Beste inbreker – je naam ken ik niet, want je was niet zo attent een kaartje achter te laten – , toen ik vorige week donderdagavond thuiskwam en de eerste sporen van je daad aantrof, verheugde ik me in eerste instantie over de aanstaande plagerijen richting mijn vriendin over haar slordigheid. ‘Had je nou echt zo’n haast dat je de lichten niet kon uitdoen?’; ‘Moest je je laatje en tas op de vloer legen omdat je niet meer wist waar je de concertkaartjes had gelaten?’
Wellicht naïef, of een verschijningsvorm van hoop om het naderende besef in vaart te doen minderen. Toen ik de respectloosheid waarmee je de troep had veroorzaakt opmerkte, kwam het besef met piepende banden tot stilstand. Een hoog, gedempt geluid vanuit de richting van de slaapkamer gaf een injectie adrenaline. Zou mijn vriendin thuis zijn geweest…? Ik pakte een mes en sloop door de gang van mijn eigen huis. In de slaapkamer trof ik gelukkig slechts de inhoud van onze kledingkasten, verspreid over de vloer. De mat in de badkamer leek een voorbarig bereid kleedje voor de vrijmarkt van Koningsdag, met artikelen in de categorie ‘zelfverzorging’.
Het telefoontje naar mijn vriendin leverde een scheldkanonnade op richting jou, maar was nog meer uiting van zelfverwijt om het niet hebben dichtgedraaid van het extra slot, om het niet beter hebben verstopt van onze kostbare bezittingen. Daarna kwamen frustratie, verdriet en angst, wild door elkaar heen gehusseld.
Na een inbraak zoals jij, vermoedelijk niet alleen, hebt gepleegd, komt er politie. De dag daarna forensische recherche. Die schijnt met een zaklamp en veegt vergeefs met een klein kwastje in de hoop een vingerafdruk te vinden. Maar die vindt hij niet, want jij droeg handschoenen, zo slim was je wel. Hij treft ook geen sporen van braak aan, want jij hebt vermoedelijk ‘geflipperd’ met een pas of had een ‘bumpkey’.
We hebben, beste inbreker, dankzij jouw daad nog meer geleerd. Dat wij de afgelopen week samen met 199 andere Amsterdammers jouw slachtoffer waren. Het moet aantrekkelijk voor je zijn, daar slechts elf procent van de daders wordt gepakt. We konden je niet betrappen op heterdaad, maar hebben nog kleine hoop op de videobeelden van het hotel naast ons. De camera heb je in je haast waarschijnlijk niet opgemerkt.
Want haast had je, te zien aan de troep. Het schijnt dat jij maximaal drie minuten binnen bent. Je weet waar je moet zoeken, waar nietsvermoedende burgers hun waardevols bewaren. Ja oké, die laptop lag zo op tafel en die camera op het bureau, maar de verstopte zakjes en envelopjes vond je ook, en dat getuigt van scherp instinct of oefening. Ik vermoed een combinatie van de twee. Je weet nu precies hoe ons huis er van binnen uitziet, een ongemakkelijk idee, ook voor de buren. Kom je nog een keertje terug, of was het goed zo, op naar de volgende? Sloten worden vervangen en de waakzaamheid is verhoogd, maar we willen ook gewoon blijven leven, zonder angst. We kunnen niet elke avond onze televisie meenemen naar bed of onze deur barricaderen voor een vlugge boodschap. Nee, beste inbreker, als jij écht wilt, kom je overal binnen.
De dag na de inbraak hebben we het huis hersteld van jouw chaos, een emotionele onderneming. Wat dacht je toen je onze fotoboeken uit de kast trok en wij je zongebruind toelachten vanaf Sardinië in 2013? Het is voor ons, jouw slachtoffers in Amsterdam, moeilijk begrip op te brengen voor jouw daad. We kennen je niet, we hebben je geen toestemming gegeven, en toch was je in ons huis en pakte je ons bezit, door ons verdiend of aan ons geschonken. Dat is fundamenteel verkeerd en een diskwalificatie van jou als medemens en -burger. Wat je persoonlijke omstandigheden ook zijn, ze verlenen je niet het recht om het veilige, vertrouwde thuis van anderen te infecteren met paranoia en gemis.
Aan het einde van de avond van jouw succes vond ik in de rotzooi op de vloer een cadeau. ‘Het was een verrassing, maar maak nu maar open,’ zei mijn vriendin. Onder het papier een boek van de Israëlische schrijver Amos Oz over liefde en verraad. Om het eerste thema kracht bij te zetten omhelsde en kuste ik haar alvorens we samen zouden proberen te slapen. ‘Kostbaar’, beste inbreker, blijkt een relatief begrip.