Stroopwafel

‘Hij doet zo fucking blij, ik word er helemaal GEK van!’
‘Gek?’
‘Ja man, zo fucking blij de hele tijd, uarghh!’
‘Maar waarom stoor je je daar zo aan?’
‘Omdat het BULLSHIT is!’
‘Bullshit?’
‘Ja, bullshit ja. Ik geloof er geen reet van.’
‘Je gelooft niet dat hij blij is?’
‘Nee.’
‘En waarom niet dan?’
‘Omdat het zo overdreven is. De hele tijd maar aan iedereen overal laten zien hoe fucking blij hij is. Om te KOTSEN!’
‘Wat doet hij dan?’
‘Gewoon… Op Facebook, de hele tijd laten zien hoe cool en vet hij dingen vindt. BOEIEND echt!’
‘Je hoeft er toch niet naar te kijken?’
‘Nee, maar ik kan Facebook niet openen of ik zie weer de ‘allercoolste clip’ van het ‘allervetste nummer ooit in de wereld ever’ voorbijkomen. Laat me gewoon met RUST!’
‘Maar het is toch niet specifiek aan jou gericht?’
‘Nee, en dat is dus precies het probleem. Z’n hele fucking sociale netwerk moet weten welke film hij gisteren gezien heeft en hoe hilarisch het interview van whoever the fuck met I couldn’t care less was. Het interesseert niemand ook maar ene HOL! Behalve die andere irritante kutlijers die het liken…’

(…)

‘Gaat het verder wel?’
‘Ja, hoezo?’
‘Nou, je lijkt wat uit je hum.’
‘Ja dat ben ik dus ook door die ONZIN.’
‘Weet je zeker dat dat alles is?’
‘Hmm… Nee, eigenlijk niet.’
‘Wat is er dan?’
‘Ik voel me ontzettend eenzaam de laatste tijd.’
‘Wat vervelend.’
*Begint zachtjes te snikken*
‘Wil je een knuffel?’
*Knikt*

Ferdinand knuffelde Björn innig. Het waren niet louter vriendschappelijke gevoelens die tijdens dit intieme moment bij hem opborrelden, maar die zou hij voor nu binnenboord houden. Misschien was daar in een later stadium, wanneer het verdriet wat was gezakt, ruimte voor. Nu in ieder geval niet. Nu zou hij er voor hem zijn als vriend, niet meer en niet minder.
Björn wist diep van binnen wel hoe de vork in de steel zat. Zijn eenzaamheid werd dan ook niet veroorzaakt door een sociaal isolement of alleenheid in de letterlijke zin des woords, maar door een gevoel van onbegrip; het niet (gevonden) hebben van een plek in de wereld. Ferdinand begreep dit, zoals Ferdinand hem eigenlijk altijd begreep.

Verdomme wat waren ze verliefd op elkaar. ‘Doe er wat mee!’ wilde je ze toeschreeuwen. ‘Doe iets!’

Maar ze deden niets en niemand schreeuwde ze iets toe. Ja, ze knuffelden, als vrienden. Een vriendschap geboren uit angst voor liefde.

‘Gaat het weer?’
‘Ja hoor.’
‘Goed zo. Wil je een stroopwafel?’
‘Nee, dank je.’

‘Ik neem er wel een.’
‘Doe toch maar dan.’

De stroopwafel smaakte goed. Het was misschien wel de lekkerste die ze ooit hadden gegeten.