Vorige week, tijdens het kijken van AZ – Ajax, vielen de neppe stadiongeluiden me plots weer op. Ik was er kennelijk aan gewend. Degene die die geluiden op de goede momenten inmixt, is de dj van deze pandemie. Ik zag de lege tribunes en flarden van de zoveelste persconferentie, eerder op de dag, vlogen door mijn hoofd. Mijn gedachten stokten bij ‘De Britse variant’ en ik beleefde een kort moment van dissociatie. Misschien was het depersonalisatie, iets wat ik tien jaar geleden door uitputting al eens meemaakte tijdens het werken op een filmset. Ook nu had ik het gevoel buiten de werkelijkheid geplaatst te worden. Of andersom: dat de werkelijkheid buiten mij werd geplaatst. Dat we wel degelijk al maanden in een film leven. Of in een droom.
Wat de werkelijkheid precies is, weten we sowieso niet. Die maken we zelf, met alles wat we hebben geleerd. En het lijkt erop dat al die kennis nu op losse schroeven staat. Veel waarvan we dachten dat het normaal was, inherent aan het leven, kan of mag niet meer. De implicaties daarvan kunnen we nog niet overzien.
Als ik nu een film of tv-programma kijk waarin mensen elkaar uitgebreid omhelzen of met heel veel andere mensen op een plek zijn, heb ik dat gevoel ook. Niet zozeer depersonalisatie, maar schrik, vervreemding. Ik kan me al bijna niet meer voorstellen dat we die dingen vroeger deden: in volle kroegen leunend over de bar levendige discussies voeren over… Ja, waar hadden we het eigenlijk over, pre corona?
Naar festivals gaan, een filmavond met een groep vrienden, of omringd door vreemden uitgebreid dineren in een restaurant; nu al voelen al die dingen – herinneringen zijn het – als toebehorend aan een andere tijd. Een fictieve tijd. Een ‘charade’, zoals ze in het Engels zeggen, en dit virus trekt ons met harde hand naar de realiteit.
Hoe die realiteit eruit komt te zien kunnen we dus nog niet zeggen. We bevinden ons in een tussenstation – limbo, het vagevuur. Eerst droeg ik de overtuiging dat alles wel weer terug zou keren naar het oude. Nu weet ik het niet. Dat heeft ook te maken met het perspectief. Als de Britse variant, of een andere mutatie, pas in mei zijn piek bereikt, kunnen we voor die tijd niets versoepelen, toch? Dat lees ik tussen de regels door, al wordt het door niemand hardop uitgesproken, behalve door Diederik Gommers misschien. En dan moeten we maar hopen dat het vaccin vat heeft op al die neefjes en nichtjes van Covid.
Misschien is dit allemaal wel heel dramatisch verwoord, maar het heeft te maken met gewenning. Net zoals dissociatie of depersonalisatie een breuk impliceert met die dingen die je gewend bent – je gecreëerde realiteit -, werkt dat proces ook de andere kant op. Je went aan datgene wat in eerste instantie vreemd lijkt, maar door tijd en herhaling gewoon wordt. Mijn moment van depersonalisatie tijdens de voetbalwedstrijd was een uitzondering. Een kortstondig uitstapje van de tussenrealiteit die nu al tien maanden duurt. Het is alleen de vraag hoe lang we dat woord ‘tussen’ nog kunnen gebruiken.