There was blood

Het scheelde dat ik een paar dagen eerder al onder het bloed had gezeten, anders had ik er misschien meer moeite mee gehad de hoofdwond van de oudere man te deppen met een Tempo zakdoekje. Tempo zakdoekjes zijn best stevig en absorberen ook best goed, maar dat geldt met name voor snot. Tegen gutsend bloed zijn ze minder goed bestand, zo was later aan de bloedvlekken op mijn hand af te lezen.

Een paar dagen eerder dus, had ik mijn eigen bloeden een zetje in de rug gegeven door het van mijn middelvinger loshangende stuk vlees af te bijten. Het was toch niet meer te redden, dacht ik, en zou bij het helen slechts een sta-in-de-weg zijn. Maar na deze daad van auto-kannibalisme kreeg het bloed vrij spel, ongehinderd door huid of de stukken glas die ik inmiddels uit mijn vinger had verwijderd.

Nu liep ik met mijn vriendin en zoontje naar een speeltuintje waar zoontje even stoom kon afblazen, alvorens we boodschappen zouden gaan doen – een typisch zondags traject. Toen we een brug overstaken, hoorden we achter ons een kreet. Een ‘Ooo’ of ‘Aaa’ of andere langgerekte klinker. De oudere man, die ik hier al eerder heb genoemd, maar tot dat moment niet had opgemerkt, lag gestrekt op de stoep, met de armen langs zijn lichaam en een naar de hemel gerichte grimas. Hij had pijn, zoveel was duidelijk, en was zelf niet in staat om iets aan zijn situatie te veranderen.

Ik holde de brug af – slechts 10 meter, maar zoals in noodsituaties elke seconde telt, geldt dat ook voor meters – en knielde naast de man die nu met zijn handen voor zijn gezicht zwaaide in een poging de laatste minuut ongedaan te maken. (Het allergestoordste aan dit verhaal is dat terwijl ik de zin ‘elke seconde telt’ zojuist schreef een vrouwelijke voice-over op tv precies dat zei, op exact hetzelfde moment dus. Alsof mijn schrijven de gebeurtenissen op tv aanstuurde. Even voelde ik me een soort god.)

We werden vergezeld door een vrouw die van haar fiets was gestapt en samen tilden we de man op. Er kwam nog een andere oudere man bij, die, na het zien van de bloedende hoofdwond, voorstelde een ambulance te bellen. Dat vond de bloedende man allemaal wat overtrokken, maar toen hij vertelde dat hij gisteren in huis ook al was gevallen en hij zich de laatste tijd sowieso wat wankel voelt, was het belletje snel gepleegd.

De oudere man besloot bij de oudere man te blijven wachten tot de ambulance er was, de vrouw en wij konden onze wegen vervolgen. Toen ik het zakdoekje weggooide zag ik op mijn handen het bloed van de man, dat ik had gedept tot het bloeden was gestelpt. Ik zag mijn eigen, nog steeds niet geheelde wond, en dacht aan de scherven van de ovenschaal die ik had laten vallen. Een incident. Van daar sprongen mijn gedachten weer naar de man, en wat die in het ziekenhuis te horen zou gaan krijgen.

Vol en ledig

We zijn vergroeid met onze telefoons, verslaafd aan schermen. Maar zijn het niet machines in het algemeen die ons in hun greep hebben? Was het voor die telefoon en tablet niet gewoon de computer en tv? En daarvoor de radio en telegram? Facebook en Instagram maken met opzet verslavende apps, maar andere machines claimen de aandacht net zo hard.

Neem ons nieuwe koffiezetapparaat. Naja, ‘nieuwe’… Laat ik niet liegen, het is een tweedehands, overgenomen van mijn schoonzus, maar voor ons is hij nieuw. De koffie is heerlijk, het apparaat doet wat het moet, maar om de haverklap is er iets ‘mis’ of ‘nodig’. Iets wat ik voor het apparaat moet oplossen, omdat het zelf geen handen heeft.

Zo hoorde ik laatst na het zetten van zo’n heerlijke kop koffie een luide piep, als een muis die recht een val in loopt. Bezorgd haastte ik me naar het apparaat om te zien wat er mis was. Ik legde mijn hand erop en vroeg zachtjes: ‘Gaat het?’

‘LEDIG KOFFIEDIKBAKJE’, stond er op het display.

‘O nee, het koffiedikbakje,’ dacht ik, gevolgd door een golf van zelfverwijt. ‘Er zit te veel koffiedik in het bakje, waardoor hij het koffiedik van het laatste bakje koffie niet meer kwijt kan. Hoe heb ik zo nalatig kunnen zijn?’

Toen ik het koffiedikbakje met chirurgische precisie en voorzichtigheid uit het hart van de machine had verwijderd, bleek het pas voor een kwart vol te zitten. Vier of vijf lullige units koffiedik spotte ik, meer niet. Maar ik ledigde braaf het bakje, want ik wil dat mijn ‘nieuwe’ koffiezetapparaat gelukkig is. Een gelukkig apparaat gaat immers langer mee. En maakt lekkerdere koffie.

Ik ging weer zitten en dacht eindelijk de pagina van mijn krant om te kunnen slaan toen mijn aandacht weer werd gevangen door een hoog geluid. Nu waren het meerdere korte piepjes, snel achter elkaar. Even dacht ik aan een brandalarm, een miniatuurversie ín het apparaat, dat afging vanwege een achtergebleven koffiedikfik. Snel schoof ik mijn stoel naar achteren, die omviel omdat de vloer ruw is van al het babykwijl, en struikelde ik naar de keuken.

‘WAT IS ER WAT IS ER!’ riep ik uit, het grienen nabij.

‘VUL RESERVOIR’, stond er nu te lezen.

‘Vul het reservoir? Maar ik ben helemaal geen koffie aan het zetten, heb dat een kwartier geleden al gedaan. Waarom moet ik het nú vullen?’

Terwijl ik de vragen intern stelde, wist ik dat het zinloos was. Het heeft namelijk geen zin om in discussie te gaan met een machine. De machine is een product van berekening en eindeloos testen. Een som van precisie, verheven boven menselijke twijfel. Als de machine zegt dat het reservoir gevuld moet worden, dan moet ik dat doen. Dus deed ik het, ook al bleek het reservoir nog voor een derde vol. Alles om de piepjes te laten stoppen en de melding te doen verdwijnen.

Met een volledig ledig koffiedikbakje en vol waterreservoir keerde de rust terug, zowel bij het apparaat als bij mij. Ik ging weer zitten en moest door alle consternatie even zoeken naar de alinea die ik het laatst las.

PIIIIEPPIIIIEPPIIIIIIIIIIEP

‘O MIJN GOD WAT NU!’ schreeuwde ik wanhopig. Ik scheurde de krant in tweeën, gooide mijn stoel door de kamer, gleed uit over een stuk Duplo en viel met mijn kin op de rand van het keukenblad. Terwijl het bloed over mijn shirt en het koffiezetapparaat gutste, las ik ‘ONTKALK!’ op het display.

Ontkalk!

Ontkalk?

‘Dat moet vast met ontkalkmiddel. Dat heb ik niet,’ dacht ik terwijl donkere vlekken mijn gezichtsveld binnendrongen.

Ik ging op de vloer zitten en leunde tegen de deur van de vaatwasser. Het koffiezetapparaat bleef piepen, het bloed gutsen. ‘Ja,’ dacht ik terwijl mijn lichaam gevoelloos werd, ‘de machines hebben ons in hun greep.’