Noord-fobie

Vrijdagavond. Vier mannen aan een tafel in George Bistro. Drie strak in pak, één casual. De wijn vloeit rijkelijk, het eten moet nog geserveerd. Het gaat over Amsterdam-Noord. Een van de mannen in pak, met zijn rug naar de zaak, voert het woord met een stem die klinkt alsof er een wasknijper op zijn keel zit.

‘Ik heb een Noord-fobie, doet me denken aan volkstuintjes. Het is daar net The Walking Dead. Heb je dat weleens gezien? Met die zombies? Daar doet Noord me aan denken: zombies.’

Het pak naast hem haakt in.

‘Ik was er een keer bij een festivalletje, dat was wel leuk. Bij zo’n werf. Toplocatie.’

‘Ik weet het niet. Ik wil er niet dood gevonden worden. Krijg er een naar gevoel van.’

Een meisje met borden eten in haar handen komt bij de mannen aan tafel staan. Er zit een burger bij, een kippetje, een salade en kreeft. Ze hebben allemaal iets anders besteld. Of er nog een flesje wijn bij kan? Ja, dat kan.

Ze beginnen te eten, zonder daar verder oordelen over uit te wisselen, en beginnen over politiek. Het pak van het festivalletje vindt dat iedereen hetzelfde zegt.

‘Ze zeggen allemaal hetzelfde. Echt waar. Ze herhalen elkaar gewoon.’

Het pak van de Noord-fobie gooit een vraag op tafel.

‘Ze zeggen inderdaad allemaal hetzelfde. Zou het je nou echt zo duur komen te staan als je iets anders zou zeggen? Is dat ooit gebeurd? Al die lui hebben een beperkte houdbaarheidsdatum.’

Niemand noemt Pim Fortuyn, die is kennelijk al vergeten. Ze vinden Rutte slap, Pechtold een naar mannetje en over Samsom hoeven ze het niet eens te hebben. De derde man in pak en Casual hebben alleen nog maar geknikt of instemmend gebromd. Het ziet er ook niet naar uit dat ze iets gaan zeggen. Ze eten respectievelijk kip en een hamburger. Het sap loopt uit het vlees, op Casuals bord. Het pak van de salade, die van het festivalletje, kijkt geen moment afgunstig naar zijn overbuurman. Zijn wilskracht is groot.

‘Ik vind Frank Underwood best wel een baas,’ zegt de Noord-fobie. Zijn metgezelen zeggen en knikken met volle mond volmondig ja. Ze eten allemaal iets anders en zijn het roerend met elkaar eens. Frank Underwood is een baas en ze eten wat ze willen. Met wie of waar dan ook. Behalve in Amsterdam-Noord misschien.

Hand ins Feuer

Hallo,

ich habe versucht dich zu erreichen. Ich muss dir unbedingt was zeigen. Bei mir hat es super funktioniert und ich lege dafür meine Hand ins Feuer!

Für den Test habe ich 1000 Euro bekommen! Ohne Spaß! Das Geld wurde direkt auf mein Konto bei der Volksbank überweisen!

Du weißt, dass ich noch NIE etwas empfohlen habe, dass nicht funktioniert!

Schau dir den Newsletter an, der unter meiner Nachricht steht.

Dahinter steckt eine seriöse internationale Bank, die für einen Test 1000 Euro bezahlt. Das gibt es nirgends!

Es ist vielleicht nichts zum reich werden, aber 1000€ für paar Tests ist ja wirklich nicht schlecht.
Liebe Grüße,

Ben Bergman


Lieber Ben,

Wie geht’s mit dir, du alte Sackenwascher? Ich hatte Jahre nichts von dich gehört und denn jetzt gibt’s plotzklapps eine Maile. Was ist los? Was macht’s? Wieviel kränkt’s? Also.

Du sagst das du mich versucht hat zu erreichen. Ich habe mein Handy immer handy, so was ist die Deal Ben? Liegst du gegen mich oder ist dein Nummer mirakülösischer Weise blokkiert? Wie dann auch, man muss nimmer man’s Hand in Feuer stecken, das brennt. Ich glaube dich ohne Zweifel.

1000 Euro seht vielleicht nicht als viel aus, aber ich kan da gemäcklich zwei Monaten von leben. Wie Goethe’s Mistopholes sprach in Faust II: “Wo fehlt’s nicht irgendwo auf dieser Welt? Dem dies, dem das, hier aber fehlt das Geld.”

Du kennst außerdem meiner geiligkeit für internationale seriöse Banken und ‘Der Volksbank’ klinkt sehr Vertrauenswertig also das begeistert mich sehr.

Nien, lieber Ben, du hast mich nimmer etwas empfohlen das nicht funktioniert. Du hast mich simpelwegs nimmer etwas empfohlen.

Ich habe auch die ‘Newsletter’ gelesen. Brauch doch bitte Deutsch, meine feuchte Bube. Die Verangelsaksikation unserer schöner Sprache ist weit genug gegehen. Wir müssen das sprechen bleiben, weil wir noch atmen können!

Ach du lieber Ben, ich hatte dich so vermisst. Ich hoffe, das wann ich auch mein Hand ins Feuer gestocken habe, und wann ich Tauzend Euro bekommen hatte, das wir einander wieder treffen sollen machen werden. Das hoffe ich mit ganz meinem Herz.

Für jetzt wünsche ich dich nichts dann Guttes und wollte ich das du weisst das ich noch dickweils zurückdenk an unserer passioniertes Zeit zusammen. Was war passiert in die Keller, bleibt in die Keller (Wink).

Tschüss und Küss,

Rämcko

Eclips (#latertext)

In 1999 was er een zonsverduistering. Ik was met mijn ouders en zusje op vakantie in Frankrijk. Niemand had toen smartphones waarmee je foto’s kon maken of op internet kon surfen. Er was me toen wel verteld dat je niet direct naar de zon moest kijken. Het licht dat langs de maan werd geperst zou zo scherp zijn dat het je netvlies kon beschadigen. Als je ernaar wilde kijken moest dat met een speciale eclipsbril of via de reflectie op een stuk papier.

In de loop van de middag werd het steeds donkerder boven het bungalowpark. Groepjes mensen hadden zich buiten verzameld om het zeldzame fenomeen te kunnen aanschouwen. Ik bekeek de mensen terwijl ze naar boven staarden, met bril of via kartonnen constructies. Een eclipsbril had ik niet en ik had geen zin om zelf een zonnekijker te maken. ‘Niet direct in de zon kijken,’ herhaalden de woorden zich in mijn hoofd, maar ik had in de aanloop naar het event allang besloten het wel te doen en dus deed ik het. Met toegeknepen ogen keek ik een fractie van een seconde omhoog, maar toen was het al te laat. Het licht brandde door mijn netvlies en minutenlang zag ik alleen maar vlekken. Toen de vlekken oplosten, bleef er een krasje achter. Een zeepaardvormige lijn met daaromheen wat puntjes, die mee bewogen met mijn oogbal.

Op het moment zelf wilde ik er niet aan toegeven; ik was immers nog zo gewaarschuwd. Hopende dat de kras vanzelf zou oplossen, deelde ik enthousiast in de oohh’s an aahh’s van de mensen die wel de benodigde veiligheidsmaatregelen hadden genomen, terwijl ik deed alsof mijn zicht niet was aangetast.

De volgende dag werd ik wakker en zag ik het zeepaardje nog steeds. Ik was niet in staat om er iets over te Googlen, want dat bestond nog niet, en ik durfde er met mijn ouders niet over te praten, dus hield ik het voor me, in de hoop dat het vanzelf weer over zou gaan. Dat gebeurde niet. De kras bleef, hoewel ik hem niet altijd zag. Na verloop van tijd raakte ik eraan gewend of vergat ik dat hij er was. Alleen bij bepaalde standen van de zon werd ik eraan herinnerd. Ook zonder eclips zie ik vlekken als ik recht in de zon heb gekeken, maar sinds de zomer van ‘99 dus ook een zeepaardje, meedansend met de bewegingen van mijn oogbal. Vaak zie ik hem als ik fiets en als de zon schuin staat en fel schijnt, zoals de laatste dagen het geval is. Of als ik van moeheid in mijn ogen heb gewreven en mijn zicht langzaam maar zeker onttroebelt. In het hervinden van de focus danst het zeepaardje dan alle kanten op. Alle kanten, als een doorzichtige zeepaardvormige stuiterbal.

Enkele jaren geleden kon ik er op zo’n moment nog flink van balen. ‘Waarom was ik zo stom?’ ‘Hoe kon ik zo eigenwijs zijn? Ik heb mijn zicht voor altijd beschadigd!’ kermde ik dan intern. Maar nu baal ik er niet meer van. Het is er gewoon. Een van buitenaf onzichtbaar litteken, een aandenken aan een half leven geleden. Toen 16, nu 32. Maar wel mét dansend zeepaardje.

Zwarte leren jas

Drie Franse toeristen met jassen over de schouder geslagen. Een onverstaanbaar roepend kind op een driewieler. Scholieren met overvolle rugzakken op de fiets, snel naar huis, naar het park, naar een veld. ‘Neem jij de voetbal mee? Heb jij een voetbal? Ik heb geen voetbal.’

Een dikkige moeder op een bakfiets. Niet zomaar een bakfiets, maar een hippe, van de Fietsfabriek. Ze fietst hard en heeft haar jas aan. Ik zie alleen haar rug, maar vermoed dat ze lichtjes zweet. Het is immers warm, voor het eerst dit jaar.

Een donkere man met een zwarte leren jas. Een zwarte leren jas! Ben je gek ofzo? De zon schijnt! Het is lente! Zomer! Dat is toch veel te warm?

Ik was 18 en verliefd. We hadden onze diploma-uitreiking in de Kloosterkerk aan het Lange Voorhout. Het was eind juni of begin juli en het was loeiheet. Ik had een pak aan, want ik wilde een pak aan. Maar ik wilde ook stoer zijn. Ik wilde tussen al die andere examenleerlingen in pak opvallen, voor haar, want ik was verliefd. Dus leende ik van mijn huisgenoot en neef en beste vriend een lange, zwarte leren jas, want die vond ik stoer. Ik droeg hem over mijn pak, zwetend. Toen ik aankwam bij de kerk en Clint Eastwood naar mijn verliefdheid liep, zei ze ‘Wat heb jij nou weer aan?’ en draaide ze zich hoofdschuddend en proestend van me af.

Dat deed pijn.

Ik was niet stoer, maar viel wel op. Om de verkeerde reden. De jas heb ik toen uitgedaan en bij een boom gelegd, want ik wist niet waar anders. We waren buiten en daar waren geen kapstokken en de Haagse bomen zijn te hoog om bij de takken te kunnen. Te hoog om je jas eraan op te hangen. Toen in ieder geval wel.

De diploma-uitreiking verliep verder soepel, maar het examenfeest die avond niet. Ze negeerde me, sprak alleen met andere jongens die kennelijk wel opvielen en stoer waren, ook zonder leren jas. ’s Avonds namen we ongemakkelijk afscheid. Ze keek me niet aan. De verkering duurde na die avond niet lang meer.

Nog steeds wijt ik dat aan de leren jas. Zonder die jas had het heel anders gelopen, daar ben ik van overtuigd. Ik heb het ding daarna nooit meer aan gehad.

‘Trek hem uit!’ wil ik naar de man op de fiets roepen. ‘Leg ‘m bij een boom, smijt ‘m in een gracht of geef ‘m aan een zwerver, maar weg ermee! Trek ‘m uit, fiets naar je verliefdheid en zoen haar op de mond. Lang. Met veel tong en speeksel. Zoen haar omdat je het meent en omdat je niet hoeft op te vallen. Voor haar doe je dat al, zonder welk leer of wat voor jas dan ook. Zoen haar zonder jas en ga jasloos de lente in, ook al betekent dat dat je tepels er zo nu en dan af vriezen en het regenwater tot aan je wenkbrauwen staat. Flikker die jas weg, verbrand hem, stop ‘m in een container van het Leger des Heils of tussen het vuilnis. Zoen je verliefdheid, laat haar warme handen je bevroren tepels bedekken en ontdooien en vraag om een handdoek en droge sokken want die leren jas is het niet waard. Geen enkele jas is het waard. Je bent niet stoer, maar een idioot. Het is toch veel te warm voor een leren jas? Veel te warm. Doe uit dat ding, voor het te laat is.’

Ik wil het roepen, maar ben al te laat. De man is weg.

The memory of Kabore Williams

I never forget you

How are you with your family? I hope fine. I’m happy to inform you about my success in getting those funds from BOA ( Bank of Africa ) transferred under the cooperation of a new partner from Venezuela, Presently I’m in Venezuela, meanwhile I didn’t forget your past efforts to assist me in transferring those funds despite that it failed us some how. Now contact my secretary in Burkina-Faso West Africa through her e-mail id (vctvc@hotmail.com) ask her to send you the VISA CARD worth’s sum of ($880,000.00 US Dollars) which I kept for your compensation for all the past efforts and attempts to assist me in this transaction. so feel free and get in touch with my secretary, she will send the visa card to you

Mr.Kabore Williams


Dear Kabore,

Let me start by saying that I loved reading your e-mail. You have such a lovely imagination and you write with such candor that it’s hard for me to admit the forgetfulness of my own mind. To my great regret, I have forgotten you and the actions you speak of. When should this assisting of the transferring of the funds have taken place, dear Kabore? Was it during my yoga-retreat in the hills of Sardegna? Had I taken it upon myself to use great amounts of drugs and black-out and go to another continent to help you carry boxes filled with blood diamonds? Did we speak of hidden treasures and the curves of your lovely assistant during these quests? These things you speak of – The Bank of Africa… Venezuela… – I wish I could say I’m overtaken by a tremendous wave of nostalgia, but it isn’t so. For I do not remember a single thing, dear Kabore. Not a single thing.

Might it have been the torrid heat that prohibited me from storing any memories during this undoubtedly adventurous time? It might indeed, dear Kabore. Indeed indeed indeed…

I do hope you can shed some light on these issues for me, if only to prevent me from questioning my own mental sanity HAHAHAHAHAHAHA.

About my family: I am with them fine. Life has thrown its fair share of challenges our way, but with the support of one another I’m confident we can look forward to a bright future. The $880.000 US Dollars that your secretary (what was her name again?) will send our way by VISA CARD, will also be of great help. It’s a lot of money and money is awesome. I use it very often, so it will come in handy. We’re all very excited over here and find it taxing to have to wait for it to arrive. But wait we shall.

Messaging that raunchy secretary of yours shall be my first action after I stop writing this electronic mail. I shall give her all the information required, so that I can finally buy all the Nikes and smartphones and garden appliances that I’ve always dreamed of, even if I do not own a garden. Not yet at least.

Thank you, dear Kabore, for making dreams come true.

Do write again soon.

With love,

Remco

Volgen

Kutinstagram. Kutmensen die je gewoon kent, die je dan volgt en die je niet terugvolgen. Je kent me toch? Je weet wie ik ben! Wat is dit voor passief-agressieve manier om te laten merken dat je me eigenlijk niet boeiend vindt? Wél mij toestemming geven om je te volgen; wél mij toelaten tot de wondere wereld van jouw fotograferende en gefotografeerde zijn; wél bevestigen dat wij elkaar kennen, maar tegelijkertijd duidelijk maken dat het voor jou niet zo nodig hoeft, toegang tot míjn wondere fotowereld.

Je weet niet wat je mist. Ik zie supervaak hele grappige of mooie dingen en dan maak ik daar supermooie foto’s van. Goed gekadreerd enzo. Heel vaak gebruik ik niet eens een filter, omdat de hoek en de lichtval en de compositie van zichzelf al zo goed zijn, dat elke filtering afbreuk doet aan de esthetiek van het beeld.

Weet jij eigenlijk wel wat kadrering is? Nee, het zijn niet die stomme lijstjes die je eromheen kunt plakken in je fotoapp. Het is ook niet de hypnotiserende werking van de muziek van een onlangs opgeheven Vlaamse meidengroep voor kinderen. En ook niet iets met boten.

Maar het is al goed. Wees maar zo. Kennelijk is dat ding dat je in het echte leven doet, dat vriendelijk lachen en handjes schudden en vragen hoe het gaat, niets meer dan hypocriete bullshit. Kennelijk interesseert het je geen reet en ben je supernep. Kennelijk is jouw digitale sociale leven een soort egotrippend, psychologisch schaakspel waarin het je geen zak uitmaakt of de bevestiging die jij zo hard nodig hebt ten koste gaat van andermans gevoelens. Kennelijk durf je dat soort wraakzuchtige spelletjes wel online en niet in het echt. Wraak… Waarvoor dan in godsnaam? Wat heb ik je ooit aangedaan? Niks toch? Mooie fotootjes maken, dat is alles.

(…)

Waarom volg je me nou niet gewoon? Zo’n moeite is dat toch niet? Je ziet dat deridderremco volgt je nu en het enige wat je hoeft te doen is op dat vakje met dat plusje en dat poppetje klikken en dan hupsakee is het klaar. Dan volgen we elkaar. Dat is toch fijn? Dat is toch gezellig? Laat me niet die hond zijn die achter zijn eigen staart aanrent. Ik wil de hond zijn die achter jou aan rent en die door jouw metaforische hond achterna gerend wordt gezeten. Ik wil dat we achter elkaar aanrennen, blaffend, kwispelend. Snap je dat? Ik wil met je door een veld stuiven, de lentebloesem onder onze pootjes aan flarden trappen, terwijl de laaghangende zon onze kwijlende muilen beschildert met een roodroze gloed van gelukzaligheid.

Ik wil dat we elkaar volgen, in rondjes, tot in de eeuwigheid. Totdat alle bloemen zijn verwelkt en alle rotsen tot zand zijn vermalen. Totdat de taal en het licht zijn opgegaan in nevelen van abstractie. Ik wil dat mijn vakje groen kleurt, tot lang na onze dood, zodat we voor altijd volgen. Eindeloos volgen, zonder bestemming. Ik wil volgen tot voorbij de limiet van het bestaan.

Maar kennelijk sta ik alleen in dat verlangen.

Stemming

– Heb je gestemd?
– *zucht*
– Heb ik iets verkeerds gezegd?
– Beloof je dat we geen discussie over politiek krijgen als ik je antwoord?
– Ja. Hoezo? Voer je zoveel discussies dan?
– Ja, maar dat staat hier los van. Vorige keer had ik namelijk niet gestemd en toen moest ik mezelf tegenover collega’s een half uur verdedigen. Daar heb ik geen zin meer in.
– Oké, nou ik beloof dat ik niet met je in discussie zal gaan hoor.
– Oké.
– Dus wat heb je gestemd?
– Partij voor de Dieren.
– WAT? NEE! ECHT? HOEZO IN GODSNAAM?
– Daar gaan we…
– Ja nee maar sorry hoor, wie stemt er nou op de Partij voor de Dieren?
– Mijn moeder.
– Precies, moeders. Jij toch niet? Welke standpunten spreken je dan aan?
– Dit is dus precies waarvan je me net beloofde dat het niet zou gebeuren.
– Wat dan?
– Een discussie.
– JA MAAR HALLO!
– Oké oké… Ik wilde eerst helemaal niet stemmen. Voelde toen mijn democratische geweten knagen, deed een stemwijzer en voilá, PvdD.
– Knagen, grappig. Net als een knaagDIER zeker.
– Precies zo.
– Maar effe serieus. Waarom dieren? Wat heb je nou aan dieren? Wat gaan dieren in godsnaam doen om de wereld te redden?
– Niets. Dat is juist het punt. Wij moeten hen redden. En de bomen waarin ze leven. En de zeeën.
– Maar je weet dat je net zo goed niet had kunnen stemmen hè? Ze komen toch nooit aan de macht.
– Dat zegt mijn vader ook altijd. ‘Stem op een partij waarvan je weet dat die gaat regeren, anders gooi je je stem weg.’ Gaat dat niet tegen het hele idee van democratie in?
– Democratie, democratie. Stemmen op dieren heeft ook niets met democratie te maken. Demos is volk in het Grieks, wist je dat? En daar bedoelen ze geen otterpopulaties mee.
– Vóór dieren.
– Op dieren, voor dieren, labrador, labradeur.

– Ik hoef me naar jou niet te verantwoorden, maar ga het toch doen, ook al krijg ik er straks spijt van. Naarmate ik ouder word, merk ik dat ik steeds minder met mensen heb. Sterker nog: ik heb steeds meer tégen ze. Daartegenover staat dat ik ook niet echt veel met dieren heb, maar nog minder tegen ze. Hetzelfde geldt voor kinderen. Zij kunnen er allemaal niks aan doen. Als er een Partij voor de Kinderen was, zou ik daar op stemmen, hoewel dat pedotechnisch weer niet zo handig is.
– Wow. Oké, een partij voor kinderen. Naja, dat zijn in ieder geval nog mensen. Ben benieuwd waar die kinderen dan weer op zouden stemmen.
– De Partij voor de Dieren.
– Haha grappig.
– Nee echt, was laatst op het Jeugdjournaal. Op 21 basisscholen konden kinderen stemmen. De Partij voor de Dieren kreeg de meeste stemmen, gevolgd door de PvdA en D66. Niet geheel ontoevallig de andere twee partijen waar ik weleens op stem.
– Kijk jij naar het Jeugdjournaal?
– Nee, maar dit heb ik vanmiddag opgezocht voor het geval ik deze discussie toch zou moeten voeren.

– Maar het komt er dus op neer dat je het staatkundig bewustzijn hebt van een tienjarige?
– Kennelijk. En jij voert met die tienjarige een politieke discussie. Laten we het houden op een hang naar onschuld.
– De wereld is niet onschuldig.
– De wereld wel. Wij niet.
– Wat. Ever.

(…)

– Wat heb jij eigenlijk gestemd?
– Niet.
– Dan heb je niet echt recht van spreken hè?
– Je kunt beter niet stemmen dan op dieren.
– En waarom heb je dan niet gestemd?
– Toen jij vorige keer zei dat je niet had gestemd, omdat het toch allemaal geen fuck uitmaakt en je simpelweg op niemand wílde stemmen, vond ik dat wel cool klinken.
– Dus je hebt door mij niet gestemd?
– Ja, eigenlijk wel. Daarom is dit ook zo’n teleurstelling.
– Of baal je er stiekem van dat je niet ook voor de Partij voor de Dieren hebt gestemd?
– Nee, ik vind dieren stom.
– Oké.

(…)

– Gisteren nog voetbal gekeken?
– Ja man, teee-riiiing hé, die Messi hé!
– Ongelooflijk goed hè?
– Ja man…

Medeplichtig

Albert Heijn. 20:23u. 5 bier in de mik, nog minstens 5 te gaan. Thuis wacht een halve kip-broccolitaart op me. Die taart weet, net als ik, dat hij niet genoeg is om mijn honger te stillen. Dus denk ik na over dingen die ik nog meer kan eten. Met een stuk oude Goudse kaas, een pak Goudse kaaskoekjes, een pakje extra dunne tandenstokers en een krat Hertog Jan in de bonus sta ik in de rij voor de kassa.

De mondhygiëniste heeft me woensdag uitgelegd hoe ik mijn tanden het beste kan stoken. Dit deed ze na mijn gebit ruim drie kwartier met een bijtel bewerkt te hebben. ‘Je glijdt de tandenstoker zo van boven naar beneden, en dan als hij erin gaat, gaat hij erin en dan ga je heen en weer. Zo, heen en weer.’ Ze deed het voor met haar veel te kleine handjes en ze sprak met haar veel te kleine mondje en keek me aan met haar bij al die veel te kleine onderdelen van haar lichaam passende veel te kleine oogjes. Ze was sowieso klein en wat dat betreft consequent.

Terwijl ik zelf een spiegeltje omhoog hield zodat ik kon zien wat ze deed, stookte ze mijn tanden. Heen en weer, op een neer, in het gat waarin de stoker paste. Later legde ze me ook nog uit hoe ik mijn tanden moest poetsen (‘doe je mond eens helemaal open? Wat voel je? Inderdaad een strakke wang, en dus kun je de tandenborstel niet ver in je mond steken. Als je je mond iets meer sluit, kom je verder en poets je dus beter. Dat scheelt tandsteen. Je hebt op die achterste tanden best veel tandsteen’) en gaf ze me een extra softe tandenborstel + mini tube Elmex professional clean om mee te oefenen. ‘Ik gebruik zelf ook Elmex,’ solliciteerde ik naar een wit voetje. ‘Dat is goed,’ zei ze onbewogen.

Nu sta ik bij de kassa, met mijn boodschappen op de band en mijn krat op de grond. Met mijn rechtervoet schuif ik het krat steeds voor me uit wanneer daar ruimte voor is. Als ik aan de beurt ben, zeg ik ‘ik heb ook nog een kratje Hertog Jan,’ en knik ik naar het krat, ter bevestiging van mijn woorden. De caissière vraagt om mijn bonuskaart, scant mijn artikelen en laat me pinnen. €8.17. ‘Dat is te weinig,’ denk ik. ‘Maar ik heb het gezegd. En geknikt. Ze weet wat ik weet. Het moet goed zijn,’ en ik pin. Als ik klaar ben, pak ik mijn tasje, schuif ik het krat met mijn rechterbeen vooruit zoals ik dat al deed en kijk ik de caissière aan. Zij kijkt mij aan, met een blik die verraadt dat ze me betrapt. ‘Ze heeft me niet gehoord,’ denk ik, ‘mijn knikje niet gezien,’ concludeer ik. ‘Ben ik nu de pineut?’ Ze blijft me aankijken terwijl ze medeplichtig begint te glimlachen. Ze heeft me niet gehoord, heeft me niet zien knikken, maar is zich nu, op dit heterdadige moment, volledig bewust van de situatie. Ze denkt dat ik een kratje bier wil stelen, wat ik in de verte ook wel doe, maar laat het gebeuren. Ze laat me, na ons misverstand, een kratje bier stelen. Ze begint al met het scannen van de boodschappen van de vrouw achter me. Correctie: boodschap. De vrouw heeft slechts een magnetron-lasagne op de band gezet. De caissière blijft me aankijken. Ten einde raad glimlach ik maar complotterig terug. Ik stop de kaas en de –koekjes en stokers in mijn tas, pak het krat en draai me om. Naar huis wil ik, voor ze zich bedenkt en me alsnog in een hokje met videobewakingsbeelden en corpulente supermarktbeveiligers en storemanagers naar beelden laat kijken waarop ik OVERDUIDELIJK naar mijn kratje knik. ‘Er is dus eigenlijk niks aan de hand,’ probeer ik mezelf te overtuigen.

Maar wat een raar moment. Wat heb ik een raar moment met haar gedeeld, de jonge caissière van ongetwijfeld Marokkaanse afkomst. Ongeïnteresseerd, onscherp, maar wel scherp genoeg om mijn been een krat te zien/horen verschuiven. Waarom liet ze me het stelen? Vond ze me leuk? Was het voor haar een manier om macht uit te oefenen over een monsterlijk concern waarvoor zij niet meer is dan een mens-machine? Wat is in godsnaam haar loyaliteit naar de Albert Heijn? Nul dus. Voor €6,32 bruto per uur koop je geen loyaliteit. Voor €6,32 per uur koop je medeplichtigheid.

Het krat en ik zijn thuis. Ik zit inmiddels op 10.

De sigaret smaakt goed. Het is de eerste in een week. Ik rook uit het raam en tik af. Onder het raam loopt nietsvermoedend een stel. ‘Sorry,’ wil ik zeggen, maar ze hebben niks gemerkt. Dit lijkt geen avond om slapende honden wakker te maken.

Even later vaart er een rondvaartboot voorbij. Het is een boot waarop je ook romantisch kunt dineren. De boot is leeg. Ik neem aan dat hij onderweg is naar de rondvaartbootremise, maar misschien is hij ook wel leeg omdat er niemand is opgestapt, omdat vanavond niemand romantisch wil dineren, glijdend over Amsterdams water. De boot is leeg en ik denk aan eenzaamheid. Ik sta hier nu alleen te roken in het raam en er is niemand in die boot die me ziet en naar me zwaait of me alleen ziet en denkt ‘hij staat daar, alleen, en wij zitten hier, samen,’ en dat diegene dat samenzijn daar op dat moment meer waardeert door het aanschouwen van mijn alleen-zijn. Dit gebeurt allemaal niet, want de boot is leeg. Ik ben alleen en zo zijn er velen alleen en voor een moment denk ik dat al die allene mensen verbonden zijn in hun alleenheid en dat als we daar allemaal van op de hoogte zouden zijn, als we medeplichtig zouden zijn aan elkaars eenzaamheid, we ons niet meer alleen zouden voelen. Allemaal alleen betekent allemaal hetzelfde en hetzelfde is eenheid. Eenheid is geen alleenheid en dus zijn we verbonden in eenzaamheid, hoewel alleenheid en eenzaamheid niet hetzelfde zijn. ‘I am alone, I’m not lonely,’ zegt Robert DeNiro tegen Amy Brenneman in Heat.

De taart is op. De kaaskoekjes voor de helft. Het krat Hertog Jan mist nu 8 flesjes. Tel daar de 5 bij op van de borrel op werk en de conclusie is honger. Hoewel, het is meer zin om mijn gebijtelde tanden ergens in te zetten, als tegenwicht voor de blijvende dorst. Bij wijze van compromis zet ik de muziek harder. Geluiden van Animal Collective vullen de kamer waarin ik typ. Nog even en het is 23:00u. Nog even en het is nog niks.