De antischreeuw van Norah Jones

Entresol, café Belcampo. 09:32. De werkplek is nog zo goed als leeg. Het volk dat er zit doet zich tegoed aan de eerste en vermoedelijk enige koffie verkeerd maat GROOT die vandaag wordt gedronken. Er is al veel over ZZP’ers geschreven, maar nog weinig over hun verbluffende uithoudingsvermogen. De ZZP’er is in staat volledige werkdagen te overleven op een driekwart gevulde dopper met slappe limonade, thuis afgeroomd van de fles basismerk framboos van de nog slapende huisgenoot. Deze huisgenoot gaat straks werken, op een plek met een baas en bureaustoelen, een koffiemachine en verzorgde lunch.

Hier heeft een enkeling de bravoure gehad om zelf eten mee te nemen. Op een stoel precies onder mij zit een man van een vermoedelijke jaar of 40 met een zak Albert Heijn-croissants. Drie stuks, naturel. Hij heeft ze nonchalant naast zijn laptop op de tafel geplaceerd, maar weet daarmee niet te verhullen dat de croissants zijn levenslijn zijn. Deze drie croissants zal hij vermoedelijk in een keer opsmikkelen, zo lees ik uit zijn desperate, voorovergebogen houding. Misschien heeft hij er al een op, zonet vlak na de aanschaf, toen het deeg nog lauwwarm aanvoelde en hij zich niet kon beheersen. Beheersing is het enige wat hem nu nog rest. Beheersing om niet meer koffies te bestellen, om daadwerkelijk iets op papier te zetten, de croissants te rantsoeneren.

De muziek in het café is Norah Jones. Dit verrast niemand en er is niemand die zingt zoals zij, maar ze zingt wel altijd hetzelfde. Zeker als ze op repeat staat. Toch kan ik me geen andere muziek voorstellen, hier, op dit moment, een dinsdagochtend in een bibliotheekcafé in Oud-West.

Norah Jones

Het eerste wat ik zelf deed toen ik aankwam, was Facebook checken. Ik heb een paar spitsvondige, grenzend aan cynische comments geplaatst, een satirische post geliket en dit alles gedaan met een naar ernst neigende blik. ‘Ja, ik ben ook aan het werk.’ En vergeten mijn Dopper thuis te vullen, merk ik nu.

Vervolgens checkte ik wat nieuwssites, mijn e-mail, voetbal international, Pitchfork en banksaldo. Niets van wat ik las, gaf voldoening. De verkiezingen domineren de media. Ze zijn over een week en ik vraag me bij wijze van zinvolle procrastinatie af of ik het gevoel heb dat Nederland niet meer van mij is. Ik kom erachter dat ik nooit het gevoel heb gehad dat Nederland van mij is. Ik heb nog nooit iets gezien en gedacht: ‘Dat islamiseert.’ Ook niet toen de barista met hoofddoek net mijn capuccino bereidde. Ik heb me toen en daarvoor ook nooit bedreigd gevoeld door een godsdienst. Wel door idioten. Ik vraag me af of ik een elitekind ben, hier op de entresol van Belcampo, met de tijd (dinsdagochtend) en middelen (laptop, handen) om een observerend stuk te schrijven over de staat van het land/de wereld, gebaseerd op een analyse van een flexwerkplek.

Ben ik dan een man van de straat? Ik kom uit Den Haag, ben geboren op het zand en opgegroeid op het veen. Een Hagenaar en Hagenees, nu al 14 jaar Amsterdammer, met op veel vragen geen antwoord. Anderen hebben dat ook niet en toch schreeuwen ze raak. Schreeuwen om het schreeuwen, harder dan de ander. Is verbinding een illusie? We zijn allemaal anders en allemaal hetzelfde, kijk maar naar de geconcentreerde gezichten boven de schermen en kopjes om mij heen.

Beneden hoor ik kinderen spelen, lachen en huilen, niet per se in die volgorde. Norah Jones’ zijdezachte stem geeft rust. De antischreeuw. Misschien ligt daarin wel de oplossing. In de tussentijd bestel ik nog een koffie, al is het maar om een cliché te mijden.

Stemming

– Heb je gestemd?
– *zucht*
– Heb ik iets verkeerds gezegd?
– Beloof je dat we geen discussie over politiek krijgen als ik je antwoord?
– Ja. Hoezo? Voer je zoveel discussies dan?
– Ja, maar dat staat hier los van. Vorige keer had ik namelijk niet gestemd en toen moest ik mezelf tegenover collega’s een half uur verdedigen. Daar heb ik geen zin meer in.
– Oké, nou ik beloof dat ik niet met je in discussie zal gaan hoor.
– Oké.
– Dus wat heb je gestemd?
– Partij voor de Dieren.
– WAT? NEE! ECHT? HOEZO IN GODSNAAM?
– Daar gaan we…
– Ja nee maar sorry hoor, wie stemt er nou op de Partij voor de Dieren?
– Mijn moeder.
– Precies, moeders. Jij toch niet? Welke standpunten spreken je dan aan?
– Dit is dus precies waarvan je me net beloofde dat het niet zou gebeuren.
– Wat dan?
– Een discussie.
– JA MAAR HALLO!
– Oké oké… Ik wilde eerst helemaal niet stemmen. Voelde toen mijn democratische geweten knagen, deed een stemwijzer en voilá, PvdD.
– Knagen, grappig. Net als een knaagDIER zeker.
– Precies zo.
– Maar effe serieus. Waarom dieren? Wat heb je nou aan dieren? Wat gaan dieren in godsnaam doen om de wereld te redden?
– Niets. Dat is juist het punt. Wij moeten hen redden. En de bomen waarin ze leven. En de zeeën.
– Maar je weet dat je net zo goed niet had kunnen stemmen hè? Ze komen toch nooit aan de macht.
– Dat zegt mijn vader ook altijd. ‘Stem op een partij waarvan je weet dat die gaat regeren, anders gooi je je stem weg.’ Gaat dat niet tegen het hele idee van democratie in?
– Democratie, democratie. Stemmen op dieren heeft ook niets met democratie te maken. Demos is volk in het Grieks, wist je dat? En daar bedoelen ze geen otterpopulaties mee.
– Vóór dieren.
– Op dieren, voor dieren, labrador, labradeur.

– Ik hoef me naar jou niet te verantwoorden, maar ga het toch doen, ook al krijg ik er straks spijt van. Naarmate ik ouder word, merk ik dat ik steeds minder met mensen heb. Sterker nog: ik heb steeds meer tégen ze. Daartegenover staat dat ik ook niet echt veel met dieren heb, maar nog minder tegen ze. Hetzelfde geldt voor kinderen. Zij kunnen er allemaal niks aan doen. Als er een Partij voor de Kinderen was, zou ik daar op stemmen, hoewel dat pedotechnisch weer niet zo handig is.
– Wow. Oké, een partij voor kinderen. Naja, dat zijn in ieder geval nog mensen. Ben benieuwd waar die kinderen dan weer op zouden stemmen.
– De Partij voor de Dieren.
– Haha grappig.
– Nee echt, was laatst op het Jeugdjournaal. Op 21 basisscholen konden kinderen stemmen. De Partij voor de Dieren kreeg de meeste stemmen, gevolgd door de PvdA en D66. Niet geheel ontoevallig de andere twee partijen waar ik weleens op stem.
– Kijk jij naar het Jeugdjournaal?
– Nee, maar dit heb ik vanmiddag opgezocht voor het geval ik deze discussie toch zou moeten voeren.

– Maar het komt er dus op neer dat je het staatkundig bewustzijn hebt van een tienjarige?
– Kennelijk. En jij voert met die tienjarige een politieke discussie. Laten we het houden op een hang naar onschuld.
– De wereld is niet onschuldig.
– De wereld wel. Wij niet.
– Wat. Ever.

(…)

– Wat heb jij eigenlijk gestemd?
– Niet.
– Dan heb je niet echt recht van spreken hè?
– Je kunt beter niet stemmen dan op dieren.
– En waarom heb je dan niet gestemd?
– Toen jij vorige keer zei dat je niet had gestemd, omdat het toch allemaal geen fuck uitmaakt en je simpelweg op niemand wílde stemmen, vond ik dat wel cool klinken.
– Dus je hebt door mij niet gestemd?
– Ja, eigenlijk wel. Daarom is dit ook zo’n teleurstelling.
– Of baal je er stiekem van dat je niet ook voor de Partij voor de Dieren hebt gestemd?
– Nee, ik vind dieren stom.
– Oké.

(…)

– Gisteren nog voetbal gekeken?
– Ja man, teee-riiiing hé, die Messi hé!
– Ongelooflijk goed hè?
– Ja man…