Dobberend door dromenland

We zijn in een land. Een warm land. Iran ofzo. Met zand en stof en witte gewaden. Er is een auto. Wij hebben een auto, maar we rijden er op zich verder niet mee.

Er is een man die ons zal helpen. Ik ontmoet hem. Ik begrijp niets van zijn naam, die bestaat uit drie delen. Het eerste is Jbbj uitgesproken als Dzju-Be-Be-Jay. Het tweede deel is Neir en het derde iets met een -c en een -z en een -y. Het lijkt Russisch, een mengsel van culturen. Hij kan ons helpen, maar dat lijkt hij niet zomaar te willen doen. We moeten eerst bij hem in genade vallen. Wat kan ik doen? Hoe win ik hem voor me? Hij is stug, niet volledig betrouwbaar, maar hij straalt wel kracht uit.

Hij neemt ons mee naar een lange gang. De gang is licht en heeft deuren. Achter de deuren bevinden zich cellen. In de cellen zitten gevangenen. Lichte angst en benauwdheid maken zich van mij meester. De cellen zijn vies en de gevangenen zien er ongelukkig en onverzorgd uit. Ze bezitten een bijna beestachtige kwaliteit. Aan het eind van de gang gaan we een cel binnen die er relatief opgeruimd en comfortabel uitziet. Hij wordt bewoond door een vrouw van middelbare leeftijd.

‘Zit u hier gevangen?’
‘Ja.’
‘Hoe lang al?’
‘Lang.’
‘Hoe lang nog?’
‘Voor altijd.’

Jbbj maakt me met een gezichtsuitdrukking duidelijk dat iedereen hier voor altijd gevangen zit. Wij ook? Zijn wij ook gevangenen, of zijn we op bezoek?

De gang met de cellen loopt ook verticaal. Het is dan een lift. Een duizelingwekkend lange, gammele lift, leidend tot een krakkemikkig penthouse met uitzicht over Manhattan. Daar is het New York. Daar zat ik in mijn eentje, dronken van geluk en verdriet en alcohol in een hangstoeltje aan het Empire State Building. Die keer was ik alleen. Nu niet meer. Ik wil nog een keer, maar het kan niet.

Terug in de cel. Er is zee-achtig water, met rotsen. Jbbj en ik beklimmen het natte, gladde gesteente. Deze primitieve man lijkt ontsproten aan zijn huidige omgeving. Hij maakt aanstalten om een duik te nemen, maar niet voordat hij zijn iPhone netjes op een rots legt. Weg is hij. Ik wil volgen. Zo val ik bij hem in genade, besef ik nu. Zo win ik hem en de bescherming die hij kan bieden voor me. Ook ik zoek een goed plekje voor mijn iPhone, maar de rotsen zijn nat, zo ongelooflijk nat en glad dat ik niet goed weet waar. Bijna geen enkele plek is stabiel genoeg. Stabiel genoeg. Ik zet mijn zorgen opzij en leg mijn telefoon op een soort zakje of tasje of dingetje op een rots met een vlakke kuil. Dan maar nat.

Ik spring in het water. Het is koud. Het is lekker, want verder is het zo warm. We zwemmen in de cel. Onmetelijke vrijheid in een gevangenis van het onbekende. Jbbj zwemt naast me, maar ik heb hem niet nodig. Ik drijf, dobber, als het moet voor altijd.

Auteur: RdR

Remco de Ridder (Den Haag, 1983) is een Nederlandse freelance journalist, copywriter, podcastmaker en schrijver. De Ridder studeerde Film Studies aan de Universiteit van Amsterdam en screenwriting aan de New York Film Academy. De Ridder werkt sindsdien als freelance copywriter en journalist. Hij schreef een aantal opiniestukken over de ramp met MH17, die werden gepubliceerd in de Volkskrant en Het Parool. In die kranten schrijft hij regelmatig ook over andere onderwerpen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.