Tinder Surprise

Ik bevind me tussen vier mannen van begin 30. Hetzelfde geldt dus voor ieder van hen. Het enige verschil tussen ons is dat ik geen telefoon in mijn handen heb waarop ik als een bezetene vrouwen heen en weer aan het swipen ben. Het maakt niet zoveel uit wat ik zeg of doe, er wordt toch niet op me gelet. De momenten waarop er een dialoog lijkt te ontkiemen tussen hen, de vrienden met wie ik net een Mexicaanse bonenschotel naar binnen heb gewerkt alvorens we mojito-induced op kroegentocht gaan, en mij zijn spaarzaam en staan volledig in het teken van de vermeende (het is immers internet) geilheid van een zojuist gegenereerd, meestal blond borstwezen.

Drie van de vier vrienden hebben een vriendin. In mijn onmetelijke naïviteit vraag ik aan de vriend links van me, laten we hem voor het gemak Vjøllmar noemen, waarom hij op een dating-app zit als hij een relatie heeft. In eerste instantie hoort hij niet wat ik zeg, omdat er een streak tinder wrecks (oftewel ‘monsterlijke’ chicks) voorbij komt die met zo’n hoog tempo wordt weggeswipet dat er minuscule rookpluimpjes van het touchscreen lijken te komen. Pas als de duisternis wordt opgelicht door een selfie van een mokkel met een denkbeeldige lolly in haar mond richt hij zich tot mij. In plaats van een antwoord krijg ik van Vjøllmar de vraag naar de bevestiging van zijn vermoeden dat dit ‘gewoon een fucking lekker wijf’ is. Voordat ik iets kan zeggen of bewegen swipet hij de foto naar rechts, als teken dat het inderdaad zo is of hij het in ieder geval inderdaad zo vindt en het verder eigenlijk allemaal niks meer uitmaakt.

Het concept van Tinder, wat aan de hand van een gemeenschappelijk Facebook-bestaan met matches tussen mannen en vrouwen op de proppen komt, is even geniaal als afstotend, zo ervaar ik als enige aan tafel. Een vleeskeuring zonder consequenties. Van de afwijzingen hoor je niks, alleen de likes worden aan jouw en je immer uitzettende ego doorgespeeld. Een ego wat uitzet als een tumor, zo verbeeld ik me in mijn Tinderloze isolement.

‘Hé jongens,’ zeg ik tegen beter weten in. De vriend schuin tegenover me, laten we hem Bardor noemen, doet ‘huhmgrr’, wat ook vanwege een voorbijkomend wreck kan zijn. ‘Het is best fascinerend om jullie allemaal zo te zien zitten, maar eigenlijk staat zoiets als Tinder wel symbool voor alles wat er mis is met onze samenleving.’ Geen reactie. Vjøllmar haalt zijn schouders en neus op, blik nog immer strak op zijn inmiddels smeltende scherm gericht. ‘Onze westerse samenleving dan hè, weet niet hoeveel Tibetanen ook op deze manier aan een liefje proberen te komen.’

Cherstond, de vriend rechts van me, probeert iets over Tibet te zeggen, want hij weet daar veel van, maar zijn spraakvermogen wordt in de kiem gesmoord door een nieuwe match die kennelijk ook van Breaking Bad houdt. Het is een kleine wereld.

‘Eigenlijk hè, jongens, is het een beetje een tumor.’ Nu heb ik iets in ze losgemaakt. Vjøllmar grinnikt wat, terwijl Stormbrat, de vierde vriend recht tegenover me, ineens ernstig naar me opkijkt. Zijn ogen zijn net lasers. ‘Dude, daar moet je geen grapjes over maken.’ De rest tindert door. ‘Noem het tumorhumor,’ probeer ik hem te onternsten. Nu lacht iedereen, ook Stormbrat. ‘Het is gewoon fantastisch!’ roept Vjøllmar. ‘Waarom doe je het zelf niet?’ voegt hij eraan toe. ‘Tinder, done that,’ ben ik ad rem. De hele tafel buldert. Het is me gelukt iedereen te ontkoppelen van zijn scherm. Humor bewijst zich wederom als het universele, sociale bindmiddel bij uitstek. Humor en muziek, maar ik ben mijn blokfluit vergeten. ‘Het is ook steeds een verrassing wat je krijgt, dus in die zin net Tinder Surprise.’ Men hapt naar lucht.

Om de aandacht vast te houden blijf ik nog even bij het onderwerp. Ik zeg hoe Tinder op de een of andere manier wel oprechter is dan Facebook, waar je 90% van je ‘vrienden’ nooit zal uitnodigen voor je verjaardag, laat staan begrafenis. Hier kun je tenminste mensen wegklikken alsof het niets is, alsof ze niets zijn. Niets meer dan een misleidend plaatje ter illustratie bij een match die gebaseerd is op een overeenkomende selectie van likes en vrienden die niets zeggen over wie je bent, wat je doet of wilt doen. Een campagne voor jezelf aan de hand van je eigen greatest hits. Een bijeengeraapte verzameling lichtpuntjes van een oeuvre waarin ook de nodige flops zitten, die verder niet ten gehore zullen worden gebracht. Dat zijn de valse tonen die je pas hoort als je een relatie aangaat met de muziek en je je verdiept in de artiest. Er wordt wat geknikt en gemompeld. Zo ver hadden ze er nog niet over nagedacht.

Ik mix voor iedereen nog wat mojito’s, daarbij niet aarzelend met de rum. Vjøllmar, Bardor, Cherstond en Stormbrat hebben de telefoon op tafel gelegd, de digitale vleeskeuring is even gestaakt. Er ontstaat her en der zelfs een gesprek, maar niet van lange duur. Drie kwartier later staan we namelijk in de kroeg, alwaar de live vleeskeuring kan beginnen.

Bezigheidstherapie

Nederlanders zijn het depressiefste volk van Europa. BAM. Die hakt erin. Door de wereldwijde bevolkingsgroei en vergrijzing van de afgelopen 20 jaar is het aantal mensen dat een leeftijd heeft waarop depressie het meest voorkomt, toegenomen. Kennelijk is dat dus met name op latere leeftijd. Psychiater Jan Swinkels probeert, door te stellen dat we van nature een somber volk zijn, de uitkomst van de door de Universiteit van Queensland uitgevoerde Global Burden Disease 2010 studie enigszins te relativeren.

Nou Jan Swinkels, mislukt! Toegegeven, ik ben iemand die meestal meer bomen ziet dan bos, wiens glas eerder half leeg en vies en gebarsten is dan vol en die zelden on the bright side of life lookt omdat deze wordt overschaduwd door non-stop gepeins en overwegingen, maar op een dag als deze, waarop de zonloze hemel apocalyptische trekjes á la The Matrix vertoont, komt een dergelijk bericht hard aan. De vraag die hieruit volgt is dan ook of we nu echt zo depressief zijn, of dat de uitkomst van dergelijke onderzoeken ons dat maakt.

Natuurlijk zijn zulke onderzoeken gebaseerd op gemeten medische en sociologische data, maar net als bij het geluksrapport van twee maanden geleden, staan er bij alle analyses voetnoten en bijschriften waarmee de wetenschappers zich kwijten van enige verantwoordelijkheid voor hun bevindingen, die uiteraard wel het resultaat zijn van gedegen wetenschappelijk onderzoek, maar allemaal met een eetlepel zout geïnterpreteerd dienen te worden.

Wacht eens even… Bleek uit het hierboven genoemde World Happiness Report niet dat Nederlanders het op drie na gelukkigste volk ter wereld zijn? Moment, ik lees het even terug.

Verdomd! Ik heb er zelfs nog een artikel aan gewijd: ‘Nederlanders zijn het op drie na gelukkigste volk ter wereld’. Het staat er echt! Hoe nu verder? Ben ik nou gelukkig, correctie: het op drie na gelukkigst van de wereld, of het op nul na depressiefst van Europa? Ik ben nu vooral in de war.

Het geluksrapport trapte hoofdzakelijk open deuren in en kon als volgt samengevat worden: wie blij is, is blij, wie dat niet is, is dat niet. Bedient het depressierapport zich van dezelfde zonneklare logica, of is daar sprake van een diepere onderzoekslaag die ik in mijn initiële misère over het hoofd heb gezien? Feit: in 2010 werd 10% van de levensjaren die wereldwijd in ziekte werden doorgebracht toegeschreven aan depressie. In Nederland is dat 16%. Feit: per 100.000 levensjaren brengen wij er 1850 depressief door. Dat is het hoogste van Europa. Ik lees verder, maar vind nergens iets over de oorzaken van onze collectieve depressie. Niks over het weer, de economie, ons toenemende lichaamsvet of de staat van het Nederlandse clubvoetbal… NIETS. Wel wordt er, zoals het een sociaal-emotioneel generaliserende studie betaamt, nog wat meer relativering in de onderzoeksresultaten aangebracht, zodat de mensheid er vooral geen enkele conclusie aan zal verbinden. Door een ‘onzekerheidsmarge’ is het namelijk niet zeker ‘dat de hoog en laag scorende landen significant afwijken van het wereldgemiddelde’, aldus onderzoeksleidster Alize Ferrari.

O…

In 2010 en 2011 zijn er (natuurlijk) vergelijkbare onderzoeken uitgevoerd. Daaruit bleek dat Finland het op één na ‘beste’ land was om in te wonen en dat Finnen het op één na gelukkigst waren (na de Denen) en dat terwijl het daar bijna altijd donker en ijskoud is! Verder bleek dat de hoge dosis geluk van een land vaak gepaard gaat met een andere opmerkelijke statistiek: een hoog zelfmoordpercentage. Dit wordt door wetenschappers toegeschreven aan de situatie in een land met overwegend gelukkige mensen, die de ongelukkige mensen zich extra ongelukkig doen voelen, omdat die voortdurend geconfronteerd worden met geluk waarbij hun ongeluk schril afsteekt. Zo kan het gebeuren dat het zonnige Hawaii, de op één na gelukkigste staat van de VS, het op vier na hoogste zelfmoordpercentage heeft, terwijl wisselvallig New York, die plek 45 inneemt in de geluks-Top 50, het laagste aantal zelfmoorden kent van het hele land.

Op de vraag van de BBC aan Laura Stoll, onderzoeker bij NEF’s Centre for Well-being, waarom dit zo is, antwoordt ze: ‘The truth is we really don’t know’. Hèhè, eindelijk een beetje truth.

Met andere woorden, ergo, vis á vis: er is een goede mogelijkheid dat dit en alle vergelijkbare studies niet zoveel zeggen. Men weet namelijk, zelfs na jaren onderzoek, toch niet echt waarom mensen zich voelen zoals ze doen, omdat gevoel uiteindelijk nooit helemaal te rationaliseren is. Daar dit op zich al een rationalisering is van iets wat ik denk te voelen, raadt ik u aan deze claim vooral te relativeren.

Moeten we in de toekomst maar stoppen met dit soort onderzoeken? Ach, ik lees weleens dat er tegenwoordig veel te veel mensen studeren, dus misschien moeten we ze maar beschouwen als bezigheidstherapie voor al die overbodige alumni.

Miljoenenjacht

Er heeft afgelopen weekend een kleine tragedie plaatsgevonden. Ik heb het zelf niet gezien, maar kennelijk heeft ene Arrold bij het spelprogramma Miljoenenjacht per ongeluk de rode knop ingedrukt waardoor hij met slechts 125.000 euro naar huis ging. ‘Slechts 125.000 euro?’ hoor ik u denken. Slechts ja.

Ik zal u niet vervelen met een college over de opzet van het spel, maar om de tragiek in haar volledigheid te kunnen ervaren, is enige voorkennis, voor zover u die nog niet bezit, wel vereist. Het spel begint met honderden mensen, die na allerlei voorrondes vol meerkeuzevragen worden gereduceerd tot één finalist. Deze mag 1 van 26 goudgele koffertjes kiezen, met daarin geldbedragen variërend van 1 cent tot 5 miljoen euro. Het vervolg van het spel is even simpel als geniaal: de speler moet van de overige koffertjes, die verdeeld zijn onder de 25 kandidaten die de finale net niet hebben gered, steeds een exemplaar laten openen. Dit doet hij of zij in de hoop dat de koffer een laag bedrag bevat, zodat de waarde van het eigen koffertje steeds hoger wordt. De kans dat daar een hoog bedrag in zit neemt immers per weggespeelde fooi toe!

De waarde van het koffertje van de finalist wordt steeds bepaald door ‘De Bank’, een almachtig instituut dat schittert door fysieke afwezigheid, maar na iedere ronde een bod doet op de finalistenkoffer. Met een beetje mazzel, want dat is in principe de enige kwaliteit die je tijdens dit proces hoeft te bezitten, verkoop je de koffer uiteindelijk voor een goede prijs, dus voor meer dan wat deze waard is.

Mocht het bijvoorbeeld voorkomen dat de enige overgebleven bedragen 1 euro, 10 euro en 1 miljoen euro zijn en de bank biedt 100.000 euro voor je koffer, dan is dat een bod om goed te overwegen. Er is immers een kans van één op drie dat je een miljoen in je bezit hebt, maar een twee keer zo grote kans van niet (moeilijker maak ik het mezelf vanwege mijn gebrekkige rekenkundige vermogens maar even niet). Dat dit spel per aflevering gemiddeld 2 miljoen kijkers trekt, komt natuurlijk door de betrokkenheid die je thuis op de bank voelt met de kandidaat in de studio. Wat zou ik doen? Wat zegt mijn gevoel? Wat zegt mijn mazzel? In een geval zoals dat uit het voorbeeld zou ik middels een druk op de rode knop het bod van de bank aannemen en hopen dat er een armzalige euro in mijn koffer zit. Om iedereen nog wat meer te tergen, wil Linda de Mol dat laatste natuurlijk wel wéten. Dus speel je het spel dan als een malloot door, om te zien of je niet alsnog met een enorm spijtgevoel de studio kunt verlaten. Soms gebeurt dat wel, zoals toen Jan een bod van 460.000 euro accepteerde, terwijl hij 5 miljoen in de koffer had zitten, en soms gebeurt dat niet, zoals toen Helma bijna andehalf miljoen euro won, terwijl haar koffertje slechts 1000 euro bevatte.

Zondag was de situatie als volgt: banketbakker Arrold had koffertje nummer 17 gekozen op aanraden van zijn zoon die op de 17e jarig is en had gedroomd dat daar 5 miljoen in zou zitten. Arrold speelde als een echte geluksprof geen van de hoge bedragen weg en kreeg halverwege de finale een bod van 125.000 euro. Nu u volledig op de hoogte bent van de werking van het spel, is het niet moeilijk om in te schatten dat Arrold hier door had moeten spelen. In zijn nervositeit vergat Arrold echter het plastic kapje over de rode knop te schuiven, als teken dat de bank het bod in haar absente derrière kan steken, en drukte hij pardoes op de rode knop. Voorzichtig applaus, verontwaardiging alom. ‘Op het moment dat ik sla, heb ik het idee dat ik het fout doe,’ zegt Arrold. ‘Nou, dan doen we toch net of je het niet gedaan hebt,’ is Linda optimistisch. ‘Kan dat?’ vraagt Arrold. ‘Ja dat weet ik niet, dat ga ik even vragen.’

Het is nog nooit eerder gebeurd, dus moet de notaris uitkomst bieden. Mag Arrold door? Het was immers niet de bedoeling. Het waren de zenuwen! De notaris vindt het ‘bijzonder spijtig’ maar ‘de reglementen zijn de reglementen’ en ‘gedrukt is gedrukt’. Daar is geen speld tussen te krijgen. ‘Helaas,’ voegt hij er nog aan toe. ‘Helaas helaas,’ zegt Linda relativerend. Ze geeft toe dat het een ‘rare situatie’ is, maar feliciteert hem toch hartelijk met de 125.000 euro. Geen misselijk bedrag! Maar ze gaan ‘wel het spelletje afmaken’ alsof Arrold niet net de meest gruwelijke fout van zijn leven heeft gemaakt. Arrold maakt koffer na koffer open en natuurlijk blijkt uiteindelijk dat hij de 5 miljoen al die tijd in zijn bezit had. Of ‘de reglementen’ echt gewoon ‘de reglementen’ zijn en of de ongelukkige handeling van Arrold de notaris, die als enige wist wat er in de koffer zat, niet gewoon goed uitkwam, weet ik niet. Wat ik wel weet, is dat Arrold die nacht slecht heeft geslapen en dat zijn zoon over profetische gaven beschikt.

Op internet is er inmiddels een petitie gestart om Arrold het spel over te laten doen. Omdat er momenteel zoveel op hem afkomt, is hij daar verder niet mee bezig. Hij probeert de gemiste kans los te laten. Ja, het scheelt wel een paar nullen en straks staat hij weer gewoon in de bakkerij, maar het is toch een heel mooi bedrag en het gezin is supergelukkig en er is nu geld voor de verbouwing van het huis en die lang gekoesterde wens om op safari naar Afrika te gaan.

Maar stel dat…

Yeti, ik geloof in jou

De mens probeert voortdurend en al heel lang de haar omringende wereld te begrijpen. Omdat dit vooralsnog niet echt is gelukt, heeft ze mythes bedacht. Ik praat hier over ‘de mens’ alsof ik er zelf geen ben, maar dat is niet waar, vraag maar aan mijn moeder. Ook ik poog voortdurend de mij omringende wereld te begrijpen. Een manier om dat te doen is schrijven. Schrijven schrijven schrijven, in de hoop dat er op een gegeven moment/af en toe een soort (dronken) waarheid op mijn schoot belandt. De spaarzame momenten waarop dat gebeurt zijn zowat orgastisch, maar zoals gezegd spaarzaam en dus verzin ik voornamelijk verhaaltjes om de ongrijpbare tijd door te komen.

Er zijn drie soorten mythes: de kosmogenische mythe, over de oorsprong van de mens en de kosmos en goden; de etiologische mythe, oftewel verklaringen voor culturele en natuurlijke verschijnsels en de eschatologische mythe over de ondergang van de wereld, zoals de joodse, christelijke en islamitische opvattingen over het einde der tijden, de opstanding van de doden en het Laatste Oordeel. Uitgaande van deze indeling valt de mythe van de yeti, ook wel bekend als migyur, ook wel bekend als Bigfoot of Sasquatch, in categorie twee.

Volgens de overlevering loopt de enorme, behaarde mensbeeraap al enkele millennia op onze aarde rond. Al in de vierde eeuw voor Christus wordt er melding gemaakt van een dergelijk wezen, maar hoewel er sterke aanwijzingen zijn dat er iets leeft wat de wetenschap nog niet in kaart heeft gebracht, is er nooit hard bewijs gevonden voor zijn bestaan. Tijdens de expeditie die de basis vormde voor de documentaire Yeti: hunt for the wildman werd er wel een haar gevonden in een holle boom die volgens een koninklijke migyurjager bewoond zou zijn geweest door een migyur. Dat vermoeden zal vooral zijn ingegeven door het verlangen van de beste man om zijn beroep beschermen – hij heeft immers nog NOOIT iets gevangen -, want de haar bleek na uitvoerige testen aan de Himalayagoral toe te behoren, een uit de hand gelopen berggeit.

De mythe bleef dus in stand. Tot eergisteren. Een Britse wetenschapper heeft een vermeende yetihaar aan een dna-analyse onderworpen en kwam tot de verrassende bevinding dat deze een 100% match was met het dna van een ijsbeer die zo’n 40.000 jaar geleden in Noorwegen leefde. Professor Bryan Sykes haastte zich na zijn vondst te vermelden dat dit niet betekent dat er in de Himalaya prehistorische ijsberen bivakkeren, maar dat er waarschijnlijk wel een kruising tussen de oeroude ijsbeer en bruine beer bestaat die wij nog niet kennen en die al door zovelen, waaronder koninklijke jagers, voor verschrikkelijke sneeuwman is aangezien.

Na het initiële enthousiasme over het mogelijke bestaan van de yeti, werd ik na het lezen van de verschillende artikelen al snel overspoeld door een golf van ongefilterde melancholie. ‘There could be a sub-species of brown bear in the High Himalayas descended from an ancestor of the polar bear. Or it could mean there has been more recent hybridisation between the brown bear and the descendant of the ancient polar bear.’

Lekker boeiend.

Ik wilde geloven in het monster. In de fabel. In iets wat ik niet met een klik van de muis op mijn HD-scherm kan doen up-poppen, om het na 15 seconden verveeld weg te klikken omdat iets anders erom schreeuwt om aan- en weggeklikt te worden. Digitale wegwerpinformatie. Ik wilde geloven in iets wat wij heden ten dage nog niet kapot geanalyseerd hebben. Analyses die ons overigens niets vertellen, behalve dan dat er NIETS is en dat alles voor NIETS is. Eén grote, beklemmende, onontkoombare leegte…

Of, zoals Carl Jung het verwoordde:
‘Mythen hebben een vitale betekenis. Ze beelden niet alleen het psychische leven van een primitieve stam uit, maar ze zijn dat ook. Zo’n stam valt dan ook terstond uit elkaar en gaat ten onder wanneer ze haar mythische erfgoed verliest, precies zoals een mens, die zijn ziel verloren heeft. De mythologie van een stam is zijn levende religie, en het verlies daarvan is altijd en overal, ook bij de beschaafde mens, een morele catastrofe.

Anders gezegd: Professort Sykes’ mysterie oplossende theorie is een ramp van zielsvernietigende proporties. Er móét meer zijn dan alleen het fysische en tastbare, maar dat is er waarschijnlijk niet, dus verzinnen we het. Noem het een hang naar romantiek, sprookjes, of de angst voor allene nikserigheid. De Tibetanen noemen het ‘yeti’: magisch wezen.

Bekijk het artikel op Volkskrant.nl

Aan de Canta

Een paar jaar geleden werkte ik voor een jeugdserie van de VPRO. Productie assistent was ik en het werd me bijna fataal. Maar daarover later wellicht meer.

Op een gegeven moment was er op de set behoefte aan iets en werd die behoefte, zoals altijd als er behoefte aan iets was (omdat iemand dus iets was vergeten of kapot had gemaakt), mijn oor in getetterd door de opnameleider. We hadden een ‘Canta’ nodig. Ik, niet wetende wat dat was, vroeg het aan één van de productieleiders. ‘Zo’n invalidewagentje,’ antwoordde ze. ‘Meestal zijn ze rood.’ Meestal ja. Er zijn ook groene en anderskleurige Canta’s.

Wat mij de laatste jaren, of misschien altijd al opvalt, is dat de bestuurders van die apparaten nogal roekeloos door het leven gaan. Je zou daarbij kunnen denken dat er sprake is van ‘Een fok jullie en alles en iedereen’-mentaliteit, want ‘ik ben toch al invalide dus wat maakt het nog uit en als het effe kan, sleep ik nog wat van jullie 100%-jes met me mee,’ maar dat durf ik uit angst voor morele terechtwijzingen niet te beweren.

Desalniettemin doen die lui dus maar wat. Laatst kwam er zo’n ding heftig toeterend, half op de trambaan, half op het fietspad met een rotgang (ok, max. 45 km p/u, maar toch) de stoet fietsers waarin ik me bevond inhalen alsof er een scène van The Fast and the Furious 13: Even Faster and Furiouser and With No Legs At All werd opgenomen. De rechterzijspiegel bungelde als een door te vroeg ontploft vuurwerk afgescheurde duim aan de zijkant van het wagentje.

En een andere keer reed ik het Vondelpark uit, sowieso altijd een lastig punt, met auto’s en fietsers en trams en toeristentuig, en toen kwam er zo’n ding schijt aan alles hebbend tegen het verkeer in over het kruispunt geracet en kon ik maar beter maken dat ik wegkwam, wat ik dus maar deed.

Roekeloos.

Ik herinner me trouwens dat de vader van een klasgenootje van mij er ook een had en dat zijn grote broer daar dan met wat gasten in ging joyriden; je mocht er immers vanaf je zestiende met een brombewijs al in. Er was ook een meisje, oud-collega van een vriend van me, die in zo’n ding rondtufte. Ze doen het kennelijk ook goed als je regelmatig helemaal uit je plaat bent. En een parkeerplek is zo gevonden!

Waar ging dit verhaal ook alweer heen… O ja, ik moest toen voor m’n werk zo’n karretje vinden. ‘Hoe dan?’ ‘Ja, rij maar gewoon rond totdat je er een ziet’.

Naja, dat is dus niet gelukt.

Marktplaatselijk geweld

‘Het is een tijd van individualisering’, aldus bijna iedereen met een mening en stembanden de afgelopen tien jaar. Wellicht is het waar, wellicht ook niet. Ja, honderden miljoenen mensen zitten typend, spreekwoordelijk surfend, ofwel een minderwaardigheidscomplex dan wel megalomanie ontwikkelend thuis in hun eentje voor een scherm, maar tegelijkertijd is iedereen meer connected dan ooit en reizen wij heden ten dage sneller naar onze medemens op Fiji dan de in groepen levende oermens 30.000 jaar geleden naar de dichtstbijzijnde stam en haar grot.

Er zijn echter momenten waarop de moderne mens kuddevormende kwaliteiten tentoonspreidt waaraan het gemiddelde schaap nog een puntje zou kunnen zuigen. Het is vaak een opwelling van collectieve idioterie die de individuen verenigt, hoewel het uiteindelijke doel van die gekte ze juist weer van elkaar scheidt. Denk aan de Furby, iPhones, medisch verantwoorde koptelefoons van Dr. Dre, Hyves (om niet wéér Facebook te noemen) en de Tamagotchi (die ja). U weet inmiddels vast welk fenomeen ik bedoel: DE HYPE.

De laatste uiting van dit waanzin oproepende (of erdoor gedreven wordende) verschijnsel is het computerspel Grand Theft Auto 5, een naam die u de afgelopen week ongetwijfeld ergens voorbij heeft zien komen. Mensen lagen er dagen voor in de rij, in Amsterdam-Noord ontstond er een vechtpartij om wie ‘eerder’ was en in Londen werd een man die het spel net had gekocht op weg naar huis neergestoken en beroofd. Voor alle duidelijkheid: het is een gewelddadig spel waarin je aan de hand van missies geld en status kunt bemachtigen. Het lijkt er vooralsnog op dat liefhebbers van het spel zich in die ambities herkennen.

Toen ik negen werd, kreeg ik de eerste Nintendo (NES, 8-bit) voor mijn verjaardag samen met de dubbeldisk Super Mario Bros./Duck Hunt. Ik herinner me van de jaren daarna niet veel meer, behalve dat ik altijd op zoek was naar een prinses in nood, ik in mijn zoektocht werd gehinderd door een vuurspuwende draak en dat ik groeide na het eten van een rood-witgestipte paddestoel (nooit in het echt doen!). Verder was er een gemene hond die me uitlachte als ik te weinig eenden had vermoord en een boze moeder als ik na drie keer roepen me nog steeds niet had gemeld voor het eten. Afgezien van deze periode ben ik nooit zo’n gamer geweest, totdat ik Grand Theft Auto (GTA) ontdekte. Tien jaar geleden hebben mijn toenmalige huisgenoot en ik ons twee weken lang in pyjama laten meevoeren in de geprogrammeerde weelde en intriges van respectievelijk Liberty en Vice City. De voordeur stond altijd op een kier, zodat we niet open hoefden te doen voor de pizzabezorger en de collegezaal werd langzaam maar zeker een troebele herinnering, ontwrocht van de bestuurbare schijnrealiteit die ons omringde.

Enkele jaren later kwam GTA: San Andreas uit. Na een paar uur spelen besloot ik samen met een vriend dat het té realistisch was en we onze tijd beter in de kroeg konden verdoen. In GTA 4 uit 2008 liepen de rillingen me over de rug als ik weer eens iemand (on)opzettelijk had aangereden en het levenloze lichaam van mijn motorkap afgleed. Met de nodige weerzin heb ik dat spel toen toch maar uitgespeeld, ook omdat een scriptie schrijven zonder enige vorm van afleiding/beloning in de vorm van virtuele misdaden voor mij een te grote opgave bleek.

Vorige week dinsdag kwam het langverwachte vijfde deel uit. De recensies zijn lovend, de opbrengsten recordvermorzelend. Het spel is inmiddels overal uitverkocht en daar de levertijd bij de meeste winkels nu een week of drie bedraagt, is er op Marktplaats een heus GTA 5-handelsverkeer losgebarsten. In een poging het spel zelf te bemachtigen na een obsessie hernieuwend testpotje bij een vriend thuis, kwam ik fascinerende advertenties tegen. Zo geeft Coen uit Delft aan dat hij het spel een aantal keer heeft gespeeld maar het weg moet doen van zijn vriendin. Ene ‘action’ uit Kerkrade schreeuwt in hoofdletters dat ‘HET SPEL IS 3 DAGEN GELEDEN GEKOCHT!!ECHTER ENGELS GESPROKEN,WAAR IK NIETS AAN HEB!! NU WEG ERMEE 40 EURO!!’. Jasper uit Amsterdam ziet door de schaarste van het spel een mogelijke goudmijn en belooft dat ‘De eerste persoon die er €150 voor geeft sowieso heeft gewonnen!!’ Ik hoop voor Jasper dat hij het hoogste bod, een slordige zeven miljoen euro van Steven, niet te serieus neemt.

Er zijn ook redelijk wat mensen voor wie het zoek- en biedwerk te veel moeite is en die hopen dat verkopers hén zullen vinden met een schappelijk aanbod. Will uit Purmerend zoekt GTA 5 ‘Hier in de buurt’. Hij komt het ‘direct ophalen voor 50 euro’, maar dan moet het dus wel ‘in de buurt zijn’ en ‘GELIEVE ALLEEN NOORD HOLLAND’. Alsof dat nog niet genoeg stimulans is, maant hij de verkoper ‘snel te bellen’, inclusief uitroepteken. Daniel uit Nijmegen toont zijn groothartige kant door aan te geven dat hij ‘bereid’ is het spel op te halen, mits het ook ‘in de buurt’ is en je er een ‘1 te koop hebt’. Je kunt hem niet onredelijk noemen. Tot slot is er ook een enkeling die zijn ‘SAMSUNG GALAXY MEGA’ wil ruilen tegen een Playstation 3 + GTA 5. Ter bevestiging wil hij ‘EEN PS3 320 GB OF EEN 500GB RUILEN TEGEN MIJN SAMSUNG’ en besluit hij laconiek met ‘INTERESSE HOOR HET WEL……………’

Dan nu de vraag ‘wat kunnen we hiervan leren?’, los van het gegeven dat men op Marktplaats graag hoofdletters gebruikt. Nou, dat de Nederlandse handelsgeest onder invloed van de juiste impulsen nog springlevend is en we ons helemaal niet zo druk hoeven te maken om de economie. Er lijkt slechts een andere, virtuele wereld voor nodig te zijn om met creatieve oplossingen te komen. Zo heb ik net drie spellen gekocht á 45 euro, waarvan ik er twee zonder problemen kan doorverkopen voor 70, waardoor ik het spel straks bijna voor niks speel! Wacht eens even, ik maak dan zelfs vijf euro winst! Rekenen was nooit mijn sterkste kant.

De postbode. Er valt iets op de mat. Zo te horen een pakketje.
In mijn aanstaande herinneringen zal niet veel ruimte zijn voor iets anders dan dood, geweld en diefstal. Voor eventuele pogingen tot communicatie verwijs ik u naar 2014.

Bekijk het artikel op Volkskrant.nl

Lang leve de blije aap

Nederlanders zijn het op drie na gelukkigste volk ter wereld, aldus een artikel maandag op deze website. OP DRIE NA. Wat ik daarvan vind, weet ik nu nog niet, maar ik heb het voor de zekerheid vast in caps lock gezet. Alleen de Denen, Noren en Zwitsers zijn nóg gelukkiger. De top tien wordt gecompleteerd door Zweden, Canada, Finland, Oostenrijk, IJsland en Australië.

Bij het samenstellen van de lijst is gekeken naar verschillende factoren, zoals het aantal jaren (gezonde) levensverwachting, het BNP, sociale contacten (in moeilijke tijden), corruptie en keuzevrijheid. Ook is gekeken naar kleinere zaken, zoals de kans op het vinden van werk nadat je bent ontslagen of risicomijdend gedrag zoals het dragen van een gordel in de auto. De bevindingen in dit door drie gerenommeerde wetenschappers uitgevoerde onderzoek zijn nogal baanbrekend en hartverzakkend. Zit u? Daar gaan we.

Zo lijkt er een statistisch verband te bestaan tussen de kans op het vinden van een nieuwe baan na een ontslag en een gevoel van ‘individual happiness’. Anders gezegd: werklozen die binnen afzienbare tijd een nieuwe baan vinden zijn gelukkiger dan mensen die binnen onafzienbare (of buiten afzienbare, zoals u wilt) tijd een nieuwe baan vinden. Ergens anders in het rapport wordt een onderzoek aangehaald van ene Harter (en zijn collega’s) uitgevoerd onder 2178 ‘work units’ van tien grote bedrijven waaruit blijkt dat het hebben van gemotiveerd, betrokken personeel tot meer productiviteit en winst leidt. Blijkbaar werkt iemand die zijn werk leuk vindt niet alleen harder, klanten vinden het ook leuker om zaken te doen met een vrolijke Harry dan met een korzelige azijnpisser!

Wellicht heeft u een momentje nodig om dit alles op u in te laten werken. Ik zit ondertussen in lotushouding met een pot Sint-Janskruid achter m’n kiezen mijn ademhaling tellend naar een helderblauwe muur te staren. 1, 2, 3, 4, 5…

Nu we deze geruchtmakende voortbrengsels een plek in ons collectieve bewustzijn hebben kunnen geven, is er misschien ruimte voor nog wat conclusies uit het 156 pagina’s tellende rapport, steeds gevolgd door een door mijzelf bedachte Nederlandse vertaling/synopsis.

‘Happiness and unhappiness have been directly associated with physiological processes underlying health and disease.’
– Er is een verband tussen geluk en gezondheid.

‘(…) Healthier people may be happier because of their good health, and not the other way around. While this may be true for some reported findings, scientific studies also show support for a link going from happiness to health.’
– Gezonder = gelukkiger en niet andersom. Hoewel het soms ook andersom is.

‘Happier people enjoy the company of others, and find that interacting with people is more rewarding compared to less happy individuals. Others in turn enjoy interacting with happy individuals.’
– Blije mensen gaan het liefst om met andere blije mensen. Niet blije mensen met niemand.

‘Primate studies also point to happiness affecting longevity. Weiss et al. (2011) found that orangutans who were rated as happier by their caretakers lived longer.
– Lang leve de blije aap.

Er is mij ooit verteld dat je na het opvoeren van een apenargument het beste je biezen kunt pakken, dus dat zal ik dan maar doen. Deducerend kunnen we stellen dat wanneer iets goed, leuk en positief is, het beter, leuker en positiever is dan wanneer iets slecht, vervelend en negatief is. Met andere woorden: leuk is leuker dan stom, goed is beter dan slecht en gezond is gezonder dan ziek. Het handige van deze slotsom is dat je hem overal op kunt toepassen. Als je zin hebt om iets te doen, doe je het beter. Als je geen zin hebt om iets te doen en je rookt en je bent geen gelukkige aap en je draagt geen gordel in de auto omdat je gevoelsmatig toch niets te verliezen hebt, maak je meer kans om gewond te raken, iets wat je toch al miserabele gevoel alleen maar versterkt, waardoor de neiging naar risicovol gedrag alleen maar toeneemt, waardoor… enz.

In de lijst zijn 156 landen opgenomen. Dat betekent dat er 152 landen zijn waarin de mensen zich ongelukkiger voelen dan wij. Ik krijg er tranen van in mijn ogen.

Bekijk het artikel op Volkskrant.nl

Avozilla

Te midden van al het verbale, politieke geweld over het eventuele aanstaande militaire geweld in Syrië naar aanleiding van het steeds gruwelijkere geweld aldaar werd mijn aandacht getrokken door een bericht over een onderwerp van geheel andere orde, smaak en vorm: de superavocado. Nee, het is geen vogel, vliegtuig of in rode cape gehulde vrucht, maar simpelweg een hele grote avocado. Hoe groot? Wel vijf keer zo groot als een normale.

De ‘Avozilla’, zoals de uit de hand gelopen vrucht door de Britse Daily Mail gedoopt is, weegt 1,3 kilo, heeft een heldere, groene kleur en groeit alleen aan een handjevol boomsoorten die toebehoren aan een van de grootste leveranciers van avocado’s in Zuid-Afrika. Britse media hebben de neiging om alles wat ze in het nieuws brengen onmiddellijk te voorzien van een ludieke bijnaam (denk hierbij aan The Iron Lady, Robin van Perfect, Wacko Jacko, Becks, Posh en de rest van de Spice Girls), maar de vernoeming naar een gemuteerde, radioactieve hagedis lijkt niet helemaal bij het innerlijk van de vrolijke, supergezonde vrucht te passen. Toch zal ik de naam ten bate van de continuïteit blijven hanteren, ook omdat alternatieven als ‘Reuzado’, ‘Magnificado’ en ‘Avocadabra’ minder catchy klinken (hoewel, Avocadabra…).

Volgens de ‘salad buyer’ van de Britse Tesco supermarktketen heeft de avocado een ‘fantastic rich taste, juicy, buttery texture, and creamy flavour.’ Bovendien kan de schil na het uitlepelen van de avocado gebruikt worden als schaal voor guacamole! Later in het artikel zegt ze dat de avocado vroeger een ‘niche product’ was, maar dat de vrucht steeds populairder wordt en dat de verkoop dit jaar al met 30 procent is gestegen. De Avozilla moet de vrucht nog toegankelijker maken voor het grote publiek, aangezien het hele gezin ervan kan eten.

De avocado geldt al jaren als één van mijn lievelingseetsels en dus ben ik totaal niet verrast door deze ontwikkelingen. Ik vind het eerder vreemd dat mensen niet allang avocado-odes (avocadodes) zingend, guacamole van elkaar afslurpend, met avocadopitten pingpongend door de straten dansen. Dat er een monsterlijk apparaat dat zijn kleine broertje volledig overschaduwt aan te pas moet komen om mensen bewust te maken van de magie van de advocaatpeer getuigt weer eens van de lompe hypegevoeligheid die zo diep in ons huist.

Een korte expeditie op internet leert me dat ik gelukkig niet de enige ben die de avocado al langer hoog heeft zitten. Weightwatchers.nl wil ‘om te beginnen een misverstand uit de weg ruimen’ door te stellen dat de avocado overal ter wereld als groente wordt beschouwd, maar het wel degelijk een vrucht is (phew…). De vrucht dus, bevat veel vetten, maar omdat deze onverzadigd zijn, zijn ze erg goed voor de hart- en bloedvaten en werken ze cholesterolverlagend. Het Voedingscentrum, Gezondheidsnet en Leontien.nl melden hetzelfde, dus daar kunnen we niet meer omheen, me dunkt.

De lofzang wordt vervolgd door te claimen dat de avocado bovendien drie keer zoveel mineralen bevat als ander fruit, het hoge kaliumgehalte zorgt voor een verlaging van de bloeddruk en de vrucht veel vitamine C en E herbergt. De bereidingstips en weetjes onder het kopje ‘Wist je dat…’ aan de bodem van het artikel zijn al helemaal niet te versmaden, maar komen allemaal op hetzelfde neer: de avocado is een magnifiek groeisel dat zelfs de meest hardvochtige atheïst aan het twijfelen doet brengen.

Al met al lijkt het me duidelijk dat we hier te maken hebben met een bijzondere, zinnenprikkelende vrucht, waarvan de thunder wordt gestolen door een bombastische soortgenoot. Dat hele hordes Britten nu ineens wel naar de supermarkt draven voor een avocadeau is bovendien wrang, immers: wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd.

Om toch positief af te sluiten wil ik u het mooiste avocadofeitje, gevonden op Wikipedia, niet onthouden: ‘De naam avocado komt oorspronkelijk van het Nahuatl woord ahuacatl, dat overigens ook ‘teelbal’ betekent.’ De uiterlijke gelijkenis was me in mijn hartstocht nog niet eerder opgevallen.

Eet smakelijk.

Bekijk het artikel op Volkskrant.nl