Een paar jaar geleden werkte ik voor een jeugdserie van de VPRO. Productie assistent was ik en het werd me bijna fataal. Maar daarover later wellicht meer.
Op een gegeven moment was er op de set behoefte aan iets en werd die behoefte, zoals altijd als er behoefte aan iets was (omdat iemand dus iets was vergeten of kapot had gemaakt), mijn oor in getetterd door de opnameleider. We hadden een ‘Canta’ nodig. Ik, niet wetende wat dat was, vroeg het aan één van de productieleiders. ‘Zo’n invalidewagentje,’ antwoordde ze. ‘Meestal zijn ze rood.’ Meestal ja. Er zijn ook groene en anderskleurige Canta’s.
Wat mij de laatste jaren, of misschien altijd al opvalt, is dat de bestuurders van die apparaten nogal roekeloos door het leven gaan. Je zou daarbij kunnen denken dat er sprake is van ‘Een fok jullie en alles en iedereen’-mentaliteit, want ‘ik ben toch al invalide dus wat maakt het nog uit en als het effe kan, sleep ik nog wat van jullie 100%-jes met me mee,’ maar dat durf ik uit angst voor morele terechtwijzingen niet te beweren.
Desalniettemin doen die lui dus maar wat. Laatst kwam er zo’n ding heftig toeterend, half op de trambaan, half op het fietspad met een rotgang (ok, max. 45 km p/u, maar toch) de stoet fietsers waarin ik me bevond inhalen alsof er een scène van The Fast and the Furious 13: Even Faster and Furiouser and With No Legs At All werd opgenomen. De rechterzijspiegel bungelde als een door te vroeg ontploft vuurwerk afgescheurde duim aan de zijkant van het wagentje.
En een andere keer reed ik het Vondelpark uit, sowieso altijd een lastig punt, met auto’s en fietsers en trams en toeristentuig, en toen kwam er zo’n ding schijt aan alles hebbend tegen het verkeer in over het kruispunt geracet en kon ik maar beter maken dat ik wegkwam, wat ik dus maar deed.
Roekeloos.
Ik herinner me trouwens dat de vader van een klasgenootje van mij er ook een had en dat zijn grote broer daar dan met wat gasten in ging joyriden; je mocht er immers vanaf je zestiende met een brombewijs al in. Er was ook een meisje, oud-collega van een vriend van me, die in zo’n ding rondtufte. Ze doen het kennelijk ook goed als je regelmatig helemaal uit je plaat bent. En een parkeerplek is zo gevonden!
Waar ging dit verhaal ook alweer heen… O ja, ik moest toen voor m’n werk zo’n karretje vinden. ‘Hoe dan?’ ‘Ja, rij maar gewoon rond totdat je er een ziet’.
Naja, dat is dus niet gelukt.