Televies

Na een dag hard werken is het soms heerlijk om op de bank neer te ploffen, de tv aan te zetten en ongehinderd door de zorgen van alledag er een end op los te zappen. De televisie gaat van de stand-by modus af en ik schakel mezelf er juist in. Ik ben wel aanwezig, zelfs bereikbaar, maar doe verder weinig. Als je me een vraag wilt stellen is er een kans dat ik je niet (meteen) antwoord omdat ik mij laat hypnotiseren door de beelden die Komrijs treurbuis mij voorschotelt. Hoewel mijn stilte natuurlijk ook met de kwaliteit van de vraagstelling te maken kan hebben.

Door een stukje gewenning laat ik me tegenwoordig minder snel teleurstellen door de verschrikkingen die aan mijn netvlies voorbijtrekken. Toch verbaas ik me er regelmatig over dat we ons vrijwillig blootstellen aan de onmetelijke hoeveelheden visuele stront die vanuit Hilversum en omstreken onze richting op worden gelanceerd. ‘We’ zeg ik, generaliserend, zoals wel vaker, maar het is nu eenmaal op tv. En dat betekent dat er genoeg mensen naar kijken om het op tv te houden. Men schakelt keer op keer in en breekt vooralsnog niet uit in een massaal protest op het Mediapark omdat we bijvoorbeeld door een totalitair regime gedwongen worden te kijken. We willen het zelf.

Vorige week was het weer zover. Ik lag uitgeteld met mijn vriendin op de bank. In de ene hand een kop thee, in de andere de afstandsbediening. Op Net5 was het programma ‘Smaken Verschillen’, waarin volgens de aankondiger ‘vijf mensen een week bij elkaar komen en één passie delen, namelijk lekker eten’. Ze moeten dus allemaal een keer bij elkaar eten, dat eten beoordelen en er zal dan – ik heb het niet uitgekeken – op een gegeven moment iemand wel iets ‘winnen’. Dit keer was het de beurt aan Santoso, een Indonesische travestiet die na zijn zelfgemaakte, traditionele (‘alles drijft!’) voorgerecht de karaoke aangooide om zijn blonde tafelgenoten te trakteren op een valse interpretatie van zijn favoriete Jan Smit-liedje.

Tot aan dit punt was het allemaal nog wel oké. De gasten werden één voor één geïnterviewd, spraken hun hoop en verwachting voor de avond uit en probeerden zich te mengen in oprechte conversaties. Toen Santoso volledig opgemaakt en in jurk gehesen de microfoon ter hand nam, ontwaakte ik uit mijn zelfverkozen comateuze toestand. ‘Godverdomme!’ riep ik naar de tv. Lag ik eindelijk lekker te ontspannen, werd ik weer eens geconfronteerd met de exploitatieve ingeving van een roemlustige programmaontwikkelaar! Van een rustig voortkabbelend diner zat ik ineens midden in ordinaire aapjeskijkerij, zoals dat wel vaker gebeurt als je je nietsvermoedend laat meevoeren door op het eerste oog beschaafde reality-tv.

De trend is ooit ingezet door Big Brother, het ultieme toonbeeld van geestelijke armoede: het observeren van lege, saaie, kunstmatig gedramatiseerde levens vanwege een overschot aan leeg- en saaiheid in het eigen leven. Mistroostiger wordt het niet. Sindsdien zijn er veel programma’s geweest die slechts een variant waren op hetzelfde concept. Ik herinner me ‘De Bus’, waarin een groep idioten niet non-stop gefilmd werd in een huis, maar in een – jawel – bus. Dat ging natuurlijk volledig mis. En nu hebben we dat Utopia, wat precies hetzelfde soort stront is als al die andere stront maar dan met een iets andere kleur omdat iedereen tegenwoordig biologisch eet. ‘Je kijkt wat je schijt’, zou je dus kunnen stellen (misschien iets voor die lang overwogen tatoeage op mijn binnenarm?).

Zouden de makers van dat programma ook maar enige notie hebben van de betekenis van de naam? In het boek van Thomas More wordt Utopia omschreven als een plek waar ‘alle huizen hetzelfde zijn. De straten zijn er 6 meter breed. De ziekenhuizen zijn zó goed dat zieken er heel graag willen worden opgenomen. Man en vrouw worden streng gestraft als ze op de huwelijksdag geen maagd meer zijn. Maar ze moeten elkaar voor de plechtigheid wel naakt zien, zodat beiden weten waar ze aan toe zijn.’ Het is de ideale staat.

Ten eerste, wedden dat niemand in dat programma nog maagd is? Ten tweede, een wereld waarin men massaal naar een programma als Utopia kijkt, diskwalificeert zich automatisch voor de term ‘ideaal’. Hoewel dat ‘ideale’ volgens More moet worden bezien vanuit het perspectief van de bedenker. Als we zijne commerciële goddelijkheid John de Mol dus als ‘bedenker’ van onze reality-tv vretende staat beschouwen, leven we dus wel degelijk in een utopie, te weten de zijne, geheten Utalpia. Zo blijkt alles dus voor de zoveelste maal relatief.

Aan het eind van Smaken Verschillen hossen Santoso en zijn eetgasten smartlappen blèrend in polonaise door de woonkamer. In de utopie waarin ik leef, bestaat de tv, maar kan deze gelukkig ook uit. Of kapot. Toch maar eens een boek lezen.