Relatieve pretentie

Tijd is niet alleen relatief, de ervaring van tijd verandert ook naarmate we ouder worden, maar misschien is dat wel precies wat relativiteit is. Als ik vroeger, laten we zeggen 20 jaar geleden, 8 minuten op een bus moest wachten vond ik dat lang. 8 minuten maar liefst, hoe ging ik daar doorheen komen? Als ik in een fase zat waarin ik rookte kon ik dan een sigaret roken. Met mijn rokende vrienden had ik berekend dat het roken van een sigaret gemiddeld 7 minuten duurde. Zo konden we de tijd die iets kostte uitdrukken in eenheden van peuken. De grote pauze duurde 7 peuken, een Friends-aflevering 3 en de rust van een voetbalwedstrijd 2.
 
8 minuten op een bus wachten duurde dus 1 peuk plus een beetje. Maar je moest die peuk en de aansteker ook nog pakken en die laatste plus het pakje ook weer opbergen dus het kwam precies uit. Vaak duurde het wachten op een bus wel 9 of 10 minuten, dan had je een probleem. Of je moest ervoor kiezen een tweede peuk op te steken en die goeddeels ongerookt weg te gooien, maar dat vond ik meestal zonde.
 
Nu voelt het allemaal anders. Toen ik net bij de pont aankwam stond er dat hij over 25 minuten zou komen. Daar ik niet meer rook, althans niet op dinsdagochtend, zijn 25 minuten gewoon 25 minuten. Het is in ieder geval genoeg tijd om een kop koffie te drinken en een kaascroissant te eten bij de broodjeszaak waar ik nu zit. Die kaascroissant komt vers uit de oven, dus in de woorden van de grote Johan: ieder nadeel heb z’n voordeel.
 
Toen er net gevoelsmatig nog nauwelijks tijd voorbij was gegaan keek ik op van mijn telefoon, waarop ik dit aan het schrijven was, en zag dat de aankomst van de pont nog 16 minuten duurde. Ik typte verder, keek weer op en het duurde nog maar 9 minuten. De vermaledijde 8 minuten van voorheen waren al twee keer bijna ongemerkt voorbijgegaan.
 
Het kan zijn dat ik minder onrustig en ongeduldig ben dan vroeger, maar van dat tweede weet ik dat het niet waar is. Het kan ook zijn dat het vroeger niet hebben van een smartphone het wachten moeilijker maakte. Er was geen afleiding, behalve de sigaret tussen mijn vingers. Waarschijnlijker is het dat die minuten – zijn het er nu 8 of 25 – in verhouding tot mijn leeftijd minder tijd in beslag nemen dan toen ik 15 was. Relativiteit dus.
 
Het goede aan de combinatie wachten en smartphones is dat ik in staat ben te schrijven als ik wacht. Dat kon vroeger natuurlijk ook, maar moest dan met een notitieblok en een pen, die ik nooit bij me had. Dat vond ik overdreven, fronsend en plein public in een schriftje schrijven. Pretentieus noemde ik dat. Op een smartphone zou ik net zo goed een extreem lange comment onder een Instagram-foto kunnen zitten tikken. Ik wil me niet interessanter voordoen dan de rest.