Antwan en de keizer

‘Goverdomme, niet weer!’ zeg ik als ik de eerste pushmeldingen binnenkrijg over een vrachtwagen die op een menigte in Nice is ingereden. ‘Zeker 60 doden’. Heel even denk ik aan Koninginnedag 2009 in Apeldoorn en vraag me af of dit ook ‘gewoon’ een gek is. Maar ik weet wel beter. Klik ik door of ga ik slapen? Ik ga slapen. Geen stimulansen meer. Lees overal dat die telefoon slecht is voor de nachtrust. Niet dat ik nog vaak wakker lig van dit soort berichten, daarvoor lees ik ze teveel. 

De volgende ochtend is het aantal pushmeldingen vertienvoudigd. Aangezien ik nu wakker ben en het voorlopig blijf, besluit ik het artikel te lezen. Nice, vuurwerkshow, vrachtwagen, Tunesische afkomst, inmiddels ruim 80 doden. Hollande is geschokt. Boris Johnson en Angela Merkel leven mee. Iedereen leeft wel mee eigenlijk, zoals altijd. Hollande veroordeelt de aanslagen. Ik vraag me af of dat nog wel nodig is. Iedereen snapt toch dat dit niet oké is? Het is zo’n formaliteit die niets zegt of betekent, iets wat Barack Obama beseft en ook benoemt als er weer een onbegrepen ziel een automatisch wapen heeft leeggeschoten in een club, bioscoop, of school.

Verderop zegt Hollande de aanvallen in Irak en Syrië te zullen intensiveren om de veiligheid van het Franse volk te kunnen waarborgen. Wat we nu (denken te) weten over de aanslagpleger is dat hij een Frans-Tunesische afkomst heeft, 31 jaar oud is en waarschijnlijk uit een gebied komt dat bekend staat als jihadistische broedplaats. Aan de hand van deze vermoedens, die vermoedelijk zullen uitdraaien op de bevestiging van het bestaan van een terroristische splintercel waarvan de aanslagpleger deel uitmaakte, besluit de president de Franse bijdrage aan een oorlog met langdurige, globale consequenties te vergroten.

De woede die ik voel tijdens het lezen van deze uitspraak richt zich niet op de dader, die slechts het symptoom is van een groter geheel en ook niet op IS, een tienkoppig monster dat in zijn paranoia bezig is zichzelf te verslinden, maar op Hollande, leider van een volk met de slogan ‘liberté, fraternité, egalité’, makers van het vrijheidsbeeld en inmiddels net zo stompzinnig handelend als het land waaraan ze die koperen dummy cadeau deden.

In mijn woede bedenk ik hoe het niet mensen als de terwijl ik dit schrijf geïdentificeerde vrachtwagenchauffeur Antwan Kumiya zijn die als katalysators van het kwaad optreden, maar machthebbers als president François Hollande. Zij brengen met hun acties verwondingen aan bij een dier dat steeds wilder om zich heen grijpt en daarmee steeds meer onschuldige slachtoffers maakt. 

Eerder deze week las ik een bericht dat Hollande €10.000 per maand uitgeeft aan de kapper. Daarna zag ik een video waarin hij die uitgaven probeert te verdedigen door te zeggen dat hij de jaarlijkse kosten van het presidentieel paleis heeft teruggebracht van 109 miljoen euro naar 100. Zijn kapperskosten staan los van de aanslagen, maar zeggen wel iets over contrast. Contrast tussen een kansarme, ‘Tunesische’ armoedzaaier in een buitenwijk van Nice en een hautaine man die zich op keizerlijke wijze laat groomen en beslissingen neemt die een boomerangeffect hebben voor miljoenen anderen. Ik snap het gewoon niet. De gedachtegang ‘man rijdt mensen met vrachtwagen dood op een boulevard in Nice’ naar ‘we sturen meer straaljagers en bommen naar het Midden-Oosten’ kan ik niet begrijpen. Ik zie het causale verband niet en al zeker niet hoe het tot iets van een oplossing kan leiden. Maar misschien ben ik niet slim genoeg. Misschien is dit waarom Hollande president is en ik niet. Wellicht kan ik me beter in hem inleven als ik een keer naar zijn kapper ga.

Lees een (ingekorte versie van) het artikel op Blendle. (Kost wel geld, terwijl het hier gratis is en je het nu vermoedelijk al hebt gelezen.)

‘Ik denk dat ze Centraal Station gaan doen’

Leerling 1 (14 jaar): “Hadden jullie gehoord wat er vandaag in Brussel is gebeurd? Denken jullie dat het ook in Amsterdam kan gebeuren?”

Leerling 2 (14 jaar): “Natuurlijk, als het in Brussel al gebeurt.”

Leerling 3 (13 jaar): “Het komt wel steeds dichterbij.”

Leerling 1: “Ik ben bang dat het een keer hier gebeurt.”

Leerling 2: “Je moet niet bang zijn, dat is precies hun doel.”

Leerling 3: “De kans is zo klein dat jij geraakt wordt.”

Leerling 1: “Ja oké… Ik denk ook niet dat ze iets in Zuid gaan doen. Eerder Centraal Station of zo.”

Leerling 3: “Hadden jullie het op school gehoord?”

Leerling 2: “Nee. Gewoon, via m’n telefoon.”

Leerling 1: “Ja, kreeg gewoon zo’n bericht. Heel veel berichten.”

Leerling 1: “Wanneer gaan ze die mensen executeren?”

Leerling 4 (13 jaar): “Welke mensen?”

Leerling 1: “Die piloten.”

Leerling 2: “Welke piloten?”

Leerling 1: “Die daar zijn geland.”

Leerling: 2: “Vraag je nou ‘wanneer’ ze die gaan executeren? Als: op welk tijdstip?”

Leerling 1: “Ja, die piloten die ze gevangen hebben genomen. Die zijn neergestort.”

Leerling 3: “Wanneer ze hen niet meer nodig hebben.”

Leerling 4: “Ik denk dat we veel te zacht zijn. Ik denk dat we ze moeten uitroeien.”

Leerling 3: “Heel IS?”

Leerling 2: “Dat kan niet. We kunnen niet zomaar naar Syrië gaan en dat doen, dan hebben we oorlog met dat hele land.”

Leerling 1: “En ze zitten niet in maar één land, hè? Ze zitten overal.”

Leerling 4: “Nou, Frankrijk doet het goed, die hebben meteen aangevallen.”

Leerling 1: “Wanneer?”

Leerling 4: “Toen na die andere aanslagen. Toen in Parijs.”

Leerling 3: “Ik vind het gewoon bullshit, ik vind dat iedereen gewoon normaal moet doen.”

Leerling 3: “Maar jongens, hoe gaan we dit ooit tegenhouden?”

Leerling 2: “Niet. Je kunt met tuinspullen een bom maken, het is niet zo moeilijk.”

Leerling 1: “Ik denk echt dat ze Centraal gaan doen, ik denk niet Zuid.”

Leerling 4: “We moeten ze gewoon terugpakken. Hard tegen hard. Gewoon hard tegen hard.”

Leerling 2: “Maar wij hebben al iets van vijftig keer hun leiders gedood!”

Leerling 1: “Denken jullie dat er een oplossing is?”

Leerling 3: “Blijf binnen.”

Leerling 4: “Ik zie geen oplossing.”

Leerling 2: “Als het gebeurt, heeft niemand het aan zien komen.”

Leerling 1: “Eigenlijk is de Derde Wereldoorlog al begonnen. Dit is de Derde Wereldoorlog.”

Lees het artikel op de website van Het Parool.

In matrozenpak naast Cruijff

Mijn neef en ik lopen door Den Haag en filosoferen over het leven. ‘Het leven’ als in meisjes en voetbal. We zijn een jaar of 14 en onze idolen hebben inmiddels vorm gekregen. De voetballer die we op dat moment het meest bewonderen is Dennis Bergkamp, maar we weten allebei dat hij één van de prinsen is in onze voetbalmonarchie. Er is maar één koning en dat is Johan Cruijff.

Oké, we spraken niet alleen maar over meisjes en voetbal. Het ging ook vaak over het universum en de onbevattelijke onmetelijkheid ervan. Over het enigma ‘tijd’ en hoe zelfs de grootste iconen op een dag zouden sterven.

‘Johan Cruijff gaat gewoon een keer dood.’

‘Dat is echt onvoorstelbaar.’

‘Ja, maar het zal wel gebeuren.’

En dan veranderden we mistroostig maar gauw van onderwerp.

In 1995 vierden we in Nederland 50 jaar vrijheid. Ik zat op dat moment in de tweede stem van het Haags Matrozenkoor en we waren uitgenodigd om te zingen bij een evenement in het concertgebouw. Ik was zenuwachtig, want het was mijn eerste bezoek aan Amsterdam en ik wist dat Cruijff, de koning, er ook zou zijn. Bovendien werd het uitgezonden op tv.

Na of voor ons optreden hield Cruijff een toespraak die we niet verstonden, maar waarnaar we desalniettemin aandachtig luisterden. ‘s Avonds kregen we eten in de kantine van het concertgebouw. Vermoeid zaten we met een bord spaghetti naar Studio Sport te kijken toen Cruijff plotseling binnenkwam en op ongeveer anderhalve meter schuin tegenover me ging zitten. Hij sloeg zijn jasje recht, wreef op kenmerkende wijze over zijn neus en begon zonder een woord te zeggen in opperste concentratie naar de samengevatte beelden op het scherm te kijken.

Wij zaten al die tijd verstijfd met onze vorken halverwege pauzerend tussen bord en mond. Mijn tafelgenootjes en ik keken hem en elkaar schichtig aan.

‘Het is hem echt!’

‘Het is Cruijff! De Cruijff! En hij zit hier naast ons!’

Niemand durfde hem aan te spreken en dus bleven we in gemoffelde opwinding elkaar aansporen om het te doen.

‘Jij moet het doen! Jij zit dichter bij hem!’

‘Nee jij! Ik durf het niet!’

Uiteindelijk won mijn (het eerste argument) het van de angst en dus draaide derdestemmer Axel zich naar hem toe.

‘Meneer Cruijff, mogen we misschien uw handtekening?’

Nu vraag ik me af of Johan ons overspannen gefluister niet allang had gehoord, maar hij zei ‘Natuurlijk’ alsof het natuurlijk was en zette zijn krabbel.

‘Mag ik ook?’

‘Ik ook!’

‘En ik?’

Ik zat gelukkig dichtbij, greep rap een NOS-visitekaartje van tafel en schoof het onder zijn opgewreven neus, vlak voordat het gehele koor zich als een kudde bulletjes op hem stortte. Daarna gingen we met hem op de foto, allemaal, om de beurt en met meerdere knapen tegelijk. Hoe lang we hem hebben bestookt en bevraagd weet ik niet meer, maar wel dat hij het allemaal geduldig ‘onderging’. Vriendelijk, ontspannen en begripvol. Na de groepsfoto namen we afscheid. In de bus terug naar Den Haag beseften we allemaal, dwars door de puberale roes heen, dat we een heel bijzonder, misschien wel uniek moment hadden beleefd, zo was aan ons non-stop onstuimig gekwetter tijdens de rit wel af te horen.

Inmiddels hebben we allang baarden in en op onze kelen en beseffen we dat ook zij die groter lijken dan één mensenleven zomaar kunnen verdwijnen. Maar sommigen laten iets na dat nooit vergaat, dat zijn vertakkingen heeft in zoveel lagen van cultureel en collectief geheugen dat alles wat erna komt ermee is vergroeid. Cruijff is met ons vergroeid en daarom zijn we van slag, ook al is ie dus niet echt weg.

De handtekening hangt op mijn oude slaapkamer in Den Haag in een bescheiden lijst aan de muur. Zondag neem ik hem na het Paasdiner mee terug naar Amsterdam.

Lees het artikel op de website van Het Parool.

Voetbalwet

Voetbaltuig; het woord lijkt inmiddels een pleonasme. Zelfs terwijl ik het schrijf, voel ik een soort penvermoeidheid, wat opvallend is, aangezien ik het typ. Het heeft te maken met de herhalende aard van de situatie. Weer hebben voetbalsupporters zich misdragen. Dit keer in het eigen stadion, in het door de club gesponsorde sfeervak nog wel, jegens een oud-speler van de vereniging.

Kenneth Vermeer is een jeugdproduct van Ajax, zoals dat heet. Vanaf zijn 13e speelde de geboren Amsterdammer voor de club en toen hij na het vertrek van Maarten Stekelenburg zijn kans kreeg in het eerste elftal werd hij al snel weer gepasseerd door de komst van Jasper Cillessen. Kenneth wilde nu toch echt wekelijks spelen en pakte zijn kans in Rotterdam. Daar zaten ze in het begin al helemaal niet op hem te wachten, maar door goed keeperswerk verdiende hij de steun van het legioen van de aartsrivaal.

Kenneth is een hele goede keeper. Volgens velen niet minder en misschien wel beter dan Cillessen, maar dat maakt niet eens uit. De man was een groot deel van zijn voetballeven trouw aan Ajax, koos logischerwijs voor zijn carrière, en werd daar afgelopen zondag om verguisd. Sterker, hij werd beledigd en zelfs bedreigd in de vorm van een opgehangen Vermeerpop.

Vermeer is het inmiddels ‘gewend’ en hoopt dat er niet te veel woorden aan ‘vuil gemaakt’ zullen worden, maar zolang er hersendood volk is dat uit onvrede over de prestaties van een voetbalclub huizen van spelers bezoekt, spelersbussen opwacht, ‘ludieke’ doodsbedreigingen uitvoert en discrimineert, maken we woorden vuil. Zolang deze lijpkikkers de gelegenheid krijgen om hun frustraties over een spel op dergelijke manieren te botvieren, wijden we daar regels aan.

De passie van deze voetballiefhebbers heeft weinig van doen met het spel, dat is slechts de kapstok voor het uiten van een diepgewortelde, primitieve agressie. Daniël Dekker beweert dat zijn supportersvereniging hier niets aan kan doen en dat de overheid en voetbalbond moeten ingrijpen. Daar heeft hij vermoedelijk een punt.

In de jaren ’80 en ’90 had Engeland te kampen met extreem voetbalhooliganisme. Na twee voetbalrampen (Heizel en Hillsborough) ondernam de politiek actie door de invoering van de Football Spectators Act. Dankzij die wet kunnen hooligans door de politie onmiddellijk worden opgepakt en bestraft middels reis-, gebieds- en (levenslange) stadionverboden. Wordt het verbod overtreden, dan volgt een hoge geldboete of celstraf. De stadions zijn uitgerust met CCTV camera’s zodat individuen die beledigingen uiten of aanzetten tot gewelddadig gedrag er als rotte appels kunnen worden uitgepikt. Sinds de invoering van deze voetbalwet verlopen voetbalwedstrijden vreedzaam en respectvol, zelfs tussen de grootste rivalen.

Overcrowding at Hillsborough on 15 April 1989. Photograph: Rex Features

Echt grote voetbalrampen kennen we in Nederland (nog) niet, maar in het kader van putten en verdrinkende kalveren lijkt het verstandig ook hier een voetbalwet in te voeren om de boel vast te dempen. Bovendien zou het schandelijke gedrag zoals we dat in de Eredivisie wekelijks horen en zien daar al genoeg aanleiding voor moeten zijn, al is het maar omdat er ook kinderen in de stadions zitten.

Maar ik ben bang dat we er met een voetbalwet alleen niet komen. We hebben te maken met een (voetbal)mentaliteit die fundamenteel verkeerd is. Een paar uur na de schaamtevolle vertoning in de ArenA zag ik hoe fans van Chelsea bij een 0–1 achterstand applaudiseerden toen oud-speler Juan Mata werd gewisseld bij rivaal Manchester United. In Madrid krijgt Messi een staande ovatie als hij het halve veld over slalomt en de bal met een stift in de verre hoek prikt. Dat doen ze niet uit gehoorzaamheid of angst voor repercussies, maar uit liefde voor de sport. Een liefde die rivaliteit en ambitie overtreft en die in Nederland zelden voelbaar is.

Waarden kun je niet invoeren, wetten wel. Begin daarom maar met het uitzetten van de regels, handel ernaar zonder compromis en laat deze heropvoeding dienen als basis voor een nieuwe voetbalmoraal. Wie weet is het aanstekelijk en gaan we dan ook nog eens beter voetballen.

Mechanische doping

Toen ik jonger en kleiner was, had ik een BMX crossfiets. Samen met vriendjes croste ik door het park achter mijn ouderlijk huis, waarbij we voetgangers het leven zuur maakten en regelmatig offroad de bosjes in schoten. Om de illusie van aandrijvingskracht en volwassenheid op te wekken klemden we harde stukjes plastic op het frame, waarvan de uiteindes de spaken net raakten tijdens het fietsen. Zo ontstond er een ratelend geluid dat in onze fantasie uitgroeide tot de aanwezigheid van een motor. We fietsten voor ons gevoel sneller en durfden meer. De weg was van ons.

Van doping had ik toen nog nooit gehoord. Met ‘gewone’, medicinale doping zijn we de afgelopen 10 jaar doodgegooid; zowat alle wielrenkampioenen zijn van hun voetstuk gevallen omdat ze te veel pasta d’anaboli hadden genuttigd. Tijdens het WK veldrijden afgelopen weekend werd het eerste geval van mechanische doping ontdekt. De term doet me denken aan robots. Ik vraag me af of iemand eigenlijk ooit heeft gecheckt of Lance Armstrong wel een mens is. Misschien hebben we te maken met een geavanceerde cyborg; onderdeel van een globaal overheidsplan om de onvolmaakte home sapiens in de toekomst ook op sportief vlak geheel te kunnen vervangen.

Femke van den Driessche ©Photopress.be

Het blijkt voor topsporters moeilijk om de natuurlijke beperkingen te accepteren. Neem de Vlaamse Femke van den Driessche: 19 jaar; knap; Belgisch en Europees kampioen veldrijden. Zelfs deze jonge, getalenteerde vrouw, voor wie de natuur ogenschijnlijk gul is geweest, kon het niet laten die natuur af te willen troeven. Wat ze had, was niet genoeg. Om zeker te zijn van succes liet ze een motortje plaatsen in haar fiets. Een groot risico, want dergelijke valsspelerij is makkelijk traceerbaar, zo blijkt.

Vooralsnog ontkent Femke dat ze moedwillig heeft gehandeld. De fiets is niet van haar, maar van een vriend van haar broer. In prachtig Vlaams is er volgens haar ‘Een vergissing gebeurd’. Ondertussen neemt de vriend van haar broer zijn telefoon niet op en twijfelt niemand nog aan haar schuld. Belgisch wielerbondscoach Rudy de Bie is plaatsvervangend beschaamd en haar fietsleverancier overweegt juridische stappen.

Haar veelbelovende wielercarrière lijkt in de knop afgebroken. De sportieve druk was zelfs voor deze net volwassen vrouw zo groot dat ze een schimmig zijpad insloeg om te breken met de wetten van het parcours. Misschien lag de druk zo hoog omdat haar broers het niet hebben gered. Alle hoop was gevestigd op Femke en haar fiets, maar de hoop was groot en het vertrouwen broos. Femke moest en zou wereldkampioen worden, ook al gebeurde dat op een veredelde Spartamet.

Misschien stopte Femke vroeger ook een stukje plastic tussen het frame en achterwiel van haar crossfiets om het geluid en daarmee de kracht van een motor te simuleren. Misschien heeft die fantasie haar niet losgelaten en besloot ze die te verwezenlijken in haar carrière, blind voor het beëindigende effect dat het echte motortje daarop zou hebben. Haar jeugdige verbeelding en verlangen ontwikkelden zich tot volwassen cynisme en huichelarij, met deze pijnlijke ontmaskering tot gevolg.

Dat, of ze is een robot.

‘Biertje afslaan is geen heldendaad’

Je komt er als marketingafdeling van een groot bedrijf tegenwoordig niet mee weg je product aan te bieden als ‘lekker’, ‘leuk’ of ‘gezellig’. De steeds beter onderwezen en bewuster wordende mens verlangt naast de gebruikelijke geneugten naar ‘duurzaam’, ‘eerlijk’ en ‘verantwoord’.

Daarom benadrukt New York Pizza op misleidende wijze dat alle ingrediënten ‘Freakin’ fresh’ zijn en adverteert McDonald’s naïef dat het vlees honderd procent rund is en de sla superknapperig. Het eerste is geen prestatie, het tweede niet waar.

Heineken gaat in zijn recentste campagne een stap verder door ons af te raden te drinken. Met de slogan ‘Wees een held, drink met mate’ probeert de bierbrouwer vooral jonge mannen ‘bewust’ te maken van de gevaren van (overmatig) alcoholgebruik. Hoe? Door een montage van straatinterviews te tonen waarin jonge vrouwen hun afkeer uitspreken van mannen die lam zijn. Ze zijn ‘te simpel’, ‘irritant’, ‘niet aantrekkelijk’ en ‘als je ‘m mee naar huis neemt heb je er toch niks aan’.

De reclame begint met de stelling ‘Mannen denken dat ze aantrekkelijk zijn als ze veel gedronken hebben’, in medium close-up in de camera uitgesproken door een zwoel kijkende blondine. Vervolgens wordt de stelling gestaafd aan uitspraken van ‘de mannen’, optredend als vertegenwoordigers van het geslacht. Zij zijn het er roerend mee eens: ‘alles wordt soepeler’, ‘je bent in een flow’, ‘grappig’ en ‘ze gaat sowieso mee naar huis’. Aan zelfvertrouwen geen tekort bij deze kerels, die net als de vrouwen allemaal in de Wester- en Marnixstraat lijken te zijn geïnterviewd.

Zou deze strategie werken? vroeg ik me af. Denken alle mannen, zoals Heineken beweert, dat ze dronken aantrekkelijker zijn of is dat een generalisering? Ik vermoed het tweede. Zijn de geïnterviewde mannen representatief of is uit tientallen gesprekken een greatest hits-compilatie van lompe soundbites samengesteld, ontdaan van nuance en toelichting? Ik vermoed wederom het tweede.

Dan de vrouwen. Na de enthousiaste kreten van de heren verschijnt de vraag ‘Maar vinden vrouwen dat ook?’ in beeld, de blondine daarachter in slow motion al nee-schuddend. Wat volgt zijn de al besproken afwijzingen van de vrouwen en de conclusie van de blondine dat het wel duidelijk is: ‘ietsje minder is beter dan iets te veel.’ Tot slot zien we de voorgenoemde heldenslogan in beeld, terwijl de blondine van ons wegloopt richting Westerkerk. Weg van de cafés en de dronken mannen, weg van de schuldbewuste mannelijke kijker, richting haar verantwoordelijke, nuchtere vriendinnen.

De reclame is suggestief, tendentieus en overhaast generaliserend, maar wat vooral jeuk oplevert, is het gebruik van het woord ‘held’ aan het eind en in de tag-on, waarin een man een biertje weigert van een aantrekkelijke barvrouw (hier de vrouw dus, tegenstrijdig met de geïnterviewden, als verleidster) en zij hem trots nakijkt als hij de bar verlaat waaraan hij in zijn eentje zat (dit is nog nooit gebeurd en zal nooit gebeuren).

Een held is een (mythische) persoon die iets buitengewoons doet. Iemand die door moed en dapperheid bereid is zichzelf op te offeren voor anderen en het grotere goed. Iemand die een biertje laat staan is geen held, zeker niet vanuit de redenering het niet te verbruien bij de vrouwtjes.

Dat Heineken vrouwen inzet om mannen te bereiken is slim, maar de uitwerking niet. De mannen worden in de 45 seconden durende reclame als eendimensionale wezens neergezet, de vrouwen als preuts (geïnterviewden), belerend (blondine), of verleidelijk (barvrouw), net hoe het Heineken uitkomt.

Maar niemand in de reclame is een held, net zoals niemand het door het zien van deze reclame zal worden.

Lees het artikel op de website van Het Parool

Open brief aan een inbreker

Beste inbreker – je naam ken ik niet, want je was niet zo attent een kaartje achter te laten – , toen ik vorige week donderdagavond thuiskwam en de eerste sporen van je daad aantrof, verheugde ik me in eerste instantie over de aanstaande plagerijen richting mijn vriendin over haar slordigheid. ‘Had je nou echt zo’n haast dat je de lichten niet kon uitdoen?’; ‘Moest je je laatje en tas op de vloer legen omdat je niet meer wist waar je de concertkaartjes had gelaten?’

Wellicht naïef, of een verschijningsvorm van hoop om het naderende besef in vaart te doen minderen. Toen ik de respectloosheid waarmee je de troep had veroorzaakt opmerkte, kwam het besef met piepende banden tot stilstand. Een hoog, gedempt geluid vanuit de richting van de slaapkamer gaf een injectie adrenaline. Zou mijn vriendin thuis zijn geweest…? Ik pakte een mes en sloop door de gang van mijn eigen huis. In de slaapkamer trof ik gelukkig slechts de inhoud van onze kledingkasten, verspreid over de vloer. De mat in de badkamer leek een voorbarig bereid kleedje voor de vrijmarkt van Koningsdag, met artikelen in de categorie ‘zelfverzorging’.

Het telefoontje naar mijn vriendin leverde een scheldkanonnade op richting jou, maar was nog meer uiting van zelfverwijt om het niet hebben dichtgedraaid van het extra slot, om het niet beter hebben verstopt van onze kostbare bezittingen. Daarna kwamen frustratie, verdriet en angst, wild door elkaar heen gehusseld.

Na een inbraak zoals jij, vermoedelijk niet alleen, hebt gepleegd, komt er politie. De dag daarna forensische recherche. Die schijnt met een zaklamp en veegt vergeefs met een klein kwastje in de hoop een vingerafdruk te vinden. Maar die vindt hij niet, want jij droeg handschoenen, zo slim was je wel. Hij treft ook geen sporen van braak aan, want jij hebt vermoedelijk ‘geflipperd’ met een pas of had een ‘bumpkey’.

We hebben, beste inbreker, dankzij jouw daad nog meer geleerd. Dat wij de afgelopen week samen met 199 andere Amsterdammers jouw slachtoffer waren. Het moet aantrekkelijk voor je zijn, daar slechts elf procent van de daders wordt gepakt. We konden je niet betrappen op heterdaad, maar hebben nog kleine hoop op de videobeelden van het hotel naast ons. De camera heb je in je haast waarschijnlijk niet opgemerkt.

Want haast had je, te zien aan de troep. Het schijnt dat jij maximaal drie minuten binnen bent. Je weet waar je moet zoeken, waar nietsvermoedende burgers hun waardevols bewaren. Ja oké, die laptop lag zo op tafel en die camera op het bureau, maar de verstopte zakjes en envelopjes vond je ook, en dat getuigt van scherp instinct of oefening. Ik vermoed een combinatie van de twee. Je weet nu precies hoe ons huis er van binnen uitziet, een ongemakkelijk idee, ook voor de buren. Kom je nog een keertje terug, of was het goed zo, op naar de volgende? Sloten worden vervangen en de waakzaamheid is verhoogd, maar we willen ook gewoon blijven leven, zonder angst. We kunnen niet elke avond onze televisie meenemen naar bed of onze deur barricaderen voor een vlugge boodschap. Nee, beste inbreker, als jij écht wilt, kom je overal binnen.

De dag na de inbraak hebben we het huis hersteld van jouw chaos, een emotionele onderneming. Wat dacht je toen je onze fotoboeken uit de kast trok en wij je zongebruind toelachten vanaf Sardinië in 2013? Het is voor ons, jouw slachtoffers in Amsterdam, moeilijk begrip op te brengen voor jouw daad. We kennen je niet, we hebben je geen toestemming gegeven, en toch was je in ons huis en pakte je ons bezit, door ons verdiend of aan ons geschonken. Dat is fundamenteel verkeerd en een diskwalificatie van jou als medemens en -burger. Wat je persoonlijke omstandigheden ook zijn, ze verlenen je niet het recht om het veilige, vertrouwde thuis van anderen te infecteren met paranoia en gemis.

Aan het einde van de avond van jouw succes vond ik in de rotzooi op de vloer een cadeau. ‘Het was een verrassing, maar maak nu maar open,’ zei mijn vriendin. Onder het papier een boek van de Israëlische schrijver Amos Oz over liefde en verraad. Om het eerste thema kracht bij te zetten omhelsde en kuste ik haar alvorens we samen zouden proberen te slapen. ‘Kostbaar’, beste inbreker, blijkt een relatief begrip.

Lees het artikel op de website van Het Parool

Streetfighter: world leader edition

Het is een plaatje met op de bovenste helft een telefonerende Obama. Hij vraagt ‘’What will you have for Thanksgiving dinner?’ Op de onderste helft van het plaatje zien we een stoïcijnse Putin, ook telefonerend, met onderaan de tekst ‘Turkey’.

Nee, een hele goede grap is het niet, maar dit soort memes vliegen je om de oren sinds Turkije van de week een Russisch gevechtsvliegtuig heeft neergehaald. De meme maakt een karikatuur van de betrokkenen en doet me denken aan het programma ‘Celebrity Deathmatch’ dat MTV vroeger uitzond, waarin gekleide beroemdheden elkaar in een boksring te lijf gingen, daarbij gebruikmakend van alle voor- en nadelen die een lijf van klei met zich meebrengen. De match-up was meestal tussen concurrenten in een bepaalde tak van entertainment (Stallone vs. Schwarzenegger, Madonna vs. Michael Jackson, Jerry Seinfeld vs. Tim Allen) en eindigde vaak pas na de totale vernietiging van één van beide.

De situatie tussen Rusland en Turkije nu doet mij vooral inbeelden hoe het zou zijn als Putin en Erdogan met elkaar op de vuist zouden gaan; twee koppige, kleine, machtswellustelingen met een hang naar geweld. Dat wordt sowieso spannend. Misschien zou het wel een goed alternatief zijn voor oorlog voeren. Churchill had Hitler binnen no-time op de mat gekregen, was op hem gaan zitten en had God Save The Queen neuriënd rondjes sigaarrook in z’n brylcreemhaar geblazen. Als Hannibal en Fabius Maximus op een olifant ‘Chicken’ hadden gespeeld zouden we nu allemaal Carthaags praten en hadden we nog nooit van een aquaduct gehoord. Geen legers, geen tanks, geen kanonnen, maar gewoon twee gasten, mano a mano, of, in het geval van Merkel, mano a merkel. Het zou veel levens besparen.

Maar ik kan nu wel stoppen met fantaseren want dit gaat nooit gebeuren. En Celebrity Deathmatch bestaat niet meer. Misschien kan ik makers van videogames op een idee brengen. Een soort Streetfighter, maar dan met wereldleiders. En dat hun special skills en wapens dan voortkomen uit wereldberoemde clichématigheden over het land dat ze leiden. Zo kan Streetfighter Merkel (vrouwen eerst) haar tegenstanders bestoken met een spervuur van bratwurst & sauerkraut. Als haar opponent verzwakt in de touwen ligt is een bierdouche genoeg om hem door zijn knieën te doen zakken. Keizer Akihito van Japan wikkelt een niet oplettende tegenstander vliegensvlug in zeewier, rolt hem door de rijst en verblindt hem met wasabi. Hollande werpt mini-croissants alsof het ninjasterren zijn en Obama zuigt voortdurend op een zo goed als lege milkshake, zijn tegenstander desoriënterend met het hinderlijke gegorgel. Putin gooit met volle kommen borsjt. De president van Peru, ene Ollanta Humala, jaagt iedereen de stuipen op het lijf met vers gegrilde cavialijkjes. Stefan Löfven van Zweden knalt met een tennisracket köttbular door de ring en als je in Charles Michels wafelmaker terechtkomt, zou je willen dat je je nooit verkiesbaar had gesteld.

Als dit een spel was zou ik het kopen. Zelfs Mark zou dan nog een kans maken met onze haring en zure bommen.