Nog een paar minuten tot het laatste fluitsignaal. Dirks gezicht wordt een grimas, de tranen zijn nauwelijks nog tegen te houden. Gio stuitert langs de kant. Piep piep piep. De Kuip ontploft. Dirk stort ter aarde. Armen omsluiten Van Bronckhorst, zijn staf. De spelers plakken als klei aan elkaar vast, spatten als vuurwerk van elkaar los. Heel Rotterdam is een botsing van atomen, willekeurig, doch gestuurd door een onontkoombaarheid: Feyenoord is kampioen. Want dat dat uiteindelijk weer zou gebeuren, was logisch, toch?
Vrouwen van 50 huilen onbedaarlijk. Mannen zonder shirt spannen al hun spieren tijdens het zwaaien van een vlag. Elke vezel in hun lijf is Feyenoord, schreeuwt Feyenoord. Hier is het allemaal om te doen geweest, alle pijn en verdriet. Alle jaren op het tweede plan. Vernielingen. Financieel wanbeleid. Sportieve malaise. Een topclub in verval. Een tobclub.
Feyenoord is lijden. Het is een onvoorwaardelijk supporterschap. Nee, er is wel een voorwaarde: strijd. Loyaliteit. Steun door dik en dun, ook al ben je zelf verantwoordelijk voor het dunne.
Feyenoord is meer dan een voetbalclub: het is de kapstok waaraan men het hele gevoelsleven ophangt
De druk. De immense druk die op een voetbalclub ligt omdat het meer is dan een voetbalclub. Més que un club, zeggen ze in Barcelona. Het is de kapstok waaraan men het hele gevoelsleven ophangt. En daar gaat het mis, vermoedelijk. In het exces.
Huilende mannen en vrouwen. ‘Hier doe je het allemaal voor.’ Maar is dat zo? Duidt de intensiteit van het ene niet op een gebrek aan iets anders? De extreme vreugde om de winst van een voetbalclub op een lacune op andere levensgebieden? Dat geldt natuurlijk niet alleen voor Feyenoord, maar bij geen enkele andere Nederlandse club is het zo sterk.
Voetbal is sport. Sport is een platform voor fysieke en mentale krachtmeting. Botsing van techniek, stijl, talent, arbeid. Wie overblijft en bovendrijft, wint. De euforie is dan groot, de deceptie in het omgekeerde geval even diep.
In naam van een voetbalclub geweld plegen en vernielen, zoals in Rome, is ontoelaatbaar. Het is de andere kant van het exces, maar dat is wel wat het beide zijn: excessen. Zowel het beestachtige, verstandloze hooliganisme als de ongebreidelde blijdschap. De massale vreugde van een hele stad, met fragmenten opvolging door het land. Bier de lucht in gooien, naakt in fonteinen springen, lantaarnpalen beklimmen, niet slapen, schreeuwen, op de borst slaan, anderen op de borst slaan, meer schreeuwen, in slaap vallen, opstaan en weer drinken, meer drinken en schreeuwen totdat het geen gelukstranen meer regent. Dan gedijen in de warmte van de herinnering en toeleven naar meer. Naar nog een keer.
De tranen van Gio zijn mooi. Dirk is een instantlegende. Niets is groter dan dat ene woord. En daar gaat het mis. Het is een woord dat in relatie staat tot andere woorden. Een waarde met perspectief en tegelijkertijd losgerukt van precies datgene: perspectief.
Dit is geen stuk tegen Feyenoord, noch tegen voetbal of blijdschap in het algemeen. Maar tegen het exces. Want als nu de vreugde zo groot is om de winst, hoe groot is dan het verdriet en de woede om het verlies? Dat Feyenoord weer kampioen zou worden leed geen twijfel. Dat ze weer zullen verliezen ook niet. Maar misschien zijn dat dingen die je vergeet, na 18 jaar.
Lees het artikel op de website van de Volkskrant.