De film Vanilla Sky (2001) maakte al voor de release furore met een shot van een verwarde Tom Cruise, rennend over een leeg Times Square. Dat shot was de ultieme teaser van een toen moeilijk te begrijpen film die mijn cinefiele vrienden en ik briljant vonden, ondanks dat we hem dus niet echt snapten. De film was laatst op tv en heeft de tand des tijds niet doorstaan, maar ik moest er wel aan denken toen ik zaterdagmiddag, normaal de piekdrukte, een rondje door Amsterdam fietste met de camera over mijn schouder.
Zo vaak maken we dit natuurlijk niet mee. Dat is maar goed ook, wilde ik eraan toevoegen, maar ik zie ook de merites van een geforceerde stap terug. Daarbij houd ik er rekening mee dat dit in de toekomst misschien nog wel vaker gaat gebeuren. Dit virus ‘is here to stay’, melden de kenners, en wie weet is dit nog maar het kleine broertje uit het gezin en stuurt hij binnenkort zijn grote broer op ons af omdat we zo onaardig tegen hem waren. Dat hoeft trouwens niet zoveel te zeggen. Het kleine broertje in ons gezin heeft al een sloop- en actieradius die zijn grote broer af en toe tot wanhoop drijft.
Omdat ik in Amsterdam-Noord woon moet ik tegenwoordig altijd naar de stad tóe, terwijl ik er voorheen middenin zat. Tussen mijn huis en het NDSM-gebied is het altijd rustig, maar tijdens de vaart met de pont bekroop me het naargeestige gevoel dat we naar een dode stad voeren. Een plek waar de mensen zich niet verschuilen, maar verdwenen zijn. Eenmaal aangemeerd bij Amsterdam-Centraal verdween dat gevoel niet helemaal en toen ik de verlaten bouwput voor het station zag werd het zelfs versterkt.
Het Damrak lag erbij als op een autovrije 1 januari, maar dan in de ontkiemende lente, en nog in het tijdperk voorafgaand aan vergaande globalisatie. Op De Dam stonden wel wat mensen, maar die leken meer op de kruimels in een afvoerput dan op toeristen met een doel. ‘Alles is dicht,’ riep een jongen met Amsterdamse tong tegen zijn vriend. Ook de inheemse bevolking liep er verdwaasd bij.
Op de naargeestigheid volgde een soort liefdesverdriet. Alsof ik na een niet goed afgesloten relatie mijn ex opzocht in de hoop iets van de oude magie te hervinden, maar erachter kwam dat ze al over me heen was, of er niet meer was. Het stemde melancholisch, alsof er echt iets voorbij is, terwijl ik ook weet – en hoop – dat dit niet voor altijd zal blijven duren. Maar zelfs met die wetenschap voelt het alsof er iets weg is wat niet terug zal keren, althans, niet in de vorm die het had.
Deze crisis gaat ons veranderen, dat doet het al. Op welke wijze kunnen we nog niet overzien, zoals de rups in de cocon nog niet weet dat hij als een vlinder zal herrijzen. Maar herrijzen zullen we, hoe groot Covids broer ook is. Daarvan verzekerde het in de zon glinsterende grachtenwater me, de in de wind wiegende bomen rond het Museumplein. Maar dit viel ook luguberder te interpreteren; als de natuur die ons uitzwaaide.
Om toch positief/humorvol af te sluiten wilde ik, naast een selectie van de foto’s die ik heb gemaakt, nog een paar observaties delen.
– Het is stil in de stad, waardoor sommige geluiden extra opvallen. Zo is het getik van stoplichten, om mensen met een zichtbeperking te helpen oversteken, loeihard.
– Er zijn nog veel meer duiven in Amsterdam dan ik dacht. Door de stilte hoorde ik ze voorbereidingen treffen voor het plegen van een coup.
– De muzikanten op de Dam spelen vals. In ieder geval degenen die er nog staan.
– Niet alleen het heelal dijt uit, ook de bouwputten in de stad. Zelfs nu er niemand is kun je bijna nergens langs.
– Een stad is niets zonder mensen.