Hond

We hebben deze vakantie twee weken op een hond gepast en ik moet zeggen dat ik de toegevoegde waarde er niet van inzie. Die zag ik ook al niet toen wij vroeger thuis een hond hadden. Mickey heette hij, een witte West Highland white terrier die veel blafte en iedereen die op visite kwam onderpiste. Maar soms zie je dingen als volwassene anders, vanuit een nieuw perspectief, en ontdek je waarde waar je die voorheen niet zag. Niet dus, in dit geval.
 
De hond in kwestie – of in het algemeen – neem ik verder niets kwalijk. Die kan er niets aan doen dat hij een hond is, met alle neigingen en behoeften van dien. Maar de mens, met al diens neigingen en behoeften, des te meer. De mens heeft namelijk zelfbewustzijn. En als ik zelfbewust drie á vier keer per dag naar buiten moet met een wezen dat tijdens al die keren exact hetzelfde gedrag vertoont, voel ik weerstand.
 
Toegegeven, mijn zelfbewustzijn zit me vaker in de weg en doet wellicht meer kwaad dan goed, maar met een dier over straat lopen dat om de vijf meter zijn poot optilt om over een boom, wiel, fiets of gevel te kunnen plassen geeft me geen voldoening of genot. De poep van het dier moeten oprapen, waarvan de meestal halfzachte structuur en warmte ook door het hondenzakje heen nog hartstikke goed voelbaar zijn, brengt me geen gepaste nederigheid voor de wonderen van de natuur. Sterker nog, ik vind het goor en besef dan juist dat ik te goed ben voor zulke handelingen, zeker als ze niet noodzakelijk zijn. Men hoeft namelijk geen hond te nemen.
 
Het dier sliep veel, at ’s ochtends wat brokken en ’s avonds een koud prakje separatorvlees of -vis. Soms blafte hij, hard en onnodig. Er was steeds niets aan de hand. Maar wat de hond voortdurend deed, zonder het echt te doen, was stinken. De hond rook naar hond en hoewel ik besef dat honden dat vaak doen viel het me pas bij deze hond echt op, vermoedelijk omdat ik twee weken lang met hem in een huis woonde. Hij stonk en dus stonk het huis naar hem, want hij lag op de bank, op de vloer, op de stoel, op het kleed en zelfs in de vensterbank. Op al die plekken liet hij zijn geur achter en die was niet aangenaam maar wij zaten er middenin.
 
Niet zelden vroeg ik me tijdens het uitlaten af waarom we zoveel van een hond pikken, meer nog dan we van mensen pikken. Als mijn kinderen over zichzelf heen of in hun broek hebben geplast gaan ze thuis douchen en krijgen ze schone kleren. Deze hond piste wel met een poot omhoog, maar ik zag de pis langs zijn vacht glijden. Een keer hing er nog een stukje poep aan zijn kontgat waarmee hij zo naar binnen liep, om vervolgens op de bank of stoel of welk ander door mensen eveneens gebruikt meubel dan ook te gaan liggen. Waarom komt de hond met zoveel meer weg dan wij onszelf en anderen laten wegkomen?
 
Het was verder een lief beest hoor, denk ik. Hij was gewoon wie hij was, een doorgefokte wolf die mensen gezelschap moet houden. Over zijn persoonlijkheid kan ik verder weinig zeggen, want ik weet niet of die bestaat. Uiteindelijk vroeg ik me af wie er beter werd van deze verstandhouding tussen mens en dier. Hij, wij, of de eigenaren van de hond, die zonder hem op vakantie waren.

Volgen

Kutinstagram. Kutmensen die je gewoon kent, die je dan volgt en die je niet terugvolgen. Je kent me toch? Je weet wie ik ben! Wat is dit voor passief-agressieve manier om te laten merken dat je me eigenlijk niet boeiend vindt? Wél mij toestemming geven om je te volgen; wél mij toelaten tot de wondere wereld van jouw fotograferende en gefotografeerde zijn; wél bevestigen dat wij elkaar kennen, maar tegelijkertijd duidelijk maken dat het voor jou niet zo nodig hoeft, toegang tot míjn wondere fotowereld.

Je weet niet wat je mist. Ik zie supervaak hele grappige of mooie dingen en dan maak ik daar supermooie foto’s van. Goed gekadreerd enzo. Heel vaak gebruik ik niet eens een filter, omdat de hoek en de lichtval en de compositie van zichzelf al zo goed zijn, dat elke filtering afbreuk doet aan de esthetiek van het beeld.

Weet jij eigenlijk wel wat kadrering is? Nee, het zijn niet die stomme lijstjes die je eromheen kunt plakken in je fotoapp. Het is ook niet de hypnotiserende werking van de muziek van een onlangs opgeheven Vlaamse meidengroep voor kinderen. En ook niet iets met boten.

Maar het is al goed. Wees maar zo. Kennelijk is dat ding dat je in het echte leven doet, dat vriendelijk lachen en handjes schudden en vragen hoe het gaat, niets meer dan hypocriete bullshit. Kennelijk interesseert het je geen reet en ben je supernep. Kennelijk is jouw digitale sociale leven een soort egotrippend, psychologisch schaakspel waarin het je geen zak uitmaakt of de bevestiging die jij zo hard nodig hebt ten koste gaat van andermans gevoelens. Kennelijk durf je dat soort wraakzuchtige spelletjes wel online en niet in het echt. Wraak… Waarvoor dan in godsnaam? Wat heb ik je ooit aangedaan? Niks toch? Mooie fotootjes maken, dat is alles.

(…)

Waarom volg je me nou niet gewoon? Zo’n moeite is dat toch niet? Je ziet dat deridderremco volgt je nu en het enige wat je hoeft te doen is op dat vakje met dat plusje en dat poppetje klikken en dan hupsakee is het klaar. Dan volgen we elkaar. Dat is toch fijn? Dat is toch gezellig? Laat me niet die hond zijn die achter zijn eigen staart aanrent. Ik wil de hond zijn die achter jou aan rent en die door jouw metaforische hond achterna gerend wordt gezeten. Ik wil dat we achter elkaar aanrennen, blaffend, kwispelend. Snap je dat? Ik wil met je door een veld stuiven, de lentebloesem onder onze pootjes aan flarden trappen, terwijl de laaghangende zon onze kwijlende muilen beschildert met een roodroze gloed van gelukzaligheid.

Ik wil dat we elkaar volgen, in rondjes, tot in de eeuwigheid. Totdat alle bloemen zijn verwelkt en alle rotsen tot zand zijn vermalen. Totdat de taal en het licht zijn opgegaan in nevelen van abstractie. Ik wil dat mijn vakje groen kleurt, tot lang na onze dood, zodat we voor altijd volgen. Eindeloos volgen, zonder bestemming. Ik wil volgen tot voorbij de limiet van het bestaan.

Maar kennelijk sta ik alleen in dat verlangen.

Snuffie/Bas

Vanuit de bosjes komt er een teckel het veld op gerend. Hij stopt bij een stel met twee minuscule hondjes om een en ander te besnuffelen. Enkele seconden later wordt hij gevolgd door een oude man met een riem in zijn hand.

Oude man: Ik wist dat hij naar jullie toe zou lopen. Ik zag hem helemaal een rondje lopen, zo recht op jullie af. Hij herkent jullie!

Vrouw: Ja, dat denk ik ook. Haha!

Oude man: Hij gaat altijd even op onderzoek uit.

Vrouw: Hoe heet-ie eigenlijk?

Oude man: Bas.

Vrouw: Bas?

Oude man: Bas ja. Maar dat is nog een heel verhaal. Hij heette vanuit zijn stam Jando. Jando. Maar toen was ik een keer bij mijn kleinkinderen en toen zeiden ze ‘nee, je moet hem Snuffie noemen,’ dus ik ‘oké, dan noem ik hem Snuffie.’ Toen liep ik in het park en toen wilde ik hem roepen dus stond ik daar ‘Snuuuffie! Snuuuffie!’ Toen dacht ik ‘o, waar ben ik nou aan begonnen.’ Toen kwam er een man naar me toe en die zei met een plat Amsterdams accent – ik kan het niet nadoen – ‘Dat lijkt teveel op Snuifie… Sjnuivie,’ ja, ik kan het niet goed nadoen. Dus ik ‘ja ach,’ en toen riep ik een keer ‘Bassie!’ en toen kwam ie meteen dus ja toen werd het Bas.

Vrouw: Okeee…

Oude man: Ja, het is een heel verhaal.

Vrouw: Hij is wel heel mooi. Heel droog, heel gespierd.

Oude man: Ja, het is een langhaar, van beide kanten, maar dat is helemaal mislukt. Qua ras dan, maar ik vind het niet erg.

Vrouw: Het is een mooie teckel!

Oude man: Ja, jij hebt ook mooie hondjes trouwens. Maar we gaan weer, ik moet hem nog wassen.

Vrouw: Oké, dag.

Oude man: Ja dag, dag.