boodschappen doen. Wat zullen we vanavond eten? Iets met vlees, me dunkt.

Lees een (ingekorte versie van) het stuk via Blendle. (Kost wel geld, terwijl het hier gratis is en je het nu vermoedelijk al hebt gelezen.)

Mehldaus kernfusie

14:54. Ik had kunnen gaan sporten. Ik had naar buiten gekund. Heb beide niet gedaan. Voor het eerste was het tweede overigens nodig geweest. Twee vliegen. Geen klap.

Ik zit binnen en luister muziek. Ik lig eigenlijk, op de bank. Van de afgelopen drie weken ben ik er twee weggeweest en in die tijd is er veel goede muziek uitgekomen. Ik wil al die muziek horen om te kunnen bepalen of ik het mooi vind en of ik het wil kopen op vinyl of cd. Vinyl heeft absoluut mijn voorkeur, maar soms is cd de betere, veiligere keuze. Zoals bij de verzamelde hoogtepunten uit 10 jaar solospel van Brad Mehldau. De LP-versie daarvan bestaat uit 8 platen en op verschillende fora heb ik gelezen dat de persing veel ‘clicks’ en ‘pops’ heeft en dat wil je liever niet, zeker niet bij pianomuziek.

Hetzelfde geldt voor een ambient plaat van Brian Eno. Waar clicks en pops vaak karakter verlenen aan muziek op vinyl, kunnen ze de transcendente kwaliteiten van elektronica juist verstoren. Dan wil je een gepolijst geluid, glad, gevrijwaard van ruis. Eno en Mehldau koop ik dus op cd.

Gisteren was ik bij een concert van Brad Mehldau in het Bimhuis. Was ik nog nooit geweest. Bij een concert van de jazzpianist ook niet. Dat wilde ik al jaren, dus er ging een wens in vervulling. Dat niet alleen, verwachtingen werden overtroffen. Al vaak heb ik recensies gelezen over Mehldaus virtuositeit. Zijn gave om te experimenteren met jazz door er moderne klassieke elementen aan toe te voegen. De manier waarop hij een popliedje kan interpreteren en het zich eigen kan maken. Hoe er van dat popliedje door schijnbaar vrij te associëren nog maar weinig overblijft, behalve een sporadisch terugkerend thema, waar de luisteraar zich dan met een zucht van extase aan vastklampt.

Volledig op elkaar ingespeeld was het trio muzikanten — Mehldau achter de piano met Larry Grenadier op bas en Jeff Ballard achter de drums. Zonder bladmuziek en met de ogen dicht speelden ze zichzelf en de zaal naar een hogere dimensie. Het is superindrukwekkend om muzikanten tot het uiterste te zien gaan in de beheersing van hun instrument. Muzikale kernfusie was het. Waar de intensiteit van het samenspel soms zo hoog werd dat het trio leek te imploderen, wisten ze altijd binnen de bochten te blijven. 100% concentratie en ontspanning op hetzelfde moment; de ultieme opgave voor elke artiest. Gisteren zag ik het live gebeuren. De haren op mijn armen stonden recht overeind. Met dichte ogen liet ik me soms meeslepen naar het plafond, maar het spel tussen de drie was te fascinerend om in duisternis aan me voorbij te laten trekken. Bovendien gaf het zicht me houvast, anders was ik zelf misschien wel geïmplodeerd. Verdwaald in een akoestische deeltjesversneller, de atoombotsing nabij.

Brad Mehldau trio in Bimhuis (10–05–18)

Na afloop zat Brad Mehldau, die in goed Nederlands vertelde dat hij tegenwoordig in Amsterdam woont, aan een tafeltje cd’s te signeren. Heel anders dan wereldberoemde popartiesten was hij benaderbaar. Ik twijfelde of ik hem moest vertellen hoe ik hem al volg sinds ik zijn interpretaties van Radiohead-klassiekers als ‘Paranoid Android’ en ‘Everything In Its Right Place’ hoorde. Hoe ik het geweldig vind dat ik hem nu eindelijk live had gezien en gehoord. Ik deed dat niet en dronk mijn biertje op.

Toen we naar de uitgang liepen zag ik hem met zijn gezin in een hoekje van het café staan. Ik passeerde Larry de bassist en dankte hem voor het concert. Datzelfde deed ik bij Jeff de drummer, die voorbijliep toen ik de wc uitkwam. Buiten stonden ze later een jointje te draaien. Morgen spelen ze weer.

Sleutelhangerdiertjes

Ik zit (nog steeds) op Facebook en zie een video van iets walgelijks. Het zijn kleine diertjes (schildpadden, salamanders, vissen) die in kleine zakjes met een beetje water worden verkocht als sleutelhanger. In het water zitten genoeg zuurstof en voedingsstoffen om de babydiertjes een paar dagen in leven te houden.

Babydiertjes.

Baby’s.

Een close-up van een tevergeefs naar een uitweg zoekend schildpadje grijpt me naar de strot. Ik associeer het beeld met iets diep binnenin me. Naarmate de video vordert kruipt de associatie naar de voorgrond. Het zit helemaal niet zo diep, blijkt. Het zijn de spartelende armpjes en beentjes van mijn zoontje, een paar maanden oud, liggend op zijn buik, pogend zichzelf voort te bewegen.

Deze dieren zijn ook baby’s. Ze proberen te ontsnappen om te kunnen leven, maar dat zal ze niet lukken. Ze dienen een paar dagen als souvenir van een Chinees en worden dan weggeflikkerd. Gestikt, verdronken, uitgeput.

Dit gebeurt dus in China. Dierenrechtenorganisaties zijn woest en willen dat Beijing ingrijpt. Naast het overheersende afgeknepen gevoel in mijn keel ben ik ook woest en wil ik ook ingrijpen, maar ik ben niet in China. Ik ga daar niet heen en vraag me af of ik zelf een dierenrechtenactivist moet worden of al zou moeten zijn. Ik zou meer kunnen doen, denk ik. Meer voor de diertjes in de zakjes.

Wat ik vooral denk als ik dit zie en als ik denk aan Trump en aan al die in plastic gestikte vissen en in olie verzopen vogels en door bommen uit elkaar gereten Syrische kinderen is dat we verdoemd zijn. We zijn nooit onverdoemd geweest. We zijn een noodlottige soort, waarover het vonnis allang is geveld, het pleit beslecht. Wij zijn het slechtste dat deze planeet ooit had kunnen overkomen en we zullen verdiend en onbeperkt branden in de hel, mits die bestaat.

Al die dingen denk ik terwijl ik dit schrijf en mijn zoontje piept. Ik hoor hem door het geluid van de tv heen. Real Madrid verliest weer een wedstrijd. Lekker voor ze, de Koninklijke eikels. Ik ga naar mijn zoontje en zie dat hij zijn deken van zich heeft afgetrapt. Ik stop hem in, geef hem een aai en zeg ‘ga maar lekker slapen’. Dat lijkt hij te doen. We zien elkaar morgen weer.

Ik loop terug naar de bank, pak mijn laptop en kijk nog eens naar het filmpje van de sleutelhangerdiertjes, dat door Facebook automatisch wordt geloopt. Het schildpadje probeert weer ontsnappen. En weer. En weer. En weer.