Rits

Laat ik beginnen te zeggen dat de rits van de broek die ik draag – een cropped chino van H&M – niet goed meer werkt. De knoop aan de binnenkant van de tailleband is eraf gevallen (het is een broek van H&M) en daardoor gaat bij lichte lichamelijke inspanningen de gulp langzaam open, ongeacht of ik een riem draag die de boel bij elkaar houdt.

Het is geen oude broek en dus wil ik hem nog dragen, maar hij was te goedkoop (H&M) om ermee naar een kleermaker te gaan. De reparatie kost vermoedelijk meer dan de broek zelf, en dat heb ik er niet voor over.

Tegen mensen die nu een betoog willen houden over hoe slecht het voor de wereld is om kleding van H&M te kopen wil ik zeggen ‘Ja, dat weet ik,’ maar ik wil die mensen ook vragen ‘Weet je zeker dat je zelf geen kleding van H&M hebt?’ en nog toevoegen ‘Je bent zelf slecht voor de wereld.’ Dat laatste zijn we immers allemaal, een stel krioelende parasieten op een weelderige gastheer, belast met ethisch besef (wij, niet de gastheer).

Het betoog wordt natuurlijk vooral intern gevoerd. Ik wéét dat massaproductie voor een schijntje schadelijk is, en toch draag ik die broek. Ik heb wel meer kleding van H&M, en Topman, en mijn zoontje draagt weleens een shirtje van Zara (staat hem superleuk) en de andere mensen die ik liefheb doen en kopen nog veel meer dingen die niet goed zijn voor de aarde, of voor onszelf.

We weten deze dingen. Veel dingen. Van steeds meer dingen weten we dat ze slecht zijn. De lijst groeit, en daarmee het besef, en daarmee de last.

Misschien is het een troost dat ik al een tijdje geen kleding meer heb gekocht bij H&M en Topman. En dat ik minder vlees eet dan vroeger. En dat als ik vlees eet of in de auto zit, ik me bezwaard voel en er dan extra van probeer te genieten, door het zware gevoel heen.

Maar goed, die broek dus, heeft een lamme rits. Vanochtend was ik met mijn zoontje naar een speeltuin in het Vondelpark. Het was prachtig weer – te prachtig eigenlijk (weer dat bezwaarde gevoel) – en hij wilde van de glijbaan, op de wip en in de zandbak. Ik liep met hem mee, achter hem aan, tilde hem op en duwde de wip op en neer. We schoten een bal over met andere kinderen. We lachten, renden, sprongen en dansten. Ik was een betrokken papa in een speeltuin, met zijn gulp wagenwijd open.