Lijdseplein

Tussen de kieren van het raamwerk van ons huis doorklinken de fluitjes als vermaningen van een onvrijwillige scheidsrechter. Gekleed in een fel oranje pak zou hij niet misstaan in een voetbalwedstrijd, maar dan eerder als keeper in uittenue of voetballer van een ooit grootse voetbalnatie. De regen die nu vaker wel dan niet met containers uit de hemel komt, completeert de mistroostigheid van zijn aanblik.

Met voorgestudeerde hand- en armgebaren poogt hij de vele vormen van verkeer – fietsers, auto’s, scooters, trams, vrachtwagens, kiepwagens, betonwagens, kinderwagens – in goede banen te leiden. Omdat er eigenlijk maar één baan is en die verre van goed te noemen is, voel ik nu vooral medelijden met de man, die niet steeds dezelfde is en mij maant te stoppen of door te fietsen wanneer dat redelijkerwijs zou moeten lukken, de ontstane modderpoelen, scheuren en gaten in het verder opgebroken wegdek daargelaten.

Dat het vanochtend 7 minuten duurde voordat ik van de Leidsekade het Leidseplein op kon fietsen om de route naar mijn werk te vervolgen had en heeft mij eerdere ochtenden, middagen of avonden vooral gevoelens van ongeduld en frustratie opgeleverd. Zeker was ik al die keren niet onderweg naar werk, maar was het voor mij simpelweg de enige mogelijkheid oostwaarts te fietsen, zonder een stuk om te hoeven rijden.

Een aantal dagen heb ik geprobeerd het bestaan van de oostkant van de stad te ontkennen. Amsterdam begon ter geruststelling van mijn gemoed ter hoogte van theater Bellevue. Ik was een inwoner aan de periferie en moest immer de kant van de zee op om vrienden of wie of wat dan ook te kunnen zien.

Deze illusie was nog geen dag vol te houden, want werk. De gedrilboorde realiteit is dat het Lijdseplein op de schop ligt. Volgens de gemeente een ‘ingrijpend’, maar ‘hoognodig’ project dat maar liefst 5 jaar gaat duren. 5 jaar. Het deel waar oranje mannetjes nu de dienst uitmaken (Leidsebrug, Leidsebosje, Marnixstraat) zou eind 2018 klaar moeten zijn – zou, want we weten allemaal hoe het in deze stad gaat met grote bouwprojecten en deadlines – de rest in fases daarna, om deze ‘populaire plek in de stad’ wel ‘bereikbaar’ te houden.

Daar de Marnixtraat afgesloten is, wordt al het verkeer nu al weken via de Leidsekade naar de trechter die ooit de Leidsebrug was geleid. Bestuurders van gemotoriseerde en ongemotoriseerde voertuigen of benen proberen in een spel van waaghalzerij waarvoor ze zich nooit willens en wetens hebben opgegeven aan de overkant te komen. Ik heb toeristen uit exotische landen verbouwereerd met tassen van Shoebaloo en Abercrombie &Fitch tot hun enkels in voormalige tramrails zien staat, terwijl een oranje mannetje ze met de armen ten hemel geheven naar de dichtstbijzijnde tramhalte wees. Ik heb ’s nachts ogenschijnlijk onbemande machines zien dansen onder het blind makende licht van 500watt LED bouwlampen. Mensen die na het uitgaan met hink-stap-sprong over de spaarzaam overgebleven tegels op verkenningstocht waren naar een nachtbus, naar wat voor bus dan ook, schuilend voor de regen in elkaars doordronken oksels.

De renovatie verloopt gefaseerd en toch lijkt het plein nu al een grote krater. Dat en hoe dit vijf jaar gaat duren kan ik niet begrijpen, maar dat geeft niet. Wat ik wil begrijpen en kunnen is binnen 10 minuten en zonder kleerscheuren een afstand van 15 meter afleggen. Ik wil dat de oranje mannetjes dat begrijpen en dat degenen die de oranje mannetjes aansturen, zien dat een trechter geen goed gereedschap is wanneer je een filewaardige stroomverkeer een alternatieve route opstuurt. Ik denk dan eerder aan een afvoerpijp of -kanaal. Het hoeft niet mooi, als het maar werkt en relatief gevaarloos is.En ooit af.

Lees het artikel op de website van Het Parool.

Gemiddelde machteloosheid

Eerst wilde ik wat grapjes maken bij wijze van coping mechanisme, zoals: ‘Dus nu is het vier jaar lang Groundhog Day?’ en ‘Life imitates fart’. Maar dat ga ik niet doen, want daarvoor is wat er gebeurt te ernstig.

Trump heeft aanstootgevende dingen gezegd die waarschijnlijk en hopelijk grotendeels niet zullen gebeuren. Ja, de Republikeinen hebben (nog steeds) een meerderheid in het Huis van Afgevaardigden en de Senaat, maar veel Republikeinen daar steunen hem niet. Hij zal echt niet morgen met kernbommen gaan strooien of van Detroit weer een bloeiende auto-industriestad maken. Die muur komt er ook niet en zodra hij de daad bij de pussy voegt, volgt impeachment. Sterker nog, de kans dat deze man voor het verstrijken van zijn ambtstermijn een onherstelbare misstap begaat, is aanzienlijk. Daar verandert geen ovaalvormig kantoor iets aan.

De reden dat ik wat angstig en misselijk wakker werd (drie keer: om 2:00u, 4:00u en 6:00u) is enerzijds omdat ik over twee weken vader word en er steeds verder van overtuigd raak dat we in een wereldwijde neerwaartse spiraal zitten. De weg naar eenheid en globalisatie die na de oorlogen van de 20e eeuw is ingezet heeft veel mensen veel goeds gebracht, maar nog veel meer mensen onmachtig gemaakt en gefrustreerd.

De kloof tussen arm en rijk is vergroot. Die tussen hoog- en laagopgeleiden ook. Het feit dat wij in zulke termen denken — hoog en laag — en die termen bepalen aan de hand van voor iedereen geldende normen werkt polarisatie in de hand. Men beweert nu dat de democratie faalt, maar is dit niet letterlijk wat democratie is? De stem van het volk, de massa, die zich uit door het kiezen van een volksvertegenwoordig(ing)(er)? Het falen ligt hier in het jarenlange negeren van de onvrede van de ‘disenfranchised’, mensen die om wat voor reden dan ook het gevoel hebben niet erkend te worden en aan de zijlijn van de samenleving te staan.

De gemiddelde mens bestaat niet, ontdekte Adolphe Quételet eind 19e eeuw al tijdens het opmeten van de lichaamsafmetingen van dienstplichtigen, en toch worden we allemaal aan de hand van gemiddelden beoordeeld. Dit gebeurt al vanaf de geboorte, maar kent de grootste, verder onuitwisbare toepassing op school. Als het al tijd is voor een revolutie, zoals in uiteenlopende sectoren door ‘thought leaders’ wordt geroepen, dan is het wel in het onderwijs. Daar ligt de basis van de rest. Geef mensen de kans om hun talenten te ontwikkelen, dwing ze niet om te voldoen aan uniformiteit. ‘Empowerment’ is de sleutel, niet via demagogen, maar via het benutten van menselijk potentieel. Inderdaad, makkelijk gezegd en geschreven.

Ik begon drie alinea’s terug met ‘enerzijds’ en wie dat zegt moet ook ‘anderzijds’ zeggen. Naast de angst voel ik misselijkheid en die heeft niets met politiek, onderwijs of economie te maken. Het is misselijkmakend dat een man die verachtelijke dingen zegt en zegt te doen het hoogste politieke ambt van een nog immer toonaangevend land heeft weten te bemachtigen. Zijn verkiezing is vooral een symptoom van een dieper liggend, structureel probleem, maar de mens Donald Trump heeft zich vooralsnog op geen enkel moment — niet tijdens deze campagne, noch tijdens zijn carrière als ondernemer — gepresenteerd als een rolmodel. Een integer mens voor wie je ontzag hebt om zijn deugdelijkheid en leiderschap, niet om het volume van zijn incoherente geschreeuw en vermeende vermogen.

De gevoelens drijven rond in mijn onderbuik, op een vijver van teleurstelling en slapeloosheid. Mijn zoon wordt over twee weken geboren en dan is Donald Trump president. Het is een geruststelling dat hij zich van de eerste vier jaar van zijn leven vermoedelijk weinig zal herinneren.

Lees het artikel op de website van Het Parool

The corps: de ontgroening als een slechte horrorfilm

‘Jij zou het best goed doen bij het corps,’ is me meermaals verteld, door verschillende leden. In eerste instantie voelde ik dan een vlaag van trots. Ondanks mijn (voor)oordelen over studentenverenigingen vond ik ze namelijk best intimiderend. De banden die werden gesmeed leken me onbreekbaar en de groentijd niet vol te houden. Om in een corporale omgeving stand te kunnen houden dien je bepaalde eigenschappen te hebben die ik mezelf nooit toedichtte: stevig in de schoenen staan, altijd een weerwoord hebben, vasthouden aan rituelen en tradities, heel veel kunnen zuipen en vermogend zijn.

Hoewel later op verschillende momenten is gebleken dat ik die eigenschappen in meer of mindere mate wel degelijk bezit, heb ik verder nooit spijt gehad geen lid te zijn geworden. Ja, het zou voor mij lastiger zijn om eenmaal afgestudeerd een baan te vinden of om buiten de vereniging om een sociaal leven op te bouwen, maar de toen nog niet goed te benoemen innerlijke weerstand tegen de vereniging won het uiteindelijk van de verlokkingen van een kant-en-klaar netwerk aan vrienden, vrouwen en maatschappelijk potentieel.

Jiskefet

Belangrijk argument om geen lid te worden was voor mij de ontbering van de ontgroening. Ik wilde best bij een grote vriendenclub, maar waarom moest ik eerst letterlijk door het slijk gehaald worden? Het antwoord is, wellicht iets kort door de bocht, verbinding.

‘Nu heb ik wel in één klap een groep vriendinnen voor het leven,’ hijgde een oud-huisgenootje van me ooit rond deze tijd van het jaar met schorre stem, lijkbleek en stinkend naar een paar Middeleeuwse sokken. Ze lag ondertussen uit te rusten op haar kamer, wat overigens ten strengste verboden was en haar weleens op een berisping zou kunnen komen te staan. Ze trok zichzelf omhoog, terwijl iedereen haar bezorgd adviseerde te blijven liggen. ‘Nee, ik moet terug. Ik moet, anders is het voorbij.’ Dus ging ze terug naar de kelder of sloot waarin ze al drie dagen tot 1000 aan het tellen was en bleven wij hoofdschuddend achter.

De enige plekken waar mensen op vergelijkbare irrationele, voor zichzelf schadelijke wijze handelen zijn het leger en sektes, beide gekenmerkt door fascistische machtsstructuren. Afgelopen week hebben we weer voorbeelden gezien van de excessen die voorkomen tijdens de ontgroening in het kader van ‘traditie’, ‘ritueel’ en ‘respect’. De ongevallen inclusief Groningse bangalijst maken die begrippen binnen de corporale context inmiddels ridicuul, terwijl het van oudsher de fundamenten zijn waarop de studentenvereniging is gebouwd. Tussen vuilnis of in een strontkelder slapen omdat je na 48 uur zonder slaap, eten of douche de namen van je bestuur niet meer weet, hebben daar weinig mee te maken.

Studenten tijdens hun ontgroening op het Museumplein in Amsterdam in 1965 ANP

Er is een grens tussen cohesie smeding en sadisme en die is al lang en breed overschreden. We hebben het hier over excessen, maar veel van wat er gebeurt krijgen we ook niet te lezen of horen. De feuten slikken het om niet afgewezen te worden. Om toegelaten te worden tot een club die je ‘voor altijd bij je draagt’, zoals de studentenvereniging bij de toetreding tot de lijst van Immaterieel Erfgoed werd omschreven. Dat ‘bij zich dragen’ krijgt een nare, dubbele betekenis; het goede van de sociale basis waarop je je leven kunt bouwen, het slechte van ervaringen die makkelijk als traumatisch kunnen worden bestempeld.

De verhalen die deze week voorbijkwamen, deden me denken aan de Saw-films, waarin mensen op steeds gruwelijker en ‘origineler’ manier aan hun einde komen. De eerste film was oké, de rest vooral een geforceerde poging van scenaristen om elkaar te overtreffen. De ziekenhuisopnames en neuklijstjes van afgelopen week doen steeds meer denken aan de smakeloosheid van een matige B-horrorfilm. Tijd voor een nieuw genre, me dunkt.

http://www.moviemistakes.com/film8660/pageall

Kijk omhoog, als een toerist, en bewonder

Het is makkelijk om dingen voor lief te nemen. Gewenning ligt bij elke herhaalde handeling op de loer als een constant stromend beekje dat gesteente uitslijt, de bedding daarbij steeds verleggend, totdat je ongemerkt tot aan je middel in het water staat en de oever uit zicht is geraakt.

“Dit moeten we gedaan hebben!” gilt een kort, pittig, middelbaar vrouwke met een Oost-Nederlandse tongval. “Ik ben hier nog nooit geweest!” zegt een van haar drie net iets donkerder gecoupesoleilde metgezellen. De fietsen waarop ze rijden zien er precies hetzelfde uit.

Al drie jaar fiets ik dagelijks door het Vondelpark naar en van mijn werk, me regelmatig ergerend aan de hardholmensen die er een amateurparcours van hebben gemaakt en de toeristen die zigzaggend op zoek zijn naar de perfecte selfie. Maar vaak ook verveel ik me tijdens de rit, omdat ik die elke dag fiets, me niet realiserend dat ‘Het Vondelpark’ een (inter)nationaal icoon is. Het Central Park van Nederland. Een ‘dit-moet-je-gedaan-hebben’-etje.

Als er vrienden overkomen uit het buitenland doen we dingen die veel andere toeristen ook doen. Ze huren fietsen en ik leid ze rond. Ik laat ze de landmarks zien, maar breng ze ook naar hidden gems die je niet in de Lonely Planet of op petten en T-shirts leest. Wat ik dan doe, samen met de buitenstaanders, is naar boven kijken.Esthetisch geheel

Ik bekijk de stad door hun ogen en zie veel meer dan normaal. Ik zie gevelversieringen die niet zouden misstaan in een museum voor bouwkunst. Ik zie hoe er over de vorm, kleur en positionering van brugleuningen is nagedacht. Die kleur groen zie ik terug op de ouderwetse straatlantaarns en ronde plasbakken. Zelfs die plasbakken zijn niet lui ontworpen. Ze vormen een esthetisch geheel, zijn weloverwogen en bovendien nuttig. Net als de bankjes en vuilnisbakken, veelal in dezelfde rustgevende bosgroene uitvoering.

Het centrum is één groot openluchtmuseum. “It just goes on and on,” zei een Franse vriend toen om elke hoek meer van dezelfde architectonische pracht te zien was. Ik knikte oui: het gaat inderdaad maar door. Dat zie je niet in Londen, niet in Parijs, zelfs niet in Rome, waar de klassieke oudheid je soms naar adem doet happen. De consistentie in stijl en schoonheid, terwijl geen enkel gebouw hetzelfde is, vind je nergens anders. Een urbaan kunstwerk.

‘This used to be a swamp.’

‘The city is built on poles.’

‘We’re below sea level.’

‘Yes, those are prostitutes.’

‘Yes, you can smoke that.’

Dat ik de Franse vriend ‘s nachts van het Spui af moest rollen omdat hij iets te grote slokken en diepe trekjes had genomen, hoort ook bij deze stad. De blik is dan gericht op straatklinkers en kinderkopjes, in plaats van omhoog. Maar de volgende dag, zittend op een bankje, uitkijkend over de grachten, als halvegaren terugzwaaiend naar bootjes, ging het wel weer. Later op de pont naar Noord vergaapte hij zich aan de grensverleggende nieuwbouw aan de oevers van het IJ: het Muziekgebouw, IJdock, de NDSM-werf, die langzaam maar zeker door de kunstzinnige bovenklasse wordt weggekaapt van de semilegale onderstroom.

Negen van de tien balkons in de straat in Bos en Lommer waar ik dertien jaar geleden kwam wonen hadden een schotelantenne, nu zijn ze allemaal weg. De stad is in beweging en onderhevig aan gentrificatie, maar de schoonheid van details blijft intact.

Doe het eens: loop door de Jordaan, langs de grachten, door Berlages Zuid of via de Mauritskade naar de Linnaeusstraat en kijk omhoog, als een toerist. Doe het alleen niet zigzaggend over de weg.

Lees het artikel op de website van Het Parool.

Antwan en de keizer

‘Goverdomme, niet weer!’ zeg ik als ik de eerste pushmeldingen binnenkrijg over een vrachtwagen die op een menigte in Nice is ingereden. ‘Zeker 60 doden’. Heel even denk ik aan Koninginnedag 2009 in Apeldoorn en vraag me af of dit ook ‘gewoon’ een gek is. Maar ik weet wel beter. Klik ik door of ga ik slapen? Ik ga slapen. Geen stimulansen meer. Lees overal dat die telefoon slecht is voor de nachtrust. Niet dat ik nog vaak wakker lig van dit soort berichten, daarvoor lees ik ze teveel. 

De volgende ochtend is het aantal pushmeldingen vertienvoudigd. Aangezien ik nu wakker ben en het voorlopig blijf, besluit ik het artikel te lezen. Nice, vuurwerkshow, vrachtwagen, Tunesische afkomst, inmiddels ruim 80 doden. Hollande is geschokt. Boris Johnson en Angela Merkel leven mee. Iedereen leeft wel mee eigenlijk, zoals altijd. Hollande veroordeelt de aanslagen. Ik vraag me af of dat nog wel nodig is. Iedereen snapt toch dat dit niet oké is? Het is zo’n formaliteit die niets zegt of betekent, iets wat Barack Obama beseft en ook benoemt als er weer een onbegrepen ziel een automatisch wapen heeft leeggeschoten in een club, bioscoop, of school.

Verderop zegt Hollande de aanvallen in Irak en Syrië te zullen intensiveren om de veiligheid van het Franse volk te kunnen waarborgen. Wat we nu (denken te) weten over de aanslagpleger is dat hij een Frans-Tunesische afkomst heeft, 31 jaar oud is en waarschijnlijk uit een gebied komt dat bekend staat als jihadistische broedplaats. Aan de hand van deze vermoedens, die vermoedelijk zullen uitdraaien op de bevestiging van het bestaan van een terroristische splintercel waarvan de aanslagpleger deel uitmaakte, besluit de president de Franse bijdrage aan een oorlog met langdurige, globale consequenties te vergroten.

De woede die ik voel tijdens het lezen van deze uitspraak richt zich niet op de dader, die slechts het symptoom is van een groter geheel en ook niet op IS, een tienkoppig monster dat in zijn paranoia bezig is zichzelf te verslinden, maar op Hollande, leider van een volk met de slogan ‘liberté, fraternité, egalité’, makers van het vrijheidsbeeld en inmiddels net zo stompzinnig handelend als het land waaraan ze die koperen dummy cadeau deden.

In mijn woede bedenk ik hoe het niet mensen als de terwijl ik dit schrijf geïdentificeerde vrachtwagenchauffeur Antwan Kumiya zijn die als katalysators van het kwaad optreden, maar machthebbers als president François Hollande. Zij brengen met hun acties verwondingen aan bij een dier dat steeds wilder om zich heen grijpt en daarmee steeds meer onschuldige slachtoffers maakt. 

Eerder deze week las ik een bericht dat Hollande €10.000 per maand uitgeeft aan de kapper. Daarna zag ik een video waarin hij die uitgaven probeert te verdedigen door te zeggen dat hij de jaarlijkse kosten van het presidentieel paleis heeft teruggebracht van 109 miljoen euro naar 100. Zijn kapperskosten staan los van de aanslagen, maar zeggen wel iets over contrast. Contrast tussen een kansarme, ‘Tunesische’ armoedzaaier in een buitenwijk van Nice en een hautaine man die zich op keizerlijke wijze laat groomen en beslissingen neemt die een boomerangeffect hebben voor miljoenen anderen. Ik snap het gewoon niet. De gedachtegang ‘man rijdt mensen met vrachtwagen dood op een boulevard in Nice’ naar ‘we sturen meer straaljagers en bommen naar het Midden-Oosten’ kan ik niet begrijpen. Ik zie het causale verband niet en al zeker niet hoe het tot iets van een oplossing kan leiden. Maar misschien ben ik niet slim genoeg. Misschien is dit waarom Hollande president is en ik niet. Wellicht kan ik me beter in hem inleven als ik een keer naar zijn kapper ga.

Lees een (ingekorte versie van) het artikel op Blendle. (Kost wel geld, terwijl het hier gratis is en je het nu vermoedelijk al hebt gelezen.)

‘Ik denk dat ze Centraal Station gaan doen’

Leerling 1 (14 jaar): “Hadden jullie gehoord wat er vandaag in Brussel is gebeurd? Denken jullie dat het ook in Amsterdam kan gebeuren?”

Leerling 2 (14 jaar): “Natuurlijk, als het in Brussel al gebeurt.”

Leerling 3 (13 jaar): “Het komt wel steeds dichterbij.”

Leerling 1: “Ik ben bang dat het een keer hier gebeurt.”

Leerling 2: “Je moet niet bang zijn, dat is precies hun doel.”

Leerling 3: “De kans is zo klein dat jij geraakt wordt.”

Leerling 1: “Ja oké… Ik denk ook niet dat ze iets in Zuid gaan doen. Eerder Centraal Station of zo.”

Leerling 3: “Hadden jullie het op school gehoord?”

Leerling 2: “Nee. Gewoon, via m’n telefoon.”

Leerling 1: “Ja, kreeg gewoon zo’n bericht. Heel veel berichten.”

Leerling 1: “Wanneer gaan ze die mensen executeren?”

Leerling 4 (13 jaar): “Welke mensen?”

Leerling 1: “Die piloten.”

Leerling 2: “Welke piloten?”

Leerling 1: “Die daar zijn geland.”

Leerling: 2: “Vraag je nou ‘wanneer’ ze die gaan executeren? Als: op welk tijdstip?”

Leerling 1: “Ja, die piloten die ze gevangen hebben genomen. Die zijn neergestort.”

Leerling 3: “Wanneer ze hen niet meer nodig hebben.”

Leerling 4: “Ik denk dat we veel te zacht zijn. Ik denk dat we ze moeten uitroeien.”

Leerling 3: “Heel IS?”

Leerling 2: “Dat kan niet. We kunnen niet zomaar naar Syrië gaan en dat doen, dan hebben we oorlog met dat hele land.”

Leerling 1: “En ze zitten niet in maar één land, hè? Ze zitten overal.”

Leerling 4: “Nou, Frankrijk doet het goed, die hebben meteen aangevallen.”

Leerling 1: “Wanneer?”

Leerling 4: “Toen na die andere aanslagen. Toen in Parijs.”

Leerling 3: “Ik vind het gewoon bullshit, ik vind dat iedereen gewoon normaal moet doen.”

Leerling 3: “Maar jongens, hoe gaan we dit ooit tegenhouden?”

Leerling 2: “Niet. Je kunt met tuinspullen een bom maken, het is niet zo moeilijk.”

Leerling 1: “Ik denk echt dat ze Centraal gaan doen, ik denk niet Zuid.”

Leerling 4: “We moeten ze gewoon terugpakken. Hard tegen hard. Gewoon hard tegen hard.”

Leerling 2: “Maar wij hebben al iets van vijftig keer hun leiders gedood!”

Leerling 1: “Denken jullie dat er een oplossing is?”

Leerling 3: “Blijf binnen.”

Leerling 4: “Ik zie geen oplossing.”

Leerling 2: “Als het gebeurt, heeft niemand het aan zien komen.”

Leerling 1: “Eigenlijk is de Derde Wereldoorlog al begonnen. Dit is de Derde Wereldoorlog.”

Lees het artikel op de website van Het Parool.

In matrozenpak naast Cruijff

Mijn neef en ik lopen door Den Haag en filosoferen over het leven. ‘Het leven’ als in meisjes en voetbal. We zijn een jaar of 14 en onze idolen hebben inmiddels vorm gekregen. De voetballer die we op dat moment het meest bewonderen is Dennis Bergkamp, maar we weten allebei dat hij één van de prinsen is in onze voetbalmonarchie. Er is maar één koning en dat is Johan Cruijff.

Oké, we spraken niet alleen maar over meisjes en voetbal. Het ging ook vaak over het universum en de onbevattelijke onmetelijkheid ervan. Over het enigma ‘tijd’ en hoe zelfs de grootste iconen op een dag zouden sterven.

‘Johan Cruijff gaat gewoon een keer dood.’

‘Dat is echt onvoorstelbaar.’

‘Ja, maar het zal wel gebeuren.’

En dan veranderden we mistroostig maar gauw van onderwerp.

In 1995 vierden we in Nederland 50 jaar vrijheid. Ik zat op dat moment in de tweede stem van het Haags Matrozenkoor en we waren uitgenodigd om te zingen bij een evenement in het concertgebouw. Ik was zenuwachtig, want het was mijn eerste bezoek aan Amsterdam en ik wist dat Cruijff, de koning, er ook zou zijn. Bovendien werd het uitgezonden op tv.

Na of voor ons optreden hield Cruijff een toespraak die we niet verstonden, maar waarnaar we desalniettemin aandachtig luisterden. ‘s Avonds kregen we eten in de kantine van het concertgebouw. Vermoeid zaten we met een bord spaghetti naar Studio Sport te kijken toen Cruijff plotseling binnenkwam en op ongeveer anderhalve meter schuin tegenover me ging zitten. Hij sloeg zijn jasje recht, wreef op kenmerkende wijze over zijn neus en begon zonder een woord te zeggen in opperste concentratie naar de samengevatte beelden op het scherm te kijken.

Wij zaten al die tijd verstijfd met onze vorken halverwege pauzerend tussen bord en mond. Mijn tafelgenootjes en ik keken hem en elkaar schichtig aan.

‘Het is hem echt!’

‘Het is Cruijff! De Cruijff! En hij zit hier naast ons!’

Niemand durfde hem aan te spreken en dus bleven we in gemoffelde opwinding elkaar aansporen om het te doen.

‘Jij moet het doen! Jij zit dichter bij hem!’

‘Nee jij! Ik durf het niet!’

Uiteindelijk won mijn (het eerste argument) het van de angst en dus draaide derdestemmer Axel zich naar hem toe.

‘Meneer Cruijff, mogen we misschien uw handtekening?’

Nu vraag ik me af of Johan ons overspannen gefluister niet allang had gehoord, maar hij zei ‘Natuurlijk’ alsof het natuurlijk was en zette zijn krabbel.

‘Mag ik ook?’

‘Ik ook!’

‘En ik?’

Ik zat gelukkig dichtbij, greep rap een NOS-visitekaartje van tafel en schoof het onder zijn opgewreven neus, vlak voordat het gehele koor zich als een kudde bulletjes op hem stortte. Daarna gingen we met hem op de foto, allemaal, om de beurt en met meerdere knapen tegelijk. Hoe lang we hem hebben bestookt en bevraagd weet ik niet meer, maar wel dat hij het allemaal geduldig ‘onderging’. Vriendelijk, ontspannen en begripvol. Na de groepsfoto namen we afscheid. In de bus terug naar Den Haag beseften we allemaal, dwars door de puberale roes heen, dat we een heel bijzonder, misschien wel uniek moment hadden beleefd, zo was aan ons non-stop onstuimig gekwetter tijdens de rit wel af te horen.

Inmiddels hebben we allang baarden in en op onze kelen en beseffen we dat ook zij die groter lijken dan één mensenleven zomaar kunnen verdwijnen. Maar sommigen laten iets na dat nooit vergaat, dat zijn vertakkingen heeft in zoveel lagen van cultureel en collectief geheugen dat alles wat erna komt ermee is vergroeid. Cruijff is met ons vergroeid en daarom zijn we van slag, ook al is ie dus niet echt weg.

De handtekening hangt op mijn oude slaapkamer in Den Haag in een bescheiden lijst aan de muur. Zondag neem ik hem na het Paasdiner mee terug naar Amsterdam.

Lees het artikel op de website van Het Parool.

Mechanische doping

Toen ik jonger en kleiner was, had ik een BMX crossfiets. Samen met vriendjes croste ik door het park achter mijn ouderlijk huis, waarbij we voetgangers het leven zuur maakten en regelmatig offroad de bosjes in schoten. Om de illusie van aandrijvingskracht en volwassenheid op te wekken klemden we harde stukjes plastic op het frame, waarvan de uiteindes de spaken net raakten tijdens het fietsen. Zo ontstond er een ratelend geluid dat in onze fantasie uitgroeide tot de aanwezigheid van een motor. We fietsten voor ons gevoel sneller en durfden meer. De weg was van ons.

Van doping had ik toen nog nooit gehoord. Met ‘gewone’, medicinale doping zijn we de afgelopen 10 jaar doodgegooid; zowat alle wielrenkampioenen zijn van hun voetstuk gevallen omdat ze te veel pasta d’anaboli hadden genuttigd. Tijdens het WK veldrijden afgelopen weekend werd het eerste geval van mechanische doping ontdekt. De term doet me denken aan robots. Ik vraag me af of iemand eigenlijk ooit heeft gecheckt of Lance Armstrong wel een mens is. Misschien hebben we te maken met een geavanceerde cyborg; onderdeel van een globaal overheidsplan om de onvolmaakte home sapiens in de toekomst ook op sportief vlak geheel te kunnen vervangen.

Femke van den Driessche ©Photopress.be

Het blijkt voor topsporters moeilijk om de natuurlijke beperkingen te accepteren. Neem de Vlaamse Femke van den Driessche: 19 jaar; knap; Belgisch en Europees kampioen veldrijden. Zelfs deze jonge, getalenteerde vrouw, voor wie de natuur ogenschijnlijk gul is geweest, kon het niet laten die natuur af te willen troeven. Wat ze had, was niet genoeg. Om zeker te zijn van succes liet ze een motortje plaatsen in haar fiets. Een groot risico, want dergelijke valsspelerij is makkelijk traceerbaar, zo blijkt.

Vooralsnog ontkent Femke dat ze moedwillig heeft gehandeld. De fiets is niet van haar, maar van een vriend van haar broer. In prachtig Vlaams is er volgens haar ‘Een vergissing gebeurd’. Ondertussen neemt de vriend van haar broer zijn telefoon niet op en twijfelt niemand nog aan haar schuld. Belgisch wielerbondscoach Rudy de Bie is plaatsvervangend beschaamd en haar fietsleverancier overweegt juridische stappen.

Haar veelbelovende wielercarrière lijkt in de knop afgebroken. De sportieve druk was zelfs voor deze net volwassen vrouw zo groot dat ze een schimmig zijpad insloeg om te breken met de wetten van het parcours. Misschien lag de druk zo hoog omdat haar broers het niet hebben gered. Alle hoop was gevestigd op Femke en haar fiets, maar de hoop was groot en het vertrouwen broos. Femke moest en zou wereldkampioen worden, ook al gebeurde dat op een veredelde Spartamet.

Misschien stopte Femke vroeger ook een stukje plastic tussen het frame en achterwiel van haar crossfiets om het geluid en daarmee de kracht van een motor te simuleren. Misschien heeft die fantasie haar niet losgelaten en besloot ze die te verwezenlijken in haar carrière, blind voor het beëindigende effect dat het echte motortje daarop zou hebben. Haar jeugdige verbeelding en verlangen ontwikkelden zich tot volwassen cynisme en huichelarij, met deze pijnlijke ontmaskering tot gevolg.

Dat, of ze is een robot.