Elfjes bestaan niet

‘Elfjes op de parade. De elfjes zijn heel lief.
Maar ze zijn er niet.’

Zo begon Hugo, met een sceptische ondertoon, zijn relaas over cultuursnuivende elfjes. Wat voor parade dat dan precies was, wilde of kon hij niet vertellen. Naast zijn scepsis wist hij ook een flinke dosis geheimzinnigheid in zijn verslag te verweven, iets wat nogal vreemd op het publiek overkwam. Het was duidelijk dat hij twijfelde aan het bestaan van de elfjes, maar weigerde uit te wijden over de locatie waar deze wezentjes, hadden ze bestaan, al dan niet waren geweest.

Ook het adjectief ‘lief’ deed bij de toehoorders de wenkbrauwen fronsen. Lief? Waarom zou je ze als lief bestempelen als ze er niet zijn? En trouwens, zijn ze er alleen niet op deze anonieme parade, of zijn ze helemaal nergens?

Dit soort vragen, en meer, werd op Hugo afgevuurd. Hij haalde z’n schouders op. Naast scepsis en onnozele geheimzinnigheid kon nu ook onverschilligheid aan zijn lijst van eigenschappen worden toevoegd.

De nieuwsgierigheid had inmiddels plaatsgemaakt voor frustratie. Een enkeling zat met de armen over elkaar te smakken op lucht, een ander sloeg het ene been over het andere been, vergezeld van een geforceerde kuch en weer een ander schoof zijn stoel theatraal naar achteren en riep ‘stompzinnige schallebijter!’ alvorens hij woest het voor de gelegenheid gereserveerde zaaltje uitbeende.

Hugo leek onaangedaan, totdat plotseling een klein jongetje zijn vinger opstak. Hugo keek zijn kant op en gaf hem een kort, bijna onzichtbaar knikje. De zaal viel stil. Het jongetje stond op en vroeg met krakende stem of er, ergens op de wereld, of daarbuiten, in een droomland zoals van Peter Pan, niet tóch elfjes waren.

Hugo schoot vol. Het zaaltje keek hem nu verwachtingsvol aan. Hugo slikte en opende zijn mond.

‘Nee,’ zei hij met een stalen stem, en zijn blik verstarde weer.

Bij het jongetje, nog steeds met zijn vinger in de lucht, biggelde een traan over de wang.

Hugo stond daar, teruggetrokken in zijn kerker van kilte. In het zaaltje was niets meer te horen, behalve het gesnik van een gedesillusioneerd kind.