De haven van Crescent City. Een beetje een matigachtig stadje in het noorden van Californië. Ik kijk uit over een baai, maar vooral over (of onder) de dikke konten van een Amerikaans gezin. De moeder heeft een figuur als een peer, maar dan wel een hele dikke peer. Een dikke, waggelende peer met een roze t-shirt aan. Haar man is klein, net als zij. Hij is minder dik, maar nog steeds dik genoeg om als ‘te dik’ aangemerkt te worden. De oudste dochter, of zus, of nicht – het is hier soms lastig om de familieverbanden te duiden – is nog niet dik, maar wordt dat wel. Dat zie je aan de nu nog niet zichtbare contouren van haar uitdij. Het kleinste kind, van wie het ook is, is dun, zoals kleine kinderen dat plegen te zijn. ‘Geniet ervan,’ wil ik zeggen, maar ze spreekt geen Nederlands.
Een ouder stel lost het gezin af bij het uitkijkpunt, waar een gemechaniseerde stem na inworp van dollars nu voor de vijfde keer vertelt over de tsunami’s die deze stad geteisterd hebben en wat je moet doen als de grond begint te trillen. Het uitgebreide verhaal komt neer op ‘Get the fuck out.’
De man en vrouw houden elkaar tijdens het lopen vast om niet om te vallen. Er staat hier een straffe wind, waarvan zij veel vangen. Wegwaaien zullen ze vermoedelijk niet, daar ze de gecombineerde massa hebben van de historische vuurtoren die het al decennia niet meer doet, maar er, tsunami’s ten spijt, nog wel staat.
Vanochtend haalden we bij de plaatselijke Walmart thee. Die winkel is 24 uur per dag open en dat is het personeel aan te zien. Ons luchtbed moest geruild, want het liep vannacht langzaam leeg. Het initiële hangmatgevoel was best aangenaam. Wakker worden op de koude, harde, met takken en stenen bezaaide bosgrond niet. Dat naast onze tent twee families white trash verwikkeld waren in een competitief potje rochelen, schreeuwen en blaffen bracht nauwelijks verlichting.
Maar vanochtend dus, haalden we na een kapotte nacht een welverdiend kopje meeneemthee. ‘Kopje’ in deze dus een kartonnen beker.
‘Where y’all from?’ vroeg het meisje van de Java Hut.
‘Holland,’ antwoordde ik. ‘Amsterdam,’ voegde ik er voor de zekerheid aan toe.
‘Oh, where’s that at?’ bevroeg ze mijn antwoord met een blik die buiten de theezetterij weinig capaciteiten verried.
‘It’s in Europe.’
Ze bleef stil.
‘Next to Germany.’
Nu maakte ze geluid.
‘Oh wow, what y’all doin’ in Crescent City?’ vroeg ze op een oprecht verbaasde en gevleide toon.
‘We’ve been asking ourselves that question.’
Veel mensen zijn hier fucking dik en weten niets van de wereld. ‘Wereld’ als in: alles buiten de eigen staat. Maar veel van die mensen, en anderen, zijn ook vriendelijk. En behulpzaam. En ondernemend. En het land is prachtig, het mooiste zelfs dat ik tot nu toe heb gezien. We maken een fantastische reis, hebben een niet lekkend luchtbed en zijn gewaarschuwd voor tsunami’s. Wil een mens nog meer? Een liter kokendhete thee in een kartonnen beker misschien? Hebben we ook. We hebben alles.