Clint Eastwood

Onze jongste zoon sloeg me laatst meermaals met een speelgoed vuilniswagen in mijn gezicht, maar hij doet ook vaak leuke dingen. Voornamelijk zelfs, zoals wanneer hij zijn speen vliegensvlug in zijn mond laat draaien. Soms maar één kant op, soms de ene kant op en weer terug, en soms een paar keer een kant op, dan weer terug en vice versa, alsof hij een door hemzelf gecodeerde boodschap aan ons probeert door te seinen.

Hoe hij die speen zo soepel heen en weer laat draaien weet niemand, maar het ziet er supercool uit als hij het doet. Hij kijkt er ook heel onaangedaan bij, als een soort baby-Dylan in Beverly Babyhills 90210, of een baby-Fonzie in Happy Babydays. Bij de kinderopvang waren ze er ook van onder de indruk. ‘Hij draait zijn speen in zijn mond, de hele tijd, heen en weer,’ zeiden ze stuiterend van verliefdheid toen ik hem van de week kwam ophalen. ‘We hebben het ook geprobeerd, maar snappen niet hoe hij het doet!’

Jullie hebben het ook geprobeerd? Wat? Anyhoe, het is heel cool ja. ‘Hij lijkt dan een beetje op Clint Eastwood,’ zei ik wel hardop, ‘maar met een speen in plaats van sigaar.’

Ik lachte naar de crècheleidsters om mijn leuk bedachte vergelijking, maar ze reageerden niet, behalve met hun ogen. ‘Clint Eastwood?’ zag ik ze vragen. ‘Clint Eastwood,’ antwoordde ik knipperend. ‘Je weet wel, van Clint Eastwood.’ Dit bleek het einde van ons gesprek.

Het deed me denken aan een situatie van een paar jaar geleden, toen ik nog in het onderwijs werkte, en een leerlinge van me hulp nodig had bij een luisteropdracht voor Engels. Ze moest audiofragmenten beluisteren en er vragen over beantwoorden. Een van de fragmenten was “I’ll be there for you” van The Rembrandts, de titelsong van Friends.

Overvallen door een golf van nostalgie begon ik instinctief mee te zingen. De zang werd vergezeld van hoofdgeknik en vingergeknip en ik besefte, heus, dat ik op dat moment overkwam als een dwaze leraar. Dat had ik mij in die situatie als leerling immers ook gevonden.

Het meisje keek de volle 30 seconden van het fragment – het refrein – roerloos naar het scherm, wellicht ter compensatie van mijn intense beleving.

‘Nou, dat is een makkie,’ zei ik na afloop, nog immer uitgelaten.

‘Ik heb geen idee,’ zei ze.

‘Hoe bedoel je?’ vroeg ik. ‘Het is het liedje van Friends. Dat ken je toch wel?’

Het meisje haalde haar schouders op en keek nog steeds ideeënloos naar het scherm.

‘Friends! Het liedje van Friends! Iedereen kent toch Friends?’ riep ik, nu grenzend aan manisch.

Het meisje zette het liedje weer aan, want aan mij had ze niets. Op dat moment dacht ik aan haar leeftijd en besefte ik dat ze geboren was in 2003, het jaar dat Friends stopte. Zelden heb ik me ouder gevoeld dan op dat moment. Ongeveer zo oud als Clint Eastwood.

Niet geschikt voor consumptie

Mijn zoontje is een egocentrisch mens. Hij is ongeduldig, schijt en plast zonder gêne om de 20 minuten zijn broek vol en spuugt na elke maaltijd over je heen. Het boeit hem niet. Hij kermt, kreunt, blèrt, kijkt scheel, verbaasd of boos en vraagt nooit hoe het met je gaat. Als het hem uitkomt — en alleen dan — valt hij op je in slaap. Dat doet hij dan omdat hij uitgeput is, niet om je te vertroetelen met zijn liefde voor jou. Jou bestaat niet in zijn wereld, die overigens miniem is omdat hij zichzelf niet kan verplaatsen en vatbaar is voor de geringste temperatuurschommeling. Hij doet niets, weet niets, kan niets en houdt zich niet aan afspraken.

En toch hè, wil ik hem opeten. Dit is een probleem, want ik wil het echt. Als ik zijn voetje zie, wil ik het in mijn mond doen — wat ik overigens regelmatig doe — en het afhappen. Hetzelfde geldt voor zijn handjes, neusje, buikje, kinnetje, mondje en ja, zelfs zijn piemeltje. Ik wil hem helemaal opeten en moet mezelf inhouden om het niet ook echt te doen.

Het zoontje in kwestie

Omdat opeten geen reële optie is, knuffel en zoen ik hem tot huilens toe. Met knuffelen loop je uiteraard het risico het kind te verstikken op je eigen borst, onder je eigen kin en met je eigen handen. Door mijn knieën op te trekken maak ik soms een balletje van mezelf, met hem als een matroesjka balletje in mij. Het is dan verleidelijk om de druk zodanig op te voeren dat we met elkaar versmelten, maar ook dat zou een eenmalig genot zijn. Ik moet de verlangens dus onderdrukken en doseren, zodat hij wat langer meegaat.

Kusjes geven klinkt relatief onschuldig, maar de kusjes die ik pleeg te geven ontwikkelen zich zonder terughoudendheid al vlot tot mitrailleursalvo’s van zuigzoenen waarmee ik zijn halve gezicht vacuümtrek. Hier is hij meestal niet van gediend, zeker niet als hij poedelnaakt op de commode ligt omdat ik hem op dat moment ook aan verschonen ben. Vooral dan, wanneer hij spartelend en met grote ogen naar de azuurblauwe muren van zijn kamer staart, is mijn opeet-, knuffel- en zoendrang groot.

Maar ik zal me inhouden. Heus, ik besef dat hij meer gebaat is bij een stabiele, constante stroom vaderliefde, dan bij een vermoedelijk schadelijke, eenmalige uitbarsting ervan. Dus aai ik hem zachtjes over zijn bol en geef ik hem kleine kabouterkusjes op zijn voorhoofd, wang, neus en mond. Soms net iets te veel, merk ik aan zijn zure gezicht, en dan stop ik, voordat hij begint te huilen of mijn gezicht in een reflex wegduwt.

Ik omsluit hem met mijn armen en wrijf zijn lijfje warm. Ik druk hem zo dicht tegen me aan dat hij zich weer even in het comfort van de baarmoeder waant. Dan valt hij in slaap en ik meestal ook. Zo geven we elkaar energie. Niet door elkaar op te eten, maar als wederkerig oplaadbare batterijtjes.

Als ik iets wil eten smeer ik maar een boterham.