Die keer dat ik Louis niet ontmoette

Het is een uur of 17:00. Samen met de CEO van crowdfundingplatform Live on Demand en mijn zwangere vriendin sta ik aan het begin (of uiteinde) van een straat in New York in de hoop een vadsige, kale, rossige ringbaard dragende komiek te zien die geboren is als Louis Szekely. Die Hongaars-Joodse achternaam heeft hij fonetisch veranderd in ‘C.K.’, een vroege carrièremove die hem geen windeieren heeft gelegd. Het maakt hem cooler, mysterieuzer en van de naam een begrip.

Louis C.K. brak een jaar of tien geleden door met de stand-up comedy special Shameless, waarin hij op de titel respecterende wijze zijn omgeving, familie en zichzelf aan het spit reeg. In de show komt iedereen voorbij; zijn vrouw, die hem in badjas en gefronst ‘the saddest handjob that ever happened in America’ geeft. Zijn kinderen, waarvan het ‘fucking stupid’ is om er ooit aan te beginnen en alle andere mensen in zijn wereld, die langzaam maar zeker wordt overgenomen door een ‘spoiled’ generatie idioten.

Om deze grove azijnpisser in Amsterdam te zien zijn mijn vriendin en ik een crowdfundingcampagne gestart die compleet uit de hand is gelopen. We hadden twee maanden de tijd om 100 golden tickets te verkopen aan plaatselijke die-hard-fans, zodat Live on Demand zijn netwerk in zou schakelen om de man te boeken. Die 100 kaarten waren binnen 48 uur verkocht en maakte het de snelst verkopende campagne tot dan toe op het platform. Spoel een half jaar vooruit en we staan met knikkende knieën voor zijn deur.


We hebben zojuist aangebeld. Het is de derde keer dat we dat vandaag doen. Vanochtend stonden we verregend op Grand Central station. In een laatste wanhoopspoging tot contact besloten we de VAN MOOF-fiets die we hem bij wijze van lekkermakend cadeau aan willen bieden naar hem of zijn kantoor te Fedexen. Bij zijn huisadres kregen we geen gehoor. Bij zijn kantoor, Pig Newton Productions, wel. Daar werden we een dag eerder door de portier naar de vrachtlift achter het gebouw gestuurd. We kregen een toegangspasje en stonden gedrieën plus fiets in de lift. ‘I’ll take your picture,’ zei de olijke vrachtpiccolo toen we onszelf nerveus op de foto probeerden te krijgen. ‘Is dit dan het moment? Gaan we hem nu zien?’ Nee dus. Zijn kantoor werd bevolkt door mensen die zich afvroegen hoe we het adres hadden gevonden. ‘Research,’ riep ik onhandig. Ze vonden de actie sympathiek en zouden hem ervan op de hoogte stellen. Een dag later werd er door zijn kantoor niet meer op ons gereageerd en bleek ‘zijn’ woonadres dat van zijn ex. We stonden dus met lege handen, los van die fonkelnieuwe design-fiets.

Louis’ heeft wel Wifi

Op het moment dat we probeerden te bedenken hoe je een fiets inpakt, kwam er een sjofele man op ons af.

‘Nice bike.’

‘Thank you.’

‘I like to ride bikes myself.’

‘This is actually a present for Louis C.K.’

‘Well, good luck finding him.’

Terwijl de man wegliep vroeg ik met de moed der wanhoop of hij misschien wist waar hij woont.

‘No, but you can check his registration card at the Board of Elections. If he votes, he’s in there.’

‘How do you know this?’

‘I used to be a journalist.’

Toeval of lot?

Niet veel later hadden we een adres. Het goede. En nu horen we voetstappen. De deur wordt geopend door een donkere vrouw die zijn housekeeper blijkt te zijn. Is Louis thuis? Nee. Wanneer wel? Misschien vanavond. En anders morgenochtend vroeg. Wacht, ze belt hem wel even. Met wijd opengesperde ogen en oren proberen we het gesprek te volgen. Ondertussen bekijk ik zijn hal, waar we nu onbelemmerd zicht op hebben. Wat schoenen onder een kapstok. Een losse sweater op een traptrede. Een huiselijke sfeer met sporen van kinderen. Louis woont hier. Dit is verdomme zijn huis, maar de huishoudster heeft kennelijk nog niet veel gedaan. Ze komt terug.

‘Try tomorrow morning after 9.’

‘OKAY THANK YOU!’ stuiteren we in koor. Een paar minuten later staan we (behalve mijn vriendin) met een fles Brooklyn Lager bij een kantoor van WeWork dat daar toevallig om de hoek zit en we die dagen als uitvalsbasis kunnen gebruiken omdat Live on Demand een kantoor bij ze huurt in Amsterdam. Dit is de ‘nieuwe’ werkvloer. Een globaal netwerk van opgepimpte panden waarin je met een pasje naar behoefte werkplekken kunt huren. Het is ook nog eens Taco Tuesday dus we vallen met onze neus in de guacamole. Morgenochtend gaan we Louis C.K. zien, een van onze schaarse helden.

Dat hij van meer mensen een held is, bleek in de weken nadat we de campagne waren gestart. Het Parool pikte onze actie op en kondigde aan dat ‘Fans’ hem ‘naar Carré’ probeerden te halen. Een paar weken daarna belde De Wereld Draait Door. De hele redactie bleek idolaat van hem en al tijden naar een aanleiding te zoeken om een item over hem te maken. Maar ze konden niet zomaar een kwartier fragmenten van hem laten zien. Dat mochten wij, zijn beste fans, doen.

We zijn op tv, iedereen lacht

We legden Matthijs uit hoe we op het idee waren gekomen. Hoe Live on Demand werkt en lachten met zijn allen hartelijk om Louis’ grappen die we al 30 keer hebben gehoord en gezien. Maar dat gaf niet, want een groot deel van Nederland kende ze niet en wilde hem plotseling kennelijk ook zien; na de uitzending schoot de kaartverkoop omhoog. Op een gegeven moment waren er ruim 1500 mensen die circa 80 euro hadden geïnvesteerd in de mogelijkheid van een optreden. 80 euro ‘voor hoop’ sprak ik in de uitzending, tot groot vermaak van Matthijs. Wat we toen niet vermeldden, omdat het ons nauwelijks zorgen baarde, was dat we nog geen respons van Louis’ management, APA in New York, hadden ontvangen. ‘Zoiets duurt gewoon lang,’ vertelden we onszelf en anderen. ‘Hij is druk, zij zijn druk. Het is New York, iedereen is druk.’ Maar in de weken na de uitzending, toen de euforie enigszins was gezakt, bleef een antwoord uit. Hoeveel telefoontjes en e-mails er vanuit LoD precies zijn verstuurd weet ik niet. Wel weet ik dat ik zelf een mail naar Mike Berkowitz, zijn agent, heb gestuurd en een keer heb gereageerd op Louis’ altijd zeer persoonlijke nieuwsbrief. Correctie, twee keer. Eén keer nuchter en één keer dronken, toen de frustratie over hun/zijn zwijgen de overhand kreeg. Die mail was niet zo lief, las ik later, maar dat is hij ook niet. Hij is in zijn shows regelmatig een klootzak, wat hij kennelijk niet helemaal veinst.

De dronken mail

VOORDAT door ‘de showbizz’ gepokt en gemazelde betweters mij/ons nu voor naïef uitmaken: dat zijn we niet, dat ben je zelf, want het is makkelijk om dat te denken. Het bedrag dat Live on Demand in het voorstel op tafel legde, was ‘serieus’ te noemen (zie mail) en van een omvang die hij volgens een betrouwbare bron nooit krijgt. Deze betrouwbare bron wist ons in New York te melden dat Berkowitz een ‘asshole’ is. ‘He is succesful, but I don’t like the way he does business. Nobody does.’ Deze betrouwbare bron wist als agent van het grootste creatieve agency van de VS waar hij over sprak. Precies daarom waren we naar New York gekomen: we vermoedden dat ons initiatief Louis zelf nog niet had bereikt. Louis, die zelf een disruptor is door volledig creatief zeggenschap te eisen over zijn series ‘Louie’ en ‘Horace and Pete’ en steevast budget- en salarisverhogingen weigert als dat betekent dat de studio meer inspraak krijgt. Louis, die de ‘middle man’ eruit snijdt door zijn drama- en stand-up-shows voor een prikkie via zijn eigen website aan te bieden, in plaats van dure dvd’s te verkopen via Amazon. Om al deze redenen dachten wij (en andere, in onze ogen ook niet naïeve en/of domme mensen) dat Louis perfect zou zijn voor deze actie en waren we nu in New York. Om zíjn middle man te omzeilen en hem aan te spreken op zijn affiniteit voor oprecht, oorspronkelijk en ontwrichtend creatief ondernemerschap.

Terwijl we ons biertje drinken en ik de smaakpapillen verschroeiende groene saus van mijn lippen probeer te vegen stuiteren we intern nog steeds. We gaan hem morgen zien. Al onze moeite van het afgelopen half jaar zal lonen. Wat Rob Wijnberg en Stefan Pop over een paar maanden zullen zeggen in een radioprogramma, dat dit initiatief kansloos was omdat Louis ‘te groot’ is en er dan elke week mensen met fietsen voor zijn deur staan, geloven we niet. Dit concept is namelijk nieuw en ja, Louis C.K. is groot, maar groot binnen een niche. Er is een selectieve groep mensen die alles van hem kent, en een veel grotere groep mensen die nog nooit van hem heeft gehoord. Louis is geen Jerry Seinfeld of Chris Rock of (vergeef me, maar de cijfers liegen niet) Kevin Hart. Louis is niet commercieel, denken we, maar zit kennelijk wel gebonden aan contracten, zoals we later bij terugkomst in Nederland merken wanneer Mojo bekendmaakt dat Louis naar Nederland komt in september. APA New York doet kennelijk alles via Live Nation en zij zijn de baas van Mojo. Had niemand dat even kunnen zeggen?

Als een half jaar geleden bekend was gemaakt dat Louis naar de Ziggo zou komen had ik gedacht ‘Yes! Hij komt!’ en ‘wel jammer, Ziggo Dome, maar ik ga sowieso’ en dan was ik sowieso gegaan en dan was het fantastisch geweest. Ons beeld was ‘Carré, twee of drie avonden uitverkocht (wat bij de Ziggo nog maar moet blijken) en onsterfelijkheid voor zowel hem als ons. Dat tweede had niet eens gehoeven en ook hij wil vast wel een keer dood, maar het klopte. Het paste. Het was een ideaal en vooruit, misschien is dat wel naïef.

Live on Demand liep eerder met Ricky Gervais tegen dezelfde muur op. Hetzelfde geldt voor Coldplay. De band wilde graag, maar het management zei ‘Nee’. Waar agencies in andere takken van sport wél oren hebben naar een gecrowdfund event, blijkt de entertainmentindustrie conservatief, log en ontoegankelijk. Wat dat betreft lopen ze vermoedelijk een gelopen race. Uber, Netflix, Airbnb, Kickstarter; mensen hebben het heft al in handen genomen om te zien/horen/consumeren wat ze willen op het moment dat zij dat willen. Waarom zou het bijwonen van evenementen daar een uitzondering op zijn?


Terug naar Louis. Na een half jaar intensief met hem bezig te zijn geweest is hij van zijn voetstuk gevallen. De fiets, die we bij zijn buurman hadden achtergelaten toen Louis weer niet thuis bleek te zijn en er een vrouw opendeed die beweerde dat hij daar helemaal niet woonde, bleek later door hem te zijn opgehaald. Daar rijdt ie nu vermoedelijk lekker niet op, met zijn dikke reet. Of hij het handgeschreven, desperate liefdesbriefje heeft gelezen dat ik trillend van vermoeidheid vlak voor vertrek nog in zijn brievenbus schoof, betwijfel ik. Mocht dit stuk hem wel bereiken, dit stond erin (inclusief spel- en taalfouten):

May 6th,

*^@&(t0# Str., New York City, in the rain

Dear Mr. Szekely,

People say I should think less so I’m just gonna write. I read all of your newsletters, some of which are pretty long, so might as well send you one back.

My girlfriend and me were in New York to tell you about the thousands of fans that have come together in Holland pledging for you to come to Amsterdam to do a or several shows.

For months we tried to reach your agents and offer them a very lucrative proposal, but they haven’t responded.

In short: you’d be coming to a tiny country that appears to admire you a lot. You’d come to Amsterdam, which is a pretty cool city (though I’m not objective), can make up to half a million dollars and are welcome to bring your daughters or whomever and make a vacation out of it.

We wanted to tell you this in person, but alas, it wasn’t to be. We even brought you a beautiful, Dutch design bike and Dutch treats like stroopwafels and Tony’s Chocolonely’s chocolate, probably the tastiest chocolate in the world. Okay, that’s not true, but it’s pretty damn good.

When we were at your door your neighbor came home and he loved what we are doing. He offered to hold on to the bike for you, though I think he might eat the treats. He looked fit, so maybe not. He can do whatever he wants, ’cause he’s helping us out. If he delivers our message to you and you’d come he’ll get all the stroopwafels and chocolate he and his wife want.

I don’t know if that sentence is grammatically correct, but then again: I’m not American. I’m Dutch and exhausted from dragging the bike through this awesome & crazy city. Don’t know if there’s someone else I’d do that for. I’m generally not a courier.

Louis, I’m sorry if all this seems incoherent and obtrusive. We really just wanted to let you know you’re greatly admired in a very small (and rich!) country that actually spawned this city. I’m not saying you owe us, but still. We just want you to know this and to please consider visiting us on your next tour, whenever it fits. I know that you won’t regret it. Even more so, you’d love it. I’d be happy to show you around or leave you alone, whatever you’d like. But not now. Now I won’t leave you alone, because you’re a performer and we are fans and we have a right to show you our love.

Whatever comes out of this, it’s been quite an adventure for us. Hope you know that we’re sincere and that you appreciate what we’re doing, whether you’ll visit us or not.

Much respect, regards and love,

Remco de Ridder,

Amsterdam

Terwijl ik dit overtyp, schieten de tranen me bijna in de ogen. Ja, het is naïef, maar naïef op de manier waarop een klein kind in Sinterklaas gelooft: met hoop, een open blik en goede bedoelingen. Louis bleek vooralsnog niet de eigenzinnige artiest waarvoor we hem hielden. Ook hij, zelfs hij zit vast aan contracten waarmee niet te improviseren valt, hoe goed je als komiek ook bent. In dit scenario ga ik er nog steeds vanuit dat hij zelf wel met ons in zee had willen gaan, maar dat zijn agent dat heeft afgehouden. Die lui dienen natuurlijk sowieso als schild om alle onzinvoorstellen bij hem weg te houden. Tot die categorie behoorde dat van ons, de uitkomst ten spijt, zeker niet.

Dus ja, ik heb een kaartje voor 16 augustus in de Ziggo Dome. We zitten met het starterteam van de campagne op de eerste rij, speciaal voor ons gereserveerd door Mojo (moesten we wel zelf betalen). We zullen zijn zweetplekken wellicht net kunnen zien, maar ruiken? Ho maar. Of ons initiatief heeft bijgedragen aan zijn komst via een andere weg weten we niet, maar vermoeden we wel. De 1500 fans van de crowdfundactie roep ik bij deze op een wit t-shirt te dragen met daarop de afbeelding van een fiets. Het enige wat hij had hoeven zeggen was ‘Nee, maar leuke actie’ of ‘Nee, and now leave me the fuck alone.’ Meer niet. Wellicht dat een massa geüniformeerde fans van het eerste uur hem in een gigantische, duistere, kille hal tot een shout-out kan verleiden.

‘To all you crowdfund-faggots: go suck a bag of dicks!’

Kijk omhoog, als een toerist, en bewonder

Het is makkelijk om dingen voor lief te nemen. Gewenning ligt bij elke herhaalde handeling op de loer als een constant stromend beekje dat gesteente uitslijt, de bedding daarbij steeds verleggend, totdat je ongemerkt tot aan je middel in het water staat en de oever uit zicht is geraakt.

“Dit moeten we gedaan hebben!” gilt een kort, pittig, middelbaar vrouwke met een Oost-Nederlandse tongval. “Ik ben hier nog nooit geweest!” zegt een van haar drie net iets donkerder gecoupesoleilde metgezellen. De fietsen waarop ze rijden zien er precies hetzelfde uit.

Al drie jaar fiets ik dagelijks door het Vondelpark naar en van mijn werk, me regelmatig ergerend aan de hardholmensen die er een amateurparcours van hebben gemaakt en de toeristen die zigzaggend op zoek zijn naar de perfecte selfie. Maar vaak ook verveel ik me tijdens de rit, omdat ik die elke dag fiets, me niet realiserend dat ‘Het Vondelpark’ een (inter)nationaal icoon is. Het Central Park van Nederland. Een ‘dit-moet-je-gedaan-hebben’-etje.

Als er vrienden overkomen uit het buitenland doen we dingen die veel andere toeristen ook doen. Ze huren fietsen en ik leid ze rond. Ik laat ze de landmarks zien, maar breng ze ook naar hidden gems die je niet in de Lonely Planet of op petten en T-shirts leest. Wat ik dan doe, samen met de buitenstaanders, is naar boven kijken.Esthetisch geheel

Ik bekijk de stad door hun ogen en zie veel meer dan normaal. Ik zie gevelversieringen die niet zouden misstaan in een museum voor bouwkunst. Ik zie hoe er over de vorm, kleur en positionering van brugleuningen is nagedacht. Die kleur groen zie ik terug op de ouderwetse straatlantaarns en ronde plasbakken. Zelfs die plasbakken zijn niet lui ontworpen. Ze vormen een esthetisch geheel, zijn weloverwogen en bovendien nuttig. Net als de bankjes en vuilnisbakken, veelal in dezelfde rustgevende bosgroene uitvoering.

Het centrum is één groot openluchtmuseum. “It just goes on and on,” zei een Franse vriend toen om elke hoek meer van dezelfde architectonische pracht te zien was. Ik knikte oui: het gaat inderdaad maar door. Dat zie je niet in Londen, niet in Parijs, zelfs niet in Rome, waar de klassieke oudheid je soms naar adem doet happen. De consistentie in stijl en schoonheid, terwijl geen enkel gebouw hetzelfde is, vind je nergens anders. Een urbaan kunstwerk.

‘This used to be a swamp.’

‘The city is built on poles.’

‘We’re below sea level.’

‘Yes, those are prostitutes.’

‘Yes, you can smoke that.’

Dat ik de Franse vriend ‘s nachts van het Spui af moest rollen omdat hij iets te grote slokken en diepe trekjes had genomen, hoort ook bij deze stad. De blik is dan gericht op straatklinkers en kinderkopjes, in plaats van omhoog. Maar de volgende dag, zittend op een bankje, uitkijkend over de grachten, als halvegaren terugzwaaiend naar bootjes, ging het wel weer. Later op de pont naar Noord vergaapte hij zich aan de grensverleggende nieuwbouw aan de oevers van het IJ: het Muziekgebouw, IJdock, de NDSM-werf, die langzaam maar zeker door de kunstzinnige bovenklasse wordt weggekaapt van de semilegale onderstroom.

Negen van de tien balkons in de straat in Bos en Lommer waar ik dertien jaar geleden kwam wonen hadden een schotelantenne, nu zijn ze allemaal weg. De stad is in beweging en onderhevig aan gentrificatie, maar de schoonheid van details blijft intact.

Doe het eens: loop door de Jordaan, langs de grachten, door Berlages Zuid of via de Mauritskade naar de Linnaeusstraat en kijk omhoog, als een toerist. Doe het alleen niet zigzaggend over de weg.

Lees het artikel op de website van Het Parool.

Antwan en de keizer

‘Goverdomme, niet weer!’ zeg ik als ik de eerste pushmeldingen binnenkrijg over een vrachtwagen die op een menigte in Nice is ingereden. ‘Zeker 60 doden’. Heel even denk ik aan Koninginnedag 2009 in Apeldoorn en vraag me af of dit ook ‘gewoon’ een gek is. Maar ik weet wel beter. Klik ik door of ga ik slapen? Ik ga slapen. Geen stimulansen meer. Lees overal dat die telefoon slecht is voor de nachtrust. Niet dat ik nog vaak wakker lig van dit soort berichten, daarvoor lees ik ze teveel. 

De volgende ochtend is het aantal pushmeldingen vertienvoudigd. Aangezien ik nu wakker ben en het voorlopig blijf, besluit ik het artikel te lezen. Nice, vuurwerkshow, vrachtwagen, Tunesische afkomst, inmiddels ruim 80 doden. Hollande is geschokt. Boris Johnson en Angela Merkel leven mee. Iedereen leeft wel mee eigenlijk, zoals altijd. Hollande veroordeelt de aanslagen. Ik vraag me af of dat nog wel nodig is. Iedereen snapt toch dat dit niet oké is? Het is zo’n formaliteit die niets zegt of betekent, iets wat Barack Obama beseft en ook benoemt als er weer een onbegrepen ziel een automatisch wapen heeft leeggeschoten in een club, bioscoop, of school.

Verderop zegt Hollande de aanvallen in Irak en Syrië te zullen intensiveren om de veiligheid van het Franse volk te kunnen waarborgen. Wat we nu (denken te) weten over de aanslagpleger is dat hij een Frans-Tunesische afkomst heeft, 31 jaar oud is en waarschijnlijk uit een gebied komt dat bekend staat als jihadistische broedplaats. Aan de hand van deze vermoedens, die vermoedelijk zullen uitdraaien op de bevestiging van het bestaan van een terroristische splintercel waarvan de aanslagpleger deel uitmaakte, besluit de president de Franse bijdrage aan een oorlog met langdurige, globale consequenties te vergroten.

De woede die ik voel tijdens het lezen van deze uitspraak richt zich niet op de dader, die slechts het symptoom is van een groter geheel en ook niet op IS, een tienkoppig monster dat in zijn paranoia bezig is zichzelf te verslinden, maar op Hollande, leider van een volk met de slogan ‘liberté, fraternité, egalité’, makers van het vrijheidsbeeld en inmiddels net zo stompzinnig handelend als het land waaraan ze die koperen dummy cadeau deden.

In mijn woede bedenk ik hoe het niet mensen als de terwijl ik dit schrijf geïdentificeerde vrachtwagenchauffeur Antwan Kumiya zijn die als katalysators van het kwaad optreden, maar machthebbers als president François Hollande. Zij brengen met hun acties verwondingen aan bij een dier dat steeds wilder om zich heen grijpt en daarmee steeds meer onschuldige slachtoffers maakt. 

Eerder deze week las ik een bericht dat Hollande €10.000 per maand uitgeeft aan de kapper. Daarna zag ik een video waarin hij die uitgaven probeert te verdedigen door te zeggen dat hij de jaarlijkse kosten van het presidentieel paleis heeft teruggebracht van 109 miljoen euro naar 100. Zijn kapperskosten staan los van de aanslagen, maar zeggen wel iets over contrast. Contrast tussen een kansarme, ‘Tunesische’ armoedzaaier in een buitenwijk van Nice en een hautaine man die zich op keizerlijke wijze laat groomen en beslissingen neemt die een boomerangeffect hebben voor miljoenen anderen. Ik snap het gewoon niet. De gedachtegang ‘man rijdt mensen met vrachtwagen dood op een boulevard in Nice’ naar ‘we sturen meer straaljagers en bommen naar het Midden-Oosten’ kan ik niet begrijpen. Ik zie het causale verband niet en al zeker niet hoe het tot iets van een oplossing kan leiden. Maar misschien ben ik niet slim genoeg. Misschien is dit waarom Hollande president is en ik niet. Wellicht kan ik me beter in hem inleven als ik een keer naar zijn kapper ga.

Lees een (ingekorte versie van) het artikel op Blendle. (Kost wel geld, terwijl het hier gratis is en je het nu vermoedelijk al hebt gelezen.)

‘Ik denk dat ze Centraal Station gaan doen’

Leerling 1 (14 jaar): “Hadden jullie gehoord wat er vandaag in Brussel is gebeurd? Denken jullie dat het ook in Amsterdam kan gebeuren?”

Leerling 2 (14 jaar): “Natuurlijk, als het in Brussel al gebeurt.”

Leerling 3 (13 jaar): “Het komt wel steeds dichterbij.”

Leerling 1: “Ik ben bang dat het een keer hier gebeurt.”

Leerling 2: “Je moet niet bang zijn, dat is precies hun doel.”

Leerling 3: “De kans is zo klein dat jij geraakt wordt.”

Leerling 1: “Ja oké… Ik denk ook niet dat ze iets in Zuid gaan doen. Eerder Centraal Station of zo.”

Leerling 3: “Hadden jullie het op school gehoord?”

Leerling 2: “Nee. Gewoon, via m’n telefoon.”

Leerling 1: “Ja, kreeg gewoon zo’n bericht. Heel veel berichten.”

Leerling 1: “Wanneer gaan ze die mensen executeren?”

Leerling 4 (13 jaar): “Welke mensen?”

Leerling 1: “Die piloten.”

Leerling 2: “Welke piloten?”

Leerling 1: “Die daar zijn geland.”

Leerling: 2: “Vraag je nou ‘wanneer’ ze die gaan executeren? Als: op welk tijdstip?”

Leerling 1: “Ja, die piloten die ze gevangen hebben genomen. Die zijn neergestort.”

Leerling 3: “Wanneer ze hen niet meer nodig hebben.”

Leerling 4: “Ik denk dat we veel te zacht zijn. Ik denk dat we ze moeten uitroeien.”

Leerling 3: “Heel IS?”

Leerling 2: “Dat kan niet. We kunnen niet zomaar naar Syrië gaan en dat doen, dan hebben we oorlog met dat hele land.”

Leerling 1: “En ze zitten niet in maar één land, hè? Ze zitten overal.”

Leerling 4: “Nou, Frankrijk doet het goed, die hebben meteen aangevallen.”

Leerling 1: “Wanneer?”

Leerling 4: “Toen na die andere aanslagen. Toen in Parijs.”

Leerling 3: “Ik vind het gewoon bullshit, ik vind dat iedereen gewoon normaal moet doen.”

Leerling 3: “Maar jongens, hoe gaan we dit ooit tegenhouden?”

Leerling 2: “Niet. Je kunt met tuinspullen een bom maken, het is niet zo moeilijk.”

Leerling 1: “Ik denk echt dat ze Centraal gaan doen, ik denk niet Zuid.”

Leerling 4: “We moeten ze gewoon terugpakken. Hard tegen hard. Gewoon hard tegen hard.”

Leerling 2: “Maar wij hebben al iets van vijftig keer hun leiders gedood!”

Leerling 1: “Denken jullie dat er een oplossing is?”

Leerling 3: “Blijf binnen.”

Leerling 4: “Ik zie geen oplossing.”

Leerling 2: “Als het gebeurt, heeft niemand het aan zien komen.”

Leerling 1: “Eigenlijk is de Derde Wereldoorlog al begonnen. Dit is de Derde Wereldoorlog.”

Lees het artikel op de website van Het Parool.

In matrozenpak naast Cruijff

Mijn neef en ik lopen door Den Haag en filosoferen over het leven. ‘Het leven’ als in meisjes en voetbal. We zijn een jaar of 14 en onze idolen hebben inmiddels vorm gekregen. De voetballer die we op dat moment het meest bewonderen is Dennis Bergkamp, maar we weten allebei dat hij één van de prinsen is in onze voetbalmonarchie. Er is maar één koning en dat is Johan Cruijff.

Oké, we spraken niet alleen maar over meisjes en voetbal. Het ging ook vaak over het universum en de onbevattelijke onmetelijkheid ervan. Over het enigma ‘tijd’ en hoe zelfs de grootste iconen op een dag zouden sterven.

‘Johan Cruijff gaat gewoon een keer dood.’

‘Dat is echt onvoorstelbaar.’

‘Ja, maar het zal wel gebeuren.’

En dan veranderden we mistroostig maar gauw van onderwerp.

In 1995 vierden we in Nederland 50 jaar vrijheid. Ik zat op dat moment in de tweede stem van het Haags Matrozenkoor en we waren uitgenodigd om te zingen bij een evenement in het concertgebouw. Ik was zenuwachtig, want het was mijn eerste bezoek aan Amsterdam en ik wist dat Cruijff, de koning, er ook zou zijn. Bovendien werd het uitgezonden op tv.

Na of voor ons optreden hield Cruijff een toespraak die we niet verstonden, maar waarnaar we desalniettemin aandachtig luisterden. ‘s Avonds kregen we eten in de kantine van het concertgebouw. Vermoeid zaten we met een bord spaghetti naar Studio Sport te kijken toen Cruijff plotseling binnenkwam en op ongeveer anderhalve meter schuin tegenover me ging zitten. Hij sloeg zijn jasje recht, wreef op kenmerkende wijze over zijn neus en begon zonder een woord te zeggen in opperste concentratie naar de samengevatte beelden op het scherm te kijken.

Wij zaten al die tijd verstijfd met onze vorken halverwege pauzerend tussen bord en mond. Mijn tafelgenootjes en ik keken hem en elkaar schichtig aan.

‘Het is hem echt!’

‘Het is Cruijff! De Cruijff! En hij zit hier naast ons!’

Niemand durfde hem aan te spreken en dus bleven we in gemoffelde opwinding elkaar aansporen om het te doen.

‘Jij moet het doen! Jij zit dichter bij hem!’

‘Nee jij! Ik durf het niet!’

Uiteindelijk won mijn (het eerste argument) het van de angst en dus draaide derdestemmer Axel zich naar hem toe.

‘Meneer Cruijff, mogen we misschien uw handtekening?’

Nu vraag ik me af of Johan ons overspannen gefluister niet allang had gehoord, maar hij zei ‘Natuurlijk’ alsof het natuurlijk was en zette zijn krabbel.

‘Mag ik ook?’

‘Ik ook!’

‘En ik?’

Ik zat gelukkig dichtbij, greep rap een NOS-visitekaartje van tafel en schoof het onder zijn opgewreven neus, vlak voordat het gehele koor zich als een kudde bulletjes op hem stortte. Daarna gingen we met hem op de foto, allemaal, om de beurt en met meerdere knapen tegelijk. Hoe lang we hem hebben bestookt en bevraagd weet ik niet meer, maar wel dat hij het allemaal geduldig ‘onderging’. Vriendelijk, ontspannen en begripvol. Na de groepsfoto namen we afscheid. In de bus terug naar Den Haag beseften we allemaal, dwars door de puberale roes heen, dat we een heel bijzonder, misschien wel uniek moment hadden beleefd, zo was aan ons non-stop onstuimig gekwetter tijdens de rit wel af te horen.

Inmiddels hebben we allang baarden in en op onze kelen en beseffen we dat ook zij die groter lijken dan één mensenleven zomaar kunnen verdwijnen. Maar sommigen laten iets na dat nooit vergaat, dat zijn vertakkingen heeft in zoveel lagen van cultureel en collectief geheugen dat alles wat erna komt ermee is vergroeid. Cruijff is met ons vergroeid en daarom zijn we van slag, ook al is ie dus niet echt weg.

De handtekening hangt op mijn oude slaapkamer in Den Haag in een bescheiden lijst aan de muur. Zondag neem ik hem na het Paasdiner mee terug naar Amsterdam.

Lees het artikel op de website van Het Parool.

Voetbalwet

Voetbaltuig; het woord lijkt inmiddels een pleonasme. Zelfs terwijl ik het schrijf, voel ik een soort penvermoeidheid, wat opvallend is, aangezien ik het typ. Het heeft te maken met de herhalende aard van de situatie. Weer hebben voetbalsupporters zich misdragen. Dit keer in het eigen stadion, in het door de club gesponsorde sfeervak nog wel, jegens een oud-speler van de vereniging.

Kenneth Vermeer is een jeugdproduct van Ajax, zoals dat heet. Vanaf zijn 13e speelde de geboren Amsterdammer voor de club en toen hij na het vertrek van Maarten Stekelenburg zijn kans kreeg in het eerste elftal werd hij al snel weer gepasseerd door de komst van Jasper Cillessen. Kenneth wilde nu toch echt wekelijks spelen en pakte zijn kans in Rotterdam. Daar zaten ze in het begin al helemaal niet op hem te wachten, maar door goed keeperswerk verdiende hij de steun van het legioen van de aartsrivaal.

Kenneth is een hele goede keeper. Volgens velen niet minder en misschien wel beter dan Cillessen, maar dat maakt niet eens uit. De man was een groot deel van zijn voetballeven trouw aan Ajax, koos logischerwijs voor zijn carrière, en werd daar afgelopen zondag om verguisd. Sterker, hij werd beledigd en zelfs bedreigd in de vorm van een opgehangen Vermeerpop.

Vermeer is het inmiddels ‘gewend’ en hoopt dat er niet te veel woorden aan ‘vuil gemaakt’ zullen worden, maar zolang er hersendood volk is dat uit onvrede over de prestaties van een voetbalclub huizen van spelers bezoekt, spelersbussen opwacht, ‘ludieke’ doodsbedreigingen uitvoert en discrimineert, maken we woorden vuil. Zolang deze lijpkikkers de gelegenheid krijgen om hun frustraties over een spel op dergelijke manieren te botvieren, wijden we daar regels aan.

De passie van deze voetballiefhebbers heeft weinig van doen met het spel, dat is slechts de kapstok voor het uiten van een diepgewortelde, primitieve agressie. Daniël Dekker beweert dat zijn supportersvereniging hier niets aan kan doen en dat de overheid en voetbalbond moeten ingrijpen. Daar heeft hij vermoedelijk een punt.

In de jaren ’80 en ’90 had Engeland te kampen met extreem voetbalhooliganisme. Na twee voetbalrampen (Heizel en Hillsborough) ondernam de politiek actie door de invoering van de Football Spectators Act. Dankzij die wet kunnen hooligans door de politie onmiddellijk worden opgepakt en bestraft middels reis-, gebieds- en (levenslange) stadionverboden. Wordt het verbod overtreden, dan volgt een hoge geldboete of celstraf. De stadions zijn uitgerust met CCTV camera’s zodat individuen die beledigingen uiten of aanzetten tot gewelddadig gedrag er als rotte appels kunnen worden uitgepikt. Sinds de invoering van deze voetbalwet verlopen voetbalwedstrijden vreedzaam en respectvol, zelfs tussen de grootste rivalen.

Overcrowding at Hillsborough on 15 April 1989. Photograph: Rex Features

Echt grote voetbalrampen kennen we in Nederland (nog) niet, maar in het kader van putten en verdrinkende kalveren lijkt het verstandig ook hier een voetbalwet in te voeren om de boel vast te dempen. Bovendien zou het schandelijke gedrag zoals we dat in de Eredivisie wekelijks horen en zien daar al genoeg aanleiding voor moeten zijn, al is het maar omdat er ook kinderen in de stadions zitten.

Maar ik ben bang dat we er met een voetbalwet alleen niet komen. We hebben te maken met een (voetbal)mentaliteit die fundamenteel verkeerd is. Een paar uur na de schaamtevolle vertoning in de ArenA zag ik hoe fans van Chelsea bij een 0–1 achterstand applaudiseerden toen oud-speler Juan Mata werd gewisseld bij rivaal Manchester United. In Madrid krijgt Messi een staande ovatie als hij het halve veld over slalomt en de bal met een stift in de verre hoek prikt. Dat doen ze niet uit gehoorzaamheid of angst voor repercussies, maar uit liefde voor de sport. Een liefde die rivaliteit en ambitie overtreft en die in Nederland zelden voelbaar is.

Waarden kun je niet invoeren, wetten wel. Begin daarom maar met het uitzetten van de regels, handel ernaar zonder compromis en laat deze heropvoeding dienen als basis voor een nieuwe voetbalmoraal. Wie weet is het aanstekelijk en gaan we dan ook nog eens beter voetballen.

Mechanische doping

Toen ik jonger en kleiner was, had ik een BMX crossfiets. Samen met vriendjes croste ik door het park achter mijn ouderlijk huis, waarbij we voetgangers het leven zuur maakten en regelmatig offroad de bosjes in schoten. Om de illusie van aandrijvingskracht en volwassenheid op te wekken klemden we harde stukjes plastic op het frame, waarvan de uiteindes de spaken net raakten tijdens het fietsen. Zo ontstond er een ratelend geluid dat in onze fantasie uitgroeide tot de aanwezigheid van een motor. We fietsten voor ons gevoel sneller en durfden meer. De weg was van ons.

Van doping had ik toen nog nooit gehoord. Met ‘gewone’, medicinale doping zijn we de afgelopen 10 jaar doodgegooid; zowat alle wielrenkampioenen zijn van hun voetstuk gevallen omdat ze te veel pasta d’anaboli hadden genuttigd. Tijdens het WK veldrijden afgelopen weekend werd het eerste geval van mechanische doping ontdekt. De term doet me denken aan robots. Ik vraag me af of iemand eigenlijk ooit heeft gecheckt of Lance Armstrong wel een mens is. Misschien hebben we te maken met een geavanceerde cyborg; onderdeel van een globaal overheidsplan om de onvolmaakte home sapiens in de toekomst ook op sportief vlak geheel te kunnen vervangen.

Femke van den Driessche ©Photopress.be

Het blijkt voor topsporters moeilijk om de natuurlijke beperkingen te accepteren. Neem de Vlaamse Femke van den Driessche: 19 jaar; knap; Belgisch en Europees kampioen veldrijden. Zelfs deze jonge, getalenteerde vrouw, voor wie de natuur ogenschijnlijk gul is geweest, kon het niet laten die natuur af te willen troeven. Wat ze had, was niet genoeg. Om zeker te zijn van succes liet ze een motortje plaatsen in haar fiets. Een groot risico, want dergelijke valsspelerij is makkelijk traceerbaar, zo blijkt.

Vooralsnog ontkent Femke dat ze moedwillig heeft gehandeld. De fiets is niet van haar, maar van een vriend van haar broer. In prachtig Vlaams is er volgens haar ‘Een vergissing gebeurd’. Ondertussen neemt de vriend van haar broer zijn telefoon niet op en twijfelt niemand nog aan haar schuld. Belgisch wielerbondscoach Rudy de Bie is plaatsvervangend beschaamd en haar fietsleverancier overweegt juridische stappen.

Haar veelbelovende wielercarrière lijkt in de knop afgebroken. De sportieve druk was zelfs voor deze net volwassen vrouw zo groot dat ze een schimmig zijpad insloeg om te breken met de wetten van het parcours. Misschien lag de druk zo hoog omdat haar broers het niet hebben gered. Alle hoop was gevestigd op Femke en haar fiets, maar de hoop was groot en het vertrouwen broos. Femke moest en zou wereldkampioen worden, ook al gebeurde dat op een veredelde Spartamet.

Misschien stopte Femke vroeger ook een stukje plastic tussen het frame en achterwiel van haar crossfiets om het geluid en daarmee de kracht van een motor te simuleren. Misschien heeft die fantasie haar niet losgelaten en besloot ze die te verwezenlijken in haar carrière, blind voor het beëindigende effect dat het echte motortje daarop zou hebben. Haar jeugdige verbeelding en verlangen ontwikkelden zich tot volwassen cynisme en huichelarij, met deze pijnlijke ontmaskering tot gevolg.

Dat, of ze is een robot.

‘Biertje afslaan is geen heldendaad’

Je komt er als marketingafdeling van een groot bedrijf tegenwoordig niet mee weg je product aan te bieden als ‘lekker’, ‘leuk’ of ‘gezellig’. De steeds beter onderwezen en bewuster wordende mens verlangt naast de gebruikelijke geneugten naar ‘duurzaam’, ‘eerlijk’ en ‘verantwoord’.

Daarom benadrukt New York Pizza op misleidende wijze dat alle ingrediënten ‘Freakin’ fresh’ zijn en adverteert McDonald’s naïef dat het vlees honderd procent rund is en de sla superknapperig. Het eerste is geen prestatie, het tweede niet waar.

Heineken gaat in zijn recentste campagne een stap verder door ons af te raden te drinken. Met de slogan ‘Wees een held, drink met mate’ probeert de bierbrouwer vooral jonge mannen ‘bewust’ te maken van de gevaren van (overmatig) alcoholgebruik. Hoe? Door een montage van straatinterviews te tonen waarin jonge vrouwen hun afkeer uitspreken van mannen die lam zijn. Ze zijn ‘te simpel’, ‘irritant’, ‘niet aantrekkelijk’ en ‘als je ‘m mee naar huis neemt heb je er toch niks aan’.

De reclame begint met de stelling ‘Mannen denken dat ze aantrekkelijk zijn als ze veel gedronken hebben’, in medium close-up in de camera uitgesproken door een zwoel kijkende blondine. Vervolgens wordt de stelling gestaafd aan uitspraken van ‘de mannen’, optredend als vertegenwoordigers van het geslacht. Zij zijn het er roerend mee eens: ‘alles wordt soepeler’, ‘je bent in een flow’, ‘grappig’ en ‘ze gaat sowieso mee naar huis’. Aan zelfvertrouwen geen tekort bij deze kerels, die net als de vrouwen allemaal in de Wester- en Marnixstraat lijken te zijn geïnterviewd.

Zou deze strategie werken? vroeg ik me af. Denken alle mannen, zoals Heineken beweert, dat ze dronken aantrekkelijker zijn of is dat een generalisering? Ik vermoed het tweede. Zijn de geïnterviewde mannen representatief of is uit tientallen gesprekken een greatest hits-compilatie van lompe soundbites samengesteld, ontdaan van nuance en toelichting? Ik vermoed wederom het tweede.

Dan de vrouwen. Na de enthousiaste kreten van de heren verschijnt de vraag ‘Maar vinden vrouwen dat ook?’ in beeld, de blondine daarachter in slow motion al nee-schuddend. Wat volgt zijn de al besproken afwijzingen van de vrouwen en de conclusie van de blondine dat het wel duidelijk is: ‘ietsje minder is beter dan iets te veel.’ Tot slot zien we de voorgenoemde heldenslogan in beeld, terwijl de blondine van ons wegloopt richting Westerkerk. Weg van de cafés en de dronken mannen, weg van de schuldbewuste mannelijke kijker, richting haar verantwoordelijke, nuchtere vriendinnen.

De reclame is suggestief, tendentieus en overhaast generaliserend, maar wat vooral jeuk oplevert, is het gebruik van het woord ‘held’ aan het eind en in de tag-on, waarin een man een biertje weigert van een aantrekkelijke barvrouw (hier de vrouw dus, tegenstrijdig met de geïnterviewden, als verleidster) en zij hem trots nakijkt als hij de bar verlaat waaraan hij in zijn eentje zat (dit is nog nooit gebeurd en zal nooit gebeuren).

Een held is een (mythische) persoon die iets buitengewoons doet. Iemand die door moed en dapperheid bereid is zichzelf op te offeren voor anderen en het grotere goed. Iemand die een biertje laat staan is geen held, zeker niet vanuit de redenering het niet te verbruien bij de vrouwtjes.

Dat Heineken vrouwen inzet om mannen te bereiken is slim, maar de uitwerking niet. De mannen worden in de 45 seconden durende reclame als eendimensionale wezens neergezet, de vrouwen als preuts (geïnterviewden), belerend (blondine), of verleidelijk (barvrouw), net hoe het Heineken uitkomt.

Maar niemand in de reclame is een held, net zoals niemand het door het zien van deze reclame zal worden.

Lees het artikel op de website van Het Parool