Het eerste wat opviel toen ik de zuurkoolpizza van Domino’s afhaalde, was dat ik er geen zin in had. Normaal gesproken heb ik namelijk wel zin in pizza. Ik ben er dol op. Maar dit keer niet. Dit keer was de keuze voor pizza niet ingegeven door een onweerstaanbaar (brak) verlangen, maar door een onhandige post op Facebook, waarin ik enerzijds mijn ongeloof over het bestaan van de pizza wilde uiten en anderzijds schreeuwde dat ik hem ging opeten. Om iets te bewijzen ofzo. Wat weet ik niet precies. Dat het ding goor zou zijn, iets wat ogenschijnlijk totaal geen bewijs nodig had.
Toen ik na een paar dagen de daad nog steeds niet bij het woord had gevoegd begonnen enkele volgelingen zich te roeren. Zij immers, waren net als ik benieuwd naar de smaak van de introducé, maar hadden zelf noch de ballen, noch het gebrek aan respect voor eigen lichaam om het ding te bestellen. Zelfs op mijn oproep het proces samen te doorlopen werd niet gereageerd en dus stond ik er alleen voor.
Ik besloot de pizza af te halen. Mijn vriendin ging een biologische bloemkool kopen voor een Ottolenghi-taart en voor de balans in het universum leek het me goed als we onze respectievelijke etenswaar in één sessie zouden aanschaffen. Op weg naar de supermarkt bestelde ik de pizza, zodat we deze op de terugweg konden ophalen. Het bereiden van een zuurkoolpizza duurt kennelijk even lang als het kopen van een bloemkool. De fysieke en emotionele gevolgen zijn echter significant anders.
Een belangrijk gegeven, dat ik tot nu toe nog niet heb vermeld, is dat Domino’s naast de zuurkoolpizza ook een bodemupgrade heeft bedacht. De toevoeging ‘upgrade’ is in deze bijzonder relatief. Het gaat namelijk om een hotdog in de rand van de pizza. De klant heeft hierbij keuze uit een gewone hotdog crust, een hotdog crust met barbecue saus of een hotdog crust met mosterd. Omdat de pizza zelf al bedekt is met een ‘swirl’ van barbecuesaus, besloot ik de hotdog crust sausloos te bestellen. Want dát ik de hotdog crust zou bestellen stond al vast op het moment dat een krankzinnige productontwikkelaar het ding bedacht.
Ik voelde wel schaamte. Het scheelde dat de rest van de klandizie in het filiaal niet-Nederlands sprekend was, maar de lichtelijk verbouwereerde blikken van het Domino’s personeel toen ik de bestelling plaatste, gaven me een ongemakkelijk gevoel. ‘Iemand bestelt het echt…’ leken ze uit te drukken. ‘Hij gaat echt die zuurkoolpizza eten. Mét die worst in de korst.’ Een van de meisjes trok zelfs een beetje een vies gezicht. Het voelde alsof ik bij een psycholoog zat die zelf moest janken van mijn verhaal.
Goed, ik hoefde gelukkig niet te zien hoe het ding gemaakt zou worden, want er moest een bloemkool gehaald. Toen we terug naar huis liepen – mijn vriendin met bloemkool, ik met dampende fastfood apocalyps – zakte de moed me steeds verder in de schoenen. Hij bivakkeerde inmiddels aan de zool, zich vastklampend aan mijn rubberen ziel. Het enige wat me gaande hield was de belofte. En de vier biertjes in mijn mik.
Thuis was het besef van wat me te wachten stond vervolledigd. Wat ik aantrof toen ik de pizzadoos opende, valt slechts te omschrijven als ‘een gedrocht’. De dikte van de rand, oftewel ‘crust’, ten opzichte van de rest van de pizza was net zo buitenproportioneel als het succes van [enter Top 40 artiest] ten opzichte van de stuitende banaliteit van zijn/haar muziek. Binnen de hotdogomheining trof ik de beloofde, doch karige verzameling créme fraîche, spinazie, kaas, pepperoni, bacon, gehakt, rode ui en, uiteraard, zuurkool aan. Dat gedeelte van de pizza, waar ik als eerste mijn tanden in zette, was niet noemenswaardig vies of lekker. Het was gewoon een typisch kleffe, degelijke (als in: van heel veel deeg) pizza van Domino’s, met her en der de vage notie van smaak.
Bij elke hap die ik nam, besefte ik dat ik een hap minder hoefde te nemen, maar ook dat ik steeds dichter bij de rand kwam. ‘Denk worstenbroodje,’ dacht ik hardop. Een worstenbroodje, of hotdogbroodje, is vaak ook gewoon wat deeg met een hotdog erin. Ook geen bastion van ‘goed eten’, maar best te doen.
Nu wil ik jullie ramptoeristen niet teleurstellen, maar ook deze hotdog pizzarand was ‘best te doen’. Het was niet vies, zeker niet lekker, maar best te doen. Wat ik vooral ervoer, kauwend en proevend, was verwarring. Na die paar happen pepperoni en kaas enzo klopte het gewoon niet om hotdog te eten. Na enkele combinatiehappen van pizza met topping en hotdogrand was ik al helemaal ontdaan. ‘Dit hoort niet,’ dacht ik. ‘Dit zou niet moeten bestaan’.
En dat was eigenlijk de conclusie: ‘Dit zou niet moeten bestaan’. Het is niet oké. Dat dit bestaat, betekent dat we te ver zijn doorgeschoten. We weten het van gekheid niet meer. Of juist wel. We weten te veel. Alles kan, dus waarom niet alles doen? Nee, sommige dingen moeten we niet doen. We moeten geen pizza’s met hotdogs mengen, net zoals we ook geen haring met slagroom moeten eten, oranje shirts met rode broeken (überhaupt geen rode broeken) moeten dragen of honden met pinguïns moeten laten paren. Dat is vanuit existentieel, ethisch en esthetisch oogpunt beter van niet.
Na de pizza – die ik overigens volledig heb opgegeten – nam ik plaats op de bank. Ik wilde geen bier meer. Dat ging niet. Mijn vriendinnetje had ondertussen huppelend en gezondheidsbellen blazend een bloemkooltaart gebakken. ‘Wil je een stukje?’ vroeg ze glimlachend aan me. ‘Nee, dank je. Ik ben misselijk,’ bromde ik, zo stil mogelijk zittend.
Na de taart, waarvan ze een bescheiden punt had gegeten, danste ze naar buiten, op weg naar een vriendinnetje met wie ze leuke dingen ging doen. Het was immers vrijdagavond. Ik graaide vanuit mijn onvrijwillige boeddhahouding om me heen en vond een Playstation controller. Morgen was er weer een dag, hoopte ik.